Gouden jubileum
Op 1 oktober 1969 legde Don Duco de basis voor de collectie die nu beheerd wordt door het Amsterdam Pipe Museum. De start was de vondst van een opmerkelijk aantal kleipijpen in de Amsterdamse bodem. In vijftig jaar heeft Duco enorm veel bereikt om de geschiedenis van de pijp tot leven te brengen. De prachtige collectie biedt inmiddels een compleet overzicht van de rookcultuur overal ter wereld. Op diverse andere pagina's op deze website kan je een beeld krijgen van de collectie zoals die nu is, zoals onder Hoogtepunten, of anders onder Browsen door de collectie of om werkelijk alles te zien kijk je in Zoeken in de collectie.
Daarnaast heeft Duco veel research gedaan, in archieven, in de rijke bibliotheek van het museum, maar voornamelijk onderzoek aan de hand van de collectie zelf. Dat heeft geresulteerd in de boeken die nu tot de standaardwerken behoren. En de honderden artikelen. Veel van zijn geïllustreerde artikelen zijn te lezen op de pagina Artikelen van de conservator.
In het jubileumjaar 2019-2020 willen wij het museum dichter bij de bezoeker brengen door meer persoonlijke informatie aan deze website toe te voegen. Hieronder lees je vijftig fragmenten uit de dagboeken van Don Duco. Samen geven ze een indruk van de bijzondere momenten in de afgelopen vijftig jaar die bepalend zijn geweest voor de onwikkeling van het museum.
Veel leesplezier!
Dagboekfragmenten van Don Duco, stichter Amsterdam Pipe Museum
Vijftig jaar actief verzamelen levert niet alleen een royale collectie op, het is ook een periode waarin je als verzamelaar avonturen beleeft. Elke vondst is een belevenis. Het graven naar pijpenkopen, maar ook de gang naar een antiekmarkt of veiling betekent kans op een trouvaille. Nog weer later ontdek je hoe speciaal het is om op verre reizen een etnografisch rookinstrument te kunnen kopen, nog warm van de gebruiker. Allemaal activiteiten, vaak op onverwachte locaties en met bijzondere mensen. Don Duco schrijft in een serie berichten op Facebook en de website van het Amsterdam Pipe Museum dagboekfragmenten met herinneringen uit de afgelopen vijftig jaar. Daarmee krijgt de verzamelaar van het museum een menselijk gezicht. Volg de komende 50 weken de afleveringen in deze waargebeurde ‘soap’.
Dagboekfragment 1: 1 oktober 1969
Een gapend gat aan de Keizersgracht waar vroeger drie vrij onooglijke pandjes stonden en waar nu de toegang versperd is: een ronkende graafmachine schept kiepwagens vol. Soms zijn de vrachtwagenrijders inschikkelijk en vertellen ze je waar ze heen gaan, deze keer niet. Dus geen andere mogelijkheid dan ze te volgen; dat zit niet mee want ze gaan door de IJtunnel het westelijk Havengebied in. Enfin, vanmiddag aan de Basisweg gepost en jawel daar reed er een. Hard fietsen erachteraan. Dat bracht je in een nieuw stuk opgespoten gebied langs de Hornweg met alleen nog de Mobil-Oil op de horizonlijn. Daar wordt de zwarte smurrie van de vrachtwagens gestort. Een vrij territorium waar een bulldozer hopen donkere grond verspreidt. Bij iedere duw hoor je het kraken van de brekende scherven, de rillingen lopen je over de rug. Als de bulldozer weg is mag je het terrein op, wel voorzichtig, achteraan is het drijfzand. Dan is het niet moeilijk om uit de pikzwarte grond keramiek scherven, roemerfragmenten en vooral pijpen te trekken. Het afval van de Gouden Eeuw ooit gestort in een grote rechthoekige beerput. Werkelijk, je tas is in een ommezien gevuld. Zo gemakkelijk is het nog nooit gegaan. Morgen weer!
Dagboekfragment 2: 16 maart 1970
In de ban van het archiefwerk vandaag weer op het Gemeentearchief. Een fris gebouw met grote ramen uitkijkend over de Amstel, verder een naar vers linoleum riekende vloer en grote boekenkasten waarin honderden Amsterdamse boekjes die de namen van alle Amsterdammers van toen opsommen. Inmiddels hebben Maarten en ik ontdekt dat er dikwijls beroepen vermeld staan. Vervolgens kun je het boek met de originele akte opvragen om meer te weten te komen. Dat is ook vanmiddag de opdracht. Combineren en deduceren met de hoop om initialen van de pijpenkoppen de kunnen koppelen aan die papieren personen uit het archief. Jippie, vandaag is het bingo. Rogier Wilkin van Therck, weduwnaar op de Fluwelenburgwal trouwt in 1649 met Elsgie Grien. Hij is analfabeet en tekent daarom met zijn pijpmakersmerk RW monogram, exact zoals ook op de pijpenkop gedrukt is. Het bewijs is geleverd: Amsterdam had dus een pijpenindustrie! Zo zijn een archiefvondst en een gevonden gemerkte pijpenkop van onschatbare waarde.
Dagboekfragment 3: 6 november 1970
De Bijlmermeer is hot bij de Amsterdamse amateurarcheoloog. Er wordt eindeloos wit zand opgespoten om dit vervolgens met donkere teelaarde tegen zandverstuivingen af te dekken en om een spoedige begroeiing te stimuleren. In die zwarte aarde zitten de vondsten verstopt. Vandaag op zo’n landje gelopen, op een hoog stuk, kennelijk in de toekomst het talud van een weg. We noemen ons terrein voor het gemak de gekroonde E omdat de helft van de pijpenkoppen dat hielmerk draagt. De beste vondst van die dag was overigens een zilveren schoengesp, maar de intrigerende vraag die achterblijft is waarom we hier toch steeds datzelfde pijpenmakersmerk vinden. Volgende keer nog maar eens terug om de tweede gesp te zoeken, een paar is een paar nietwaar. Op de vraag van die wonderlijke frequentie van dat pijpenmakersmerk komt misschien ook nog een antwoord.
Dagboekfragment 4: 9 augustus 1973
Fabrikant Dirk van der Want heeft mij de sleutel van de schutting van het voormalige fabrieksterrein van de firma Zenith overhandigd. Ingeklemd tussen een langgerekt pakhuis links en de Volksgaarkeuken rechts in de Goudse Keizerstraat strekt zich daar een wat begroeid stuk grond uit. Vroeger hebben hier twee sympathieke achttiende-eeuwse pandjes gestaan, eeuwenlang als pijpenfabriek ingericht. Vanwege de bouwvalligheid zijn zij afgebroken met het plan ze ooit in dezelfde stijl te herbouwen. De sleutel heb ik gekregen om op het terrein te graven naar de onvermoede geschiedenis van de firma P.J. van der Want Azn., die daar generaties lang heeft gewerkt. Peter, mijn graafmaat en ik zijn de eerste archeologen ooit op dit terreintje. We zetten een tent op het middenterrein op, daar waar je verwacht zeker niets te vinden. Vandaag al een eerste sleuf uitgezet als bij een echte opgraving langs de voormalige zijmuur. Zien wat er voor grondsporen opduiken met de vurige hoop op welgevulde afvalputten of stortlagen met fabrieksafval. In de brandende hitte van de augustuszon een warm werkje. De buren belonen ons die avond, wij mogen in de gaarkeuken eten, bepaald geen zomerse kost maar voldoende voedzaam voor grondwerkers. Trouwens, die gaarkeuken is wel een buitengewoon gezellig hok vol geïnteresseerde oude Gouwenaars. Na een dag buiten vroeg onder zeil.
Dagboekfragment 5: 18 juni 1975
De afspraak met Niels Augustin is snel gemaakt om een heuse Pijpenkamer in te richten achterin galerie en kunsthandel Icon aan het Amsterdamse Frederiksplein. Niels is een man die gemakkelijk plannen maakt en met wie het bedenken van activiteiten dus eenvoudig is. Toch valt in de voorbereiding het een en ander wel tegen. Zo’n twintig vierkante meter met kleipijpen vullen is best een opgave als dat begint bij het bouwen van de vitrines, het schilderen en stofferen en daarna pas het feitelijke inrichten. Enfin, vandaag is de opening zoals dat aan de pers in aangekondigd. En natuurlijk, helemaal af is het niet maar het staat er wel fraai bij. De met naturel jute bespannen wanden van het vertrek waarop de contrasterende witte vitrinekasten maken het resultaat bijna monumentaal. De kastinterieurs met groene jute bekleed zijn buitengewoon geschikt voor de witte en gekleurde kleipijpen die heel strak zijn opgenaaid. Verschillende verzamelaars komen langs om te bewonderen en lof te tuiten. Voor nu is de pers belangrijker, die moet voor de bekendheid zorgen. Nou ja, in hoeverre dat zal lukken weet je niet, de meesten zijn journalisten van het huis-aan-huis niveau. Zeer benieuwd wat deze publiciteitsactie de komende week zal brengen.
Dagboekfragment 6: 19 november 1975
Ik was van harte uitgenodigd om een lezing bij te wonen speciaal gehouden voor de supoosten van de Goudse Stedelijke Musea. Initiatiefnemer is Dirk van der Want die als aardewerk- en pijpenfabrikant een grote betrokkenheid bij de geschiedenis van de pijpennijverheid heeft. Zo is het idee ontstaan om het museumpersoneel meer te vertellen over het functioneren van de pijpenmakerij. Bezoekers van de Goudse musea zouden zo beter over de geschiedenis geïnformeerd worden. De lezing wordt in de hal van het fabrieksgebouw gehouden, waar een diascherm en projector staan opgesteld. Na koffie met stroopwafels als welkom barst het betoog los. Dirk van der Want ontpopt zich als een begenadigd en bevlogen spreker met een stem luid en duidelijk en met voortdurend glanzende ogen. Van de eerste tot de laatste generaties pijpenmakers komen aan bod, waarin het fabrikantschap, het belang van het pijpenmerk, de modelontwikkeling en de bestaansstrijd op onconventionele wijze aan elkaar geknoopt worden. De crew uit het museum luistert aandachtig en ik raak overvol van de nieuwe gezichtspunten. En zoals dat hoort met een mannenavond: afgesloten met een jonge uit de fles. Dat brengt de tongen los zodat ik mij moest haasten voor de laatste trein.
