Vincents passie voor pijproken

Auteur:
Benedict Goes

Jaar van uitgave:
2015

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Vincent en de kleipijp

Vincent van Gogh heeft talloze zelfportretten gemaakt, zowel tekeningen als schilderijen. Dat gebeurde in veel gevallen overigens niet uit ijdelheid maar bij gebrek aan modellen die voor hem wilden poseren en die Vincent zou moeten betalen. Het maken van een zelfportret is eenvoudig, je zet een spiegel neer en daar is het model. In alle rust kun je oefenen zonder dat degene die poseert ongeduldig wordt. Op zes van zijn zelfportretten rookt Vincent een pijp. Al deze portretten dateren uit de tijd dat hij in Frankrijk woonde, de jaren 1886 tot 1889. De zelfportretten zijn in zijn latere periode ontstaan en sterk beïnvloed door de impressionistische schilders van zijn tijd. Toch is Vincent van Gogh in zijn portretten steeds goed te herkennen aan zijn rossige snor en baard. Aanvankelijk verbleef hij korte tijd in Parijs bij zijn broer Theo, maar al snel reisde hij door naar de Provence in het zuiden met een verblijf in Arles en later Auvers. Uit die tijd zien we hem tweemaal met een grote strohoed.

28-vincent-van-gogh-1888-self-portrait-straw-hat
 Afb. 28. Zelfportret
29-vincent-van-gogh-10.112-belgie-halfmat
Afb. 29. Gebogen kleipijp met versiering

 

 

 

 

Vanuit het thema roken is het zelfportret met strohoed een interessante afbeelding, gemaakt in 1885 (afb. 28). De pijp is namelijk zo impressionistisch geschilderd dat het ruimte tot speculatie geeft. Gezien de zonnige uitstraling van het portret niet alleen vanwege de heldere kleuren, maar ook vanwege de strohoed, is het goed mogelijk dat een kleipijp is uitgebeeld. Niet zo'n exemplaar dat hij kende vanuit Brabant, maar de moderne interpretatie onder Franse invloed ontstaan. De steel is kort, licht gebogen en de pijpenkop staat rechter op en heeft een aangepast model (afb. 29). Het is een eenvoudige pijp passend in de jaren 1880. De schildering laat overigens duidelijk zien, hoewel impressionistisch, dat het om een versierde pijp gaat.

30-vincent-van-gogh-16.149  hout-warren
Afb. 30. Houten gezondheidspijp

In het verleden is wel beweerd dat het hier een heel andere pijp betreft. Het zou een houten pijp zijn, waarbij de witter lijkende bovenrand van de pijpenkop op een meerschuim ketelinzet zou wijzen. Hiervan zijn enkele voorbeelden bewaard gebleven. De afbeelding toont een mooi exemplaar van bruyèrehout met een inzet van meerschuim die iets boven het hout uitsteekt (afb. 30). Het meerschuim absorbeert uitstekend en neemt het vocht van de tabak op, een aangename kwaliteit voor de roker dus. Meerschuim is van nature helder wit en kleurt tijdens het roken naar de tabakskleur. Wat niet pleit voor deze toeschrijving is dat een dergelijke houten pijp voor Van Gogh wel wat te chique is. Dan zou het ook om een pijp gaan die in Parijs was aangeschaft, naar de mode van de dag. In de provincie waren dergelijke pijpen toen nog maar mondjesmaat te verkrijgen. Onder verzamelaars heeft deze pijp tegenwoordig de naam verworven de pijp van Vincent van Gogh te zijn.

 

Liefde voor kersenhouten pijpen

In Frankrijk gaat Vincent van Gogh over op andere soorten pijpen. De negentiende eeuwse Franse roker besteedde meer aandacht aan zijn rookgerei dan de Hollander. Toen Vincent nog in Brabant en België woonde was hij aangewezen op de kleipijpen die daar te koop waren. Een kleipijp is nu eenmaal breekbaar en gaat niet lang mee. In Frankrijk schafte Vincent zich dus nieuwe kleipijpen aan, het voorbeeld op het stoeltje en op een stilleven kwam al ter sprake. Overigens dient ter zijde opgemerkt te worden dat de Franse kleipijpen beter rookten dan de Nederlandse. Zij hadden een poreuzere scherf en gaven een zachte smaak door de koelende werking van de absorberende klei.

31-vincent-van-gogh-21.746-merisier-tonvorm
Afb. 31. Houten tabakspijp van mérisier

Verder was in Frankrijk sinds een aantal jaren ook een nieuw type pijp op de markt, die Vincent direct uitprobeerde. Het gaat om de mérisier ofwel kersenhouten pijp (afb. 31), een soort hout dat in Duitsland wordt aangeduid met Weichsel. Kersenhout is herkenbaar aan de gevlamde bast die rondom de pijp zichtbaar blijft. In feite is een kersenhouten pijp niet meer dan een stukje van een dikke tak, van boven uitgehold voor de tabak. Onder aan de zijkant wordt een gat geboord waarin een dunnere tak van de kers gestoken wordt die als pijpensteel fungeert. Kersenhout is vanwege de zachte kern gemakkelijk te doorboren. Van het mondstuk wordt de bast afgesneden om een betere grip tussen de tanden te geven.

