Stummels, two centuries of great popularity
Author:
Don Duco
Original Title:
Stummels, twee eeuwen smaakmakend
Publication Year:
2020
Publisher:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)
Bloeitijd van de schilderkunst
Wanneer de productie van stummels gestandaardiseerde vormen heeft aangenomen, kan de decoratie zich verder ontwikkelen. Daarbij wordt de schilderkunstige verdienste van de pijpenkoppen de maat. Toonaangevende schilders ontwikkelen een realistische trant van schilderen die in de beste gevallen gelijk staat met miniaturisten en we zonder aarzeling met academische stijl kunnen aanduiden. Deze fijngeschilderde pijpendecoraties zijn volledig nieuw en zijn niet ontleend aan het decoratieve schilderwerk dat al vanaf de achttiende eeuw op serviezen werd toegepast. Het is een schilderkunst die grote bewondering voor het vakmanschap afdwingt. De makers zijn geen willekeurige porseleinschilders maar degelijk geschoolde personen die de tekenkunst machtig waren en vaak een opleiding als porseleinschilder achter de rug hadden. Dankzij de vaardigheid van deze schilders is het mogelijk dat realistische meerkleurige voorstellingen op pijpenkoppen verschijnen met de allure tussen miniatuurportretten en minischilderijen. Het allerfijnste is de zogenaamde Lupenmalerei aangebracht met naar men zegt een penseel met één haar. Tijdens het schilderen keek de schilder door een loep naar het eindresultaat.
Op de schilderswerkplaatsen van de grote fabrieken beschikte men over oneindig veel reproducties van allerlei beeldmateriaal waaruit keuzes gemaakt werden om pijpenkoppen te beschilderen. Meest gebruikt zijn gravures uit geïllustreerde Taschenbücher, handzame boekjes met klassieke dichtwerken van Goethe, Schiller en anderen. De tekenaar Johann Heinrich Ramberg is een van de productiefste illustratoren geweest, wiens werk oneindig vaak als inspiratie is benut. Bewijs dat de inspiratie van bestaand prentwerk werd overgenomen wordt mede geleverd doordat de schilderingen naar eigen inzicht werden ingekleurd waardoor we bij dezelfde onderwerpen kleurvariaties zien. Soms zelfs zien we spiegelbeeldige weergaven. In vrijwel alle gevallen behoort dit schilderwerk op pijpenkoppen tot de categorie reproductieve kunst. Dat werd ook gestimuleerd door het werken met de contourlijnstempeling in de vorige paragraaf uitgelegd, een werkwijze die gangbaar blijft vanwege de oplage in series. Dankzij die contourlijn wordt het tempo van de schilder ook nog aangejaagd.
Een goede schilder was in de eerste plaats een uitstekende kopiist, die dicht bij het schildervoorbeeld bleef. Hij wist een prent vakkundig op de rondlopende pijpenkop aan te brengen, die bovendien naar onder toe nog smaller werd. Daardoor is er zelden iets aan te merken op het perspectief of de anatomie en dat zorgde voor bewondering voor deze miniatuurschilders toen en nu. Zij waren echter geen scheppende kunstenaars maar reproductief werkende vaklieden. Het opnieuw schilderen van een afbeelding gaf dankzij de oefening vaak een beter resultaat. Het ging beduidend sneller waardoor een hoger arbeidsrendement werd verkregen en dat was voor het loon gunstig want de productie werd per voltooid object betaald.
Met de intrede van de realistische schilderkunst verandert ook de contour van de voorstelling. Deze wordt in eenvoudige gevallen in een staande ovaal (afb. 26) of cirkelvorm geplaatst. Meer standaard is om deze een rechthoekige vorm te geven. In de meeste gevallen wordt de voorstelling afgerand met een strakke lijst van bladgoud (afb. 27). Goedkopere voorbeelden zijn niet gelijst (afb. 28). Uiteraard zegt het formaat van de schildering iets over de luxe van het product. Hoe meer schilderwerk hoe hoger de prijs. De meest uitgebreide schilderingen lopen over de helft tot tweederde van de pijpenkop, in zeldzame gevallen is deze zelfs rondlopend. Dan is de verticale scheiding een enkele goudbies geworden of is de schildering volledig doorlopend aangebracht. Wanneer bijvoorbeeld een woud wordt geschilderd, kan de scheiding gemakkelijk liggen in een boomstam of ander verticaal element in de uitbeelding. De rondlopende voorstelling is overigens niet van groot belang want aan de achterzijde van de pijpenkop loopt de opgaande steel die het zicht op de schildering daar beneemt.
