De Franse figuurpijp in de negentiende eeuw

Auteur:
Don Duco, Benedict Goes

Jaar van uitgave:
2010

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

De start van de figuurpijp

Over de ontstaansgeschiedenis van de Franse figurale pijp bestaat weinig duidelijkheid. In de loop van de eeuwen hebben diverse pijpenmakers als assortimentsaanvulling een opmerkelijke pijp ontworpen, waarbij figuratie van de pijpenkop is uitgeprobeerd. Dit gebeurde incidenteel, steeds zonder veel navolging. Dergelijke producten behoorden tot de curiosa onder het rookgerei met als gevolg beperkte verkoop. Aan het begin van de negentiende eeuw gaat de gefigureerde pijp echter definitief tot het assortiment behoren. Het exacte tijdstip en de aanleiding waarom blijven onduidelijk. Het starten van die productielijn moet binnen een van de meer toonaangevende Franse fabrieken zijn gebeurd en heeft spoedig navolging gekregen. Helaas is het nu niet meer vast te stellen wie het initiatief heeft genomen. Het aantal archiefbronnen is hiervoor te beperkt.

De eerste volwaardige figuurpijpen moeten rond 1810 op de markt zijn gekomen als een uitbreiding op het assortiment steelpijpen. Het is verleidelijk te veronderstellen dat zij gemaakt werden als tegenhanger van de Goudse pijpen die na 1815 weer volop in Frankrijk werden ingevoerd. Inspelend op de veranderende rookgewoonte met korte steelpijpen, vormde de figurale pijp een opvallende nouveauté en een welkome assortimentsuitbreiding. Hiermee wisten de Franse pijpenfabrieken de aandacht van de roker te trekken, doelbewust ten koste van de Nederlandse import.

024-clay-pipe-blanc-garin-petit-chapeau
Afb. 24. APM documentatie

De oudste figurale steelpijpen zien we terug in de catalogus van Blanc-Garin & Guyot uit Givet. De vroegste voorbeelden zijn curiosa waaronder een pijp in de vorm van een toren, een laars, frygische muts of tweekante Napoleontische steek (afb. 24). In feite volgt de ketelversiering hier nog het model van de pijp. Vervolgens werden gezichtpijpen bedacht met een kleisteel waarvan de ketel overwegend portretten toont van typen met een baard en tulband. Dergelijke ontwerpen zijn relatief eenvoudig vorm te geven. Na de exotische portretkoppen verschijnen al snel enkele historische personen of zelfs contemporaine uitbeeldingen die vanwege het levensechte voorkomen hogere eisen aan de modelleur stelden.

De manchetversie, die doorgaans groter en vooral uitbundiger is, moet wat later aan het assortiment zijn toegevoegd. Het ontwerp van de manchetpijp met de figurale uitbeelding wordt net als de steelpijp snel op een artistiek hoog niveau gebracht. De fabrieken maakten zich het modelleren spoorslags eigen. Hoewel de start van de gesteelde figuurpijp dus eerder plaatsvond, wordt deze na enkele jaren ingehaald door de manchetpijp, die uitbundiger wordt uitgewerkt en daardoor sculpturaler van vormgeving is. Daarna gaat de ontwikkeling vrijwel gelijk op, omdat er een sterke wisselwerking tussen de twee soorten pijpen blijft bestaan. De manchetpijp blijft opvallender maar is ook beduidend duurder en is daardoor bestemd voor de klant die bereid is meer voor zijn tabakspijp te betalen.

De twee belangrijke centra voor de figuurpijp zijn de plaatsen Givet aan de Maas in de Franse Ardennen dicht bij de Belgische grens en Saint-Omer, in het uiterst westelijke departement Pas-de-Calais. In Saint-Omer dateert de oudste fabriek, die van Fiolet, uit 1765, in Givet vond de stichting van Gambier volgens zeggen in 1780 plaats. Dat beide fabrieken in de start van de figuratie een belangrijke rol hebben gespeeld, is wel zeker, maar in welke mate blijft onduidelijk. Of andere, nu voor ons onbekende fabrieken misschien cruciaal geweest zijn, kunnen we niet meer vaststellen. Dat heeft mede te maken met het gegeven dat van de vroege figuurpijpen niets bewaard is gebleven.

