Pijpenmakersgereedschap
Voor het maken van kleipijpen is speciaal gereedschap nodig. Het belangrijkste is de persvorm of pijpvorm. In Gouda is deze doorgaans van messing. Het maken van zo’n persvorm is een secuur werkje dat gebeurt door een speciale ambachtsman. Deze weet de vormhelften wrikvast op elkaar af te stemmen zodat en strakke pijp gemaakt kan worden. Om de steel te doorboren gebruikt de pijpenmaker een ijzerdraad met een knopje aan het eind, de zogenaamde weijer. De pijpenkop wordt uitgehold met een pijpenstopper.
Vrouwen en meisjes verrichten de afwerkhandelingen. Zij gebruiken specifieke gereedschapjes als een botter om de pijpenkop af te ronden en een schenker om de steelnaden weg te strijken. De beste pijpen worden nog met een glaassteen van agaat gepolijst om na het bakken een glad en strak uiterlijk te krijgen.
Het werk in de pijpenmakerij geschiedt op stukloon. Iedere werknemer die aan een gros pijpen gewerkt heeft legt zijn eigen grospenning bij die pijpen. Wanneer de baas of opzichter het werk gecontroleerd heeft wordt op het aantal penningen het loon uitbetaald. Het is een praktisch systeem dat veel schrijf- en rekenwerk spaart.
Voor een echt driedimensionaal gevormde pijp moet een drie- of vierdelige pijpvorm gebruikt worden. Om deze ingewikkelde mallen te maken wordt een moedermodel van gips gemaakt. Loodmodellen zijn bedoeld om later een nieuwe vorm van een bestaand model te maken. Pas rond 1900 komen gipsen mallen in gebruik voor het gieten van pijpen.
Het Amsterdam Pipe Museum beheert een omvangrijke collectie pijpenmakersgereedschap uit diverse Europese landen. Deze geven inzicht in de verschillende technische innovaties door de tijd heen.