Taal en teken in de pijpen van de Ashanti

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2007

Tijdschrift:
Nieuwsbrief Vereniging Vrienden van Etnografica

Beschrijving:
Beknopt artikel over de uitbeelding van spreekwoorden in de tabakspijpen van de Ashanti.

Wanneer verzamelen hand in hand gaat met documenteren kan een collectie ontstaan met een geweldige toegevoegde waarde. Zo danken wij aan de missionarissen Lädrach en Jost dat zij tussen 1880 en 1910 in het huidige Ghana niet alleen bijzondere pijpen met figuratieve voorstellingen verzamelden, maar deze ook uitgebreid hebben gedocumenteerd.[1] Het gaat om een groep van zo’n dertig tabakspijpen van de Ashanti die al ruim een eeuw op de etnografische afdeling van het Historisch Museum in Bern wordt bewaard.

De Ashanti staan bekend als de makers van pijpenkoppen van aardewerk gekenmerkt door een grote vormgevingsperfectie waarvan sommige een hoge sculpturale kwaliteit bezitten.[2] Bijzonder aan deze pijpen is dat de uitbeeldingen zowel een relatie hebben met de traditie van uitbeelden als met de taal van de Ashanti. Dit artikel brengt enkele van deze pijpen voor het voetlicht, al gaat het niet om exemplaren uit het museum in Bern maar om voorwerpen uit de collectie van het Pijpenkabinet in Amsterdam.

01-16.000-ashanti-kookpot-1
Afb. 1a. APM 16.000
01-16.000-ashanti-kookpot-3
Afb. 1b. APM 16.000
01-16.000-ashanti-kookpot-4
Afb. 1c. APM 16.000

De figuratieve Ashantipijpen zijn duidelijk afgeleid van de gangbare rookpijp zoals die al vanaf de achttiende eeuw in die streek zijn gerookt. De basisvorm bestaat uit een emmer- of potvormige ketel of pijpenkop, geplaatst op een verzwaarde basis. Aan de achterzijde is deze voorzien van een opgaande steel, meestal licht conisch met aan het eind een bescheiden manchetvorm (afb. 1). Indertijd werden dergelijke pijpenkoppen met een houten steel gemonteerd, in lengte variërend tussen de dertig en de zestig centimeter. Het mondstuk bestond uit een huls van metaal, soms zelfs van zilver of goud wanneer het de pijp van een aanzienlijke persoon betrof.

Ashantipijpen zijn volgens vaste vormgevingsprincipes gemaakt. Na het modelleren met de hand volgt het afwerken waarbij men het oppervlak met een mes glad maakt. Vervolgens worden de pijpen opgesierd met ingekerfde en ingesneden decoraties zodat een ritmisch patroon ontstaat. Doorgaans is de decoratie op de ketel opvallender dan op de steel. Het bakken van de pijpen gebeurt in een eenvoudige veldoven. Wanneer voldoende zuurstof wordt toegelaten kleurt het baksel rood, wordt het vuur echter afgedekt dan levert dat een zwartgebakken product op. Na het bakken worden de pijpen met kalk of krijt ingewreven, zodat de decoratie beter tot zijn recht komt.

Reeds in de achttiende eeuw ontstaat onder de Ashanti-pijpenmakers de belangstelling voor het figureren van de pijpenkop, waarbij de versiering als het ware wordt uitgebouwd tot een vol plastische sculptuur. Het hoofdmotief stelt een mens, een dier of een voorwerp voor. Interessant is dat het niet om willekeurige uitbeeldingen gaat, maar de voorstellingen verwijzen steeds naar een spreekwoord of zegswijze waaraan de Akantaal zo rijk is.

02-16.708-ashanti-schijfvorm-1
Afb. 2a. APM 16.708
02-16.708-ashanti-schijfvorm-3
Afb. 2b. APM 16.708
02-16.708-ashanti-schijfvorm-4
Afb. 2c. APM 16.708

Deze link tussen de uitbeelding in de pijp en de taal zou voorgoed verloren zijn gegaan, ware het niet dat de reeds genoemde missionarissen uit Bern de betekenis van de uitbeelding hebben opgetekend op het moment dat die kennis nog algemeen bekend was. Deze documentatie lieten zij samen met hun verzameling pijpen aan het museum na. Hun aantekeningen van toen verklaren nu de betekenis achter deze versieringen en ontsluiten de boodschap die de roker indertijd met zijn pijp wilde vertellen.

Het is onvermijdelijk dat de uitbundige decoratie van de pijpenkop een vormverandering in de pijpen teweeg brengt. Deze wijziging begint tamelijk ingehouden met onopvallende geometrische transformaties zoals een krachtige schijfvorm die de oorspronkelijke potvorm van de pijpenkop verdringt (afb. 2). Een dergelijke aanpassing maakt het silhouet van de pijp onverwacht overtuigend. De brede buikige ketel refereert aan een dubbelconisch vat dat naast de gebruikelijke bolle kookpot werd gebruikt. Deze uitbeelding refereert aan het spreekwoord: Wanneer de pot van de armen breekt, dan ligt de kalebas daarnaast. Hiermee symboliseert men de gedachte dat de armen met weinig genoegen nemen: breekt hun waterpot dan gebruiken zij een kalebas.

