De attributen van de opiumschuiver

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
1997

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Algemene introductie in de verschijningsvorm en het gebruik van de opiumpijp inclusief de bijbehorende rookgereedschapjes ofwel parafernalia.

"We zouden moeten afrekenen met de legende van de opiumvisioenen. Opium doet een schemertoestand ontstaan. Het doet het bewustzijn inslapen, verrukt het hart en verlicht de geest".[1]

Van alle middelen die men kan roken heeft opium wel de meest legendarische uitstraling. Vanaf het midden van de negentiende eeuw verschijnen over de opiumkit, de opiumschuiver en de opiumverslaving zowel romantische als belerende artikelen in kranten en tijdschriften. De zoete dromen die met het gebruik van opium in verband staan, spreken een ieder aan. Een heilzaam panacee tegen pijnen, angsten, gevaren en bovenal een stimulerend en geestverruimend middel. Kortom een stof die het leven gemakkelijk lijkt te maken. Maar daarnaast bestaat de angstwekkende en intrigerende verslavingsfactoren. Gewenning is verslaving en eenmaal verslaafd schijnt er nooit meer een weg terug.

Opium wordt uit de papaverbol gewonnen. Het is een middel dat al vanaf de oudheid wordt toegepast. In poedervorm of als pillen dient het vooral als pijnstiller en kalmeringsmiddel. Om te roken wordt opium pas gebruikt vanaf het moment dat het roken van tabak bekend raakt en dat is aan het begin van de zeventiende eeuw. Aanvankelijk weekt men de tabak in een opiumaftreksel, waardoor de werking van de tabak wordt versterkt. Dit melange noemt men madat. Pas tegen het eind van de achttiende eeuw leert men het roken van opium in pure vorm kennen.

De gewoonte van het opiumroken is sindsdien over grote delen van Azië bekend geraakt. Haar origine ligt overigens eerder in India dan in China, maar de concentratie van opiumrokers vinden we vooral in China en de zuidelijke grenslanden: Birma en Laos maar ook Thailand. Het grensgebied van deze drie landen staat bekend als de Golden Triangle, vanaf 1850 het belangrijkste gebied voor de cultuur en de verwerking van de papaver. Het opiumschuiven vindt onder alle lagen van de bevolking plaats: zowel onder de arme landarbeiders als onder de bestuurlijke bovenklasse. Het zijn vooral de Chinezen die van het roken van opium een ware cultuur hebben gemaakt. Het aanbieden van opium bij een bijzondere gelegenheid wordt als vanzelfsprekend gezien.

Dit artikel gaat niet over de historie van de opium of het gebruik, maar richt zich op de opiumpijpen en daaraan gerelateerde objecten. Voor wie in de tegenwoordige tijd op jacht is naar voorwerpen die met het gebruik van opium samenhangen, valt er nog een hoop te ontdekken. Daarmee duid ik niet op de eenvoudige opiumpijpen van de arbeidende klasse. Deze zijn dikwijls gemaakt uit een simpel ceramisch flesje, waaraan een holle bamboebuis is bevestigd.[2] Functioneel en goedkoop, maar niet getuigend van een artistieke verdienste. In materieel opzicht komt de cultuur van het opiumgebruik het beste tot uiting in de pijpen en opiumparafernalia van de hogere maatschappelijke klasse. Daarbij vallen vooral de Chinese voorwerpen op vanwege een fraaie synthese tussen functioneel en esthetisch. Het is deze opiumpijp die ik in dit artikel nader wil behandelen.

01-17.546  etn-china-witmetaal-2
Afb. 1a. APM 17.547
01-17.547  etn-china-metaal-jade-4
Afb. 1b. APM 17.547
 
01-17.546  etn-china-witmetaal-2
Afb. 1c. APM 17.546
01-17.546  etn-china-witmetaal-4
Afb. 1d. APM 17.546

De oervorm van de Chinese opiumpijp grijpt zonder twijfel terug op de tabakspijp die in dezelfde streek gangbaar was. Zij bestaat uit een houten of bamboe steel waaraan aan het ene eind een keramische of meer algemeen een metalen kop is aangebracht (afb. 1ab), Het mondstuk kan zowel van metaal zijn, als uitgevoerd in been of ivoor, glas, jade of een andere steensoort. In andere gevallen is deze pijp geheel van metaal gemaakt (afb. 1cd). Aangezien de stroperige substantie van opium weinig geschikt is om in een kleine, nauwe ketel te worden gebrand, wordt de opiumpijp al snel aangepast. Rond het jaar 1800 introduceert men de zogenaamde damper, een opiumpijpenkop met een holle binnenruimte met aan de bovenzijde een minuscule ketel voor het opiumbolletje. De tegenovergestelde zijde bevat een korte stam, die de rook naar de steel van de pijp moet voeren. Deze pijpenkop wordt op een lange steel geplaatst.