1820-1850

Reeds in de jaren 1820 voeren enkele Franse fabrieken een assortiment figuurpijpen dat naast de traditionele pijpen in Goudse stijl wordt geleverd. Met de uitbreiding van het marktaanbod krijgt de roker een nieuwe keuzemogelijkheid. De figuurpijp wordt geleidelijk een rage en voor de fabrieken die deze produceren een kassucces omdat de prijs van dit luxe artikel beduidend hoger ligt. Daarnaast wordt de figuurpijp ook een prestige-object dat iedere zichzelf respecterende pijpenmakerij geacht werd te voeren. Verschillende fabrieken zetten hiervan een assortiment op, waardoor de consument direct een keuze uit meerdere modellen kan maken. Door de enthousiaste reacties van de Franse rokers neemt de populariteit van deze productielijn snel toe.

Rond 1830 zien we bij diverse pijpenmakerijen al een uitgelezen assortiment waarin talloze onderwerpen vertegenwoordigd zijn. Ondanks de ruime variatie in tientallen uitbeeldingen blijkt toch van een sterke onderlinge navolging sprake te zijn. In de eenvoudige figurale steelpijpen zien we zelfs exact dezelfde ontwerpen. De reden voor deze uniformiteit is dat de fabrieken de nieuwe figuurpijp wel wilden leveren, maar dat men de achterliggende ontwerpgedachte nog niet beheerste. Het regelrecht kopiëren was dus de gemakkelijkste oplossing. Daarbij is het onduidelijk of de persvormen aanvankelijk in de bedrijven zelf ontstonden of bij een gespecialiseerde vormmaker werden aangeschaft. Dat laatste zou de meest duidelijke verklaring voor de gelijkvormigheid zijn. Pas na enkele jaren ontstaat bij de pijpenfabrieken een eigen assortiment waaruit blijkt dat men zich het ontwerpen heeft eigengemaakt. Dan laat de uitwerking per bedrijf ook een ruimere variëteit zien terwijl tevens de behoefte ontstaat de pijpontwerpen met een merk van anderen onderscheidelijk te maken om deze zo tegen namaak te behoeden.

De mode uit de jaren 1820 laat vooral karakterkoppen en enkele historische figuren zien. Het aspect contemporaine uitbeelding is dan nog beperkt. Dat heeft niet alleen te maken met de nog onvoldoende ontwikkelde kunst van het modelleren, maar ook met het bedrijfsrisico van een eigentijds ontwerp. Als het model niet aanslaat of de voorgestelde snel uit de actualiteit raakt zijn de pijpen onverkoopbaar en is de investering onrendabel. Veel scheppingen zijn dus tijdloos en het is logisch dat sommige pijpontwerpen daardoor lang leverbaar blijven. Voor de fabriek is een bepaalde tijdloosheid dus van belang omdat men de oplage dan over een langere periode kan uitverkopen en zo een grotere afzet en een beter rendement van de persvorm krijgt.

Wanneer we de onderwerpen in de steelpijpen en die van de manchetpijpen vergelijken, blijkt dat de steelpijpen in die periode vaker algemene karakterfiguren vertonen, terwijl de manchetkoppen gaandeweg sterker op de actualiteit gericht zijn. Uiteraard wordt dit mede veroorzaakt door de verkoopprijs, want de manchetpijp was beduidend duurder dan de steelpijp. Zij was dus bestemd voor de meer welgestelde roker met een grotere maatschappelijke betrokkenheid. Om bij de doelgroep aan te sluiten werd de manchetpijp ook vaker en uitbundiger van schilderemail voorzien. Door een hogere opbrengst per pijp was de terugverdientijd van de investering voor de pijpvorm voor de fabrikant korter.

Tussen 1830 en 1850 verschuift het modebeeld dus geleidelijk van algemene naar actueel gerelateerde uitbeeldingen. Vooral de manchetpijpen krijgen dan een literaire of maatschappelijke geëngageerde betekenis. Ze zijn duidelijk bedoeld voor een geletterd tot ontwikkeld publiek. Door de uitbeelding van bekende tijdgenoten geeft de erudiete roker met zijn figurale pijp uitdrukking aan een gevoel van sympathie, verbondenheid of zelfs support met de voorgestelde. Doordat de pijp tevens een praatstuk wordt, een verlengstuk van je persoonlijke interesse, moet je op z'n minst belezen zijn om de voorstelling te begrijpen en er over uit te kunnen wijden. Niet verwonderlijk dus dat de figuurpijp het symbool voor een selecte groepering in de samenleving wordt. Voor die doelgroep vervult de pijp de rol van conversation piece, een gebruiksvoorwerp dat aanleiding geeft tot een gesprek of zelfs een discussie.

