Vincents passie voor pijproken
Auteur:
Benedict Goes
Jaar van uitgave:
2015
Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)
Een tabakspijp brengt Vincent rust
Vincent van Gogh beschouwt de pijp echt als zijn attribuut. Hij is duidelijk verknocht aan pijpen en tabak. Regelmatig schrijft hij er enthousiast over. In een brief vanuit Arles gericht aan Emile Bernard (brief 696, oktober 1888) is hij zelfs beledigd als zijn vriend Paul Gauguin hem zonder zijn pijp afbeeldt.
Dat lijk ik wel wat het gezicht betreft, maar ik rook toch altijd een pijp. Ik protesteer dus als dat mijn portret moet voorstellen.
Deze zin refereert aan het portret dat Gauguin in 1888 schilderde van Vincent terwijl deze zonnebloemen aan het schilderen is (afb. 40). En inderdaad, Vincent rookt hier geen pijp.

Uit de brieven aan zijn broer Theo, die steeds allerhartelijkst zijn, blijkt wel dat Vincent zijn pijp en tabak heerlijk vond. Wanneer Vincent vanuit Londen aan Theo schrijft (brief 89, augustus 1876) vertelt hij zijn broer dat hij het pijproken weer heeft opgepakt en hoe goed hem dat bevalt:

Ik heb in mijn pijp een oud trouw vriend terug gevonden en nu zullen wij wel niet meer scheiden denk ik.
Hij rookt deze op momenten van rust, wanneer hij tevreden is over zijn werk, zijn leven, wellicht over zichzelf. In een vroege brief uit 1873 (brief 5, maart 1873) beveelt hij Theo aan zelf ook eens een pijp te roken. Het is volgens Vincent een goede remedie om in een beter humeur te komen. Niet veel later lezen we dat Theo de raad van zijn broer heeft opgevolgd, want
Van Oom V. hoorde ik dat gij ook rookt.
Het enige portret dan Vincent van zijn jongere broer maakte, is lang voor een zelfportret aangezien, maar sinds enige jaren als broer Theo geïdentificeerd. Verwarrend is dat Theo de strohoed van Vincent draagt. Ze hebben ook eenzelfde soort baard, maar die van Theo is blonder en dus minder rood dan bij Vincent (afb. 41).
Hoe de pijp Vincent opbeurt
Vincent laat zich gemakkelijk uit het veld slaan door wat anderen tegen hem zeggen, over hemzelf of over zijn werk. In een brief van uit het voorjaar van 1882 (brief 228, mei 1882) vanuit Den Haag blijkt hoe hij de kritiek op zijn werk opvat:
Ik ga om het te vergeten in het zand liggen voor een ouden boomwortel, maak daarvan een teekening. Ik rook mijn pijp en kijk in de diepe blaauwe lucht.... of naar het mos of het gras. Dat calmeert mij.
Een mooi voorbeeld van deze situatie die Vincent schildert is zijn boomstam in het gras, een schilderij uit 1890 (afb. 42).

Of hij kijkt weer eens een paar oude, geslaagde tekeningen door
zodat ik weer in mijn humeur raak en mijn pijp aansteek en weer aan het teekenen ga.
Enkele jaren later is Vincent in een melancholieke bui, als hij niet depressief is. Aan zijn zus Willemien schrijft hij vanuit Arles dat onder andere zijn pijp hem verlicht
(brief 764, mei 1889):
Ik neem elke dag de remedie die de onvergelijkbare Dickens voorschrijft tegen zelfmoord. Dat bestaat uit een glas wijn, een stuk brood met kaas en een pijp tabak.
Het sobere menu wijst erop dat de pijp niet alleen voor de smaak maar ook tegen een gevoel van sluimerhonger gerookt wordt. Daarnaast geeft de nicotine natuurlijk een betere concentratie en een gevoel van welbevinden.
De pijp geeft Vincent concentratie bij zijn werk
Als in zijn jonge jaren, wanneer hij hard studeert om priester te worden, vindt Vincent concentratie in het roken. Als 24-jarige jongeman schrijft hij vanuit Amsterdam een brief aan broer Theo, die hem nog jaren zal ondersteunen met het sturen van geld en nuttige dingen (brief 133, oktober 1877):
Maak geen haast met het sturen van den tabak, heb nog voorraad, dat is een goed en nodig hulpmiddel bij studeeren.
Als Vincent lekker aan het werk is, blijft hij uren aan het tekenen, soms de hele nacht door. Zijn pijp is daarbij zijn metgezel die hem helpt zich te concentreren. In een brief aan broer Theo verwoordt hij het zelf zo (brief 355, juni 1883):
Maar juist als men zoo door het werk getrokken wordt moet men er aan blijven tot men er om zoo te zeggen bij neervalt. Ik zal van nacht wel weer weinig slapen door de teekening. Maar het is heel gezellig met een pijpje s nachts als alles stil is, en het morgen worden en opgaan van de zon is goddelijk. Nu kerel, voorspoed in alles, adieu.
Diverse malen schilderde Vincent een landschap bij zonsopkomst, zoals een geel tarweveld (afb. 43) of een veld met klaprozen (afb. 44).


