Variaties uit Congo
Congo is een gigantisch groot land, waar veel stammen en sub-stammen leven met eigen rookgewoonten. Dat komt tot uiting in specifieke, stamgebonden vormen. Hout is het favoriete materiaal, doorgaans met een metalen mantel als binnenzijde van de pijpenkop. Aanvankelijk is dat ijzer of messing, later vaak aluminium. Het silhouet van de pijp speelt mee bij het vertoon van de roker. Het onderstreept de status van de gebruiker die met een sterk gebogen pijp, of juist een imposant lang recht voorwerp indruk wil maken.
Het figureren speelt een grote rol. Zo maken de Luba en de Luluwa pijpen met in de steel een staande of zittende mensfiguur. Soms is de kleine ketel in de navel aangebracht, in andere gevallen is sprake van een normaal formaat pijpenkop die in de bolvormige basis van de pijp geplaatst is. De sculptuur wordt doorgaans van een rietje of hol takje als mondstuk voorzien. Het figurale aspect maakt van deze pijpen geliefde verzamelaarsobjecten.
Herkenbaar maar minder uitbundig zijn de pijpen van de Kuba. Dat volk is dol op geometrische decoraties. Hun pijpen vertonen gecompliceerde vlechtpatronen om de ketel en steel, zoals ook bekend van hun textiel. Zelfs wanneer de pijpenkop een portret heeft, zien we soortgelijke geometrische decoraties als tatoeages. Bij deze pijpen gaat de steel van de pijp in een opvallend bocht omhoog.
Opmerkelijk zijn tabakspijpen met een noot als basis, die met fijn gras gevuld als filter werkt. De vorm van deze pijpen met een verticaal silhouet is onmiskenbaar aan de fallus ontleend. Zij zijn afkomstig van de Jacpa of de Nzakara. Een afwijkende tabakspijp is van ivoor gemaakt en heeft de uitstraling van een Graslandpijp. De productie vond echter in Congo plaats, waar iedere denkbare pijp van elders als kopie is uitgewerkt tot een semi-originele schepping.