025a-14.477-gambier-juif-errant-9
Afb. 25a. APM 14.477
025b-14.529b-blancgarin-turc-6
Afb. 25b. APM 14.529b
025c-21.468-dumeril-paardenhoofd-5
Afb. 25c. APM 21.468
025d-14.514-fiolet-tulband-8
Afb. 25d. APM 14.514

Gestuurd door de marktvraag en het economische succes slaan de fabrieken ieder hun eigen weg in ten aanzien van de vormgeving en onderwerpskeuze. Voor de kenner verraadt het modelé uit welke fabriek de pijp komt, terwijl de uitbeelding soms mogelijkheid biedt de doelgroep te bepalen. De maatschappelijke betekenis van de voorstellingen op de pijpen kunnen we tegenwoordig lang niet altijd invoelen. De perceptie van de roker ging wat dat betreft verloren en deze zullen we nooit meer terug kunnen halen.

Al gauw is het gebruikelijk de pijpen van een ingedrukt merkteken te voorzien om de herkomst te adverteren en namaak te voorkomen. De vier grote firma's merken met de initialen BG, JG, DL of LF als merktekens, doorgaans onderop de pijpenkop of op de steel gedrukt (afb. 25). Het is de vraag of de consument deze tekens kende en naar die merken vroeg. Of het merk in die beginperiode dus door de roker geassocieerd werd met een aantrekkelijke vormgeving, een bepaalde kwaliteit, afwerking of wijze van doorroken blijft dus onduidelijk. Overigens blijkt het voor de fabrikanten onmogelijk om namaak te voorkomen. Onder invloed van het revolutionaire motto Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap biedt de staat geen mogelijkheden om het kopiëren van andermans ontwerpen te bestraffen.

1850-1870

In de eerste fase van de figuurpijp verschoof het modebeeld van algemene onderwerpen naar meer specifieke uitbeeldingen. Na 1850, tijdens het Seconde Empire wordt de markt vastgehouden met nieuwe producten in een licht veranderde samenhang. Van de ontwerpen van na 1850 is opnieuw slechts een beperkt gedeelte tijdgebonden van onderwerp, de rest laat algemene voorstellingen zien. De actualiteit verschuift van literair en theater naar politiek met het accent op het Tweede Keizerrijk. De kunst van het vormmaken is inmiddels op optimaal niveau gekomen en treffend realistische uitbeeldingen maken dat het een eer wordt in een pijpenkop te worden uitgebeeld, tenminste zolang het geen karikatuur betreft.

026-08.874-gambier-napoleon-03
Afb. 26. APM 8.874
027-18.990-cretal-napoleon-04
Afb. 27. APM 18.990
28-09.836b  klei-cretal-alexandre-04
Afb. 28. APM 9.836b

Wanneer actuele voorstellingen in productie komen, betreft het overwegend pro-Napoleon III onderwerpen (afb. 26) en zelden de tegenstanders. Daarnaast kreeg de buitenlandse politiek geleidelijk meer aandacht bijvoorbeeld met portretten van staatslieden. Dergelijke pijpen wijzen tevens op een toenemende export. Vanzelfsprekend beelden de meeste politiekgetinte pijpen personen uit met een gevestigde populariteit en dan bij voorkeur gematigd van voorstelling zodat zij over een lange tijd leverbaar konden blijven . Heftige politieke uitbeeldingen werden doorgaans maar een beperkte periode geleverd om vervolgens bewust uit het assortiment te verdwijnen. Satirische pijpen van een bepaalde kleur en verouderde onderwerpen konden het imago van de fabriek schaden.