Dagboekfragment 7: 6 juni 1977
De Goedewaagenfabriek is aan het verhuizen. Het immense gebouw aan het Jaagpad was al jaren geleden verkocht en wordt nu in termijnen opgeleverd. De inventaris moet voor het grootste deel weg, alleen dat wat voor de productie in Nieuw-Buinen nog nodig is wordt op transport gesteld. Directeur Aart Goedewaagen nodigde mij van harte uit om uit de inventaris te vissen wat een verzamelaar begeert. Ene Van Schaik is mijn aanspreekpunt en gidst mij door de verschillende ruimtes, ik weet nauwelijks waar te beginnen. In allerlei kratten en kistjes staan voorwerpen opgetast van overjarige ceramiek tot moedermallen en gedemonteerde machineonderdelen. Deze middag zoek ik uit de verzameling merkhoutjes de verschillende exemplaren uit, keurig van ieder voorbeeld één. Op zich is het wonderlijk dat dit historische materiaal na zo’n lange periode van onbruik nog in de inventaris aanwezig is. Het is mij al snel duidelijk dat de Goudse fabriek niet een bedrijf is waar opruimen hoge prioriteit heeft genoten. Natuurlijk komt dat mijn verzamelzucht nu zeer ten goede. Is het kleine gereedschap bij vrijwel alle fabrieken verloren gegaan, van Goedewaagen blijft het dus voor het nageslacht bewaard. Dat wordt vanaf nu mijn taak.
Dagboekfragment 8: 19 juli 1977
Afspraken met mijnheer Brongers vinden altijd in het depot aan de Dorus Rijkersstraat plaats, aan een doodlopende weg achter de machtige Niemeyer fabriek in Groningen. Meestal doet hij zelf open, soms ook de fotograaf Middel, want samen bemannen zij dat laatste huis in die eenzame straat. Het ruime depot is voor de liefhebber een waar el dorado, dus een bezoek is iets waar je je altijd op kunt verheugen. Het gaat er om voorwerpen en hun geschiedenis. Op grote schappen staat letterlijk alles dat niet in het museum te zien is en dat is veel. Brongers is behalve een autoriteit als auteur een eminent causeur en heeft bij alles zo zijn verhaal. Hoewel het voor mij een uitje is, moet mijn gastheer doorgaans nog wat werk doen. Dat varieert van een bruikleenaanvraag klaarzetten tot correspondentie afhandelen en bij dat laatste maakt hij er graag gebruik van om ook aan mij kennis te ontlokken. Voor een verzamelaar die nog niet zo lang onderweg is, is dat een mooie gelegenheid om weetjes te etaleren, maar vooral om informatie op te doen. Voor mij dus heel boeiend om een praktijkmiddag achter de schermen mee te mogen lopen.
Dagboekfragment 9: 2 juli 1978
Het afgelopen jaar is mijn historische collectie geweldig gegroeid dankzij de opruiming van de Goudse vestiging van de Koninklijke Goedewaagen. Inmiddels is de fabriek naar de overzijde van de Gouwe verhuisd en in het gebouw van De Producent neergestreken. Groot is de vreugde toen Aart Goedewaagen mij enige tijd geleden aansprak of ik het zogenaamde Kunstpijpwerk wil overnemen. Het gaat om een paneel waarop twintig gevlochten meterpijpen zijn samengebracht, waarvan de stelen tot een soort kunstwerk gevlochten zijn. Het Goudse Museum had er geen belangstelling voor; bij monde van Josine de Bruyn Kops kreeg de heer Goedewaagen te horen dat het museumdepot niet bedoeld is als opslagplaats voor Goedewaagen. In de Pijpenkamer in Amsterdam zou dit speciale stuk in ieder geval een veilige plaats krijgen en bovendien voor het publiek zichtbaar zijn. Vandaag met een speciale auto met vlakke laadbodem het object opgehaald. In de directeurskamer stond het op ons te wachten, ondersteboven en op scherp! Enfin, het voorwerp is onbeschadigd in Amsterdam aangekomen, aanstaande zaterdag beginnen we met de bouw van een vitrine. De zeer beschadigde lijst wordt voorlopig opgeslagen, die lijkt niet reparabel.
Dagboekfragment 10: 4 augustus 1978
De stort van de Gambierfabriek ligt aan de route de Famennes in het noord-Franse stadje Givet. Het gaat om een smalle strook grond waar een eeuw eerder een brede richel door het landschap liep. Daar hebben fabrieksarbeiders karren vol misbrand en breukmateriaal van de fabriek naar toe gebracht. Niels Augustin heeft de plek ontdekt, maar inmiddels is het terrein van iedereen. Waar je ook een schep in de grond steekt vind je pijpenkoppen, het geluk is met degene die net daar graaft waar niemand dat eerder heeft gedaan. Dan is er kans op bijzondere vondsten al lukt dat deze middag niet zo. Aan het hek langs het terrein meldt zich even later een jongen uit Givet met ronkende brommer, hij heeft een hele mooie en wil die wel verkopen. Chien caniche, of zoals op de pijpenkop staat Attention, een hoge pijpenkop in de vorm van een opzittende poedel. Wat heen en weer gepraat en de koop is gesloten. De vondsten van die middag verbleken bij de aankoop. Een tweede van dat kaliber is uit de fabrieksstort niet bekend!
Dagboekfragment 11: 25 december 1979
Niet voor het eerst was ik uitgenodigd bij de familie Goedewaagen om kerst te vieren. Een familiefeest delen is voor mij wel het ultieme bewijs van een hechte band. Ongemerkt hoor je bij een familie als je de genealogie hebt geschreven, zoals ik deed. Iedere dag is er wel een paar uur gelegenheid om op de zolder van hun gezellige Drentse boerderij archiefstukken te lezen of door fotoboeken te bladeren. Verder is er het gebruikelijke familiale met een gezin met vier kinderen van mijn leeftijd. Het voelt alsof ik bij de Goedewaagen’s hoor, een hele eer. Het avondeten is het hoogtepunt van de dag, kerstdiner heet dat officieel. Mevrouw Goedewaagen heeft de regie, zij bedenkt samen met haar man het menu en organiseert vervolgens alles, inclusief de tafelschikking. Als een hechte familieband iets is dat je van huis niet hebt meegekregen, is zo’n kerstfeest wel een heel bijzondere ervaring. Een familie aan tafel, als vanzelfsprekend, de wereld passeert in de gesprekken, wederzijds begrip is een uitgangspunt, zo iets simpels als beschaving het fundament.
Dagboekfragment 12: 28 september 1982
Heel hard gewerkt hebben we de afgelopen week om de laatste restjes op tijd af te krijgen. Morgen is de officiële opening en tevens boek uitreiking. Vandaag de preview om te kunnen wennen door vrienden en kennissen ons resultaat te laten zien. Apetrots zijn we, want onze pijpencollectie staat in Hof Meermansburg te kijk. In de indrukwekkende regentenkamer, onder een welwillende paar ogen van de machtige zon in het stucwerk van het plafond en gadegeslagen door eeuwenoude regenten op ingelijste portretten langs de rood fluwelen wanden. Het staat er goed bij, in zelfgemaakte vitrines, op het laatste moment nog van licht voorzien, letterlijk stralend zou je kunnen zeggen. Naast jaargenoten en vrienden passeren nieuwsgierig geworden nieuwe buren en bewoners van het achtergelegen hofje. Morgen zouden burgemeester Broekens van Gouda en conservator Brongers van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum het officiële gedeelte van de opening van het Pijpenkabinet glans bij zetten, vandaag houden we het nog even informeel. We eindigen napratend rond de tafel met natuurlijk Herma, Chrisje, André, Gerard en nog enkele studiegenoten. Het lijkt wel of we nooit uitgepraat raken in die betoverende ruimte.
Dagboekfragment 13: 6 juli 1983
Over de titel van onze tentoonstelling konden we maar matig enthousiast zijn maar een betere viel blijkbaar niet te bedenken: Gouda / was eens een / Pijpenstad. Trots zijn we wel als om vier uur de opening begint en de Gasthuiskapelzaal vol stroomt met de Goudse culturele elite. Josine de Bruyn Kops, de directrice van het Gouds Museum neemt het woord en leidt Dirk van der Want in die graag de openingshandeling wilde verrichten, als laatste Goudse pijpenfabrikant. Na over en weer nog wat bedankerijtjes – ja wij blijven niet onvermeld – wordt het glas geheven. Complimenten worden rond gestrooid en nieuwe contacten gelegd. Een feestelijk afsluiting van een week hard werken aan de inrichting, met nog een veel langere tijd van plannen en schrijven zoals dat bij een tentoonstelling hoort. Op weg naar de trein naar Leiden een blik in de etalage van Holland Silhouet, het kan je niet ontgaan: de expositieaankondiging pontificaal op de voorpagina van de krant. We hebben met de Goudse pijp weer een stukje geschiedenis geschreven.