Met zijn labiele geestesgesteldheid zijn er ook tijden dat Vincent niet goed voor zichzelf zorgt. In 1886 studeert hij in Antwerpen aan de kunstacademie en gaat zo op in zijn tekenwerk dat hij zichzelf verwaarloost. Uiteindelijk komt hij bij de dokter terecht die constateert dat hij eenvoudigweg is uitgehongerd. Aan Theo durft Vincent wel toe te geven hoe het zo gekomen is (brief 558, februari 1886):
Nu heb ik het erger gemaakt door veel rooken, waar ik juist te meer aan deed omdat men zoodoende van zijn leege maag geen last heeft.
Vincent is als rechtgeaarde calvinist sterk gericht op zijn plicht, in zijn geval de noodzaak te tekenen en schilderen. In een brief aan Theo, geschreven vanuit Arles (brief 687, september1888) vat hij mooi samen dat hij zijn pijp ook ziet als een welverdiende beloning na gedane arbeid:
of men nu wel exposeert of niet, we moeten productief zijn en daarna heeft men het recht in rust een pijpje te roken.
Productief was Vincent in zijn laatste jaren zeker. In nauwelijks tien jaar, tussen 1880 en 1889, maakte hij circa 900 schilderijen en 1100 werken op papier!
In tijden van depressie geen pijp voor Vincent
Vincent lijdt zijn hele leven aan sterke gemoedswisselingen, tot depressies toe. Als hij niet lekker in zijn vel zit dan hoeft het pijproken ook niet zo. Begin 1882 heeft hij een periode waarin hij bovendien pijnlijke behandelingen in het ziekenhuis moet ondergaan. Maar in juli 1882 gaat het kennelijk beter. Hij laat Theo in een brief (brief 241, 1 juli 1882) weten dat hij weer beter wordt en weer tekent. Zelf ervaart hij dat als volgt:

het gevoel voor de dingen weer leven wordt, wat een tijd lang om zoo te zeggen bedwelmd is geweest en een groote leegte gaf. Ik heb weer lust in alles wat ik zie.
Het blijkt dat hij al een maand geen pijp en tabak meer heeft aangeraakt, maar nu weer met plezier zijn pijpje rookt.
En dan heb ik in omstreeks een maand geen pijp gerookt en dat is ook een oude kennis terug. Ik kan U niet zeggen met wat een pleizier ik weer hier in mijn atelier zit.
We kennen Vincent's atelier van een van zijn schilderijen (afb. 45). Beeld en tekst sluiten hier prachtig bij elkaar aan. Enkele jaren later in Arles lijdt Vincent weer eens aan een depressieve bui. Zoals zo vaak schrijft hij aan Theo eerlijk wat hij doet (brief 635, 1 juli 1888):
Het enige dat mij nog verlichting en afleiding biedt - in mijn geval - is om mij te verdoven door een goed glas te drinken en stevig te roken.
Hij heeft zichzelf kennelijk niet goed in de hand. De buren rondom het pleintje voor het beroemde gele huis waar Vincent woont, beginnen een jaar later te klagen dat Van Gogh teveel drinkt en daardoor wel eens gevaarlijk kan worden voor de inwoners van Arles. Zij schrijven zelfs een petitie aan de burgemeester om te verzoeken Van Gogh op te laten nemen, wat vervolgens ook gebeurt. Vincent blijft er nogal gelaten onder; hij heeft een opname eerder ondergaan. Hij meldt vanuit Arles aan Theo (brief 750, 19 april 1889):
Ze bekritiseren mij over het feit dat ik gedronken heb, nou ja, goed.
Hij zit er vooral mee dat het gesticht waar hij is opgenomen hem verbiedt te roken. In dezelfde brief sluit hij af met:
Hoe gaat het met moeder en onze zus? Omdat ik niets anders heb om mij af te leiden - ze verbieden me zelfs te roken, wat de andere patiënten overigens wel mogen - denk ik dag en nacht aan al degenen die ik ken.
Toch behoudt Vincent een beschouwelijke visie op het leven. Hij ziet de voor- en nadelen van zijn verslavingen, naast de tabak ook de alcohol, die hem ook nog zijn seksuele lusten benemen. Tegen Theo geeft hij dan weer wel toe dat daar ook iets goeds in zit (brief 768, 3 mei 1889):
Alcohol en tabak hebben uiteindelijk zowel goede als slechte kanten - het is een beetje betrekkelijk - ze zijn beide anti-afrodisiaca, zo moet je dat denk ik noemen. Overigens niet altijd slecht in het uitoefenen van de kunsten.