Met de introductie van de damper bestaat de standaard opiumpijp dus uit twee hoofdonderdelen. De buisvorm, die we doorgaans met steel aanduiden. Daarnaast is er de reeds gemelde ketel of kop. De bevestiging van beide onderdelen gebeurt door middel van een zogenaamd zadel, een langwerpige plaat die over het gat in de buis sluit. Hierop is een manchetvormige stam aangebracht, waarin de steel van de damper past. Dit zadel is luchtdicht aan de pijpensteel bevestigd en de ketel wordt in de manchet op het zadel geklemd. Voor het reinigen van de pijpenkop kan men deze gemakkelijk losmaken.

02-12.002  opium-pijp-suikerriet-2
Afb. 2a. APM 12.002
02-12.002bis  opium-kop-rood
Afb. 2b. APM 12.002bis

Naar de plaatsing van de ketel op de steel onderscheiden we twee hoofdtypen opiumpijpen. Direct van de tabakspijp afgeleid is de damper die aan het eind van de pijpensteel wordt geplaatst. Deze pijp vertoont de grootste overeenkomst met de tabakspijp en lijkt daardoor de oudst te zijn. Merkwaardig genoeg zijn de bewaard gebleven exemplaren van dit type doorgaans juist van een wat latere tijd. De kenmerkende Chinese opiumpijp vertoont een andere contour. Daar is de damper als een zeer expliciete bekroning van de pijp op een kwart van het eind van de steel geplaatst.

Deze typische opiumpijpcontour is ontstaan om bij het gebruik een aangename balans te verkrijgen. De opiumpijp wordt namelijk geheel anders gehanteerd dan de tabakspijp. Om te beginnen wordt zij niet tussen de tanden geklemd, daarvoor is de steel te lang en het gewicht te groot. De lange buisvorm met een gemiddelde lengte tussen de 55 en 65 centimeter, wordt door beide handen vastgehouden. Het mondstuk, dat bestaat uit een vlakke schijf met een gaatje wordt tegen de lippen geplaatst. In dit gaatje wordt als roer soms een rietje gestoken. De handen van de schuiver moeten voor de balans van de pijp zorgen. Het opiumschuiven gebeurt liggend en tijdens het roken wordt de damper zijwaarts gedraaid tot boven de vlam van de opiumlamp. Deze vlam verhit de opium tot op het moment van vervliegen. De rook die daarbij vrijkomt wordt geïnhaleerd.

03-15.043  opium-pijp-bamboe-2
Afb. 3a. APM 15.043
03-15.043  opium-pijp-bamboe-3
Afb. 3b. APM 15.043

De materialen voor de opiumpijp gebruikt zijn legio. De buis kan in zijn eenvoudigste vorm van suikerriet zijn, een materiaal dat voor de leek soms moeilijk van bamboe te onderscheiden is (afb. 2). Vanzelfsprekend is deze minder duurzame plantenstengel weinig slijtvast. Bamboe is het meest algemeen toegepast aangezien dit materiaal overal voorhanden is en bovendien, evenals de suikerrietstengel, hol is (afb. 3). Soms maakt de pijpenmaker dankbaar gebruik van de knopen of schijven in het bamboe en werkt zelfs de aanzet van een takje uit tot een delicaat stukje snijwerk, dat bij veel opiumpijpen een fixatiepunt wordt. Deze knoop geeft steun bij het draaien van de pijpenkop naar de vlam van de opiumlamp. In andere gevallen worden de verdikte knopen zorgvuldig weggeslepen en ontstaat een lange rechte profielloze buis. Naast bamboe komen we verschillende soorten hout tegen. De vruchtenhoutsoorten zijn soms zo bewerkt, dat zij de indruk wekken bamboe te zijn. Bij sommige voorbeelden zijn zelfs de knopen van het bamboe als insnoeringen aangebracht en ontbreekt ook de knopvormige bladaanzet niet. Meer bijzondere producten zijn van tropische houtsoorten gemaakt, waarbij het zwarte ebbenhout wel het meest aantrekkelijk is.