Bij het schilderwerk speelt de zogenaamde Hausmalerei een belangrijke rol ten opzichte van het fabriekswerk. Hausmalers ofwel thuisschilders waren geen dilettanten, maar vakkundig opgeleide schilders die op een tekenschool of academie lessen hadden gevolgd. Anderen hadden een gespecialiseerde opleiding voor porseleinschilder doorlopen. Velen van hen werkten vervolgens jarenlang in een porseleinfabriek voordat zij zich zelfstandig vestigden. De Hausmalerei werd een op zich staande branche waar men zelf ook met personeel werkte, soms zelfs tot tien man toe. Daarnaast waren de Hausmaler beter dan de fabrieken in staat om specifieke opdrachten van klanten uit te voeren. Zij speelden dus accurater in op de marktvraag.
Dat de Hausmalerei zo’n grote vlucht nam heeft ook een economische reden. Veel porseleinfabrieken waren in de achttiende eeuw met substantiële investeringen van lokale vorsten gesticht. In het begin van de negentiende eeuw moest er in onzekere tijden vol van oorlogen enorm bezuinigd worden. Fabrieken ontslaan hun personeel waaronder zelfs een deel van de vakbekwame schilders. Deze beginnen voor zichzelf.[i] Zij kopen voor eigen rekening onbeschilderd porselein in en verkopen dat na beschildering terug aan de fabriek. Voor de fabriek lag het voordeel in een besparing op de vaste loonkosten, terwijl zij geen werkruimte ter beschikking hoefden te stellen. Het is begrijpelijk dat de Hausmaler een goed belegde boterham konden verdienen door de witte pijpenkoppen voor een voordelige dozijnprijs in te kopen en vervolgens als luxe beschilderd product weer af te zetten. Die winst was zeker hoog wanneer het witgoed bij minder bekende porseleinfabrieken werd aangeschaft.
Door de grote concurrentie van de Hausmalers is de aanvankelijk forse productie van de stummels bij de Meissenfabriek na 1830 tot een bijproduct verminderd. Het fenomeen Hausmalerei is kenmerkend voor de Duitse porseleinnijverheid. Helaas maakt dit het bestemmen van de pijpen tegenwoordig nog moeilijker. De technische kenmerken van het porselein en de schilderkunstige aspecten ontwikkelen zich nu los van elkaar. Het witgoed kan zelfs over langere afstanden verscheept zijn eer het van beschilderingen werd voorzien.
De productie van stummels is werk voor de grotere fabrieken en gebeurde bij enorme aantallen. Hoeveel handel er gedreven werd door de fabrieken die biscuitproducten of onbeschilderde koppen verkochten is onbekend. Zeker is wel dat ieder bedrijf op zijn eigen wijze werkte. De toonaangevende fabrieken verkochten hun tweede keus koppen omdat hun schilders als drager voor hun werk optimale kwaliteit verwachtten. Ook de beste Hausmaler kochten eerste kwaliteit pijpenkoppen in, alleen dat sloot aan bij het niveau van hun schilderwerk. Bij minder geschoolde schilders werden de maandagochtend producten van een beschildering voorzien, zodat ook daar een balans tussen drager en schildering bestond.
Onder de grote fabrieken wordt Berlijn als belangrijkste genoemd, inzonderheid voor kwaliteitsschilderwerk. Dat komt mede doordat de KPM de samenstelling van de oxideverven weet te verbeteren. De fabriek in Schney staat eveneens bekend om beschilderde pijpenkoppen van hoog niveau. Hun stijl ligt dicht bij die van Berlijn, doch gemiddeld genomen is deze iets minder verfijnd. Berlijn en Schney weten door hun kwaliteit de grootste concurrent Meissen nagenoeg van de markt te drukken. De productie van beide fabrieken moet aanzienlijk geweest zijn, doch helaas zijn cijfers niet bekend. Over het algemeen is schilderwerk uit Thüringen en Bohemen (het huidige Tsjechië) van een beduidend lager niveau.
Veel porseleinen stummels zijn zonder merk of dragen slechts een onduidelijk merkteken dat door niemand te identificeren is. Dat wijst er op dat de herkomst van de porseleinen pijp voor de consument niet van belang was. Klaarblijkelijk verkocht het product vanwege de schoonheid en had de klant het herkennen daarvan zich snel eigen gemaakt. Het ging dus om de kwaliteit van het schilderwerk. Tegenwoordig hecht de verzamelaar en onderzoeker er zeer aan het materiaal naar fabriek en/of schilder te determineren en dat is logisch. Voor een beter begrip van het materiaal is dat interessant, al blijkt dit zo goed als onmogelijk.