Opmerkelijk is dat de kleinere bedrijven zich sterker op de actualiteit durven richtten dan de grotere fabrieken. Voorbeeld zijn de fabrieken van Crétal Gallard en Alexis Picard uit Rennes waar men talloze politieke onderwerpen bedacht. De pijp opgedragen aan het bezoek van keizer Napoleon III in 1858 aan de stad Rennes door Picard is zo’n speciale editie (afb. 27). Met zijn opmerkelijke vaasvormige voorkomen is deze pro-keizerlijke pijp duidelijk gericht op de gefortuneerde royalistische roker. Een andere prachtige politiekgetinte pijp, eveneens tijdgebonden maar traditioneler van ontwerp is gemaakt door Crétal Gallard en toont het borstbeeld van tsaar Alexander na het verliezen van de Krimoorlog (afb. 28+ hoger). Deze bijzondere portretpijp richt zich niet op de royalist maar beeldt de volledige Europese politiek uit.

De pijp fungeerde binnen bepaalde groeperingen als statement om de maatschappelijke betrokkenheid te tonen of te ageren tegen een politieke stroming die men juist niet aanhangt. Onvermijdelijk zullen producten ook gerookt zijn terwijl daarbij een verhaal is verteld dat geen enkele relatie met de werkelijke uitbeelding had. De pijpenhandelaar zal daarop ook hebben ingespeeld om met een verzonnen vergelijking een verkoopimpuls te geven aan een artikel dat nog op voorraad stond. Het was eenvoudig ter gelegenheid van een evenement een bestaand pijpmodel aan te bieden dat een zekere gelijkenis vertoonde. De consument, gefocust op dat gebeuren, zal zonder moeite zijn gevraagde personage in die uitbeelding herkend hebben mede omdat een associatie naar iets anders ontbrak.

029-08.269-gambier-chamelier-05
Afb. 29. APM 8.269
30-00.133  klei-gambier-cheval-4
Afb. 30. APM 133

Daarnaast waren er natuurlijk veel pijprokers die gewoon voor een bepaalde decoratie kozen, omdat zij die leuk, mooi of amusant vonden, want niet iedere roker in de samenleving was politiek geïnteresseerd of maatschappelijk bevlogen. Aangezien de kleipijp vooral de pijp van het volk is, produceren de pijpenmakers veel voorstellingen van algemene aard: exoten, negers en Arabische typen met fraaie tulbanden of klederdrachten uit diverse streken van Frankrijk (afb. 29). De meest eenvoudige uitbeeldingen tonen dieren, bloemen en planten, een soort pijpen dat vooral geschikt was voor een breed publiek, voor arbeiders en boeren die ongecompliceerd een vrolijke pijp op wilden steken (afb. 30).

In eerste opzicht verandert het modebeeld tussen 1850 en 1870 dus eigenlijk weinig, al vindt wel de genoemde verschuiving in onderwerpen plaats. Zelfs het silhouet van de pijp blijft gelijk, al wordt deze wel wat lichter terwijl de steel een fractie korter wordt. De korte kleipijp die tussen de tanden gerookt wordt, blijft naast de meer imposante manchetversie bestaan die vanuit de hand wordt gebruikt. Het gestaag doorwerken van de fabrieken zorgt overigens wel voor een forse groei in het assortiment, want jaarlijks kwam een reeks nieuwe ontwerpen tot stand terwijl bestaande modellen vaak leverbaar bleven.

031-14.360-blancgarin-abdelkader-10
Afb. 31a. APM 14.360
031-14.524-dumeril-sik-hoed-8
Afb. 31b. APM 14.524

Rond 1850 ontstaan nieuwe wijzen van merken. De onopvallende gestempelde merken in cirkelvorm met alleen de makersinitialen uit de eerste periode voldoen niet langer. De fabrieken zijn dermate trots op hun eigen ontwerpen dat zij die ook beter wensen te beschermen en duidelijker willen adverteren. Zo verschuift de aandacht van het eenvoudige lettermerk naar de fabrieksnaam, soms aangevuld met het gestempelde merk. De firma’s Blanc-Garin & Guyot en Duméril zijn de eerste die een naamstempel met een volledige fabrieksnaam gebruiken (afb. 31). Deze fabrieksnaam wordt bij de steelpijpen in intaglio rondom de steel gestempeld, dat wil zeggen dat de letters verdiept in het oppervlak zijn gedrukt. In uitzonderlijke gevallen wordt daarvan afgeweken en komt de fabrieksnaam overlangs in reliëf op de steel te staan; dan is de tekst dus verdiept in het oppervlak van de vorm en komt de tekst daardoor opliggend op de pijp. Bij de manchetpijp wordt dit merk aanvankelijk op de onderzijde ingedrukt, later gaat men er toe over dit in reliëf aan weerszijden van de steel van de pijp aan te brengen. Daarbij wordt vaak het modelnummer gevoegd om duidelijkheid te hebben bij de nabestelling van pijpen en tevens als referentie naar de gedrukte fabriekscatalogus.

