Stummels, twee eeuwen smaakmakend

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2020

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Inleiding

Wie kent niet de Duitse stummel met de hoge ovale porseleinen kop, geplaatst in een vochtreservoir en gemonteerd met een opgaande steel. Een alom bekende maar niet meer zo geliefde soort rookpijp die twee eeuwen lang een steeds wisselende populariteit heeft gekend. Dit artikel beschrijft de geschiedenis van dat pijpmodel.

Verwonderlijk is het dat deze stummelpijp tot nu toe weinig aandacht kreeg. Op kunsthistorisch niveau verscheen in 1989 het magnifieke boek van Walter Morgenroth over de artistieke verdienste in de porseleinen tabakspijp.[i] Dat boek behandelt de vroegste geschiedenis van de porseleinproductie inclusief de stummel door de meest verdienstelijke en artistieke maaksels op een rij te zetten en daarmee de bloeiperiode te markeren. Het onderstreept de schilderkunstige waarde van de stummel. Daarna is er vreemd genoeg niet veel meer over de stummel gepubliceerd.[ii] Dat is wel verklaarbaar. De porseleinen pijp is na een korte bloeiperiode anderhalve eeuw een burgerlijk artikel geweest, dat terecht weinig aandacht van onderzoekers en schrijvers heeft gekregen. De korte periode van grote bloei duurde slechts enkele decennia en was na 1850 nagenoeg afgelopen. Daarna volgde een lange periode waarin de pijp het aanzien van een massa-artikel had, weinig vernieuwend en niet inspirerend voor nader onderzoek.

Toch schreef de porseleinen stummel vanaf haar ontstaan in het vierde kwart van de achttiende eeuw tot heden een aanzienlijke geschiedenis die verschillende, sterk wisselende fasen heeft gekend. Dit verhaal geeft daarvan een overzicht waarbij producten uit de opeenvolgende episoden aan bod komen, steeds in het licht van de tijd geplaatst. Daar waar techniek, smaak en mode een rol spelen worden deze geduid. Voortdurend heb ik er naar gestreefd om door de tijd heen een gelijke behandeling van de porseleinen pijp te geven. Dat is geen eenvoudige opdracht. Uit de vroegste periode is betrekkelijk weinig bewaard gebleven. Tijdens de laatste fase daarentegen, wordt alleen nog ordinair massagoed geproduceerd. Juist dat industriële product blijkt in overvloed voorhanden te zijn en is in ons museum bijna dagelijks onderwerp van vragen van het publiek bij determinaties. Om die reden is ook dat materiaal in dit artikel opgenomen. Hopelijk is daarmee een synthese ontstaan tussen kunstobjecten en banaal massagoed.

De oorsprong van de stummel

Voor we ons in de ontwikkelingsgeschiedenis van de stummel verdiepen, eerst wat algemene informatie over het ontstaan. Het is een bijna logisch gegeven dat de populaire Goudse kleipijp met zijn ovale pijpenkop de inspiratie voor de stummel is geweest. De vormgeving van de kleipijp was in 1750 al ruim een eeuw lang in nagenoeg heel Europa vertrouwd. De verkrijgbaarheid, origineel of in kopie was algemeen, het rookcomfort onovertroffen. Niet verwonderlijk dat deze stijl een positieve associatie had en op veel plaatsen werd gekopieerd, niet alleen in klei. Dat gebeurde ook in alternatieve materialen, zoals bijvoorbeeld in ijzer of in zilver.[iii] Deze tegenhangers waren door hun tint opvallend en door hun onbreekbaarheid voor een bepaalde groep rokers juist zeer geschikt.