In vergelijking tot de kleipijp is de kersenhouten pijp tamelijk duurzaam, al gaat deze ook weer niet eeuwig mee. Het blijft tenslotte hout, dus op den duur brandt de pijp door. Al rokend geeft het kersenhout een licht zoete smaak af, die de pijptabak een extra plezierig smaakaccent geeft.

32-vincent-van-gogh-1887-self-portrait-with-straw-hat
Afb. 32. Zelfportret 1887
33-vincent-van-gogh-1886-self-portrait-with-pipe
Afb. 33. Zelfportret 1886

Het zelfportret met blauwe kiel en gele zomerhoed uit 1887 laat zo'n pijp zien en toont duidelijk dat de pijpensteel niet één geheel met de pijpenkop vormt, maar een stukje boven de bodem is aangezet (afb. 32). Ook het witte hout van de steel, waar de bast is weggesneden is goed herkenbaar. Op het zelfportret van 1886 waar Vincent zijn nette grijze pak met vest draagt, zijn de lichte vlammen in de boombast makkelijk te verwarren met het craquelé van de verf (afb. 33). Toch gaat het hier ook onmiskenbaar om een kersenhouten pijp.

Naast kersenhout werd er in die periode met allerlei andere houtsoorten geëxperimenteerd. Op weer een ander zelfportret zien we tussen de tanden van Vincent een gemonteerde pijp die tussen weichsel en hardhout in zit (afb. 34). De pijp heeft een bolle ketel en is gemonteerd met een losse steel met mondstuk. Vermoedelijk is dat mondstuk van buffelhoorn gemaakt, een slijtvast materiaal dat toen al generaties voor pijpenroeren werd gebruikt. Hoe dicht de hierbij afgebeelde pijp bij het voorbeeld uit het schilderij staat (afb. 35), is niet duidelijk. Dat wordt verdoezeld door de toetsmatige wijze van schilderen.

 

De mondaine bruyèrepijp

In dezelfde periode dat de kersenhouten pijp populair wordt, komt ook de pijp van heidewortel in omloop. Het gaat om een manshoge heidestruik die langs de Middellandse zee in het wild groeit en in Frankrijk bekend staat als bruyère. De wortel van deze plant is nagenoeg onbrandbaar. De struik wordt gerooid waarna de wortelstronk wordt uitgegraven. Deze knolvormige wortel wordt in blokjes gezaagd waaruit met een mechanische boor en frees een pijpenkop kan worden gedraaid. Een hard rubberen of hoornen mondstuk completeert het geheel tot een bruikbare tabakspijp.

Ook Vincent van Gogh gaat over op deze veel luxere bruyèrepijp. We zien dat op de zelfportretten vanaf 1887 (afb. 36). De kop en steel van de pijp lijkt soms een geheel maar dat is niet het geval. De pijpenkoppen hebben een korte steelaanzet die wordt gemonteerd met een separaat mondstuk van gevulkaniseerd rubber of buffelhoorn (afb. 37). Soms wordt bij de montage ook een busje gebruikt, dat voor meer stevigheid zorgt. Bij het gemelde portret is nog een ander detail zichtbaar, namelijk een vonkenvanger waarmee de pijpenkop is afgedekt.

34-vincent-van-gogh-selfportrait-with-pipe
Afb. 34. Zelfportret met pijp
35-vincent-van-gogh-19.958-walnoot
Afb. 35. Walnoot tabakspijp.

 

36-vincent-van-gogh-1887-selfportrait-with-pipe-and-glass
Afb. 36. Zelfportret 1887
37-vincent-van-gogh-21.972-bruyere-hangpijpje
Afb. 37. Bruyère hangpijpje met dekseltje

Met deze pijp was Vincent bij de tijd, modieus en onderscheidde zich van veel rokers die zich een dergelijke tabakspijp niet konden permitteren. Van een kunstschilder kunnen we verwachten dat hij aandacht besteedde aan zijn rookattribuut want het was eigen aan kunstenaars dat zij zich met hun rookgerei onderscheidden. In die zin is Vincent niet anders dan zijn kunstbroeders al was het voor hem geen nadoen want zijn passie voor het pijproken is bekend.

Bij zijn laatste zelfportret heeft Vincent zijn baard afgeschoren en daardoor lijkt hij direct een stuk ouder (afb. 38). Dit meest recente portret is vooral beroemd omdat hij zichzelf afbeeldt met de bandage over zijn afgesneden oor, een gevolg van een ruzie met zijn vriend en collega Paul Gauguin in oktober 1888. Overigens dateert het portret uit het begin 1889 toen hij nog in het verband liep. Ondanks zijn verwonding rookt Vincent zijn pijp lustig door. Hier zien we de meest duidelijke bruyèrepijp, waarbij zelfs de houtnerfstructuur van de pijpenkop te zien is. Een mooi geprofileerd metalen busje verstevigt de steel waar die overgaat in het zwarte rubber, of zoals de Fransen zeggen caoutchouc mondstuk. Dat pijpmodel is favoriet in de jaren 1880, maar het terugvinden ervan geeft wat problemen. Het hierbij afgebeelde exemplaar is qua model gelijk, maar heeft niet het metalen busje (afb. 39).