04-02.527  opium-pijp-ivoor-2
Afb. 4a. APM 2.527
04-02.527  opium-pijp-ivoor-3
Afb. 4b. APM 2.527

Naast bamboe en hout is ivoor een geliefd materiaal (afb. 4). Ivoor kenmerkt zich door een relatief groot gewicht en meestal hebben dergelijke pijpen een betrekkelijk nauw rookkanaal. Door veelvuldig gebruik raakt het ivoor met de teerachtige substantie doortrokken en krijgt een prachtige patina. Uit wat latere tijd dateert de toepassing van been, dat gezien zijn kleur een wat killere uitstraling heeft. Ivoor en been lenen zich voor snijwerk en gravering. Vooral de benen pijpen die in de omgeving van de toeristische opiumkitten werden aangeboden, zijn kenmerkend. Zij bestaan uit vijf gedraaide segmenten die versierd zijn met typische Chinese voorstellingen waarvan het tafereel met de acht onsterfelijken wel de meest algemene is (afb. 5).

05-02.288  opium-pijp-been-02
Afb. 5a. APM 2.288
05-02.288  opium-pijp-been-03
Afb. 5b. APM 2.288

Een aantrekkelijke materiaal is buffelhoorn, dat zich goed laat draaien en door kleuren en polijsten een prachtige tint en glans krijgt (afb. 6). Veel van dergelijke opiumpijpen zijn uit verschillende onderdelen opgebouwd die rond een kern van een zachte houtsoort zijn aangebracht. Ook bestaan er pijpen bekleed met schildpad (afb. 7). Bij het beoordelen van deze laatste moet men echter bijzonder oplettend zijn, want reeds vanaf 1870 wordt in plaats van schildpad celluloid toegepast dat gezien de uitstraling nauwelijks van schildpad te onderscheiden is. Het meest duidelijke verschil is dat bij celluloid de naden zonder een onregelmatig patroon aansluiten. Een ander opvallend materiaal is gepolijste roggehuid, dat vaak in groen is toegepast maar soms ook in grijs.

06-14.588  opium-pijp-hoorn-zilver-2
Afb. 6a. APM 14.588
06-14.588  opium-pijp-hoorn-zilver-3
Afb. 6b. APM 14.588

Tot slot bestaan er nog enkele minder toegepaste materialen. Het kenmerkende witmetaal, het zogenaamde paktong uit de provincie Yunnan, is wel voor opiumpijpen gebruikt. Vaak zijn deze pijpen in delen uitschroefbaar en dienen ter berging in een necessaire. Metaal kan ook in email-cloisonné worden uitgevoerd. Zeldzame opiumpijpen zijn geheel uit jade geslepen en hebben een prachtige transparante uitstraling. Daarnaast zijn ook pijpen van porselein vervaardigd, die gezien hun kwetsbare aard beperkt zijn overgeleverd.

Nagenoeg alle opiumpijpen hebben eindstukken van een steviger materiaal, waardoor zij stootvaster worden. Schijven van ivoor en been zijn het meest gebruikt. Daarnaast komen stoppen of eindstukken van jade voor. Deze onderdelen zijn met een lakachtige lijm aan de steel bevestigd. Bij de duurzamere materialen zien we vaak een hergebruik van dit materiaal, waarbij soms de diameter moet worden aangepast.

07-14.587  opium-pijp-schildpad-1
Afb. 7a. APM 14.587
07-14.587  opium-pijp-schildpad-2
Afb. 7b. APM 14.587
07-14.587bis  opium-pijpenkop-zeskant-1
Afb. 7c. APM 14.587bis

Een delicaat onderdeel van de opiumpijp vormt het zadel. Dit is altijd van metaal gemaakt, maar kenmerkt zich opnieuw door een grote variëteit in uitvoeringen. De suikerrietpijpen hebben doorgaans een strak en eenvoudig zadel van onedel metaal. De witte metalen, een legering van zink, nikkel en soms een fractie zilver zijn geliefd en vertonen vaak ornamentele contourlijnen. Aan de bovenzijde zijn zij dikwijls bezet met cabochon geslepen sierstenen. Daarnaast komen messing en koper combinaties voor. De goedkope metalen zadels zijn enkelvoudig, terwijl bij de luxere tegenhangers aantrekkelijke kleurencombinaties voorkomen. Dan is het plaatwerk in subtiele vormen gecontourneerd en overlappen de verschillende lagen elkaar deels. Zo ontstaat een spannende wisselwerking tussen profiellijnen en metaaltinten.