[i] Neurenberg 1820 15 Hausmaler, München 1830 50 Hausmaler, rond Coburg en Bamberg zijn er zelfs nog meer.
Onderwerpen op Biedermeier stummels
De bloeiperiode van de fijnbeschilderde stummel loopt van 1820 tot 1850 met een uitloop van nog eens tien tot twintig jaar. De rijk beschilderde stummel is dus op en top een Biedermeier product. In die tientallen jaren variëren de onderwerpen uiteraard. We kunnen ze indelen in enkele categorieën maar lang niet altijd in een chronologie plaatsen. Een indeling naar onderwerpen is bovendien lastig want de variatie is groot en er is weinig samenhang.
De meest opvallende en tevens meest algemeen zijn die van de elegante dames in modieuze kledij. Zij variëren van eenvoudige silhouetportretten (afb. 29) tot portretten tegen een wolkvormige achtergrond (afb. 30). Naast louter portretten zijn er vrouwen staande afgebeeld, ook wel als kniestuk of borstbeeld al dan niet omringd door een of enkele toegevoegde zaken. Sommige vrouwen zijn bestaande personen naar het leven geschilderd of kopieën van schilderijen. Andere vrouwen zijn geïnspireerd op afbeeldingen uit modebladen. Kortom, de Galerie der Schönheiten is bijzonder breed en kenmerkt zich door fraaie kleuren en minutieuze uitwerking, soms ook wel wat preuts (afb. 31). De voorstellingen zijn op hun uitstraling gekozen, niet om een dieper liggende reden. Ook hier zien we geregeld doublures als bewijs dat de uitbeeldingen niet eindeloos waren en dat naschilderen gebruikelijk was.
Erotisch van tint zijn de elegante dames die gedeeltelijk naakt worden afgebeeld. De vrouw met ontblote boezem is daarin de meest onschuldige, soms is nog net een randje van haar negligé te zien (afb. 32, 33). Slechts bij een klein aantal verbergt een dunne doek of draperie hun lichaam (afb. 34). Serieuzer zijn de naaktportretten die, denkend aan de negentiende eeuw, tamelijk onverwacht zijn. Het is niet voor de hand liggend dat deze dames zo te kijk staan (afb. 35, 36) of liggen (afb. 37). Zij lijken eerder artikelen om in de herenkamer door mannen onder elkaar te worden getoond dan dat de burgerman deze rookte te midden van zijn opgroeiende kinderen.
Mansportretten vielen duidelijk minder in de smaak. Zij maken nog geen kwart van de menselijke voorstellingen uit. Het gaat niet om geïdealiseerde manspersonen maar louter om bestaande lieden. We komen portretten tegen van klassieke figuren zoals Socrates (afb. 38), maar ook onverwachte historische waaronder Coster, de uitvinder van de boekdrukkunst (afb. 39). Curieus is een stummel met portretten van drie generaties mannen, een van de weinige voorbeelden waarbij de portretten niet naar het leven geschilderd lijken te zijn (afb. 40).
Portretten van kunstenaars zijn geen zeldzaamheid, bij de mannen komen zij op de eerste plaats. Zij wijzen erop dat veel stummelrokers een culturele belangstelling hadden. Een prachtig exemplaar met indringende kleuren en een aantrekkelijke silhouetwerking laat de schilder Raphaël zien (afb. 41). Hier zien we nog de schilderstijl van de vroege Meissen stummels. Andere voorbeelden in deze categorie zijn Da Vinci (afb. 42) en Rubens (afb. 43), beide bijzonder geliefd. Schilder Rembrandt is weer veel zeldzamer (afb. 44), maar werd in die periode ook nog niet zo sterk aanbeden. Tamelijk onverwacht is het borstbeeld van de contemporaine beeldhouwer Bertel Thorvaldsen eveneens bestemd voor de kunstminnende roker (afb. 45). Het portret van Goethe scoorde bij literair geïnteresseerden (afb. 46), die voor de herkenning zeker geen naamsvermelding op de pijpenkop nodig hadden.
Op de tweede plaats staan veldheren en figuren uit de Napoleontische tijd. Dikwijls afgebeeld is het portret van Napoleon zelf (afb. 47), waarvan hier een zeer fijn geschilderd exemplaar die zijn heldenrol benadrukt. Een beroemde tegenstander van hem is generaal Blücher (afb. 48) naast een onbekende militair in een onverwachte pose, namelijk gezien van op de rug (afb. 49).