1870-1900

De figurale pijp beleeft tussen 1870 en 1875 een nieuw hoogtepunt in de maatschappelijk betrokken kringen. Dan wordt de figuurpijp een politiek statement rondom de Frans-Duitse oorlog en de woelige jaren die volgen. Het tijdgebonden ontwerp richt zich vooral op de meer bescheiden steelpijpen die minder uitbundig zijn dan de vorstelijke en Napoleontische tegenhangers van de generatie daarvoor. Logischerwijs verdwijnen de royalistische pijpen dan tijdelijk naar de achtergrond, wachtend op politiek andere tijden. Een uitzondering vormt de amusante steelpijp genaamd La veille d’Austerlitz (afb. 32) waarin keizer Napoleon is uitgebeeld als verslagen veldheer en die niet door een royalist gerookt is maar juist door iemand uit de tegenpartij.

032-14.364b-gambier-vieille-d-austerlitz-1
Afb. 32. APM 14.364b

Een bijzondere politieke pijp toont het gelauwerde portret van de Pruisische keizer Wilhelm met bij de slapen de opschriften brandstichting en diefstal (afb. 33). Aan de onderkant van de pijpenkop is het karikaturale portret van keizer Napoleon III aangebracht met de bekende grote neus, lange snor en sik langs de pijpensteel. Op niet te verhullen wijze maakt de Republikeinse roker met deze pijp zijn afkeur voor de Duitse overheersing en de slappe houding van Napoleon III kenbaar. Een andere karikatuurpijp bespot Napoleon III (afb. 34) door deze uit te beelden met een dikke neus waaronder een reusachtige snor en sik.

033-09.781-gambier-deux-empereurs-4
Afb. 33. APM 9.781
034-20.194-fiolet-badinguet-3
Afb. 34. APM 20.194

De meeste Republikeinse pijpen zijn een ode aan hun helden en laten bijvoorbeeld bevelhebbers uit de Frans-Duitse oorlog zien, zoals generaal De Négrier waarvan vele duizenden exemplaren zijn verkocht (afb. 35). Naast rechtstreekse verwijzingen naar de oorlog zijn er voorstellingen die hierop speculeren. De pijp met de vrouw in klederdracht van de Elzas beter bekend als Alsace (afb. 36 en hoger), waar de oorlog deels gestreden werd, had een duidelijke politieke lading. Bij het vredesverdrag moest Frankrijk de provincies Elzas-Lotharingen aan Duitsland afstaan. Dat wordt mede onderstreept door het jaartal 1871 bij de steelaanzet van de pijp. Ook de portretten van de steden Metz en Straatsburg waren een symbool voor twee door de oorlog verloren plaatsen.

035-08.267-gambier-negrier-3
Afb. 35. APM 8.267
036-21.453-gambier-alsace-1
Afb. 36. APM 21.453

Direct na de oorlog werd de markt in heel Frankrijk overspoeld met de portretpijp van Adolphe Thiers (afb. 37), de eerste president van de Derde Republiek die afrekende met het te decadente Tweede Keizerrijk van Napoleon III. Deze steelpijp blijft enkele jaren het symbool voor de vernieuwingen die de Republiek bracht; er werden 57.000 stuks van verkocht, met name aan de eenvoudige burgerman. Thiers’ opvolgers werden eveneens in een pijp vereeuwigd en weer gaat het om gewone steelpijpen en niet om de luxere manchetkoppen.