Bij hout en meerschuim is het navolgen van de Goudse stijl minder voor de hand liggend. Die materialen zijn namelijk onbruikbaar voor lange pijpenstelen. Dat geldt eveneens voor porselein, waarbij door de krimp in de oven een spanning optreedt die het maken van een rechte steel in de weg zit. Dat betekent dat wanneer de porseleinfabrikant toch de Goudse stijl wil navolgen, deze alleen het model van de pijpenkop kopieert, compleet met een hiel en een steelaanzet. Vervolgens wordt deze steel met een separaat roer van een ander materiaal verlengd. Zo is het ook gebeurd. Dat in het pijpontwerp de hiel klakkeloos wordt overgenomen terwijl de pijp hierop niet wordt gemerkt, ligt in de aard der gewoonte. Bovendien weet iedere ontwerper dat een visuele markering tussen kop en steel het oog een aangenaam houvast geeft en om die reden blijft de hiel eigen aan de stummel.

001-14.447  pors-stummel-vaincre-01
Afb. 1a. APM 14.447
001-14.447  pors-stummel-vaincre-14
Afb. 1b.APM 14.447

Het vroegste voorbeeld van zo’n stummel is hierbij afgebeeld en stamt uit de jaren 1770 of 1780 (afb. 1). De pijpenkop heeft het ovale model van de Goudse kleipijp met een hiel als markering tussen ketel en steel. De steel is kort en gaat halverwege over in een steelverlenging van buffelhoorn met een benen mondstuk. Omwille van de montage is de porseleinen steel op die aanzet iets verdund. Kenmerkend voor dit specifieke product is het nog weifelende ketelmodel dat de subtiele symmetrie van de Goudse pijp van toen nog mist.

De naamgeving stummel heeft overigens niets met het ovale Goudse pijpmodel van doen. Het woord stummel duidt op de korte steel, het steelstompje dat een tweede karakteristiek is. Daarmee is de stummel dus een typisch artikel voor de porseleinfabrieken. Vroege voorbeelden wijzen zowel op productie in Frankrijk als in Duitsland en dan is de afgeknotte steel verhoudingsgewijs nog langer dan bij de stummel later gebruikelijk zal zijn. Morgenroth beeldt als oudste stummel een kop uit Frankenthal af met een bloemmonogram. Hij geeft als datering de tijd rond 1780.[iv] Met de hoofdvoorstelling aan de steelzijde van deze pijpenkop wekt ook deze kop de indruk met een rechte steel te zijn gerookt.

002-15.803  pors-stummel-bolkop-goud-1
Afb. 2.APM 15.803
003-20.587a  pors-stummel-mittwoch-08
Afb. 3.APM 20.587a
004-01.226  pors-berlijn-vrouw-01
Afb. 4.APM 1.226

De montage van de stummel verandert al snel van een horizontaal silhouet zoals we van de kleipijp kennen, naar een verticaal (afb. 2-4). Die verandering wortelt niet alleen in de algemene mode van de tabakspijp van die tijd, maar heeft vooral een praktische reden. Rokers ervaren al snel dat de porseleinen pijp verhoudingsgewijs heet rookt resulterend in meer tabaksvocht. Porselein is immers niet poreus zoals pijpaarde, dat het vocht absorbeert en tijdens het roken door de wand heen kan verdampen, hetgeen een koelend effect heeft. De pijp van porseleinen wordt gedurende het roken alleen maar heter, terwijl het vocht nergens heen kan. Met een horizontale montage komt het vocht in de mond terecht, zelfs als een kogelvormig vochtreservoir onderaan de steel wordt gehangen.

Al voor het jaar 1800 ontwerpt men als alternatief een verticale montage die meer rookcomfort aan de pijp geeft. De pijpenkop wordt dan in een zogenaamde zak geplaatst die zich aan de basis van de pijpensteel bevindt met een verbinding met een kurkje tegen valse trek. De Duitser spreekt van Feuchtabsatz, ook de woorden Abguss, Abzug en Wassersack worden wel gebruikt. In dit reservoir, dat van metaal, buffelhoorn of porselein wordt gemaakt, kan het tabaksvocht zich verzamelen. De rook passeert de zak en vervolgt zijn weg via een verticale steel omhoog. Het ongewenste tabaksvocht blijft onderin achter en kan nooit de mond van de roker bereiken. Hoewel het wat omslachtig lijkt is het een inventieve oplossing die goed werkt. Vanaf 1830 is de steel van de pijp vaak van weichselhout met een hoornen mondstuk afgewerkt (afb. 4). De verschillende onderdelen worden doorgaans met een borgkoordje gezekerd. Het totale voorwerp staat in Duitsland bekend als Gesteckpfeife.