Tenslotte behoren tot de mannen en vrouwen ook portretafbeeldingen van contemporaine figuren die zich in opdracht op een pijpenkop lieten uitbeelden. Uit ijdelheid kon je zelf uit je portret roken of een dierbare daarmee als geschenk plezieren. Zo stond een schutter voor een pijpenkop model (afb. 50). Een opmerkelijke pijpenkop toont het profielportret van een man in grisailleschildering (afb. 51). Een vluchtig geschilderd studentenportret tenslotte (afb. 52) is zo slordig gepenseeld dat het bijna karikaturaal is geworden en voor de voorgestelde geen compliment meer is.
Een interessant thema is het kopiëren van bestaande schilderijen. Dit is geen grote categorie geweest. Niet verwonderlijk want het gaat vaak om gecompliceerde voorstellingen die voor de porseleinschilder tijdrovend waren en daardoor duur voor de klant. De onderwerpkeuze is volledig anders dan we zouden verwachten. Het lijkt erop dat de inspiratie vooral gevonden werd in geïllustreerde bladen, al kennen we ook keuzes uit gevestigde museale collecties, ongetwijfeld ook in prent gebracht. Een mooi voorbeeld is de Madonna van Raphaël uit de Dresdner Gemälde Galerie (afb. 53). Een vermaard zeventiende eeuws werk is de meloeneters van Murillo uit de Alte Pinakothek van München (afb. 54). Indertijd zeer populair maar tegenwoordig nauwelijks nog bekend is de Lorelei, een romantisch schilderij van de kunstenaar Begas (afb. 55).
Gebaseerd op een Hollandse zeventiende eeuwer door Gabriel Metsu is een pijpenkop met de voorstelling van een jager (afb. 56). Hier is de afbeelding niet naar het schilderij zelf gemaakt, maar naar een prent van een eeuw later en dat verklaart ook de veranderingen in de kleurstelling.[i] Een prachtige interpretatie van een gravure van Hogarth viel eveneens in de smaak (afb. 57). Interessant is hier de uitvoering in pasteltinten. Werd hiervoor een ingekleurde prent als voorbeeld gebruikt? Een contemporain en adembenemend schilderij laat het portret van de prins van Wales zien, naar een schilderij van Winterhalter (afb. 58). Het gaat om de oudste zoon van koningin Victoria, de latere koning Edward VII. Het vaststellen welke kunstenaar een bepaalde voorstelling maakte, blijkt lang niet altijd eenvoudig. Wat men indertijd waardeerde, is tegenwoordig vaak vergeten, terwijl andersom schilderijen werden gekopieerd die nu het museumdepot niet meer uitkomen. Van talloze voorstellingen bestaat wel het vermoeden dat daaraan een bestaand schilderij ten grondslag ligt, maar is het betreffende kunstwerk nog niet getraceerd.
Evenzeer geliefd als onderwerp voor porseleinen stummels is topografie. Ook die uitbeeldingen zijn tamelijk gecompliceerd en vragen een grote inzet van de schilder. Vaak gaat het om landschappen of stadsgezichten die heel nauwkeurig zijn nagepenseeld en langs de onderzijde ook nog gedefinieerd worden met de naam van de stad of streek (afb. 59). Dat bij dergelijke voorstellingen de bolling van de pijpenkop een lastigs aspect is mag duidelijk zijn, maar het heeft de schilders er niet van weerhouden zo’n onderwerp te kiezen. Een schilderkunstig mooi uitgewerkt plaatje toont het gezicht op Hamburg met water met schepen op de voorgrond (afb. 60).
Gaat het om een historiserende afbeelding naar een Hollandse meester die aan de tijd van toen is aangepast? Meer landelijk is een landschap met berg, ook prachtig naturalistisch geschilderd (afb. 61). Je kunt je niet voorstellen dat er één detail anders is geweest dan de afbeelding laat zien. Minder spannend is een grote pijpenkop met berggezicht met in het dal de plaats Ruhla (afb. 62). Deze afbeelding werd hoogst waarschijnlijk in Ruhla zelf op het porselein gepenseeld en mist het schilderkunstige raffinement dat sommige andere exemplaren tonen. Tot de topografie behoren ook straten of zelfs een enkel huis (afb. 63) of kerk (afb. 64). In dat geval is het correct weergeven van het perspectief een uitdaging voor de schilder.
Er bestaan nog talloze andere uitbeeldingen. Deze geven echter veel overlappingen met de reeds besproken onderwerpen, zoals de mythologie (afb. 65) die weer put uit bestaande schilderkunst, de uitbeeldingen uit romans zoals een voorstelling uit Der Räuber van Schiller (afb. 66), schilderijen van verhalen en gedichten, muziek die zich uit in portretten van componisten of uitbeeldingen zoals de muziekles (afb. 67).