Na 1875 krijgt de figurale pijp weer een minder specifieke boodschap. Er vindt een veralgemenisering plaats bedoeld voor de nieuwe doelgroep: de kleine roker. Het amusante en vermakelijke prevaleert voor die categorie rokers boven de dieperliggende maatschappelijk geëngageerde boodschap. Toch komt de tabakspijp als statement nog verschillende keren terug. Fabrikanten proberen met nieuwe modellen de markt vast te houden of hun afzetgebied uit te breiden. Soms zijn dat actuele zaken, soms ook edities voor een bepaald marktsegment of specifieke doelgroep. Zo wordt door Gisclon in 1874 een prachtige portretpijp van koning Willem III (vgl. afb. tweede) gemaakt gewijd aan zijn zilveren regeringsjubileum. Opmerkelijk aan deze pijp is dat deze, gezien het opschrift in de Nederlandse taal, voor de Nederlandse markt gemaakt is. Mogelijk was dit voor Gisclon een poging met zijn producten in Nederland door te dringen, iets dat geen enkele fabrikant van figuurpijpen ooit is gelukt. Bladerend door de catalogus van Gisclon zien we ook andere actuele gebeurtenissen op pijpen voor een bepaald gebied bestemd, zoals bijvoorbeeld voor Pruisen of Polen.

037-18.907-gambier-thiers-4
Afb. 37. APM 18.907
038-08.862-gisclon-victoria-5
Afb. 38. APM 8.862

Succesvolle ontwerpen stellen koningin Victoria (afb. 38 + tweede) en haar twee staatslieden Disraeli en Gladstone voor. Als exportproduct worden duizenden grossen maar Engeland afgezet als aanvulling op het eenvoudige assortiment van de Engelse pijpenmakers. Een ander initiatief is de portretpijp van koningin Wilhemina (afb. 39 + tweede), uitgevoerd door Gambier ten tijde van haar kroning in 1898. Afgezien van de niet heel sterke gelijkenis ontbreekt bij deze schepping ook het kenmerkende knotje achter op het hoofd van de jonge vorstin. Dat bewijst dat de modelleur een prent of foto gebruikte waarop de karakteristieke haardracht van de vorstin niet te zien was. Gelukkig is de klant doorgaans zo geconditioneerd dat deze niet zo precies kijkt. Zeker is dat ook deze pijp voor de Nederlandse markt is gemaakt, daarvan getuigt het Nederlandstalige opschrift. Kennelijk probeerde ook Gambier nu de Nederlandse roker voor zich te winnen; die opzet is dan mislukt want deze pijp is in ons land nooit een commercieel succes is geworden.

In de jaren 1890 worden ook de Russische tsaren door Gambier met een pijp geëerd (afb. 40). Mogelijk gebeurde dit naar aanleiding van bezoeken van de tsaar aan Frankrijk maar evengoed kunnen deze pijpen voor de Russische markt bedoeld zijn. Opvallend is dat het concept van die pijpen niet afwijkt van de propagandapijpen voor de Franse presidenten van twintig jaar eerder. Dergelijke producten onderstrepen dat van de kleipijp dan geen vernieuwing meer uitgaat.

039-02.978-gambier-wilhelmina-3
Afb. 39. APM 2.978
040-09.187-gambier-nicolas-4
Afb. 40. APM 9.187

Wel vindt in de jaren 1890 nog een geringe modeverschuiving plaats. De montage van de pijp met een metalen busje doet bijvoorbeeld haar intrede (vgl. afb. 16). Deze soort wordt niet langer met een kersenhouten roer met hoornen mondstuk gemonteerd, maar krijgt een vlotter en eleganter roer van hardrubber. Daarmee past het uiterlijk van de kleipijp zich aan bij die van bruyèrehout. Overigens blijft de imposante manchetpijp gewoon op de markt al verplaatst de doelgroep zich naar de lagere milieus. De Jacob pijp en haar populariteit onder de boerenstand is daarvan het beste voorbeeld (afb. 41).

041-14.494b-gambier-jacob-1
Afb. 41. APM 14.494b

Reeds in de jaren 1880 zien we een economische terugval in de Franse pijpennijverheid. In 1885 sluit Duméril uit Saint-Omer zijn deuren omdat het bedrijfsrendement onzeker is geworden, vervolgens slankt men bij Fiolet de productie drastisch af. Tien jaar later branden de gebouwen van Dutel-Gisclon in Montereau uit. De fabriek start niet meer op; de laatste orders gaan over naar Victor Belle in Serves. Naast het rigoureus sluiten van fabrieken krimpen andere bedrijven drastisch in. De glorietijd waarin per fabriek honderden arbeiders werkten is definitief voorbij. Tegen het eind van de negentiende eeuw is het duidelijk dat de toekomst van de pijpenindustrie niet zeker meer is.

