Hoogtepunten uit het Amsterdam Pipe Museum
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2020
Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)
Officierspijp in foedraal
Deze opmerkelijke grote pijpenkop van meerschuim heeft een hoogte van maar liefst 22 centimeter en is gemaakt voor een specifieke doelgroep. Het is een typische officierspijp, gebruikt in de eerste helft negentiende eeuw door de hoogste legerleiding om te imponeren. De tabakspijp heeft een cilindrische ingesnoerde ketel, een bijna vlakke onderzijde met een korte oplopende steel die zich naar de manchet toe verwijdt. De pijpenkop is onversierd met uitzondering van een schelpmotief van zeven vlakke knorren aan de onderzijde. Het is een decoratie die bij veel pijpen werd toegepast al is deze hier ingeritst en niet opliggend in reliëf. Stijlkundig gezien spreken we van knorren, maar het motief is duidelijk aan een schelp ontleend, hier mogelijk met een knipoog naar de maritieme oorsprong van meerschuim. Verder wordt de steelaanzet met een omgaande lijn gemarkeerd die levendigheid brengt in het pijpmodel.
Bijzonder en vooral prestigieus is de oorspronkelijke montage met een klepdeksel van zilver in een legering die net onder ons wettelijk gehalte ligt. Dit deksel heeft de vorm van een hoge naturalistische helm met een boogvormige veer als kam. Aan beide zijden van deze helm zien we een zilveren applique met een wapentrofee: centraal een harnas, verder trommen en kanonskogels, uit het silhouet steken lansen, sabels bajonetten en trompetten. De decoratie is met aangesoldeerde schroeven en minutieuze moeren vastgezet. De conische steelhouder op een lensvormige plaat heeft een golvende opening en als borgoog een takje met gekarteld blad. Het welversierde zilverwerk vormt een prachtig contrast met het spiegelgladde meerschuim, zeker nu dit door veelvuldig gebruik een donkere tint heeft gekregen.
Bij deze pijpenkop bleef het oorspronkelijk etui bewaard met een houten kern scharnierend aan de onderzijde. Het schelpmotief van het meerschuim is aan de buitenzijde van de cassette zichtbaar gemaakt. Het exterieur van dit etui is overdekt met rood marokijn leer, inwendig wordt de pijp beschermd door groene stof aangebracht op een wattenvulling. Met de fraaie foedraal kan de eigenaar behoeden dat onbevoegden het meerschuim met vette vingers kunnen besmeuren. Dat gaf een gerust gevoel in een tijd dat meerschuim alleen gerookt werd met zijden handschoenen aan.
De overlevering zegt dat de pijp toebehoorde aan een Georgische edelman genaamd Ivan Ivanovich Spet. Zijn naam staat in cyrillisch schrift gegraveerd in de steelplaat als "C:PET". Hij was van 1789 tot 1795 majoor-generaal en hoofd van Vyatka musketiersregiment. Later werd hij generaal van het Keizerlijke Russische leger. Spet sterft in 1834. Het kan niet anders dat dit product in Rusland gemaakt is. De Weense kwaliteitsnorm zie je bij de Russische pijpen niet terug. Subtiel en verfijnd werden verruild voor groot en bombastisch. Dat uit zich in het formaat, de vormgeving en vooral in de afwerking. Het zilverwerk is wat wij noemen beneden wettelijk gehalte, maar op de hoeveelheid is niet bespaard. Het meerschuim heeft niet een echt licht soortelijk gewicht, de kwaliteit ervan ligt hier eerder in het fossiele aspect van de steen dan het lichte gewicht en de hoge porositeit. Ook de Russen haalden hun grondstof uit Turkije. Daar wisten de delvers heel goed dat speciale stukken die voor het ene gebied niet geschikt zijn, in het andere juist geaccepteerd worden. Het is niet onmogelijk dat de fraaie kleur niet alleen door veelvuldig roken is ontstaan, maar dat er sprake is van een artificiële wijze van kleuren.