Dagboekfragment 14: 14 oktober 1983
Een prachtige titel heeft Harry Tupan voor zijn tentoonstelling bedacht: Wolken van genot. Vandaag wordt die geopend. En het is niet alleen een tentoonstelling, maar er verschijnt ook een boek bij. De gekozen verhaallijn van de presentatie is chronologisch en voert je door de betrekkelijk kleine zalen van het Drents Museum van Assen. Daar wordt een flink aantal aspecten van de veelzijdige Nederlandse rookgeschiedenis uitgelicht. Veel bezoekers zullen denken dat het een samenwerking tussen Brongers en Grippeling is, twee conservatoren met oog voor traditionele onderwerpen. In werkelijkheid gaat het om het werk van Harry. Hij heeft de objecten geselecteerd en de teksten geschreven. Ja, veelbelovend voor iemand midden twintig. Ik heb het werk van mijn studiegenoot van nabij mogen volgen. Maar nu de opening en terecht tijd voor veel loftuitingen. Alle kopstukken zijn er, verschillende ervan ook bruikleengevers. Het museum toont zich gastvrij, drankjes en hapjes gaan rond en iedere bezoeker krijgt na afloop een pijp en een puntzakje tabak mee naar huis.
Dagboekfragment 15: 18 oktober 1984
Een mooie traditie en prettige afwisseling is het jaarlijkse herfstkamp met jongeren van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis, die ik samen met Benedict leidt. De derde dag van dit kamp dicteert weer verder graven op de kaalslag aan de Nobelstraat in Gouda. Volstrekt onverwacht treffen we onder de fundamenten die we gisteren grotendeels hebben weggehakt een stortlaag met een groot aantal versinterde pijpenkoppen en vooral stelen aan, geconcentreerd in een laag van zo’n decimeter dikte. Wat er nou precies gebeurd is indertijd op het stuk waar wij nu graven is nog niet duidelijk. Wel de datering van de rampspoed: ergens in de jaren 1630 tot 1650. Absoluut een uniek moment, want het gaat om een bedrijfsstort van een pijpmaker waarvan er nog niet zo veel zijn gevonden en zeker niet een die overwegend misbaksels oplevert. Pijpenkoorts dus, niet alleen bij de kampleiding, ook bij de deelnemers. Met de snel invallende duisternis van een herfstdag proberen we nog zo lang mogelijk door te graven, met eksterogen lukt dat tot tegen acht uur. Morgen verder!
Dagboekfragment 16: 11 maart 1986
Aart van der Want, de huidige eigenaar van de pijpenfabriek Zenith, komt vandaag de geschenkpijpen voor dit jaar afhalen. Het is al meer dan een generatie gebruikelijk dat Zenith haar vaste klanten op de verjaardag van de fabriek een historische kleipijp schenkt. Sedert het moment dat Steef van Loon door rugklachten geen pijpen meer perst, komt de kleipijp in het Pijpenkabinet tot stand en wel door Benedict Goes die ze perst in de kelder van het museum. Dit jaar heeft Aart voor een imitatie houtmodel gekozen, misschien niet het meest sexy pijpje. De keuze uit de oude pijpvormen van de fabriek is kennelijk beperkt. Enfin, ze liggen klaar, ruim honderd in het getal. Zij moeten de wereld laten zien dat de Goudse pijpennijverheid nog springlevend is, ondersteund door de vlotte babbel van de jonge directeur. Weinigen zullen zich afvragen wat dat betekent en niemand mag het antwoord weten: dat de nijverheid verdwenen is en nog slechts steunt op een museaal initiatief.
Dagboekfragment 17: 17 april 1986
De bonte avond markeert feestelijk het eind van het Gouda kamp voor jongeren van vijftien tot twintig jaar. Ook dit jaar weer en nu met een eindeloos lang gedicht waarin aan iedere deelnemer zijn eigen, lang niet altijd even malse couplet is gewijd. Verder optredens van iedereen die nog een laatste indruk op de groep wil maken. Deze keer met een heuse look-a-like Madonna. Wat in Godsnaam is het succes van deze archiefweken, waarop er van negen tot vijf in de studiezaal van het Goudse archief gezwoegd wordt op moeilijk leesbare teksten die voor een tiener lang niet altijd verstaanbaar zijn. Het hoogtepunt van de dag een gigantische zak drop op tafel, waarnaar al gauw de hele studiezaal ruikt. Hoe het ook zij, het kopieerklasje van Duco zoals het personeel ons achter de schermen noemt, is geliefd bij het archiefpersoneel en de vaste bezoekers. Ook voor hen is de aanwezigheid van een dozijn tieners een complete breuk met iedere andere week. Maar de deelnemers zijn ook onverdeeld positief, er wordt wat afgelachen. Morgenvroeg breken we de tenten weer op en gaat ieder weer zijn eigen weg. De harde kern zien we de volgende keer weer terug, zo gaat dat al jaren. Ondertussen vullen de Goudabanden op de schap zich met historische informatie over de nijverheid en de lieden die zich daarvoor inspanden.
Dagboekfragment 18: 11 oktober 1986
Talloze formaliteiten zijn aan deze tentoonstelling vooraf gegaan. Bruikleenaanvragen met heel veel papierwerk. Vandaag is de big show: mijn lezing bij de opening van Kridtpipor, de expositie in het Stadsmuseum van Stockholm naar aanleiding van de unieke vondst van naar zeggen vierhonderdduizend kleipijpen. Het museum toont zich buitengewoon gastvrij door mij een compleet weekprogramma te bieden langs historische plekken, inclusief etentjes bij conservatoren aan huis. De lezing is zeker niet de beste die ik gegeven heb, niet omdat het in de Engelse taal gaat. De diaprojector zit dwars en mist blijkbaar de benodigde koeling. Als je iets langer bij een plaatje stilstaat zie je op het scherm de dia wegbranden. Eigenlijk heel mooi, zoals vanuit het centrum met een schitterend kleurenspectrum het beeld oplost, maar toch wel erg afleidend voor de spreker. Tsja, daar wordt je natuurlijk zenuwachtig van, snel spreken is het devies. Enfin, daarna is de officiële opening en onze bruiklenen op de tentoonstelling staan er prachtig bij. Verder is die opening een gelag zoals dat alleen in Stockholm kan. Fantastische hapjes, prachtige wijnen en heel veel gastvrijheid. En dat alles afgesloten met een diner in een historisch huis, speciaal afgehuurd voor de conservatoren met mij als gast. Overigens dat alles wel mede dankzij de financiële steun van het Zweedse tabaksmonopolie. Björn, Lotta, Elisabeth en Inga, heel hartelijk dank voor deze prachtige herinnering!
Dagboekfragment 19: 8 oktober 1987
Gisteren al is net op tijd het handboek afgeleverd, waaraan ik de laatste maanden zo hard heb gewerkt, vandaag wordt het eerste exemplaar uitgereikt. Receptie is vanaf half vijf in onze eigen regentenkamer. En stampvol dat het is. Veel vrienden en bekenden, maar ook talloze mensen uit de vakwereld. Het officiële deel wordt door de burgemeester van de Sleutelstad, Cees Goekoop ingeleid met wat lovende woorden over het museum met als hoogtepunt de uitreiking van het eerste exemplaar van het kersverse handboek. Professor Louwe Kooijmans krijgt dit in zijn functie als archeoloog bij het Rijksmuseum van Oudheden aangeboden. De burgervader tegenover de nestor van de Nederlandse archeologie. Daarna worden drankjes en hapjes rondgedragen en de bedienjongens kunnen er aanvankelijk maar amper doorkomen. En natuurlijk wordt er veel gepraat. Nooit eerder was het zo vol in het Hof Meermansburg, dat de driehonderd jaar oude vloeren dat kunnen dragen is altijd weer een wonder. Behalve trots over deze mijlpaal zijn we ook heel benieuwd wat het handboek teweeg zal brengen. Ik heb er in elk geval mijn ultieme kennis over de Nederlandse kleipijp in neergelegd.
Dagboekfragment 20: 7 november 1987
Een gebruikelijke gang in Parijs is een bezoek aan Denise Corbier, antiquaire en gespecialiseerd in antieke pijpen. Rue de l’Odeon is daarom bijna een garantie voor een bijzondere vondst. In haar gezellige overvolle winkel vind je naast pijpen veel sieraden en andere typische vrouwenartikelen. Denise is buitengewoon charmant en begroet ons altijd als oude vrienden. Ze heeft een wonderlijk circuit aan toeleveranciers die blijkbaar precies weten wat zij goed kan verkopen. En verkopen dat kan ze. Denise doet alsof ze speciaal voor jou iets heeft achtergehouden, door uit een la van een secretaire wat antieke pijpen tevoorschijn te toveren. Ook deze keer kopen wij een reeks voorwerpen. Meest opvallend is een manchetpijp in Franse stijl met het portret van de zanger Victor Raskin. Aan de onderzijde is deze gemerkt met "NIHOUL A NIMY DEPOSE", een Belgische pijp dus. Raskin was als volkszanger niet een beetje ijdel, hij liet op eigen initiatief portretpijpen maken om aan zijn fans uit te delen. Die fans zaten vooral in de oudelieden gestichten in het Zuid-Belgische. Een aanhang bijna kenmerkend voor volkszangers. Vaktechnisch is de Raskinpijp volmaakt met zijn welgemodelleerde kop met prachtige verhoudingen, het is dus een mooie aanwinst.
Dagboekfragment 21: 19 februari 1988
Het vijftigjarige bestaan van Museum De Moriaan is de reden tot en feestje, maar vooral om het museum op de schop te nemen en de presentatie drastisch te moderniseren. Ik ben gevraagd de presentatie over de kleipijp nieuw vorm te geven. Onze opdracht is duidelijk. In de Van Beuningenvitrines moet een permanente expositie van de geschiedenis van de Goudse pijp komen, een prachtige uitdaging. Vandaag wordt die geopend, hoe eervol door Gijsbert Helbers, die vijftig jaar eerder De Moriaan als museum stichtte. Deze oud-museumdirecteur is een goede spreker maar hij houdt het kort. Met een tik op de katheder verklaart hij het heringerichte museum voor heropend. Binnen de beperkte middelen ben ik zeer tevreden over de nieuwe presentatie. Die is transparant en overzichtelijk, met gelijke accenten voor iedere periode. Het is een mooie maar bondige inleiding in de materie geworden. Helbers is echter de man van de volgepropte rariteitenkamers en lijkt bij rondgang niet zo gecharmeerd van de herinrichting. En het is waar, De Moriaan is grotendeels leeggehaald. Toch brengt bij betreden van de sael van het museum zijn blik van herkenning van zijn oude liefde wel weer een glimlach op zijn broze gelaat terug.