08-12.726  opium-pijp-emailzadel-1
Afb. 8a. APM 12.726
08-12.726  opium-pijp-emailzadel-3
Afb. 8b. APM 12.726
08-12.726  opium-pijp-emailzadel-8
Afb. 8c. APM 12.726

Ook edele metalen zijn voor het zadel van de opiumpijp gebruikt. Vanzelfsprekend gaat het om de meest luxe pijpen. Een zeldzaam zadel is van zilver of soms zelfs van goud. Deze zachtere metalen laten zich goed drijven en zo ontstaan decoratieve voorstellingen van bamboeloten of zelfs personen. Een enkel zadel is zelfs nog met meerkleuren email gehoogd (afb. 8). Tegen het eind van de negentiende eeuw ontstaat het zadel gemaakt van een legering van lood en tin. Deze zijn vooral toegepast op de benen pijpen en zijn seriematig gemaakt. Zij zijn op hun beurt aantrekkelijk door de minutieuze reliëfdecoratie, die in de mal werd aangebracht en in serie werd gegoten.

Ieder zadel is primair houder voor de pijpenkop en daarom is stevigheid een eerste vereiste. Dit komt tot uiting in de plaatvorm rond de steel maar vooral in de manchet, die geregeld van elegante omgaande lijnen is voorzien. We moeten het zadel niet louter beschouwen als een noodzakelijke verbinding tussen steel en ketel, maar het een ogenblik rust gunnen om de eenvoudige maar functionele lijnvoering in ons op te nemen, of de decoratie nader te beschouwen en dit te zien als een verbindend element tussen de twee uiteenlopende materialen van de steel en de ketel.

De bekroning van de opiumpijp wordt door de ketel of damper gevormd. Het meest geëigende materiaal hiervoor is ceramiek. Aangezien de Chinezen meesters zijn in de ceramische kunst, vinden we hier opnieuw staaltjes van kundig vakmanschap, die het mogelijk maken de Chinese ceramieksoorten in al zijn facetten te behandelen.

Een kenmerk van de opiumdamper is de minuscule ketel aan de bovenzijde om het opiumbolletje op de branden. Vaak is het kwetsbare dunne gedeelte van de ketel door het schoonmaken met een naald gebroken. Het ontstane gat wordt dan met een losse inzet weer op diameter gebracht. Zo’n binnenketel is van metaal, ceramiek of geslepen schelp gemaakt. Wanneer de ketelopening opnieuw beschadigd raakt, kan deze inzet weer worden vervangen. Het inwendige van de ketel is hol en fungeert als koelruimte voor de vrijkomende rook om deze vervolgens te kunnen inhaleren. Bij het roken loopt het opiumresidu langs de binnenzijde van de ketel en vormt hier een laagje. Met een metalen schraper wordt dit goedje van tijd tot tijd weggeschraapt.

09-13.471  opium-pijpenkop-zwart-bamboe-1
Afb. 9a. APM 13.471
09-13.471  opium-pijpenkop-zwart-bamboe-4
Afb. 9b. APM 13.471

Het meest eenvoudig zijn de gewone koppen van aardewerk. Deze zijn op de draaischijf gemaakt en doorgaans rood van kleur. Naast rood komen zwartgesmoorde versies voor. Aanvankelijk wordt de korte steel of stam meegedraaid, maar omwille van de stevigheid maakt men de steel al snel van metaal en wordt met een schotelvormige houder aan de ceramische pijpenkop gelijmd. Het vakmanschap van deze eenvoudige koppen blijkt vooral uit de zorg voor de afwerking. De ceramiek is dunwandig en uitgebreid gepolijst. De makerstrots komt tot uiting in een ingedrukte karakter of een reeks karakters, doorgaans in contour geplaatst.