Als officierspijp speelde deze pijp een speciale, zeg maar sociale rol. De hoogste legerleiding die elkaar ontmoette kende een grote behoefte om indruk te maken. Mannenkringen die door uniformen gedomineerd worden zien hun tabakspijp als persoonlijk statusobject, een aanvullend attribuut op hun opvallende galakostuums. Een pronkfunctie met een hoge statuswaarde die we uit diverse Europese landen kennen. In Rusland uit die zich met groots en massief rookgerei. Zelfs de Tsaar deed daar aan mee, ook zijn pijpen getuigden niet van grote verfijning, maar waren vooral indrukwekkend van formaat. De pijp van Generaal Spet werd later als geschenk aan een onbekende Engelse ambassadeur overgedragen. Zo bereikte deze pijp Engeland om daar in een particuliere verzameling te eindigen. Via een veiling kwam het object in onze museumcollectie terecht.
Amsterdam Pipe Museum APM 22.825
De paarden van de San Marco
Deze ogenschijnlijk gewone ongedecoreerde pijpenkop in foedraal heeft een bijzondere geschiedenis. Qua vorm is deze pijp met zijn verzwaarde ketelbasis en ronde onderzijde niet bijzonder. Deze zogenaamde zakvorm komt al in de achttiende eeuw in zwang en dit exemplaar is een heel puur voorbeeld. Van de zakvorm zullen in de negentiende eeuw nog tienduizenden pijpen worden gemaakt. Daarbij is de kwaliteit van het meerschuim sterk verschillend, van de mooist gave stukken die maximaal licht van gewicht zijn tot de minder geliefde zwaardere exemplaren. Voor deze pijp is de beste grondstof gebruikt en dat is niet verwonderlijk. De kop was bestemd om te worden voorzien van een heel bijzondere montuur.
Bij de bekwame goudsmid D. L'Honorey, werkzaam op de Quai des Orfèvres in Parijs, werd op speciaal verzoek van keizer Napoleon in het jaar 1807 een luxe gemonteerde pijp besteld. Het moest een geschenk worden van de keizer aan zijn maarschalk die kort tevoren een bijzondere krijgsdaad had verricht. Hij veroverde namelijk de stadsstaat Venetië en presenteerde aan zijn keizer als trofee de beroemde paarden van de San Marco. De vier meer dan levensgrote bronzen paarden hadden al sinds mensenheugenis de belangrijkste kerk van Venetië gesierd en kwamen nu in Parijs aan.
Heel toepasselijk moest het keizerlijke geschenk in de montage aan de krijgsdaad refereren. L'Honorey voldeed daaraan door een deksel te ontwerpen in de vorm van een strijdhelm met vizier en op dit deksel een helmteken te plaatsen waarin hij de vier paarden van de San Marco verwerkte. De zilversmid toonde zich niet alleen buitengewoon inventief in het artistieke onderdeel van het ontwerp, maar ook in de technische uitvoering. Het deksel was hoog en zwaar en moest gemakkelijk kunnen openklappen om toegang tot de pijpenkop te geven. Gelijktijdig moest het bij het roken stevig blijven zitten. Om dit te bewerkstelligen gebruikte L'Honorey een dubbele scharnier met een vernuftig sluitmechaniek. Door op het vizier te drukken schuift dit omhoog en ontgrendelt het deksel dat daarna met drie klikken geheel open gaat. Per stap klapt de helm verder naar achteren, totdat de pijpenkop geheel vrij is. Om de uitstraling nog luxer te maken werden delen van het zilverwerk verguld. Een foedraalmaker zorgde tenslotte voor een prachtig nauwsluitend foedraal, van binnen bekleed met satijn en fluweel, aan de buitenzijde met rood leer. De randen werden met stempels met bladgoud afgezet en drie sluithaken zorgen ervoor dat het etui goed vergrendelbaar was.
Gezien de gebruikssporen aan de binnenzijde van de pijpenkop is de maarschalk geen fervente roker geweest. De pijp is maar een paar keer gebruikt en bleef daarna in de foedraal generaties lang zorgvuldig bewaard. Wie daarna de eigenaren van dit keizerlijke geschenk zijn geweest, blijft onduidelijk. Het voorwerp dook in het jaar 1982 in de Parijse antiekhandel op en werd gekocht door een van de meest gerenommeerde Amsterdamse antiquairs. Twintig jaar later werd dit bijzondere object overgedragen aan het Amsterdam Pipe Museum.