Eind van de figuurpijp

Tussen 1900 en 1925 verdwijnt de figurale pijp van de markt. Dat gebeurt niet van het ene op het andere moment, maar geleidelijk. Voor de ondergang van de figuurpijp zijn drie sterk uiteenlopende redenen. De kleipijp is niet langer modieus en daar waar zij het poogt te zijn is sprake van herhaling van wat al eerder gedaan was. Daarnaast ontstond er een toenemende concurrentie in pijpen van andere materialen terwijl er bovendien andere wijzen van roken kwamen zoals de sigaar en vooral de sigaret. Tenslotte was de techniek waarin men werkte voor veel arbeiders geen uitdaging. Het pijpenmaken was relatief zwaar terwijl de verdiensten laag waren. Het mechaniseren van het ambacht bleek niet mogelijk. Zodoende werd het steeds moeilijker om werklieden voor het vak te interesseren. Gebrek aan vaardige arbeidskrachten stuwde de productieprijs omhoog terwijl de verfijnde kwaliteit van het product juist terugliep. Zo werd in een ingewikkeld samenspel van factoren de kleipijp geleidelijk de das om gedaan. De Eerste Wereldoorlog die zich juist afspeelde in België en Noord-Frankrijk waar de pijpenmakerijen actief waren geeft de laatste zet.

Wat betreft het modeaspect was de kleipijp geleidelijk een verarmingsartikel geworden. Vanaf de jaren 1880 ging er nauwelijks vernieuwing van uit, het concept bleef gelijk. De tijdgebonden pijpen uit de jaren 1890 en het begin van de twintigste eeuw waren niet anders dan die van een generatie eerder. Daarbij kwam dat het overgedecoreerde aspect van het voorwerp het moest afleggen tegen de functionaliteit van pijpen van andere materialen. Tenslotte was de souvenirwaarde van de kleipijp door talloze luxere artikelen overgenomen. Een fraai bedrukte zakdoek of een kleurige beker met een toepasselijke afbeelding werden als gepaster geschenk gezien dan een kleipijp.

De verminderde belangstelling had tot gevolg dat de omzet steeds sterker wisselende. Hoewel de fabrieken er steeds weer in slaagden nieuwe afzetgebieden te vinden, werden de orders gemiddeld kleiner van omvang en stonden bovendien sterker onder prijsdruk. Na het jaar 1900 uit zich dat steeds duidelijker. De Amerikaanse handelshuizen bijvoorbeeld, tot de vorige eeuwwisseling belangrijke afnemers, verlegden het accent steeds meer van de kleipijp naar die van bruyèrehout of massameerschuim. Tussen 1900 en 1930 zijn nog verschillende pogingen gedaan om de markt vast te houden, maar tevergeefs. De roker kiest in dat tijdvak voor de machinaal gedraaide houten pijp of een eveneens machinaal gerolde sigaar. De ware dandy en geëmancipeerde vrouw grijpen naar de mondaine sigaret.

042-14.362-gambier-macdonald-3
Afb. 42. APM 14.362
043-14.136-gambier-chapleau-4
Afb. 43. APM 14.136

Ondanks alle economisch ongunstige factoren wordt het begin van de twintigste eeuw gemarkeerd door een aantal speciale edities. De pijp als politiek statement zien we terug in de portretpijpen van de Amerikaanse presidentskandidaten Bryan en Taft die in 1906 mascotte in hun verkiezingsstrijd worden; dit blijft voor Gambier echter een eenmalige uitzondering. Voor de Canadese markt worden enkele prachtige borstbeelden van politici gemaakt zoals John Alexander Mac-Donald (afb. 42), sir Oliver Mowat en sir Joseph-Adolphe Chapleau (afb. 43). Hier gaat het overigens steeds om een postuum eerbetoon, geproduceerd in beperkte aantallen. Deze producten bewijzen dat de techniek nog altijd aanwezig was maar dat de klandizie ontbrak. Omdat de omzet teleurstellend was verdwijnt de politiek geëngageerde pijp vrij abrupt.