Dagboekfragment 22: 9 november 1988
Nadat enkele handelaren en veilinghuis Sotheby’s er hun expertise over hadden gegeven, is het aan ons om een bod uit te brengen op de historische inventaris van de Koninklijke Goedewaagen. Daarmee zijn we in gesprek als serieuze gegadigden van deze unieke verzameling gereedschappen. Vandaag zijn we een stap verder, het materiaal is ons gegund en we worden uitgenodigd om het contract te tekenen en de aanbetaling te doen. Dat gebeurde in het kantoor van de heren Kamer, vader en zoon, directie en eigenaar van wat nu de Royal Goedewaagen heet. Zachtjes praten, de secretaresses in de ruimte ernaast worden niet geachte van deze overdracht te weten. Enfin, over de inhoud van het contract zijn we het snel eens, het wordt uitgetypt en wij tekenen en betalen. Daarna komt het klaarzetten van het materiaal, het verpakken en inladen voor transport. De eerste auto met aanhanger is tegen zessen gevuld, loeizwaar koersen wij naar Leiden.
Dagboekfragment 23: 12 december 1988
De toekenning van een wetenschappelijke prijs was al een paar weken geleden via de telefoon aangekondigd. Nu is het de officiële dag in het gebouw van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Helaas niet in het indrukwekkende paleis aan de Kloveniersburgwal, maar in de jaren zeventig nieuwbouw ernaast. Bij binnenkomst worden de laureaten, dat ben je dan ineens, apart genomen voor een fotosessie. Daar staan wij dan, vijf man sterk keurig in het pak, de doos met de begeerde penning geopend voor de borst voor een kiekje voor altijd. Daarna geleid naar de eerste rij met gereserveerde stoelen. Vanaf het podium volgen nog wat toespraken en vervolgens wordt ieder van ons naar voren geroepen om vanuit de zaal de admiratie te krijgen die hoort bij een onderscheiding. En dan is het receptie met het eindeloos handen schudden. Vrienden en kennissen, ook lieden die gewoon je hand geschud willen hebben. Na deze drukte strijken we neer in een restaurant in de Utrechtse straat, nog een beetje rozig van de eer, Marianne en Jeroen, Benedict en ik. De legpenning als bewijs van het gebeuren veilig in de binnenzak geborgen. Reflecterend eten we de tijd weg.
Dagboekfragment 24: 15 maart 1990
Dankzij de nieuwe computer, aangeschaft voor het opmaken van het handboek drie jaar geleden, zijn we ongemerkt in de digitalisering gestapt. Met het collectieregistratie systeem D-Base IV start een ware revolutie in de registratie van onze verzameling. Heb ik twintig jaar alles op papier geschreven, meer dan 25.000 systeemkaartjes in een ladenblok, nu gebeurt dat volledig op de computer. Een schermkaart is speciaal voor ons ontworpen waarin de voornaamste velden voor de beschrijving van een museumvoorwerp gedefinieerd staan. En dan is het intypen maar, een heidense klus om de gegevens van meer dan tienduizend voorwerpen over te zetten. En natuurlijk, al werkende ontdekt je dat er nog grote wensen zijn. Het zou bijvoorbeeld fantastisch zijn ook een afbeelding bij die kaart op te nemen voor de snelle herkenning van de voorwerpen. Helaas, foto’s in een computersysteem, dat bestaat niet want dan wordt het systeem te traag. De toekomst moet daarvoor een oplossing brengen. Voorlopig is er nog wel even werk aan deze basisregistratie.
Dagboekfragment 25: 13 juni 1992
Ik ben al een paar dagen eerder in Wenen gearriveerd, maar het heuse programma begint vandaag met de voorbezichtiging van Die Lasterhafte Panazee, de expositie ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van de ontdekking van Amerika. Voor mij is dit ook nog de officiële toetreding tot het illustere gezelschap van de Académie Internationale de la Pipe. Lang kon ik geen lid worden omdat slechts twee leden per land worden toegestaan, zo exclusief presenteert het gezelschap zich. De leden zijn mij overigens niet vreemd, al in 1987 hield ik een lezing bij hun conferentie. De eerste activiteit nu valt mij wat tegen. Van de tijdelijke expositie is werkelijk veel werk gemaakt en het steunt zwaar op de verdienste van verschillende leden van de Académie. Toch blijkt de rondleiding wel erg ouwe-jongens-krentenbrood: niet de objecten bewonderend maar de inbrengers prijzend, waarbij de anekdotes en sterke verhalen de meeste aandacht opeisen. Aan de dis, bij de Académie een belangrijk onderdeel van de dag en onbetwist van kwaliteit, krijg ik een kuisverhoor van Benjamin Rapaport over wat ik als jongste lid van de Académie verwacht. Begrijp ik dat de identiteit van de kring nog altijd ter discussie staat?
Dagboekfragment 26: 10 juli 1992
Een week werken is het geweest om de Oranjepijpen op Nassaublauwe zijde te naaien en paneel voor paneel geschikt te maken om een volledige vleugellengte in Paleis Het Loo in te richten. Tijdgebrek omdat iedere werkmiddag door de hoofdconservator doorbroken werd voor een langdurig, overigens vorstelijk diner in het nabijgelegen restaurant De Keizerskroon. Het lijkt wel of de hele staf van Het Loo koninklijke allure heeft. Enfin, het resultaat is toch op tijd af gekomen. De opening van de expositie Ik rook Oranje vindt plaats in de lezingenzaal aan de voorcour van het paleis. Directeur Vliegenthart leidde mij in, misschien niet met de meest complimenteuze woorden, maar ik mocht dat in een korte speech goedmaken. Daarna togen we naar de presentatie om met frisse ogen te lijken naar wat wij eerder gemaakt hadden. Vrienden, kennissen, ook onze voltallige jaarclub, ze waren er praktisch allemaal, van heinde en ver gelokt door de deftige uitnodiging op geschept papier. Enfin, ik zie dat het er keurig bij staat, het verhaal van de Oranjepijp heeft gestalte gekregen en is tot bijna koninklijke kringen doorgedrongen. Het is zelfs gelukt om Prins Bernhard te strikken voor het voorwoord in de catalogus, al moeten we het op de tentoonstelling zonder hem doen.
Dagboekfragment 27: 19 november 1992
Pieter Kerdel heeft enkele van zijn pijprokende vrienden bijeengeroepen om een rookavond in ons museum te houden. Niet een gewone bijeenkomst, maar iets met klasse en schwung om te resulteren in een steungroep rond het museum die kan helpen de toekomst zekerder te maken en de basis hechter. En inderdaad, het wordt een bijzonder samenzijn. Invloedrijke personen uit zakenleven, bankwereld, politiek, ze delen één ding: het zijn pijprokers en via de pijp voelen zij zich onmiddellijk verbonden. Het ijs breekt bij binnenkomst, niet alleen door de glazen sekt, de warme band met de rookcultuur doet de rest. Kerdel is een eminent voorzitter en schetst tijdens de avond de plannen voor het museum, met ruimte voor meningen en gedachten, vooral enthousiasmerend. En verder, de betoverende Regentenkamer met zijn prachtige kleuren en ordelijke inrichting is de beste ambiance om lieden voor de cultuur van het pijproken enthousiast te krijgen, zeker als er op topniveau gecaterd wordt en er exclusieve dranken vloeien. Zo wordt het een memorabele avond. Wij zijn erg benieuwd welke richting deze stuurgroep uitgaat en wat dit voor ons museum kan betekenen.
Dagboekfragment 28: 3 mei 1993
Nadat Gerbrand Luttik decennia lang Afrikaanse pijpen verzamelde, belandde het materiaal vrij onverwacht bij de Rotterdamse galeriehouders Cathy van de Pas en Steven de Raat. Zij organiseerden er een expositie van en daar kochten wij een reeks aantrekkelijke en representatieve stukken. Na deze succesvolle tentoonstelling werden wij uitgenodigd om een bod op het overschot te doen. Dat bestond overigens niet alleen uit de left overs van de expositie, maar bevatte ook een groep pijpen die niet tentoongesteld waren. De collectie van Luttik was simpelweg te groot geweest voor totale expositie. Tsja, encyclopedisch als wij denken, treffen we bij aankomst in de Watergeusstraat een brede variatie aan antieke Afrikaanse tabakspijpen aan en kunnen als gebruikelijk niet weigeren. Het materiaal gaat in zijn compleetheid naar ons over. Zo hebben wij de mogelijkheid rustig te selecteren en te onderzoeken wat wel en niet belangrijk is om in de collectie op te nemen. In ieder geval lijkt dit een bijzondere verbreding van onze Afrikaanse collectie, die toch altijd weer lastig uit te breiden is.