Hetzelfde geldt voor sagen en idyllen. Een ander thema is voorstellingen uit het dierenrijk (afb. 68). De groep van militaria kan aangevuld worden met prachtige veldslagen of juist de gruwelijkheden daarvan (afb. 69, 70). Talloze andere onderwerpen zijn in de late Biedermeier periode niet uitgevoerd, zij verschijnen pas in de tweede helft van de negentiende eeuw. Dat geldt bijvoorbeeld voor beroepen of uitbeeldingen uit het verenigingsleven. Als laatste onderwerp dient nog de jacht vermeld te worden. Dit thema zien we vanaf de jaren 1840 incidenteel, maar zal pas veel later immens populair worden. Na de bloeiperiode van het schilderwerk veranderen de onderwerpen geleidelijk en daarmee ook de doelgroepen. Zij komen in volgende paragrafen ter sprake.
[i] Zie: APM 24.323. Met dank aan Fred G. Meijer voor de accurate toeschrijving van schilderij én prent.
Voorstelling versus prijsstelling
Het is een uniek gegeven dat van de twee belangrijkste porseleinfabrieken, namelijk Meissen en Berlijn, gedrukte prijslijsten van hun tabakspijpen bewaard zijn gebleven.[i] Zij zijn kroongetuige van de variatie aan voorstellingen op de pijpen en de prijs waarvoor deze indertijd verkrijgbaar waren. Het bestaan van een prijslijst wijst op de seriematige productie van de decors. De afname door handelaren en detaillisten gebeurde per dozijn. De hoogte van de prijs wordt bepaald door de arbeidsinzet bij het schilderwerk. Een onbeschilderde witte stummel kost slechts 35 Groschen per dozijn. De tijdsduur van het schilderen wordt in de stukprijs doorberekend en zorgt voor een forse prijsstijging.
De oudste prijslijst is van de Königliche Porzellan Manufaktur in Berlijn dateert uit 1823. Het document telt vier pagina’s en somt in zeven kolommen de decoraties op inclusief hun prijzen. In totaal worden maarliefst tweehonderd verschillende decors beschreven, die min of meer op volgorde van prijs staan. Uit de omschrijvingen blijkt duidelijk dat er in die periode veel thema’s waren die aansloten bij de tijdgeest. Na een chaotische episode van oorlogen tussen 1800 en 1815 blijken vriendschap en herinnering populaire thema’s. Ook doodssymbolen, troostende spreuken en de afbeelding van bijvoorbeeld een urn passen in die gedachte. Veel pijpen dragen opschriften in de Duitse taal (afb. 11), maar ook teksten in het Latijn en soms zelfs in het Frans (afb. 12). De populariteit van dit genre loopt tot ongeveer 1830 door.
Het thema bloemen is eveneens geliefd en start qua prijsklasse in dezelfde lage categorie (afb. 18). Hun symbolische waarde kwam al ter sprake en wordt nog eens benadrukt met toepasselijke spreuken die daarbij worden geplaatst. Dat de uitvoering van bloemdecors zeer verschillend kan zijn spreekt uit de verkoopprijzen. De meest eenvoudige bloembeschilderingen kosten 15 Silbergroschen. Met enkele gouden biezen en lijstjes stijgt de prijs naar 1 tot 2 Taler, terwijl de duurste exemplaren voor drie Taler 15 Groschen genoteerd staan! Reeds bij een eenvoudig bloempje verdubbelt de kostprijs van de blanco pijpenkop. De verkopen vinden nog altijd per dozijn plaats.
Sommige onderwerpen in de categorie eenvoudige pijpen verbazen ons. Pijpenkoppen met alleen een simpel opschrift als de naam van de dag in zwarte letters geschilderd kosten bijvoorbeeld 25 Groschen. Reden voor deze hoge prijs is dat letterschilders moeilijk te vinden waren. Zij behoorden tot een gerespecteerde groep die beter betaald werden. De prijsstelling is te meer verwonderlijk aangezien simpele namen of deviezen slechts 10 Silbergroschen kosten. In die gevallen was de tekst niet fraai gekalligrafeerd maar in gewoon handschrift geschreven.