Tamelijk onverwacht zien we nog wel enkele interessante naweeën, al gebeurt dit niet langer door de toonaangevende fabrieken doch komt dit uit een andere hoek. Zo wordt generaal Joffre, hoofdrolspeler in de Eerste Wereldoorlog in pijpen vereeuwigd. De firma Job Clerc uit Saint-Quentin-la-Poterie en een Belgische fabriek uit Andenne verzorgen de pijpen. De Belgische schepping is prachtig van vormgeving en geeft de industrie daar een geweldige stimulans. Een tweede voorbeeld van de Belgische belangstelling voor de figuurpijp komt van de firma Nihoul uit Nimy net over de Franse grens. Zij brengen een geslaagd en goed gelijkende portretpijp uit van de Luikse zanger en komiek Victor Raskin (afb. 44). Naar men zegt kreeg deze artiest 400 van deze portretpijpen aangeboden die aan oude rokers en zieken werden uitgedeeld. Opnieuw een bewijs dat de Belgische fabrieken de traditie van de Franse bedrijven voortzetten.

044-02.115-nihoul-raskin-3
Afb. 44. APM 2.115
045-069-16.196-bonnaud-philippe-4
Afb. 45. APM 16.196

De firma Bonnaud uit Marseille lanceert nog een treffende figuurpijp van de troonpretendent Philippe VIII ofwel Philippe d’Orleans (afb. 45). Het is de laatste figuurpijp van Franse bodem die in de traditionele perstechniek tot stand komt. Omdat het om een Zuid-Franse fabriek gaat is de sculpturale prestatie niet erg hoog, doch voor de streek wel opmerkelijk omdat in die periode daar geen vernieuwingen meer te zien zijn. In de twintigste eeuw voltrekt het leven zich opnieuw in een hoger tempo waar de kleipijp niet goed meer bij past. De moderne tijd ofwel de roaring twenties met de automobiel, de jazz, sport en emancipatie laat zich slecht verenigen met de breekbare kleipijp.

Nadat er vanaf 1880 al een duidelijke teruggang in de Franse nijverheid te zien was, verergert zich dat dus in de twintigste eeuw. In de Franse Ardennen waar in de beste jaren meer dan driehonderd personen hun brood in de pijpennijverheid verdienden, verdwijnt de nijverheid tijdens de Eerste Wereldoorlog. De fabriek van Gambier wordt dan tijdelijk tot ziekenhuis getransformeerd. Na de oorlog komt de productie niet goed meer op gang met als gevolg dat deze pijpenfabriek in 1926 definitief wordt gesloten. In Saint-Omer is de toestand niet veel anders. Daar ontbreekt het bij de laatste fabriek, de firma Fiolet, ook aan vernieuwingen. De kwaliteit van het product had al sterk ingeboet zowel qua materiaal als wat betreft de vormgeving. De afzet verminderde snel doordat de prijs ten opzichte van de andere pijpen te hoog was geworden. De deuren van deze fabriek sluiten in 1921.

In het zuiden van Frankrijk houden de fabrieken het wat langer uit. De firma Belle in Serves is uiteindelijk de laatste die in de elitaire stijl van Gambier en Fiolet werkt, al is de figuratie daar nooit goed uitgewerkt. Het bedrijf sluit in 1934. In Saint-Quentin-la-Poterie en Marseille produceren de laatste bedrijven nog tot 1955 door, hoewel de kwaliteit daar dan al lang is afgezakt tot het ontoelaatbare. De figurale loot in deze bedrijven is beperkt van omvang en vooral zeer mager van vormgeving.

Bij het sluiten van de oude fabrieken worden de restvoorraden pijpen doorgaans voor een habbekrats uitverkocht en eindigen op de kermis om als schiettentpijp te worden stukgeschoten. Pas een eeuw later worden spaarzaam uit oude inboedels tevoorschijn gekomen kleipijpen als kunstwerkjes gekoesterd om in het museum te eindigen. Daar worden zij de getuigenissen van een wonderlijke mode die een eeuw lang populair was.