Amsterdam Pipe Museum APM 16.425
Pijp met twee stroomgoden
In artistiek opzicht is dit de mooiste pijp uit de collectie van het Amsterdam Pipe Museum. Zij wordt algemeen aangeduid als de Tweestromenpijp. Volgens overlevering zou hier vadertje Rijn en de Lorelei uitgebeeld zijn met tussen hen in een wapen met dubbelkoppige adelaar. De pijp zou een geschenk zijn van het Habsburgse Huis aan een lid van Russische tsarenfamilie, al is het fijne ervan niet bekend.
Beide gesculptureerde personen zijn als stroomgoden weergegeven. De Neptunesfiguur voldoet volledig aan het iconografische patroon. Hij is uitgebeeld als oude man met snor en lange baard, met om zijn hoofd een krans van gepunte rietbladeren. Als gebruikelijk is Neptunes naakt met een lap over zijn lendenen, als attribuut houdt hij een roeispaan op die een verticaal accent in de voorstelling brengt. Zijn rechterarm leunt op een ton waaruit een rivier ontstaat. De vrouw rechts draagt wingerdachtige bladeren om haar hoofd, met de linkerhand steunt zij op een waterkruik waardoor zij ook de titel van stroomgodin verkrijgt. Aan de basis is een staand wapenschild met dubbelkoppige adelaar te zien waarboven de bekende Hongaarse keizerskroon. Rondom de ketel zet de voorstelling zich voort met riet waarin rietpluimen rechts en struweel links. De voorstelling is volledig rondom uitgewerkt en je zou bijna vergeten dat in de kern een pijpenkop verstopt zit.
Aan de achterzijde komt uit de voorstelling de pijpensteel tevoorschijn die glad is en zich naar het einde tot een manchet verdikt. Deze manchet is versierd met een brede band met gestileerde bladmotieven en c-voluten. De manchet is gemonteerd met een zilveren plaat met langs de omgevouwen rand opgesoldeerde gestanste motiefjes, centraal op deze plaat zit een conische steelhouder. Het zilver vertoont sporen van verguldsel.
Wanneer we bedenken dat de grondvorm van de pijpenkop een Hongaar is, een hoge cilindrische ketel met ronde onderzijde en opgaande steel, dan zien we dat de versiering naar de verschillende kanten wat ongelijk uitdijt. Die onverwachte asymmetrische vorm van de pijpenkop houdt wellicht verband met de werkwijze van de snijder. Zijn artistieke vermogen stelde hem in staat de figuratie aan het blok meerschuim zo aan te passen dat hij de grondstof maximaal kon benutten. Hij was dus niet star en sneed weg wat in de decoratie ongewenst was maar benutte het materiaal optimaal en kwam zo tot een onverwachte compositie. Alleen wie door zijn oogharen kijkt ziet de oorspronkelijke vorm van de meerschuimklomp nog terug.
Met de overgeleverde toeschrijving van de pijp aan de Rijn en de Lorelei is iets vreemds aan de hand. De oude stroomgod kan heel goed de Rijn verbeelden, een van de langste en bekendste rivieren van Europa. De Lorelei is echter geen rivier maar een gevaarlijk rotspunt in de Duitse Rijnvallei, gepersonifieerd door een vrouw die over de doorgang waakt. De benaming sluit dus niet aan bij de uitbeelding. Uitgaande van het gegeven dat de pijp een Oostenrijks geschenk is, moeten we de werkelijke betekenis misschien meer oostelijk zoeken. Als we de oude stroomgod identificeren als de Donau, de tweede grote Europese rivier, dan kan de jongere en kleinere riviergodin de Moldau verbeelden. Het Oostenrijkse keizerswapen krijgt dan een logische betekenis omdat beide rivieren binnen het Habsburgse Rijk liggen.
Vanwege het hoge artistieke gehalte neigen wij deze pijp aan een Weense werkplaats toe te schrijven. Het determineren van meerschuimpijpen naar productieplaats is door gebrek aan kennis echter niet eenvoudig. Wenen wordt altijd gezien als de voornaamste stad van de meerschuim snijkunst, de rol van Boedapest blijft daarbij altijd onderbelicht. Verder waren ook in andere steden meerschuimwerkers actief. Toch is die Weense toeschrijving voor deze pijp hier wel gerechtvaardigd. De uitzonderlijke compositie en de prachtige uitwerking verheffen dit voorwerp boven alle gangbare pijpen van dat moment. Daarom verdient dit stuk ook de kwalificatie als vorstelijk geschenk te hebben gediend. Vanuit het Weense hof gezien zou deze pijpenkop dan ook daar gemaakt moeten zijn. Gezien de decoratie moet dat tussen 1840 en 1860 zijn geweest.