Een kwaliteit hoger vinden we pijpenkoppen beschilderd met een enkele persoon, een portret of een personificatie (afb. 16). Gaat het om meerdere personen dan is de voorstelling al gauw gecompliceerder en daarmee gaat de prijs uiteraard weer verder omhoog. Voor een stummel met een goed uitgewerkt figuur of mythologisch persoon betaal je 1,75 Taler. Dat geldt ook voor de geïdealiseerde damesportretten die in een steeds bredere variatie worden aangeboden. Opnieuw chiquer en beduidend exclusiever zijn schilderingen van portretten van bestaande personen die een hoge graad van realisme vragen. Het portret van Blücher is daarvan een mooi voorbeeld (afb. 48). Zij eisen van de schilder een vakmanschap dat gelijk staat aan dat van een portretschilder. Dergelijke koppen kosten 2 Taler, wanneer die voorstelling in een gouden lijst staat wordt dat verhoogd tot 2 Taler 25.
Nog weer een stap hoger zijn de reproducties van schilderijen, veelal kunstwerken uit Duitse museale collecties. Een schilderij overgebracht op de pijp moet de juiste verhouding hebben en goed gelijken. Ook dat vraagt grote vaardigheden van de schilder en niet verwonderlijk verdubbelt de prijs, deze ligt dan op 3,30 tot 4 Taler. De afgebeelde Madonna (afb. 53) is een goedkoper voorbeeld omdat de schildering betrekkelijk bescheiden is, wordt de afbeelding groter dan stijgt de prijs. Zoals we al zagen worden deze schilderijen vaak aan de hand van prenten geschilderd en door de porseleinschilder zelf ingekleurd. Gevolg is dat het palet afwijkend kan zijn en soms is de afbeelding zelfs spiegelbeeldig uitgevoerd.
De meest exclusieve schilderingen en tevens de laatste categorie zijn de topografische, die vaak minutieus werden uitgevoerd en in weergave volledig zuiver zijn. Daartoe behoren naast landschappen ook gebouwen en stadsgezichten. Vooral Berlijn en Potsdam waren favoriet vanwege de bouwwerken als de Brandenburger Tor of het Schauspielhaus die in die jaren werden afgebouwd. De hoge prijs van deze categorie heeft te maken met het gecompliceerde perspectief op de gebolde pijpenkop. Terecht vraagt men hiervoor de hoogste prijs namelijk 6 Taler per dozijn.
Duidelijk mag zijn dat het verschil tussen de eenvoudigste decors en de meest luxueuze zeer groot is, namelijk van 10 Silbergroschen tot 6 Taler ofwel meer dan twaalf keer! Behalve een indeling naar onderwerp onderscheiden de prijslijsten nog een verschil in ketelformaat. De gemelde prijzen betreffen het standaardformaat. In de jaren 1820 zijn dat de formaten 5 en 6. Wordt een pijp een slag kleiner gemaakt dan is deze goedkoper, is de pijpenkop echter groter dan gaat de prijs omhoog. Formaat 7 kost 2 Groschen 6 Penningen per dozijn meer, terwijl formaat 8 een toeslag van 5 Silbergroschen geeft.[ii] Het prijsverschil blijkt overigens percentueel minimaal, op de stukprijs is het al bijna niet meer te berekenen
Het is bekend dat tussen de fabrieksprijs en die voor de uiteindelijke klant een forse winst gemaakt wordt. De consument betaalt voor een enkele pijpenkop ongeveer hetzelfde als de fabriek voor een dozijn vroeg. Dus van de producent naar de consument is de prijs ongeveer tien keer zo hoog! Uiteraard wordt dat mede veroorzaakt door transportkosten, tolheffingen en andere onkosten.
Het is interessant om een vergelijk te maken naar de prijzen van de stummels in de jaren 1820 en het rookgerei van tegenwoordig. Omgerekend naar deze tijd ligt de waarde van de Taler op tachtig Euro. In dat geval kost een witte stummel zo’n 20 tot 25 Euro per dozijn.[iii] Met de meest eenvoudige beschildering verdubbelt die prijs, nog altijd per dozijn. Een eenvoudige beschilderde pijpenkop kost voor de consument dus ongeveer vier Euro.
De duurste pijpen met topografische beschilderingen kosten 6 Taler ofwel omgerekend bijna 500 Euro! Naar tegenwoordig rookgerei vertaald staat de prijs van een luxe beschilderde stummel dus gelijk aan een dure bruyèrepijp zoals een Italiaanse freehand of een klassieke Dunhill. Het mag duidelijk zijn dat dit zeker geen aanschaf was voor de gewone man. Een volbeschilderde porseleinen stummel was voor de bezitter dus een pronkstuk. Bij die aanschaf moest voor de montage nog extra betaald worden.