10-13.454  opium-pijpenkop-damper-vijfkleuren-3
Afb. 10a. APM 13.454
10-13.454  opium-pijpenkop-damper-vijfkleuren-1
Afb. 10b. APM 13.454Caption
10-13.454  opium-pijpenkop-damper-vijfkleuren-3
Afb. 10c. APM 13.454

De eenvoudige aardewerken kop kan soms van een vluchtige ingekraste decoratie zijn voorzien, waarvan de lijnen na het bakken met gekleurd krijt worden ingevuld. Soms is als opsmuk een metalen bandje om de buitenste lijn aangebracht (afb. 9). Zeldzaam zijn de aardewerken koppen uitgevoerd in het zogenaamde wu ts'ai, een vijfkleuren glazuur. Zij zijn een graad luxer, doordat naast gedraaide contourlijnen en ingedrukte stempels ook een meerkleurige glazuur is toegepast (afb. 10). Deze stukken dateren uit de vroegste periode van de dampers en hebben nog een stam van ceramiek. Na 1880 komt een hernieuwde belangstelling voor het werken met glazuren en ook deze koppen hebben een ceramische stam, zij het nu als vereenvoudiging.

11-12.741  opium-pijpenkop-zeskant-1
Afb. 11a. APM 12.741
11-12.741  opium-pijpenkop-zeskant-3
Afb. 11b. APM 12.741
11-12.741  opium-pijpenkop-zeskant-4
Afb. 11c. APM 12.741
11-12.741  opium-pijpenkop-zeskant-5
Afb. 11d. APM 12.741

Voor de Chinese opiumpijp is de steengoed damper wel de meest kenmerkende en hierin is ook de grootste verdienste bereikt. Het materiaal wordt aangeduid met yixing naar de gelijknamige streek zo’n honderd kilometer ten westen van Sjanghai. Dit steengoed is al sinds de Ming periode in productie, vooral voor theegoed. Een groot verschil tussen het theegoed en de dampers is de scherfdikte. Bij het yixing theegerei is deze juist dunwandig, terwijl de dampers ten behoeve van de koeling juist zwaar van scherf zijn. Naar het schijnt hielden vier pottenbakkersfamilies zich met de productie van deze pijpenkoppen bezig. De veelvoud aan modellen en vormen is zowel door draaien, persen als gieten tot stand gekomen. Vervolgens is de klei zorgvuldig afgewerkt en aan de buitenzijde gepolijst tot een spiegelglad hard oppervlak ontstond. Dit oppervlak is daarna afgewerkt met ingedraaide concentrische lijnen of een gestempeld repeterend geometrisch motief. Ook hier is op de onderzijde bij de stam een reeks van merken in de vorm van Chinese karakters aangebracht (afb. 11). Zij bestaan uit twee en soms zelfs uit drie of vier groepen en hebben betrekking op de naam en adres van de maker, de oven en het tijdstip van productie.

12-14.739  opium-kop-boeddha-1
Afb. 12a. APM 14.739
12-14.739  opium-kop-boeddha-2
Afb. 12b. APM 14.739
13-12.702  opium-pijpenkop-meloenvorm-1
Afb. 13a. APM 12.702
13-12.702  opium-pijpenkop-meloenvorm-2
Afb. 13b. APM 12.702

De knapste koppen zijn van een ingekraste en met steengoed ingevulde decoratie voorzien. Zij vertonen voorstellingen uit de mythologie, de natuur en het dagelijkse leven. Ook kalligrafisch werd is dikwijls uitgevoerd. Soms is een voorstelling in meerdere kleuren steengoed uitgevoerd, een techniek die we bij geen enkel ander ceramisch voorwerp aantreffen. Van meer toeristische aard, maar soms verrassend Chinees van onderwerp of uitvoering, zijn dampers in figurale vorm. De afgebeelde Boeddha is hiervan een representatief voorbeeld (afb. 12). Daarnaast bestaan bijvoorbeeld een krab, kreeft en tweeling. Het reliëfwerk werd in een mal gegoten of gedrukt. De afwerking is doorgaans wat minder; het polijstwerk is niet zo zorgvuldig uitgevoerd zodat de malnaden deels zichtbaar blijven.

Er zou niet van Chinese ceramiek sprake zijn, als porselein niet ook voor opiumpijpenkoppen zou zijn aangewend. Technisch gezien is dit materiaal minder geschikt. Het heeft minder massa en de rook koelt niet zo goed af. Bovendien is het risico van knappen door ongelijke verwarming groter. Om die redenen is porselein beperkt toegepast. Een onmiskenbaar voordeel van porselein is wel de mogelijkheid tot het beschilderen. De hierbij afgebeelde kop in de vorm van een pompoen vertoont een staaltje van porseleinschilderkunst kenmerkend voor de negentiende eeuwse Chinese traditie (afb. 13). Het zogenaamde soft-paste porselein met de grovere niet geheel versinterde scherf, is gebruikstechnisch voor opiumkoppen geschikter omdat het meer massa heeft en dus een betere koeling geeft. Toch wordt deze porseleinsoort pas in het laatst van de negentiende eeuw voor opiumkoppen gebruikt. De scherf wordt dan bedekt met een onopvallende kleurloze glazuur waardoor zij goed schoon te houden zijn.

