Precolumbiaanse tabakspijpen
De geschiedenis van het roken begint in Midden- en Zuid-Amerika, waar de tabak een inheemse plant is. De Jama-Coaque cultuur van Ecuador rookte al vóór 500 voor Christus. Hun buisvormige pijpen kunnen ook sculpturaal versierd zijn.
In Mexico worden veel precolumbiaanse pijpen in schachtgraven gevonden, een aanwijzing voor hun rituele gebruik. De pijpen zijn goed bewaard doordat ze van aardewerk gemaakt zijn, een vuurvast materiaal en dat is belangrijk voor een pijp.
In de klassieke periode, van het jaar 0 tot 900, worden veel pijpen in het Michoacangebied van West-Mexico sculpturaal uitgewerkt. Versierde pijpen in de vorm van een sterk geribde mescalinecactus waren populair. Daarnaast zijn er door de tijd heen talloze andere ontwerpen bedacht, zoals de pijpen met een driehoekig platvorm aan de voorzijde van de pijpenkop.
De Purepecha’s of Tarasken uit de latere tijd, zo rond 1200, staan bekend om hun pijpen met grote trechtervormige koppen. Aan de onderzijde van de pijpenkop zien we twee slanke pootjes. Glazuur bestond in die periode nog niet, wel een prachtig gepolijste engobe die voor een lichte glans en exclusieve uitstraling zorgde