Dagboekfragment 29: 4 november 1993
Om onze collectie in bredere kringen bekend te maken, hebben we het plan opgevat om een fotoboek te maken waarin de variatie van de tabakspijp is opgenomen. Arno Hammacher had zin in de klus, maar voorlopig geen tijd. Benedict is daarom zelf aan de slag gegaan zowel met schrijven als met fotowerk, voortvarend kun je wel stellen. Uitgeverij Uniepers zorgde voor de finale vormgeving en vandaag is de uitreiking van het eerste exemplaar. Dat wordt op het stadhuis van Leiden gepresenteerd door wethouder cultuur Henny Koek aan kunstkenner en pijproker Theo Laurentius. Het werd een aangename bijeenkomst met vele bekenden en sympathisanten. Wat een eer, Aart Goedewaagen was zelfs gekomen en ook Dirk van der Want, twee dierbare relaties van het eerste uur! Maar ook talloze vrienden en bekenden gaven acte de préséance. Ons grote geheim van die bijeenkomst: niemand wist dat wij onze uittocht uit Leiden nog dit jaar zouden aankondigen! Nieuwe plannen staan voor de deur, overigens niet echt te rijmen met deze uitgave want 25 Eeuwen roken, de verwonderlijke vormgeving van de pijp was toch wel heel duidelijk een Leidse publicatie.
Dagboekfragment 30: 28 maart 1994
Zojuist op de Jalan Kebon Sirih Timur Dalam in Soerabaya een bijzondere winkel gevonden met een inventaris tussen Indonesisch antiek, nijverheid van de eilanden in de Archipel tot en met Nieuw-Guinea en ook nog archeologische objecten uit een breder gebied. In een vitrinekastje liggen ze daar, te wachten op onze ontdekking: vijf prachtige uit steen gesneden pijpenkoppen uit de prehistorie van het roken, alleen God weet van wanneer exact. Prachtige primaire vormen en in goede staat. In zo’n geval maar een beetje wegkijken en op iets anders focussen om eerst contact te maken en een gesprek te starten. Jammer wel, weinig Engelse taal bij de verkoper en Bahasa doen wij weer niet. Toen maar gekoerst op de pijpen uit de handelsvoorraad, uiteraard onbetaalbaar voor Indische begrippen, daarom lagen ze er ook nog. Ons geluk is dat wij in guldens rekenen, dus een heel groepje spullen bij elkaar gelegd. Loven en bieden als tijdverdrijf en uiteindelijk komen we er uit. Nu nog uitvogelen wat ik eigenlijk gekocht heb en of de mondelinge informatie ‘grafveld Laos’ grond van waarheid heeft. In ieder geval buitengewoon bijzonder, dat is instinctief wat ik zeker weet.
Dagboekfragment 31: 23 juni 1994
De inrichting van de expositie in het Österreichisches Tabakmuseum in de Mariahilferstrasse in Wenen zit er op. Vandaag is de opening. Twee hoogtepunten, de aanbieding van Benedict’s boek aan directeur Herbert Rupp en de speech van mij over het bijeenbrengen van de verzameling. Wel, dat gaat allemaal vlot, zelfs in het Duits. Meest indrukwekkend is het Hollandse diner dat ons wordt aangeboden, het grootste ooit meegemaakt met ruim honderd gasten! De verse haring vindt gretig aftrek, opgemaakt met bietjes en ui. Waar de tabaksindustrie, lees het Oostenrijkse Tabaksmonopolie al niet goed voor is. En wat de tentoonstelling betreft, het staat er prachtig bij. In de loop van de jaren is onze collectie internationaler geworden en dat werkt goed op de bezoekers. Het onderwerp wordt serieuzer genomen omdat het een mondiale aangelegenheid blijkt. Het idee om de continenten en periodes met kleurenbanden op de vloer te markeren, werkt goed. Je wordt bijna de zaal doorgezogen. Zo krijgen wij een nieuwe blik op onze vertrouwde museumstukken.
Dagboekfragment 32: 29 oktober 1994
De laatste dag van de bijeenkomst van de Académie Internationale de la Pipe eindigt altijd met de gala-avond. Bijna drie dagen over allerlei plannen praten wekt bij mij wel eens wat wrevel. Het geeft mij het gevoel van: zullen we even stoppen met plannen maken en gewoon aan het werk gaan? Enfin, deze avond vergeet je al die gesprekken ofwel je overgiet ze met drank en small talk. Het Luxemburgse restaurant met de illustere naam Chateau de Bourglinster is in ieder geval uitstekend en iedereen ziet er op zijn paasbest uit. Vermakelijk om te zien dat de echtgenotes van (gewezen) fabrieksdirecteuren en ambassadeurs ook of juist op reis een koffer vol avondkleding en juwelen meenemen. Prachtig al dat gefonkel, jammer natuurlijk dat de dames veelal boven de 70 zijn waardoor de pracht ook wat aan glans verliest. In ieder geval zijn de gesprekken deze avond heel wat persoonlijker. Morgen ga ik thuis weer lekker door met onderzoek en schrijven.
Dagboekfragment 33: 24 september 1995
Talloze vrienden hebben ons voor gek verklaard: Hof Meermansburg te verruilen voor Amsterdam. Het statige, paleisachtige van een volledig ingericht museum in Leiden verwisselen voor een Amsterdams grachtenhuis waaraan nog heel veel moet gebeuren. Enfin, wij gaan die uitdaging graag aan. Als uitnodiging hebben we een special krant samengesteld gemaakt als afscheid van Leiden en als introductie in Amsterdam. Een doorsnede tekening van het huis met alle verdiepingen heeft de belangstelling aangewakkerd. Buitengewoon feestelijk was het vandaag op de open dag aan de Prinsengracht hier in Amsterdam. Met bijna honderd man binnen, verspreid over vijf etages waar nog niets te vernielen valt. De foto expositie op tweehoog achter blijk een groot succes. Het is een overzicht van ons leven over de afgelopen twintig jaar, met als voornaamste conclusie niet dat wij ouder worden, maar wel dat wij steeds netter gekleed gaan. Vooral de high tea en de borrel doen het altijd goed. De Leidse loot is oververtegenwoordigd; uiteindelijk droomt iedere Leienaar toch stiekem van een verhuizing naar Amsterdam. Ze mengen zich voorzichtig met de Amsterdamse minderheid. Zullen onze gasten van vandaag weten wat we van plan zijn en … zal het ook werkelijk lukken?
Dagboekfragment 34: 26 november 1995
Vandaag is het Nederlands Kampioenschap Pijproken, dit jaar in Gouda gehouden. Vanaf de ochtend is het een inloop van clubs uit afgelegen Nederlandse en Belgische plaatsen. Sommige lieden met toepasselijke vestjes, mutsen of andere outfits van de club. Ons eigen Leidse club Philip Mortimer doet daar op gepaste wijze aan mee, herkenbaar aan een oranje vlinderdasje bij een groen jasje. In de catacomben van het Goudse stadhuis treft iedereen elkaar, als centraal punt bij de prijzentafel. Op die tafel liggen de artikelen die je als goede roker kunt winnen. Eigenlijk is dat tijdroken een soort bingo, zij het dat het geluk niet een voorgedrukte kaart is maar het zelf stoken van een tabakspijp. Wethouder Jaap Warners opent de bijeenkomst en kondigt de pijproker van het jaar aan. Dat mag ik dit jaar zijn, als conservator van het meest actieve pijpenmuseum in Nederland. Wij hopen dat die eretitel op ons nieuwe locatie in Amsterdam een positieve publicitaire werking zal hebben. De oorkonde voor deze eervolle vermelding gaat straks mee naar huis. Iets voor in de winkel?
Dagboekfragment 35: 20 januari 1996
Een nieuw jaar met nieuwe kansen. Fase één van de verhuizing en verbouwing van Prinsengracht 488 zit er op. Vandaag vieren wij de opening van Smokiana Pipeshop, de nieuwe naam van een nieuwe winkel onder het museum Pijpenkabinet. Dat laatste is nog niet open, een ruïneus pand laat zich niet in een paar maanden opknappen. Anyhow, in dit eerste stuk bedrijf kunnen we tot rust komen, een nieuwe koers uitzetten en financieel op adem komen voor de volgende investering. Het ziet er mooi uit, de kleuren uit Leiden doen het ook in een Amsterdams souterrain goed: eigeel onder een mediterraan oranje-gemêleerd plafond. Een museumwinkel nog zonder museum, voor moderne pijpen, maar ook voor antiquiteiten en etnografica. En de locatie: prima natuurlijk in de Leidse buurt vlak het de Spiegelkwartier. De slogan Pijpenkabinet prinsheerlijk in Leidse buurt is voor ons van toepassing. De eerste contacten met de buurt worden gelegd, met de antiekhandel, met vakgenoten en algemeen geïnteresseerden. Benieuwd wat de toekomst zal brengen! Sommige overburen spreken al van witwasserij en zijn van mening dat wij met twee maanden weer weg zijn. Enfin, morgen, zondag mogen we nog een keer optreden. We hebben er zin in!
Dagboekfragment 36: 24 september 1996
Het is ophaaldag bij Lazard vandaag, in hartje Parijs. De rekening voor de overname van zijn collectie is overgemaakt, nu was het inpakken en wegwezen. Op het moment dat Bertrand Lazard weet dat de koop definitief doorgaat, brengt hij de veelbesproken 68 pijpen naar een kluis, keurig verpakt uit angst dat er op het laatste moment – hij en zijn vrouw waren weer voor enige tijd in Israël – ingebroken zou worden. Nu komen ze uit de doos, één voor één en wij noteren de herkomst die Lazard in een klein boekje had bijgehouden. En wat is het een verassing dat de prachtige Ehder pijp nog zijn oorspronkelijke foedraal heeft! Om drie uur nemen wij afscheid, Bertrand zichtbaar tevreden over de overdracht en de goede bestemming. Bizar volgend programmapunt: wij gaan door naar Hubert Auffève om diens collectie in Bretagne te bekijken. Hoe wonderlijk dat we bij hem thuis ondervraagd worden over de pijpencollectie van Lazard die hij zo fel begeerde, maar die hem niet gegund was. Hubert weet dat de verzameling verkocht is, maar wie is nu eigenlijk de koper. Enerverend, omdat die collectie op dat moment in de kofferbak van ónze auto op zijn eigen oprijlaan stond. Wanneer zal hij het te weten komen?