Tenslotte zijn pijpenkoppen ook in kostbare materialen uitgevoerd. Gemiddeld één op de honderd opiumkoppen is niet van ceramiek maar van een steensoort vervaardigd. Daarbij is jade het meest toegepast. Vanwege de doorschijnende kwaliteit van deze steensoort kan een aantrekkelijk transparant resultaat ontstaan. Zeldzamer is bijvoorbeeld het gebruik van de hardere serpentijnsteen. Daarnaast bestaan ook opiumpijpenkoppen in metaal, soms zelfs van een decoratie in cloisonné voorzien.

Bij het beoordelen van de opiumpijpen dient nog te worden opgemerkt, dat koppen en stelen vaak afzonderlijk werden bewaard. Rokers gebruikten meerdere koppen voor één enkele steel, zodat men bij het roken steeds een verse, schone kop beschikbaar had. Dat betekent dat de relatie tussen de kop en de steel minder nauw is dan men zou verwachten. In principe kan iedere steel met iedere kop uitgerust worden, mits de diameter min of meer overeenkomt. Wel zal er indertijd zeker een gevoel voor vormnormalisatie bestaan hebben. De dunste stelen combineren slecht met de grootste koppen evenals een buis met grote dikte niet staat bij een kleine kop met een korte stam. Voor de opiumroker is er vooral een verband tussen de grootte van de ketel en de dikte van de steel die gekozen worden in het licht van de gewenste roes die men met het roken wenst te bereiken.

Tijdens het roken heeft de opiumschuiver nog enkele andere objecten nodig. Ten eerste is dat de opiumlamp voor het verdampen van de opium. Kenmerk van de opiumlamp is een reservoir afgedekt met een hoog schoorsteenvormig lampenglas. Dit glas zorgt voor de trek in de lamp maar tevens voor een stilstaande vlam, nodig om de opium te vaporiseren. Op zich is de naam opiumlamp vreemd gekozen, omdat deze puur dient voor het verwarmen en tot smelten van de opium zodat de aanduiding opiumbrander in feite beter zou zijn. De lamp brandt op olie en bestaat in vele uitvoeringen.

14-12.001f  opium-lamp-1
Afb. 14a. APM 12.001f
14-12.001f  opium-lamp-2
Afb. 14b. APM 12.001f
15-13.458  opium-lamp-jade-1
Afb. 15a. APM 13.458
15-13.458  opium-lamp-jade-3
Afb. 15b. APM 13.458

De armeluislamp is een eenvoudige brander met een loden voet, afgedekt met een klokvormig glas (afb. 14). Duurdere lampen zijn luxer van materiaal en zijn soms prachtig versierd. Zo zijn zilveren opiumlampen bekend, die kunstig drijfwerk vertonen. Ook cloisonné en jade komen voor. Een opmerkelijke opiumlamp is gemaakt van een eeuwenoude Chinese boogschuttersring van jade. In de ring bevindt zich een messing oliereservoir waarover het lampenglas gaat (afb. 15).

Naast de lamp is de opiumnaald een onmisbaar attribuut bij het schuiven. Op de scherpe naald van dit instrument wordt de opium geplaatst waarna deze wordt verwarmd. Wanneer deze bijna in damp overgaat plaatst de opiumschuiver de naald met het balletje gloeiende opium in de pijpenkop en de scherpe naaldpunt zorgt ervoor dat het rookgaatje niet verstopt. Ook in deze naalden bestaat een aanzienlijke variatie. De meest nederige is een gewone lange naald met een scherpe punt. Luxueuzer zijn de gesmede ijzeren pennen met een verfijnde decoratie op het heftgedeelte en een schepje of spateltje aan de zijde tegenover de naald.