Tot slot nog iets over de werkwijze bij de fabrieken. De prijslijsten leren ons dat er een brede keuze aan voorstellingen bestond die vanuit de voorraad geleverd werden. Zij wijzen er ook op dat de voorstellingen altijd in serie geschilderd werden. Met een sterk uiteenlopende bewerkelijkheid van het schilderwerk. De archiefstukken leren ons de variëteit kennen en de kwaliteit onderscheiden zeker wanneer we de verkoopprijs erbij betrekken. Onverwacht is dat van de voorstellingen in de prijslijst maar een zeer gering aantal pijpen bewaard is gebleven. Daaruit mogen we concluderen dat het ondanks de luxe toch in eerste instantie ging om een gebruiksvoorwerp. Zeker is dat handbeschilderde porseleinen stummels met goud omrande voorstellingen dure objecten waren, bestemd voor de gefortuneerde roker met gevoel voor smaak. Bewijs daarvan is mede een bewaard gebleven verpakking voor een stummel. Deze oorspronkelijke geschenkdoos is een met leer overtrokken cassette waarin plaats voor een beschilderde pijpenkop op witte suède. Wel een bewijs van grote appreciatie.[iv]
[i] Morgenroth, 1989, p 62-63 Meissen 1825 en p 115-120 Berlin 1823 en 1827.
[ii] Morgenroth, 1989, p 115.
[iii] Prijsvergelijking in deze alinea gebaseerd op Morgenroth die in 1989 stelt dat 1 Taler vergelijkbaar is met 80 Duitse marken. In 2020 staan 80 Duitse marken qua koopkracht gelijk aan circa 80 Euro.
[iv] APM 22.874.
Unica op speciaal verzoek
Naast de standaard voorstellingen uit catalogi en prijslijsten ontstaan beschilderingen in opdracht. Het verzorgen van deze speciale opdrachten is voor porseleinfabrieken vanaf hun oprichting altijd gewoonte geweest. Hoe dat precies in zijn werk ging is niet geheel duidelijk. In veel gevallen waren het de Hausmaler die contacten met klanten onderhielden en accuraat op een specifiek verzoek konden inspelen. Zij zijn verantwoordelijk voor de meeste verzoeknummers. Soortgelijk opdrachtwerk kon ook bij de grote fabrieken worden uitgevoerd. In ieder geval zal dat een goede bedrijfsorganisatie gevraagd hebben om te voorkomen dat kleine opdrachtstukken tijdens het productieproces, inzonderheid in de oven, zoek zouden raken.
Werk als speciale opdracht bestaat uit twee typen. Een particulier die een bijzondere pijp bestelt als eenmalige geste. Uiteraard is dat voor de fabriek economisch gezien het minst profijtelijk. Daarnaast zijn het series pijpen die op verzoek gemaakt worden en vanwege hun uniformiteit efficiënter te produceren zijn. Dan gaat het om pijpen voor studentengenootschappen, gilden of verenigingen of opleidingscentra. De orders betreffen dan meerdere stuks met een vast decoratiepatroon maar wel met wisselende details bijvoorbeeld in het opschrift. Bij werk op aantal vallen de kosten van de handling voor een deel weg. Niet onbelangrijk daarin is het maken van het schildervoorbeeld dat altijd aan het feitelijke porseleinschilderen vooraf ging. Dat was niet in de laatste plaats voor de klant om een helder idee over het eindresultaat te krijgen. Daarnaast was er de vervaardiging van het stempelvel waarmee de contour op de pijpenkop aangebracht moest worden en dat exact hetzelfde formaat heeft als het eindproduct.
Vroege opdrachtstukken voor een Nederlandse klant zijn herinneringspijpen besteld voor scheidende aanvoerders van het legerkamp Oirschot, voor Nederlandse begrippen een hoge uitzondering. Deze pijpen werden bij Fischer & Reichenbach in Pirkenhammer gemaakt (afb. 71). Uit het jaar 1832 zijn twee nagenoeg identieke stukken bewaard gebleven, met namen van officieren van het kamp toen dit werd opgeheven. Zij zijn door een verschillende porseleinschilder naar een bestaand schildervoorbeeld gedecoreerd. Het is leerzaam te zien hoe minimaal de verschillen zijn tussen het penselen van de ene en van de andere pijpenkop, terwijl we in het resultaat toch duidelijk een andere hand herkennen. Minder specifiek als bestelling zijn pijpenkoppen voorzien van initialen opgebouwd uit bloeiende bloemen en blaadjes (afb. 72). Wanneer het om enkele letters ging, kon de fabriek hiervan een voorraad aanhouden, maar bij lettercombinaties was dat niet meer mogelijk. De laatste soort werden weer op speciaal verzoek geschilderd (afb. 73).