Dagboekfragment 37: 3 oktober 1998
De Confrérie des Maitres Pipers is een deftig genootschap van mannen en een enkele vrouw die bij gelegenheid gehuld gaan in lange mantels in de kleuren van het stadswapen van Saint-Claude. Zij zijn het die de pijpennijverheid in de Franse Jura representeren en jaarlijks verschillende vakbroeders uit de wereld van de pijp inlijven in de Broederschap. Verschillende Nederlanders viel die eer reeds ten deel, Prins Bernhard was de eerste in de rij. Na andere illustreren ben ik vandaag aan de beurt. Het is de dag des oordeels, waarin je publiekelijk moet tonen dat je een echte pijproker bent. Daarover kan natuurlijk nogal was discussie zijn. Enfin, voor het altaar van het roken staande moet je praktisch tonen dat je een pijp kunt stoppen, aansteken en roken. Wat een wonder, dat lukte mij ook in deze donkere, grotachtige tempel van het Genootshap. Als beloning krijg je een lint omgehangen en mag je je voortaan Confrère noemen. Wat een eer. Daarna mag je het grote boek signeren en wordt je favoriete pijp permanent tentoongesteld in het lokale museum. Voor de eeuwigheid.
Dagboekfragment 38: 3 oktober 1999
Op een lezing in Gorinchem hadden wij kennis gemaakt met Hugo Perquy, een welgestelde fabrikant in plastics uit het chique Belgische Hertsberge. Vandaag zijn wij uitgenodigd in zijn riante huis bestaande uit een antieke boerderij omgeven door stallen met paarden met in de cour luxe auto’s. Perquy is een heer en ontvangt ons ook als zodanig. Hij gaat voor en geeft een rondleiding langs zijn collectie pijpen, een passie die hem jarenlang veel genoegen heeft gegeven. Inmiddels heeft hij deze hobby voor het verzamelen van camera’s verruild en zijn de pijpen te koop. Wij zijn er vandaag om te kiezen en dat is altijd een bijzonder moment. Lag zijn voorliefde bij het meerschuim, als omnivoor verzamelde hij pijpen uit alle delen van de wereld. Wij kunnen selecteren en kiezen vooral de meer representatieve stukken, waarvan er talloze in Amsterdam in de nieuwe vitrines een plaats zullen krijgen. Perquy wordt deelgenoot van ons enthousiasme. Over de prijs worden we het snel eens, hij ziet dat zijn voorwerpen goed terecht komen! Genereus als hij is geeft hij bij vertrek een grote doos met restauratiemateriaal mee. Die zou ons nu nog meer te pas komen.
Dagboekfragment 39: 20 juni 2000
Het lijkt een bijzondere avond te worden, vanavond als we met Anneroos Meijboom en Bert van den Berg om de tafel zitten in onze museumruimte om de plannen gestalte te geven voor een nieuwe rookclub. Over een profielschets van zo’n club zijn we het snel eens. Absoluut geen tijdroken en geen wedstrijd, maar louter om te genieten en kennis en ervaringen te delen. Pakweg tien avonden per jaar, hier in het museum of op een andere locatie. Een club tussen een sociëteit en een vriendenkring, dus toetreding uitsluitend op invitatie, met het accent op convivialiteit. Het delen van onze gemeenschappelijke liefhebberij met actieve participatie van de leden met beroepspraatjes of een inleiding over een thema van mutual interest. Het genietend pijproken, afgewisseld met levenszaken dus. Nu nog het werven van leden, wie weet er gegadigden en wat wordt de naam? Aan het eind van de avond besluiten we eensgezind voor Amsterdams Pijprokers Genootschap. Wij kijken nu al uit naar de volgende bijeenkomst!
Dagboekfragment 40: 21 oktober 2000
Het echtpaar Hermine en Louis Haegeli runden decennia lang een pijpen- en tabakswinkel in Basel. In die kleine tabakswinkel waren naast moderne handelswaar ook antieke pijpen te zien, die volgens zeggen al drie generaties tot de inventaris behoorden. Maar zoals zo vaak, er was geen opvolging in de winkel en de familie besloot de collectie te veilen. Die veiling vond vandaag plaats in Heidelberg bij Metz Kunstauktionen. De prachtig geïllustreerde catalogus was door Walter Morgenroth beschreven en zal een dankbare herinnering aan deze veelzijdige verzameling worden. In een marathonsessie passeerden bijna zeshonderd lotnummers van uiteenlopende aard. Rijp en groep werden na elkaar afgeslagen, soms voor meeneemprijsjes, maar voor de goede stukken moest werkelijk geld betaald worden. Karakteristiek in de collectie Haegeli was de prachtige selectie aan antieke porseleinen pijpen, daar lag ook onze focus. Uiteindelijk eindigden we met een kleine vijftig stuks representatief voor de identiteit van de collectie Haegeli. Dat deel zou in Amsterdam een nieuw leven krijgen.
Dagboekfragment 41: november 2001
Nadat we al een paar jaar geleden met een eenvoudige webpagina zijn begonnen, gaat vandaag een meer serieuze versie als heuse website de lucht in. De site is opgebouwd uit drie afdelingen waarbij de museumcollectie centraal staat. Daarnaast is ook voor de meer commerciële Smokiana Pipeshop en de Pipe clubs een eigen sectie ingericht. Zo hopen we door kruisbestuiving de interesse van het ene naar het andere gebied te krijgen. Of het werken zal zullen we zien. Wonderlijk is het te merken hoe snel het medium website zich ontwikkeld heeft en inmiddels een gerespecteerde bron is om informatie te presenteren. Als museum kun je daarin niet achterblijven en dat is dus ook niet gebeurd. Via statistieken is het zelfs mogelijk te achterhalen hoe groot het aantal bezoekers is en hoeveel tijd men op de website doorbrengt. Met dit medium lijkt niets onmogelijk.
Dagboekfragment 42: 25 maart 2003
Vandaag is de overdracht van de Douwe Egberts collectie aan ons museum. Nadat wij eerder al een lijst met wensen hadden opgesteld, is nu het uur der waarheid gekomen. We kunnen komen kijken naar wat ons is toebedeeld en krijgen dat na contante betaling mee. In feite is niet zozeer sprake van een museale overdracht, maar eerder van een verkoop, met als toegift wel enkele objecten als schenking. Jammer dat de overname van de gehele tabakscollectie niet bespreekbaar was, dat hebben wij vanaf het eerste moment als wens kenbaar gemaakt. Voor collectie Nederland krijgt de koffie- en thee-collectie wel een goed onderkomen in diverse Nederlandse musea maar dat is anders met de tabacologische voorwerpen. Douwe Egberts wil de sporen van hun tabaksverleden liever definitief uitwissen, uiteindelijk gaan zij verder als koffie- en theefirma. Bij aankomst blijkt de groep van aankoop keurig geselecteerd al is deze niet zo groot als wij hoopten. Na betaling kunnen wij inpakken. Wanneer het werk gedaan is nog wat nagepraat met de archiefman van Douwe Egberts die ons heel enthousiast de digitalisering van hun verpakkingencollectie laat zien. Die zorg en toewijding staat in schril contrast met de beperkte aandacht voor de tabakshistorie en het beperkte stukje dat wij uit de museumcollectie mochten kopen. Wij leren dat ons onderwerp steeds sterker onder druk komt te staan.
Dagboekfragment 43: 18 november 2003
Een immense transportwagen tekent de afleverdag van het grote merkenboek. Drukkerij Koninklijke de Swart komt en van de laadklep worden vijf pallets met boeken voor ons pakhuis neergezet, de zesde gaat naar de Prinsengracht. Wat is het boek groot geworden en vooral zwaar, de totale aflevering is ruim 3000 kilo! Behendig manoeuvreert de leverancier de pallets van de straat het pakhuis in, maar de omvang is zo groot dat daarna onze auto er niet meer inpast. Later nog maar eens meer economisch inpakken. Het is wel een triomf om na zoveel jaren noeste arbeid het resultaat zo fraai gedrukt en gebonden te zien. Avonden lang heb ik, met hulp van Martien voor de technische kant, aan de opmaak van het boek gewerkt: secuur alle 1047 merken met alle pijpmakers-namen netjes op een rij gezet. Dit opus magnum moet de komende decennia de vraagbaak voor de archeoloog worden. Hoeveel keer zal het de komende jaren geciteerd worden? En, wat je als schrijver bedenkt, hoeveel correcties zullen er in de toekomst op komen? De tijd zal het leren.
Dagboekfragment 44: 21 september 2004
Het idee van Spaarstation Dingenliefde komt uit de koker van Paul Spies, oprichter en directeur van bureau D’Arts. Plaats van handeling: Openluchtmuseum Arnhem. Wij zijn uitgenodigd om ons thema in te brengen in de centrale ruimte van het verzamelpaviljoen, precies midden in de opstelling. Tien jaar lang zal dit het vaste centrum van de presentatie zijn, samen met de spaarpotten die de gangmaker voor dit plan waren en aan het eind van het paviljoen staan opgesteld. Zes andere vertrekken wisselen van inhoud zodat de dynamiek er in blijft: vulpennen, Swarovski kristal, heiligenbeelden, noem maar op. Vandaag is het fotodag. De vitrines zijn opgesteld en gevuld met een keur aan pijpen uit alle werelddelen, de inrichting is klaar met fijne Chesterfieldbanken om de gezellige ‘rokersruimte’ in je op te nemen, rokersprenten hangen langs de felrode muur. Ook de video draait waarop ik acht bijzondere pijpen uit de expositie van vakkundig commentaar voorzie. Nu nog een levensgrote portretfoto voor bij de entree. Poseren dus met een enorme Pipe-du-Chef uit Kameroen in de hand.