Amsterdam Pipe Museum APM 1.485
Elegante vrouw met van alles
Deze opulente meerschuimen tabakspijp is voor de meeste rokers echt over the top. Het toont het borstbeeld van een elegante jonge vrouw in een avondjurk met ontblote schouders, omgeven door alle denkbare attributen die een dame van stand zich kan wensen. Zij heeft het haar opgestoken waarop een zogenaamde fascinator, een klein hoedje met rozen en afhangende linten. In de rechter hand met armband houdt zij een kleine parasol uitgevouwen als een waaier achter haar hoofd. In haar linkerhand heeft zij een boeketje bloemen en bovendien nog het uiteinde van haar wervelende sjaal. Aan dezelfde pols bungelt ook nog een stoffen tasje aan twee linten.
De status van deze pijp wordt niet alleen uitgemaakt door het forse formaat met een hoogte van negentien centimeter, het is vooral de uitzonderlijke dynamiek die de vrouw uitstraalt. De dame heeft het hoofd sterk naar links gewend, terwijl de rechter elleboog weer de andere kant op steekt. De opulente opsmuk van attributen maken dat je vanuit elke hoek een ander, steeds afwisselend beeld hebt. Het transparante snijwerk zorgde ervoor dat overal fragiele delen ontstaan, die wonder boven wonder zonder enige breuk bewaard zijn gebleven. Zij zorgen voor een transparante werking waardoor de pijp bijna gewichtloos lijkt. Voor een meerschuim pijp, die zo licht mogelijk dient te zijn, is dat een positieve kwalificatie.
Zoals zo vaak bij meerschuim pijpen is de herkomst een lastig issue. Rapaport veronderstelt als herkomst Engeland of Frankrijk, doch een vergelijkbaar stuk wordt door hem ook aan Fischer in Boston toegeschreven. Met andere woorden, hij laat het in het midden. In de cassette met ontwerpen die van de in Parijs werkende pijpenontwerper Jean Perron bewaard bleef, zien we vergelijkbare elegante dames, echter zij zijn nooit zo uitgebreid uitgewerkt als deze. Andere liefhebbers komen met G. Roso uit Wenen als suggestie, doch ook van deze snijder is te weinig informatie bekend. De enige conclusie is dat dergelijke opvallende stukken uitsluitend uit de beste productiecentra kwamen waar de kwaliteit het hoogst was. Wenen en Parijs hebben daarin traditioneel een gedeelde eerste plaats. Toch mogen we, gezien de extravagante kenmerken van deze pijp enkele makers in de VS, zoals de genoemde Fischer maar ook Kaldenberg, als maker niet uitsluiten. De Amerikaanse smaak heeft nu eenmaal een voorkeur voor the sublime, hier gekoppeld aan een admiratie voor de Parijse mode.
Meerschuim pijpen zijn al meer dan een eeuw een verzamelartikel, om het mooie ivoorwitte materiaal of om de vermakelijke voorstellingen. Toch is er nooit stilistisch onderzoek gedaan naar snijders van naam en hun herkenbare stijl. Zo zouden specifieke, aan een bepaalde snijder gebonden kenmerken ons de weg kunnen wijzen naar de maker. Let hier bijvoorbeeld op de wonderlijk langgerekte oren. Die kunnen op een persoonlijke snijstijl duiden, mogelijk gerelateerd aan een schoonheidsideaal uit de tijd. Daarvoor is het vergelijkingsmateriaal echter ontoereikend en zijn vooral onvoldoende makers geïdentificeerd.
De luxe van deze pijp wordt ook onderstreept door de montage met een vergulde messing manchetring met borgoog, aan de zichtzijde gegraveerd met bladmotieven. Dezelfde luxe geldt voor de bij de pijp bewaarde ivoren steel. Ook deze is extreem luxe uitgewerkt met een getordeerd gedraaide basis waarin het donkere rookkanaal fraai contrasteert, dat stuk zit tussen getordeerde knopen. Bijzonder is de bekroning door een luipaard met robijn ogen, aan de achterzijde een hertenkopje met ogen van maansteen. Aan de bovenzijde is een zogenaamde slap aangebracht. Hier is dat niet een stoffen zone, maar een stuk met afwisselend ivoren en buffelhoornen ringen die het lelijke textiel camoufleren maar de flexibiliteit in stand houden. Het steeleind is van buffelhoorn met een afgeplat mondstuk van ivoor.