Persoonlijker in het genre speciale bestelling zijn de portretpijpen uitgevoerd in silhouet en in Duitsland aangeduid met Schattenrisse. De porseleinfabriek in Hausen is specialist geweest in dit genre al zijn deze pijpen ook bij andere fabrieken gemaakt.[i] Hier blijkt de studentengemeenschap de belangrijkste opdrachtgever, maar daar buiten komen eveneens militaire figuren voor, af en toe zelfs lieden uit de burgerstand. De uitstraling van deze silhouetpijpen is vooral verfijnd maar niet zo uitbundig (afb. 74-76). Een pijpenstandaard gevuld met dit type pijpen ziet er streng uit. Toch is de uitvoering van deze silhouetten vaak buitengewoon kunstzinnig. Met minimale details en enkele accenten in een contrasterende kleur of metaal wordt een prachtig resultaat verkregen. Helaas is door de tijd het zilver tot zwart geoxideerd waarmee een stuk van de subtiliteit van toen verloren ging.
Een ander geliefd thema is de wapenpijp die vooral in universitaire kringen waanzinnig populair wordt. Zij zijn over en weer als geschenk gegeven door studenten die toen bijna allemaal van adel waren. Voor de studenten vormden deze pijpenkoppen een status. In zijn pijpenrek heeft de student zo veel mogelijk van dergelijke kleurige pijpen staan, gekregen van jaargenoten en studiekornuiten. Veel van dat werk in opdracht draagt aan de keerzijde van de ketel een onopvallend opschrift met namen van de gever en de ontvanger, soms ook een jaartal. Die laatste toevoeging maakt het mogelijk de pijpen scherp te dateren. Dankzij die jaartallen kunnen we vaststellen dat de wapenpijp vooral in de jaren 1840 een rage was.[ii] De persoonlijke wapens zijn vaak groot weergegeven in heldere kleuren, inclusief het gebruik van metaaltinten precies volgens de regels van de heraldiek (afb. 77-79).
De studentenpopulatie blijkt ook voor andere pijpendecoraties interesse te hebben. Zo sterk dat zij een aparte groep vormt die tegenwoordig onder de aanduiding Studentica bekend staat. Aanvankelijk zijn de studentencorpora samengesteld uit lieden uit hetzelfde gebied. De kleuren van het vorst- of prinsdom komen dan terug in de pijp terwijl Latijnse wapenspreuken of afkortingen de wapens sieren (afb. 80). Zeer kenmerkend is de spreuk boven de voorstelling "… SEI’S PANIER", ofwel "… IS ONS DEVIES", waarbij de verlatiniseerde naam van de universiteit of faculteit tot op de puntjes wordt ingevuld. Speciaal voor studenten, maar voortgekomen uit de groepen die uit militaire dienst kwamen zijn de stummels met kruisdegens. Zij waren vaak sterk nationalistisch tot zelfs revolutionair en de eigenaren hielden hun eed van trouw graag aan elkaar geheim. De afkortingen op de pijpen begrepen zij alleen zelf. Ook de riten binnen het studentenleven kregen ruim aandacht. Een bekende voorstelling toont studenten samen met Knoten of Handwerksburschen, die eeuwig in strijd met elkaar leven (afb. 81). Een andere uitbeelding is de Fuchs, soms met zijn favoriete pijp afgebeeld (afb. 82).
Sommige van deze voorstellingen zijn maar een korte periode populair, soms zelfs in een beperkte regio, andere worden ook op de vrije markt verkocht. Een speciale editie kan soms leiden tot een algemene verkoop op een later tijdstip in veel bredere kringen. De opdrachtstukken leren de porseleinschilders wat er onder de rokers leefde en naar welke voorstellingen vraag was. Door de jaren heen zien we de onderwerpen verschuiven, waarbij het verlangen naar iets nieuws strijdt met de hang naar traditie. De modelijnen zijn wat dat betreft grillig en daarmee ook lastig te dateren.
[i] Margot Hutzler-Spichtinger, "Zur freundschaftlichen Erinnerung", Tübinger Porzellanmalerei für Studenten, Tübingen, 1993, p 30.
[ii] Van de 10 gedateerde wapenpijpen in het Amsterdam Pipe Museum dateren er vijf tussen 1840 en 1850, drie stammen er uit de jaren 1850, verder zijn er nog twee met de jaartallen 1878 en 1894.