Dagboekfragment 45: 18 november 2004
Een groots jaarlijks evenement waar de Nederlandse archeologen elkaar ontmoeten en hun vakkennis delen zijn de Reuvensdagen. De uitgelezen plek ook om een presentatie te houden over de kleipijp, het ondergeschoven kindje van de historische archeologie. Vandaag is Reuvensdag 1 en staat dat op het programma geroosterd. Het onderzoek in Alkmaar onder bezielende leiding van Peter Bitter waarbij van zeventig vondstlocaties pijpvondsten vergeleken zijn, valt toevallig samen met de uitgave van Century of Change, een boek over de modegevoeligheid van de tabakspijp. Reden voor een lezing die ik graag geef. Het grootste gehoor ooit met meer dan vijfhonderd toehoorders in de grote zaal van Theater De Vest. Wat een triomf als je ze kunt overtuigen van het belang van de kleipijp voor de archeologie en en passant ook nog aan het lachen kunt krijgen. Als je later in de wandelgangen wordt aangesproken, begrijp je dat de boodschap geland is. De kleipijp is als archeologische object weer wat in aanzien gestegen.
Dagboekfragment 46: 29 april 2005
We hebben er zelfs een afkorting voor bedacht: de GOA ofwel de Global Opium Association. Geen geheime bijeenkomsten overigens, maar gewoon onder liefhebbers van gedachte wisselen over het verzamelen van opiumobjecten, waaronder prachtige antiquiteiten! Niet zonder een knipoog naar de achtergrond ervan. Wolf Koslowki, Marbot Wiesbach, Ewald Vanvugt, Cees Hoogendoorn en meer, verenigd uit half Europa. Natuurlijk, daarbij hoort naast de uitwisseling ook het feitelijke gebruik. Daarover hoor je zoveel, maar werkelijk opiumschuiven deed natuurlijk niemand en als dat al zo is dan gaat het vaker fout dan goed. Naast de opium moet je over de juiste instrumenten beschikken, zo eenvoudig is dat schuiven niet. Maar vandaag is het zover. We roken opium in Amsterdam, onder leiding van een opium-master die in Parijs is ingewijd. Liggend op een Chinees bamboematje, toch wat ongemakkelijk, met zo’n halvemeter lange pijp en brandende olielamp. Enfin, als je even niet oplet blaas je de lamp uit. Wat een doodzonde! Maar de ervaring is uniek, dat realiseer je je wanneer je uren later bijkomt en de sensatie van de droom en de weldaad van een absoluut pijnloos lichaam voelt. Ik moet nog even nadenken of dit iets is voor iedere dag.
Dagboekfragment 47: 18 februari 2006
Geleidelijk lengen de dagen zich terwijl ook het licht helderder kleurt. De lente is in aantocht. Hoogtepunt van bezoek in de afgelopen winterperiode was de Battery Bastion RA uit Naarden. Dit bijzondere gezelschap bestaat uit heuse Napoleontische soldaten in authentieke kostuums. Je kijkt werkelijk je ogen uit want die kostuums zijn door de leden zelf gemaakt met de grootst denkbare precisie en oog voor detail. Prachtige materialen en niet te evenaren vakkundigheid. In het Pijpenkabinet kregen deze heren en enkele dames een rondleiding toegespitst op het roken in de Napoleontische tijd. Uiteindelijk treden zij vaak op in hun outfit om living history te geven. Dat daarbij een correct verhaal over het belang van het roken in soldatenkringen hoort, mag duidelijk zijn. En passant besteedden wij natuurlijk ook nog aandacht aan de talloze Napoleonpijpen in onze vitrines uitgestald. Als gebruikelijk is na de rondleiding mogelijkheid tot het stellen van vragen. Daarna is het genieten van een glaasje en het roken van een pijpje tabak onderdeel van het bezoek. Zelfs de niet-rokers onder de soldaten kregen nog een stukje praktijkervaring over hoe je een pijp moet roken.
Dagboekfragment 48: 7 april 2007
Vandaag een afspraak in Grootebroek om te kijken naar een verzameling pijpen die recent in Westeinde, een gehucht nabij Hoorn is gevonden. Het lijkt een tip van belang omdat het materiaal uit een korte tijdsspanne is en een ideale studiegroep voor een gebruikersgroep kan zijn. Enfin, zoals zo vaak bij gravers, wordt je niet bij hen thuis ontvangen maar in de schuur. Zelfs iets te drinken blijft uit. Het is voornamelijk take it or leave it en bij een hoge prijs valt dat aanbod niet mee. Enfin, na wat gemarchandeer toch gekocht, betaald en meegenomen met de vurige hoop dat het materiaal een goed verhaal zal opleveren. Mijn doel is om het fenomeen gebruikersgroep beter uit de verf te laten komen: een groep bodemvondst-pijpen die door één roker of vaste groep rokers zijn gebruikt en waarvan de hoop is dat de samenhang van de soorten pijpen meer zegt over de sociale achtergrond van de rokers en het distributiepatroon van weleer. Of het een goede koop is zal pas blijken na schoonmaak en uitleggen. Ik ben erg benieuwd!
Dagboekfragment 49: 18 september 2009
Broeierig warm is het in Drouot, het grote veilinghuis midden in Parijs, vanmiddag wanneer de topstukken van de beroemde collectie van het voormalige Seita tabaksmuseum worden geveild. De zaal zit stampvol, Felix van Tienhoven naast ons, op de rij erachter Wolfgang Cremer, verder andere belangrijke privé verzamelaars. Maar er zijn ook veel onbekende gezichten, waarschijnlijk handel. Iedereen biedt, wat dat betreft is het geen gelukkige veiling. Vooral niet vanwege die ene persoon op de eerste rij, die niemand kent. Op alles dat goed is biedt hij eindeloos door. Felix ziet al snel af van wat hij begeert, Cremer vertrekt na zijn eerste aankoop platzak. Wij houden het wat langer vol en kunnen toch nog hier en daar wat scoren. Voor de toekomst is dit een dag die geleefd is, de aankopen staan volgende week al in de database en worden de tastbare herinnering aan de fameuze Seita-collectie die in Parijs zestig jaar tabakshistorie gepredikt heeft. Hoewel deze dag geen echte triomfen opleverde, is de kwaliteit binnen onze collectie wel weer gestegen en is de variatie weer toegenomen.
Dagboekfragment 50: 18 januari 2011
Op weg naar Groningen nog gememoreerd hoe onwerkelijk het is. Als jongen bezocht ik het Niemeyer Tabacologisch Museum aan de Amsterdamse Amstel, een gevestigde instelling, ondersteund door een machtige firma. Vandaag zit ik in de trein voor de bezichtiging van de collectie, voorafgaand aan de veiling ervan. Niemeyer wil ervan af! ’s-Ochtends in de Brugstraat in het museum een lijst opgesteld van voorwerpen die voor onze collectie van belang zijn, ’s-middags hetzelfde in het depot achter de fabriek. Dat doe ik samen met de andere gegadigden voor overname van objecten, variërend van het Rijksmuseum tot aan een kruimelmuseum op een Waddeneiland. Al met al niet meer dan een twintigtal personen. Ja, de Nederlandse musea collectioneren niet zo actief. En de lijst die ik opstelde is lang, er is veel te zien en veel materiaal dat niet mag ontsnappen aan Collectie Nederland. Vervelend dat er nu nog geen zekerheid bestaat over de waardering door veilinghuis Christie’s die de finale overnameprijs bepaalt. Tegen vijf uur duizelt het mij; ik mocht wat langer doorschrijven tot ik er tegen half zes wordt uitgegooid. Zo moet het maar genoeg zijn. Morgen zenden we ons verlanglijstje naar het museum, wat zal de uitkomst zijn?
Dagboekfragment 51: 3 maart 2015
Op het programma van vandaag: twee vriendelijke uitnodigingen van monumentenbezitters in Gouda om hun huis te bezichtigen. Stipt op de afgesproken tijd bellen wij aan bij Leon, Gouwe 99, die woont in het pand waar Abraham Goedewaagen in 1823 zijn pijpenmakerij vestigde. Dit pand is tot ver in de twintigste eeuw in het bezit van de familie Goedewaagen gebleven. Nooit eerder had ik gelegenheid om binnen te kijken. De huidige eigenaar is gevoelig voor de historie van het huis en heeft het vakkundig laten restaureren, met inachtneming van de historische details. Meest indrukwekkend het prachtige balkwerk in het achterhuis, nu de studeerkamer van de heer des huizes. Hoe onverwacht dat dit klein ogende huis zoveel ruimte biedt! In ieder geval begrijp je dat een familie hier wonen en werken met elkaar kon verenigen. Na rondgang werden wij geïntroduceerd bij de buurman Jaap, bewoner van Gouwe 97, beter bekend als het huis met de trappen. Ook dit pand was ooit in bezit van de familie Goedewaagen en wel tot ver in de vorige eeuw. Wat een adembenemende gang met schitterende gemetselde bogen! Een breed pand met prachtige verhoudingen met een serene historische sfeer. Even stilgestaan bij de trap naar de kelder die in de naoorlogse jaren het leven van Nelly Goedewaagen voorgoed veranderde. En wie is niet nieuwsgiering naar het atelier van dezelfde kunstenares Nelly op de zolder, waar voor de juiste lichtinval een grote dakkapel was gemaakt met egaal noorderlicht. Wel, die kamer is nu een geweldige verassing: een heuse muziekkamer. Onze gastheer blijkt een liefhebber. In de catacomben drinken we nog een uitstekende wijn en praten na, op de plek waar vroeger de klei lag te rotten. Wij waren zeer onder de indruk van beide bijzondere ontmoetingen. Niet alleen om het inzicht in de wooncultuur van de Goedewaagen’s maar ook om de zorg die de huidige bewoners uitstralen voor het cultureel erfgoed.