Duidelijk is dat deze grote pijpenkop een pronkartikel is geweest. Gezien het gegeven dat de pijp nimmer gerookt is, duidt dat eerder op een presentatiestuk voor een winkeletalage of vitrinekast bij een chique verkoper dan op een gebruiksvoorwerp om in huiselijke kring te roken. De hanteerbaarheid met al die fragiele details rondom maken de pijp voor gebruik ook niet bijster geschikt. Van roken is het daarom dus nooit gekomen en dat zal vermoedelijk ook niet meer gebeuren nu het voorwerp een museale bestemming heeft gekregen.
Amsterdam Pipe Museum APM 20.313
Pijp in een palissanderhouten kistje
Een kostbare pijp verdient het om veilig te worden opgeborgen. Dat gebeurt doorgaans in een pijpenlade of pijpenrek, die vroeger in vrijwel ieder huisgezin te vinden was. Sommige pijpen worden echter individueel weggeborgen, in een kistje of nauwsluitende foedraal. Een mooi voorbeeld daarvan is het palissanderhouten kistje met rechthoekig model dat plaats biedt aan één enkele meerschuim tabakspijp. Onder het vlakke deksel zien we vijf compartimenten. Links is een ruim en diep vak voor de meerschuim pijpenkop, ernaast en erachter zijn ondiepe vakjes voor de drie onderdelen van de ivoren steel. Uiterst rechts vooraan is weer een dieper compartiment dat voor het borgkoordje met drie kwastjes dient. De voorzijde van het kistje is voorzien van een slotje met hartvormig slotplaatje van parelmoer. Zoals gebruikelijk is het kistje inwendig bekleed met roodbruine fluweelachtige stof zodat de onderdelen niet zullen beschadigen.
De tabakspijp die in dit kistje wordt opgeborgen is niet van een grote bijzonderheid maar kennelijk wel de lieveling van de roker. Het gaat om een betrekkelijk gewone meerschuim pijpenkop van het zogenaamde Hongaarse ketelmodel. De onderzijde van de pijpenkop is rond en gaat over in een oplopende steel met manchet. Aan de basis is de pijpenkop van een populair motief voorzien: een schelpvorm in reliëf. Dat motief bestaat uit zes omlijnde knorren en dat is op zich opmerkelijk. Gangbaar is namelijk dat dit motief uit een oneven aantal knorren bestaat zodat de middelste knor over het midden van de pijpenkop loopt. Hier is van die gewoonte afgeweken.
De pijpenkop is volgens algemeen gebruik in de negentiende eeuw voorzien van een zilveren klepdeksel. Dat deksel heeft een lensvormige bovenzijde en rust op tien balletjes die zorgen voor een gelijke luchtinlaat rondom de ketel. Het deksel klemt vast dankzij een veer waarin drie tabaksblaadjes aan een balletje te zien zijn. In de dekselring vinden we meestal de zilvermerken, in dit geval een gehalteteken "13" en het makersmerk of jaarletter "R". Ook de manchet is verstevigd en afgewerkt met een ring in zilver met gladde steelhouder en borgoogje.
Afgaande op de zilvermerken moet het om een Duits product gaan. Echter, wat vroeger vaak gebeurde is dat onderdelen uit verschillende productiecentra elders tot een complete pijp werden gemonteerd. De ruw-gedraaide kop zou bijvoorbeeld uit Oostenrijk aangevoerd kunnen zijn of zelfs uit Turkije. Ook het bijbehorende roer kan in een andere plaats gemaakt zijn, want het draaien van ivoor is immers een vak apart. Hetzelfde geldt voor het kistje, dat meer Engels dan Duits aan doet. De datering van dit voorwerp moet ergens tussen 1840 en 1870 liggen. Zeker is dat de pijp in het kistje gekoesterd is want na anderhalve eeuw ziet de tabakspijp er nog altijd patent uit.