03-12.254-ashanti-schelp-01
Afb. 3a. APM 12.254
03-12.254-ashanti-schelp-03
Afb. 3b. APM 12.254
03-12.254-ashanti-schelp-04
Afb. 3c. APM 12.254

Van echte figuratie bij de pijp is pas sprake wanneer de ketel is verstopt in een expliciete uitbeelding zoals bij de prachtig gemodelleerde schelpvorm het geval is (afb. 3). Hier doorkruist het hoofdmotief de pijpenkop en domineert de figuratie de oorspronkelijke emmervorm van de pijpenkop. De uitbeelding verwijst naar de zegswijze: Wanneer de slak zich verbergt, dan wordt zij groot, ook wel verwoord als: Ver van het geschut zijn de krijgers het oudst. Een prachtig gezegde met een heel eenvoudige explicatie: wie niet in de gevarenzone komt, loopt ook geen risico. Aardig is het dat de Ashantitaal niet altijd eenduidig is want voor dezelfde voorstelling bestaat nog een tweede lezing: Als er alleen slakken en schildpadden zouden zijn, dan zou er nooit een geweer in het woud klinken. Opnieuw spreekt de logica der zaken: trage dieren vragen geen grof geschut.

04-01.827-ashanti-speeltafel-1
Afb. 4a. APM 1.827
04-01.827-ashanti-speeltafel-3
Afb. 4b. APM 1.827
04-01.827-ashanti-speeltafel-4
Afb. 4c. APM 1.827

Dezelfde vormgevingsprincipes als bij de schelppijp zien we bij een tabakspijp waarbij de ketel wordt gedomineerd door een speelbord (afb. 4). In de lokale taal wordt dit voorwerp aangeduid met mangala, een voorwerp met langs de lange zijden zeven ronde schaaltjes en op de korte zijde elk één. Het speelbord verwijst naar de zegswijze: Heb je geen vrije tijd, dan kun je ook niet spelen. Helaas is de achterliggende betekenis van deze voorstelling onduidelijk. Bij deze drie tabakspijpen is het feitelijke pijpmodel dus gelijk gebleven, al wordt deze wel gedomineerd door een in het oog springende decoratie die als het ware door de ketel heen gestoken is.

05-16.709-ashanti-panter-1
Afb. 5a. APM 16.709
05-16.709-ashanti-panter-3
Afb. 5b. APM 16.709
05-16.709-ashanti-panter-4
Afb. 5c. APM 16.709

De sculpturale prestatie komt pas tot volmaakte wasdom bij enkele pijpenkoppen in de vorm van dierfiguren. Hier is de ketel van de pijp volledig ondergeschikt gemaakt aan de uitbeelding en doorbreekt meestal alleen de bovenrand van de pijpenkop de figuratie. Een mooi voorbeeld daarvan is de staande luipaard (afb. 5), waarbij slechts de filtrand op de rug van het dier de weg naar de pijpenkop wijst. De luipaard wordt hier uitgebeeld als symbool van de standvastigheid. Het dier refereert aan het gezegde dat als hij in het water valt zijn huid nat wordt maar de vlekken niet verdwijnen. De betekenis hierachter is dat sterke dieren zelfs bij een veranderde omstandigheid geen karakterwijziging vertonen.

Eenzelfde optimale figuratie is toegepast bij de zittende vogel (afb. 6), waarbij de pijpenkop verborgen zit in de romp van het dier. In de iconografie van de Ashanti komen vier vogels voor: de adelaar, kraai, havik en haan. Hier is de adelaar uitgebeeld die de volgende spreuk symboliseert: Door te gaan en te komen vlecht de vogel zijn nest. De betekenis is enigszins belerend en wijst er op dat voor arbeid tijd en geduld nodig is, maar dat het resultaat dan ongemerkt tot stand komt.

06-12.398-ashanti-vogel-1
Afb. 6a. APM 12.398
06-12.398-ashanti-vogel-3
Afb. 6b. APM 12.398
06-12.398-ashanti-vogel-4
Afb. 6c. APM 12.398

Bij de figurale pijp is het onduidelijk hoe veel tijd er overheen is gegaan eer de uitbeelding zich volledig had ontwikkelend en de figuratie volwassen was geworden. Zicht op het ontstaan en de ontwikkeling van gebruiksvoorwerpen is een algemeen probleem bij objecten uit traditionele culturen. Anders dan bij veel andere Afrikaanse voorwerpen valt bij deze pijpen toch een bepaalde ontwikkeling te herkennen. Wanneer de voorstellingen eenmaal zijn bedacht zien we dat het voorwerp geleidelijk conceptueler wordt terwijl in geval van navolging de stijl steeds wisselt. Ondanks het feit dat het pottenbakkerswerk van de Ashanti een sterk traditionele werkwijze volgt, bestaat er dus een zekere stijlevolutie. Daarnaast wordt de uitbeelding beïnvloed door het artistieke vermogen van de pottenbakker: de ene ambachtsman is nu eenmaal vakbekwamer dan de andere. Het duiden van deze twee aspecten is niet altijd gemakkelijk.