Dagboekfragment 52: 21 december 2016
Aan de ontmoetingen met Alain en Elisabeth koester ik dierbare herinneringen. Alain Demoly is zo’n sympathieke Parijse verzamelaar die een leven lang genoten heeft van het bijeenbrengen van Franse figuurpijpen. Zaterdags struinde hij de Marché-aux-puces af. Bij hem en zijn echtgenote Elisabeth waren wij talloze malen te gast, oergezellige avonden. Maar, tijden veranderen, Alain werd ziek en stierf, vandaag komt zijn collectie onder de hamer. Drouot is de plaats van verkoop, Thomasson de expert. Vrij geruisloos passeren de 150 lotjes. Sinds jaren terug is er veel veranderd. Waar vroeger om alles gevochten werd, is nu alleen maar belangstelling voor spat gaaf en top kwaliteit. Dat zie je aan de opbrengsten. De mooiste pijpen gaan voor waanzinnige prijzen weg, het gewone goed in lots van vijf of tien stuks tegelijk voor weinig geld. Hoewel wij aan die gekte van extreme prijzen proberen te ontkomen, blijft er toch voldoende voor ons te koop aan schaarse maaksels of bijzondere ontwerpen. Uiteindelijk gaan zo’n vijftig voorwerpen mee naar Amsterdam. Wat dat betreft blijft Alain zijn levenswerk voor een zichtbaar stuk bij ons, voor altijd.
Dagboekfragment 53: maart 2017
Een wonderlijke wijze van reclamemaken is het, die Tripadvisor op het internet. Enfin, nadat wij geleidelijk aan Facebook gewend waren geraakt, is er nu dit nieuwe fenomeen. Tripadvisor, een plek waar je tips van reizigers vindt, die jouw attractie beoordeeld hebben. Het is zo’n ding dat er kennelijk bij hoort, maar voor ons is het nog even wennen. Wel leuk om te merken dat bezoekers zo enthousiast kunnen zijn om de moeite te nemen een positieve recensie te schrijven. Zij laten zich uit over de fraaie entourage of bijzondere pijpen die zij gezien hebben. Ook het prijzen van de gidsen is een veelgehoorde positieve opmerking. Hun bezoek overtreft de verwachting. Gelukkig blijft het aantal recensies klein van bezoekers die met de totaal verkeerde verwachting komen, wij zijn nu eenmaal geen Efteling en je kunt hier ook geen weed roken. Ja, daar willen we graag nìet aan voldoen. Gelukkig blijken de meeste museumbezoekers overdonderd door de onverwachte rijkdom en kwaliteit die het Amsterdam Pipe Museum biedt. Voor hèn stellen we het museum open en daar zijn wij trots op.
Dagboekfragment 54: 21 maart 2018
Een van de meest gespecialiseerde verzamelaars van pijpen was wel Felix van Tienhoven. In zijn riante bungalow in het Villapark van Geldrop had hij voor zijn collectie een heuse pijpenkamer ingericht. In een wandlange volglazen vitrine stond zijn specialiteit uitgestald: rookpijpen van metaal gemaakt. Als toegewijd pijproker koesterde hij een leven lang belangstelling voor de geschiedenis van de tabakspijp. Hij legde er een verzameling van aan, maar de laatste twintig jaar ontwikkelde hij zich als collectioneur in dit wonderlijke specialisme. Of dat ingegeven was door zijn jarenlange verblijf in Japan is niet zeker. In ieder geval kochten hij en zijn vrouw Wijntje op hun frequente reizen naar alle denkbare oorden pijpen voor de verzameling. Later lieten zij ook voorwerpen door antiekhandelaren aanbrengen. Bij zijn overlijden bleek de Stichting Pijpenkabinet begunstigde van de collectie. Vandaag vond de verhuizing ervan plaats. Bij ons in Amsterdam zal het materiaal opgenomen worden in de collectiedatabase en zo wereldwijd zichtbaar zijn. Verder komt er een speciale presentatie van dit materiaal in de hal van ons museum.
Dagboekfragment 55: 26 augustus 2018
Nadat de pijpenfabriek Hilson in 1979 door de Koninklijke Gubbels uit Roermond was overgenomen, verhuisde een deel van het historische archief en inventaris naar Roermond. Sinds die tijd is het in goed beheer bij Fons Gubbels, inmiddels directeur in ruste, die met name de historische gereedschappen van de firma Jean Knoedgen, een voorganger van Hilson, koesterde. Toch is vandaag het moment gekomen om van dit materiaal afscheid te nemen en het onder te brengen in Amsterdam. Een afspraak in Limburg gaat natuurlijk met de traditionele vlaai gepaard, niet met een puntje, maar keuze uit soorten. Tijdens het koffiedrinken verhaalt Fons over de overname van de fabriek indertijd, zijn herinnering is nog messcherp. Wat later dalen we af naar zijn kelder waar het materiaal in dozen staat opgesteld. Over de prijs worden we het snel eens, een oud-zakenman doet daarover niet moeilijk. Zo worden wij eigenaar en laden de 150 persvormen in onze auto. Niet zo snel rekening mee gehouden dat deze het gewicht maar nauwelijks aan kan, voorzichtig naar huis rijden dus. Ongetwijfeld met een schat aan nieuwe historische informatie.
Dagboekfragment 56: 5 februari 2019
Vandaag gaat de lang gekoesterde wens in vervulling: bezoek aan het Tobacco and Salt Museum in Japan. Gelegen in de wijk Sumida, in de schaduw van de immense Skytree Tower. Aanpalend aan gigantische gebouwen van de tabaksindustrie, staat daar fier het monumentale museumgebouw, fris en nieuw en bovenal megalomaan. Binnen is alles efficiënt en gestroomlijnd, natuurlijk volledige airco, de hoge etages met roltrappen verbonden. Toch is het gebouw eerder een industriepaleis dan een museumgebouw, uitgaande van onze westerse smaakbeleving. De presentatie van de tabak is op de derde verdieping, beneden is de museumwinkel, de expositie over zout en zoutwinning bevindt zich op de eerste etage. Het Tokio tabaksmuseum heeft als geweldig medium een forse reeks van bestandscatalogi van objecten in hun bezit, een reeks die zich nog steeds uitbreidt. De meeste staan reeds in onze bibliotheek, dus ik weet wat je kunt verwachten. Het museum is indrukwekkend, groots ingericht zoals Japanners dat doen. Het blijkt een permanente presentatie van roken in de hele wereld, met zelfs een vitrine kleipijpen. Heel merkwaardig dat het aantal Japanse kiseru’s – de elegante pijpen met een minimale ketel – zo slecht vertegenwoordigd is. Het museum zou er honderden moeten bezitten. Helaas is die presentatie niet het neusje van de zalm omdat de echte mooie, artistieke voorbeelden ontbreken.
Dagboekfragment 57: 18 juni 2020
En dan is er geheel onverwacht, tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan een nooit gedacht incident. Waar wij ons opmaken voor een voorjaarsfeestje komt vanuit China een onvoorspelbaar virus aanwaaien, Covid-19. De maatschappij ligt op z'n gat, het is gedaan met museumbezoek. Afgelopen maand werden de musea gesloten, eerst voor een paar weken, uiteindelijk voor langer. De mens trekt zich in zichzelf terug. Hoe lang zal dit duren, wat zal het veranderen? Ook ons museum gaat dicht en als het museum weer open mag is het met de bezoekersstroom zeker gedaan. De ene individu is bang van de ander, de sociale omgang is verstoord. We zullen ons op een nieuwe normaal en een nieuwe moraal moeten instellen. Daarbij moet de rol van het museum worden herzien.
Dagboekfragment 58: augustus 2020
Een mooiere afsluiting van 50 jaar verzamelen en onderzoek is nauwelijks denkbaar: ik ontvang van Europa Nostra de European Heritage Award, een eervolle onderscheiding uitgereikt door de Europese Commissie. Mevrouw de Commissaris moet mij helaas per Zoom toespreken, de gigantische penning met oorkonde krijg ik separaat per koerier bezorgd. Dus een plechtige ceremonie met een feestelijke borrel houdt ik wellicht nog tegoed. De plaquette is in elk geval indrukwekkend, daarvoor moeten we nog een plek aan de wand zoeken. De prijs is ook echt bedoeld voor langdurige inzet voor cultureel erfgoed, in het Engels kortweg geformuleerd als Dedicated Service. Dat is absoluut een erkenning voor wat ik gedaan heb, mij inzetten voor het museum en dan nog wel voor een wat verguisd stukje erfgoed. De pijp is door de collectie, het museum en mijn publicaties nu echt wel een spiegel van de samenleving, zoals het juryrapport zo fraai stelt.
Dagboekfragment 59: epiloog
En dan plotseling, terwijl je je vermaakt hebt, onledig hebt gehouden, veel geleerd, van alles meegemaakt, blijkt de activiteit een halve eeuw te duren. Langs al die verschillende evenementen, activiteiten en ontmoetingen, steeds met de pijp als centraal thema, heb je vijftig jaar geleefd. Ongemerkt ging het ene in het andere over en het was allemaal op zijn eigen wijze inspirerend. En wat zo bijzonder is: het werk blijft nog altijd even uitdagend, stimulerend en vernieuwend. Altijd vallen er weer onverwachte zaken te beleven, dingen te ontdekken en feiten vast te leggen. Hoe meer je doet en hoe langer je werkt, des te intenser wordt je interesse, des te beter je begrip en hechter de band met het onderwerp. Anderzijds wordt alles ook betrekkelijker, want uiteindelijk haalt de tijd alles in. Publicaties verouderen, museumpresentaties worden afgebroken, de moraliteit en de mentaliteit van de mensen verschuift, de wereld heeft andere zaken nodig. Antirook en desinteresse zijn de bedreigingen van nu, maar de persoonlijke drijfveer van de uitdaging lijkt onverwoestbaar en is er nog altijd. Ik kan niet meer zeggen ‘op naar de volgende vijftig jaar’, maar stoppen is zeker geen optie!