Amsterdam Pipe Museum APM 19.514
Een presentatiestuk met bloedige veldslag
Deze meerschuim pijp behoort vanwege zijn grote formaat tot de categorie buitengewone tabakspijpen. De ketel van deze pronkpijp heeft een hoogte van maarliefst 23 centimeter en toont rondom een in reliëf gesneden scène van een bloedige veldslag waarin zestien strijders elkaar met bijlen, messen, zwaarden en pijl en boog te lijf gaan. Centraal op de ketel zien we een Arabier op een steigerend paard die wordt aangevallen door een soldaat die hem met een dolk de borst doorboort. Het is een magnifieke voorstelling die ongetwijfeld op een bestaande prent van klasse terugvoert.
Naast de wervelende decoratie die prachtig is uitgewerkt met allerlei interessante details, is er de vorm van de pijpenkop zelf. Met zijn hoge cilindrische ketel en zware steel die vloeiend uit de ketel voortkomt en in een manchet eindigt is het model van de pijp heel kenmerkend voor de jaren 1860 en daarna. Rondom de pijpenkop blijft de decoratie vormvolgend in een aantrekkelijk bas-reliëf dat voldoende plastisch is om een groot naturalisme uit te stralen. Aan de onderzijde van de ketel doorlopend op de steel is een ornamentaal snijwerk aangebracht dat bestaat uit gekrulde bladmotieven met kleine rocailleachtige ornamenten. Die motieven doorbreken de lange tamelijk saaie vorm van de ketelonderzijde en de steel.
Bijzonder is ook de montage met een prachtig opengewerkt zilveren klepdeksel met gefacetteerde rand druk voorzien van graveerwerk. Het deksel zelf heeft de vorm van een kroon met een tienkante vorm met panelen waarop een staande ridder. De binnenzijde van de kroon is open gezaagd en eindigt in een puntvorm. De klemveer vertoont een sierlijke krul. Ondanks de blanke kleur is hier geen sprake van een eerste gehalte zilveren deksel maar van een legering van lager allooi. Doordat sommige details zijn verguld verdoezelt de goudkleur de wat grauwe zilverkleur. Op de dekselrand zijn aan de bovenzijde twee rechthoekige zilvermerken ingeslagen met de letters "JK", een merkteken dat vaker op pijpenmontages voorkomt. De manchetmontage is van hetzelfde materiaal gemaakt en is ook voorzien van facetten en graveerwerk.
Alle kenmerken van deze pijp wijzen op Duitse herkomst. Dat geldt ten eerste voor het meerschuim, dat tot de categorie massa meerschuim of pseudo meerschuim behoort. De pijp is niet uit een grote steen gesneden, maar is geperst uit een composiet waarvan meerschuimgruis de voornaamste grondstof is. In de periode van ontstaan, zo tussen 1870 en 1885, waren grote brokken meerschuim uiterst zeldzaam. Duitse fabrieken hadden al lange tijd met imitatie meerschuim geëxperimenteerd met bijzonder gunstige resultaten. Het meerschuimpoeder werd aangelengd met een lijmstof en vervolgens geperst. Daarna kon het net zo gesneden worden als echte meerschuim. Het had voor de snijder zelfs nog een voordeel: de steen was volledig homogeen en dat vergemakkelijkte het werk. Tenslotte waren de Duitsers ook nog meesters in het patineren van de pijp zodat deze bij verkoop al het voorkomen van een langdurig gerookte pijp had.
Met zijn massieve vorm en transparante klepdeksel is deze pronkpijp een topstuk onder het rookgerei van een Duitse adellijke persoon geweest. Voor de kenner blijft echter de vraag onbeantwoord hoe die pijp indertijd gezien werd. Wist de bezitter dat hij geen echt meerschuim in handen had? Zeker zal deze geweten hebben dat de begeerlijke patina niet door het roken verkregen was maar kunstmatig werd opgebracht. Blijkbaar stoorde hem dat niet in zijn pronkzucht. Of de pijp voldeed om onder kenners van toen te imponeren blijft daarom de vraag. Hoe dan ook, met zijn wat pompeuze voorkomen past dit product uitstekend in de Duitse cultuur zoals we die uit de verschillende landhuizen kennen. Verfijning van materiaal en techniek is meer een Oostenrijkse aangelegenheid dan een Duitse gewoonte. Dat zien we dus zelfs in de tabakspijp terug.
Amsterdam Pipe Museum APM 17.550