07-11.423-ashanti-kip-1
Afb. 7a. APM 11.423
07-11.423-ashanti-kip-3
Afb. 7b. APM 11.423
07-11.423-ashanti-kip-4
Afb. 7c. APM 11.423

Een evidente stijlverandering zien we tijdens het verval van de pottenbakkersnijverheid die rond het jaar 1900 inzet. Vereenvoudiging en afname van details geeft een bepaalde vervlakking van de vorm en de inhoud. Gelijktijdig ontstaat soms ook een aantrekkelijke stilering waarmee een nieuw niveau van verdienste wordt bereikt. De uitbeeldingen van een tamelijk tweezijdig weergegeven staande haan (afb. 7) of een kameleon (afb. 8) zijn daarvoor illustratief. Deze pijpenkoppen zijn kort voor 1920 gemaakt. Alleen van de kameleon is de betekenis bekend, zij symboliseert het wantrouwen en de onstandvastigheid omdat zij van kleur verandert. De spreekwoorden die bij deze beide voorstellingen horen zijn echter niet overgeleverd en mogelijk was de betekenis voor de gebruikers toen al verloren gegaan.

08-11.424-ashanti-gordeldier-1
Afb. 8a. APM 11.424
08-11.424-ashanti-gordeldier-3
Afb. 8b. APM 11.424
08-11.424-ashanti-gordeldier-4
Afb. 8c APM 11.424

Voor de Ashanti was de tabakspijp een persoonlijk artikel waarmee de rokers hun eigen boodschap kon uitdragen. Toch zal bij de aanschaf van een tabakspijp meestal voor een gewone standaard pijp zijn gekozen. Het marktaanbod aan figurale producten zal steeds beperkt zijn geweest en hun prijs navenant hoog. De hoogversierde pijpen dienden eerder als speciaal geschenk en werden later ook voor toeristen en reizigers gemaakt. Om die reden zijn relatief veel exemplaren in ongebruikte staat in Europese collecties terecht gekomen. In Ghana daarentegen is het aantal ongerookte exemplaren juist zeer beperkt, hetgeen mede met de breukgevoeligheid van de pijpen te maken heeft. Daarnaast is het te verwachten dat er ook pijpen voor specifieke afnemers werden geboetseerd, die van een grotere vormverdienste en van een hogere kwaliteit getuigen.

Tot slot is het aardig te weten dat de ontwikkeling van de rookcultuur nog gestimuleerd werd door een besluit van de Ashantivorst in 1869. In dat jaar bepaalde hij dat zijn onderdanen geen Europese pijpen mochten roken, maar louter producten van eigen bodem. Deze regel wordt afgekondigd als het Ashanti rijk al over zijn hoogtepunt heen is en ook het ambacht van het pijpenmaken in verval raakt. Enkele decennia later zou de Ashantipijp worden verruild voor goedkope importproducten uit Engeland en Nederland. De lokale pottenbakkers leggen zich vanaf dat moment toe op het namaken van deze importwaar. Slechts een enkele pottenbakker continueert het cultuureigen product in de bovengenoemde gestileerde stijl tot daaraan rond 1930 definitief een eind komt.

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2007.


Nieuwsbrief Vereniging Vrienden van Etnografica
, Leiden, nr. 100, Autumn 2007

 

Afbeeldingen

  1. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een kookpot. Ghana, Ashanti, 1800-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.000
  2. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een watervat. Ghana, Ashanti, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.708
  3. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een schelp. Ghana, Ashanti, 1830-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 12.254
  4. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een speelbord. Ghana, Ashanti, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.827
  5. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een luipaard. Ghana, Ashanti, 1840-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.709
  6. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een zittende adelaar. Ghana, Ashanti, 1800-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 12.398
  7. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een staande haan. Ghana, Ashanti, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 11.423
  8. Tabakspijp van aardewerk met ketel in de vorm van een kamelion. Ghana, Ashanti, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 11.424

 

Literatuur

Don Duco, Tabakspijpen uit het Ashanti-gebied, Amsterdam, 2001.

Don Duco, Spreekwoordelijke Ashanti-pijpen, Amsterdam, 2006.

Rohrer, ‘Tabakpfeifenköpfe und Sprichwörter der Asante’, Jahrbuch des Bernischen Historischen Museums in Bern, Ehnographische Abteilung, XXVI. Jahrgang 1946, p. 7-24 + 5 Tafeln.

 

Noten

[1]  Rohrer, 1946, p 7.

[2] Duco, 2001, p 1.

Postscript

Dit is de populaire versie van het artikel Spreekwoordelijke Ashantipijpen uit 2006 en is in 2007 geschreven voor Nieuwsbrief Vereniging Vrienden van Etnografica. Een algemene inleiding over de tabakspijpen uit de Ashantistreek staat beschreven in Tabakspijpen uit het Ashanti-gebied (Amsterdam, 2001).