Amerikaanse Indianenpijpen
De oudste tabakspijpen van de Noord-Amerikaanse Indianen hebben, net als in Midden-Amerika een eenvoudige buisvorm, maar dan van steen gemaakt. Ook de vredespijp of calumet heeft een kop van natuursteen aan een bewerkte houten steel. De gebruikte steensoort is rode catliniet. De stamoudste is verantwoordelijk voor de pijp, die ceremonieel wordt gebruikt.
De bekendste Indianenpijp is de tomahawk, een pijp in de vorm van een strijdbijl. De pijpenkop staat precies boven het blad van de bijl. Om te kunnen roken is de handgreep van de bijl doorboord. De tomahawk is door de Europeanen bij forse aantallen in Amerika ingevoerd om met de Indianen tegen huiden te ruilen. De tomahawk wordt niet gebruikt om mee te hakken, zoals veel mensen denken, het is het is een dodelijke werpbijl.
De Haida aan de Westkust van Canada gebruiken een grijszwarte steensoort, de argiliet, voor hun pijpen. Zij zijn meesters in uitbundige stukjes snijkunst waarin originele en onverwachte figuurtjes en maskers voorkomen. Soms worden zelfs Europese kleipijpen in steen nagesneden. De meer noordelijk levende Tlingit gebruiken lokale houtsoorten voor hun pijp, vaak kleurig opgeschilderd.
De Inuit gebruiken tand- en botmateriaal om pijpen uit te maken. In de opwaarts gebogen steel van de pijp is de vorm van de walrustanden duidelijk te herkennen. Veel pijpen zijn met graveerwerk versierd, verlevendigd met zwarte kleurstof. In Zuid-Amerika gebruikt men een buisvormige pijp vaak van hout gemaakt, met een driehoekig mondstuk dat lijkt op een vissenstaart.