De pijp, lamp en naald zijn de drie belangrijkste voorwerpen voor de opiumschuiver. Verder bestaat er een keur aan artikelen die in dezelfde cultuur thuishoren, maar tot de meer luxe voorwerpen behoren. Afhankelijk van de status van de gebruiker en diens hang naar perfectionisme loopt dat van opiumdoosjes, schrapers om de ketel te reinigen, tot bladen om de voorwerpen op te presenteren, koppenrekken en zelfs langwerpige koffers voor het complete toebehoren. Een bijzonder artikel is de reisnecessaire, waarin in klein bestek het hele garnituur van de opiumschuiver is te vinden. De onhandige lange buisvormige pijp is in zo’n geval in meerdere delen uitschroefbaar.

Het toebehoren van de opiumgebruiker kan zelfs nog verder gaan. In het opiummuseum op het drielandenpunt van de Golden Triangle wordt de meest uitgebreide set van een roker bewaard. Hiertoe behoren tevens de hoofdsteun en zelfs een compleet bed. Opmerkelijk genoeg is deze set in een en dezelfde stijl uitgevoerd en bestaat volledig uit zilver. Een dergelijke uitrusting was bestemd voor gebruik thuis. In de opiumkit waren de parafernalia minder op elkaar afgestemd. De talloze foto's van de opiumdens van rond het jaar 1900 tonen ons doorgaans een samenraapsel aan overwegend armoedige voorwerpen. Als luxe goed vallen daarbij alleen de traditionele Chinese pijpen op. Verder zijn de gebruiksvoorwerpen daar eenvoudig en dat is begrijpelijk. De meeste van deze opiumkits waren bestemd voor verslaafden die door langdurig opiumgebruik hun welstand hadden verloren waardoor hun bezit tot het minimale was afgezakt.

16-02.856  opium-ketelspatel-04
Afb. 16a. APM 2.856
16-02.856  opium-ketelspatel-07
Afb. 16b. APM 2.856

Twee voorwerpen van artistieke of kunstambachtelijke kwaliteit wil ik nog nader bespreken. Ten eerste is dat een bijzondere schraper om het inwendige van de damper mee te reinigen (afb. 16). Dit voorwerp heeft een fantastisch gedreven zilveren heft, waarin de natuur op de meest geïdealiseerde wijze op is uitgebeeld. Opmerkelijk is de tweezijdigheid van deze rondlopende voorstelling: aan de ene zijde zien we een bamboedecoratie die vrijwel ongemerkt overgaat in chrysanten op de andere zijde.

17-12.750  opium-koppenstandaard-02
Afb. 17a. APM 12.750
17-12.750  opium-koppenstandaard-09
Afb. 17b. APM 12.750

Een ander opmerkelijk voorwerp in de collectie van het Pijpenkabinet in Amsterdam is een koppenstandaard, die plaats biedt aan vijf dampers en een opiumpotje (afb. 17). Dit voorwerp is van tropisch hardhout gemaakt en is aan de zichtzijde kunstig met paarlemoer ingelegd. De verschillende vlakken dragen voorstellingen ontleend aan de natuur of voorzien van vegetatieve motieven. Aan de achterzijde heeft dit kastje een schuifdeurtje waarachter nog gereedschapjes geborgen kunnen worden. Eenvoudige koppenstandaards hebben slechts één enkele etage en bieden plaats aan drie of vier pijpenkoppen. Naast de houten exemplaren bestaan er voorbeelden gemaakt van het eerder gemelde Chinese witmetaal.

De reeks opiumparafernalia overziende blijkt dat de variëteit enorm is en dat veel voorwerpen met grote zorg voor ambachtelijkheid en kunstzin zijn gemaakt. Hoewel vorm en functie van de voorwerpen steeds sterk overeenstemmen, zijn in detail veel bijzondere variaties bedacht. Juist deze variaties maken het bijeenbrengen van een verzameling zo interessant. Duidelijk blijkt daarbij dat de bloeiperiode in de negentiende eeuw ligt en dat er na 1910 niet veel nieuws meer tot stand komt. Het materiaal uit de latere tijd getuigt van herhaling van wat eerder al beter is gepresteerd. Op zich is dat logisch, aangezien er van het opiumschuiven na 1900 geen enkele positieve uitstraling meer uitgaat.

Het schuiven van opium komt tijdens de Chinese Revolutie in een negatief daglicht komen te staan. De aanvankelijke mystieke sfeer en de mogelijkheid het dagelijkse bestaan op een aangename wijze te ontvluchten raakten op de achtergrond. Daarvoor in de plaats kwam de gêne van veel families, die gebukt gingen onder de last van hun verslaafde bloedverwanten. Met name in de lagere milieus ruïneerde het opiumgebruik miljoenen personen. Het is niet verwonderlijk dat met de ommekeer van het Chinese bewind duizenden opiumpijpen in grote vreugdevuren openlijk zijn verbrand. Die daad symboliseert voor de Chinees het einde van een opiumafhankelijk tijdperk. Door de vloek op de opiumverslaving en de grote vernietigingsacties zijn de opiumpijp en de opiumparafernalia tot een objet de curiosité verworden. Van een statusobject voor de gebruiker kregen zij een nieuwe positie als interessant en vooral waardig verzamelobject.


© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 1997.


Afbeeldingen

  1. Metalen tabakspijpen als oervorm voor de opiumpijp gebruikt voor tabak of om madat te roken. China, 1860-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.546 en Pk 17.547
  2. Opiumpijp van suikerriet met onversierd witmetalen zadel en eenvoudige rode steengoed kop. China, 1890-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.002
  1. Opiumpijp van bamboe met weggeslepen knopen, zadel van messingplaat en roodkoper bezet met drie onedele stenen, kop van roodbakkend aardewerk versterkt met een metalen ring. China, 1880-1910.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.043
  1. Opiumpijp van ivoor bestaande uit drie segmenten gemarkeerd door een gedreven zilveren band, zilveren zadel met voorstelling van twee Chinezen in een landschap, verder bloesemtakken en vogels, de ketel van yixing met bamboedecoratie en karakters. China, 1870-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.527
  1. Opiumpijp van been bestaande uit vijf segmenten, het oppervlak uitvoerig met een gegraveerde voorstelling versierd, de lijnen met zwart ingevuld, zadel met reliëfvoorstelling van gegoten lood, yixing ketel. China, 1890-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.288
  1. Opiumpijp opgebouwd uit segmenten gedraaide buffelhoorn, gemonteerd met een fraai gevormd zilveren zadel, afgeplatte zeskante steengoed ketel. China, 1870-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.588
  1. Opiumpijp van bamboe bekleed met schildpad, eenvoudig messing zadel met ingeknipte hoeken, zeskante pijpenkop van steengoed met karakters rondom. China, 1890-1910.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.587
  1. Gedreven zilveren zadel gehoogd met email in verschillende kleuren met de voorstelling van de zeven wijzen, ieder staande op een wolk en de vrouw met daarboven een vliegende kraanvogel of phoenix. China, 1895-1905.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.726
  1. Opiumpijpenkop van zwartgebakken aardewerk, aan de zijkant ingekrast een ingekleurde decoratie van bamboe en enkele karakters, een metalen verstevigingsbandje om de ketel. China, 1880-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.471
  1. Opiumpijpenkop in vierkleuren email ofwel wu ts'ai met vierzijdige contour met gedraaide richels en gestempelde motieven. China, 1840-1860.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.454
  1. De onderzijde van een steengoed pijpenkop met gestempelde merken die refereren aan de maker, de oven, de plaats van herkomst en soms het jaar van productie. China, 1880-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.741
  1. Pijpenkop van steengoed voorstellend een zittende Boeddha gemaakt in een tweedelige vorm. China, 1880-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.739
  1. Opiumpijpenkop van porselein met bijzondere pompoenvorm, beschilderd in cobaltblauw in de trant van de gangbare porseleinschilderkunst. China, 1870-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.702
  1. Eenvoudige armeluislamp met loden basis en glazen reservoir waarover een transparant lampenglas. Vietnam, 1900-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.001f
  1. Exclusieve opiumlamp waarin een jade boogschuttersring is verwerkt, gemonteerd in messing vatting. China, 1880-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk13.458
  1. Ketelschraper met gedreven zilveren heft met tweezijdige decoratie van bamboe en chrysanten. China, 1900-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.856
  1. Koppenstandaard van tropisch hardhout kunstig ingelegd met paarlemoer met verschillende voorstellingen zoals rozen op een rots, bloemen in een vaas en meer. China, 1880-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.750

Noten

[1]      Jean Cocteau, Opium, dagboek van een ontwenning, De Woelrat, Amsterdam, 1986, p. 42.

[2]      Benedict Goes, 25 eeuwen roken, de verwonderlijke vormgeving van de pijp, Leiden, 1993, p. 77.

Postscript

Lees meer over dit onderwerp in de magnifieke monografie van Don Duco, Opium & opiumschuiven, een bronnenboek, Amsterdam, 2006.