Dat het ontwerp van de stummel op een Goudse pijp terugvoert wordt mede bewezen door de in Duitsland gebruikte aanduiding Holländisches Model of Holländische Sorte.[v] Aanvankelijk sprak men in de fabrieken van Tabaksköpfe of Pfeifenstummel. Niet veel later wordt het woord Stummel gebruikelijk en wist iedereen wat voor pijp daarmee bedoeld werd. Het is dus heel opmerkelijk dat de algemene aanduiding Stummel dus niet slaat op het ketelmodel maar op het korte steeltje ofwel het afgeknotte stompje. Voor het woord stummel bestaan geen vertalingen in andere Europese talen. In Nederland is dit woord, uiteraard zonder hoofdletter, door ons museum geïntroduceerd en als zodanig ingeburgerd geraakt. In andere talen ontbreekt nog een aanduiding, die zou er nog moeten komen.

Hoeveel tijd er ligt tussen de eerste exemplaren en een reguliere productie is onduidelijk. Uit de achttiende eeuw zijn amper stummels aanwijsbaar, slechts enkele stukken zijn alleen bij benadering te dateren. De productie lijkt pas tegen 1800 meer regulier te zijn.[vi] Dan kunnen we verschillende porseleinfabrieken duiden die stummels in hun assortiment voeren.[vii] Wanneer het begin van de stummel rond 1775 ligt, maar een volwassen productie pas tegen 1800 gerealiseerd is, dan mag duidelijk zijn dat het enige tijd geduurd heeft eer de stummel van porselein zijn positie verwierf. Niet verwonderlijk dus dat dit vroegste werk tegenwoordig zeldzaam is.

Dat de stummel als zelfstandig pijpmodel in de achttiende eeuw reeds bekend is, bewijzen ook enkele archiefstukken. De Nymphenburger preiscourant uit 1793 spreekt van Kölnische Tabackköpfe en duidt op een stummel met een nog wat weifelende vorm. In die vroege periode is de ketel nog wat buikig met een geringe hoogte. Wanneer een slanke versie in omloop komt heet deze Berliner Form. Deze zogenaamde Berlijnse stummel is een verdienste van de Königliche Porzellan Manufaktur in Berlijn. Zij is vanaf 1800 in productie en heeft aanvankelijk een hoogte van zes tot acht centimeter. In de loop van de negentiende eeuw wordt deze kop snel algemeen en heeft vanaf 1820 een hoogte van zo’n elf centimeter. Daarnaast komen grotere formaten in omloop met een hoogte tot zelfs zeventien centimeter toe, de reuzenformaten uitgezonderd die voor de pronk bedoeld zijn.

In die eerste periode komt ook bij de Königlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur in Meissen een interpretatie van de stummel tot stand. Dit model, dat de benaming Meissener Form krijgt, is eveneens een Gouds model, maar met een iets bollere ketel en een kenmerkende hielvorm met een scherpe rand. Dit model is van grote invloed omdat de Saksische porseleinfabriek de productie tussen 1800 en 1830 met succes ter hand neemt.[viii] Bij de meeste andere fabrieken wordt de specifieke Meissner hielvorm niet nagevolgd en zijn de randen van de hiel sterker afgerond. Wanneer de pijpenkoppen groter worden zal de hiel snel tot een knopvorm transformeren wat de balans bij de dan toegenomen ketelhoogte zeer ten goede komt.

 

[i] Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln - Kunstwerke in Porzellan, München, 1989.

[ii] Don Duco,

"Van vorstengeschenk tot volksobject; De historie van de porseleinen tabakspijp",

Vormen uit Vuur, Mededelingenblad Nederlandse Vrienden van de Ceramiek, nr 165, 1998, p 33-44.

[iii] Amsterdam Pipe Museum APM 20.647 in zilver, APM 23.925 in ijzer.

[iv] Morgenroth, 1989, afb. 83.

[v] Duco, 1998, p 37.

[vi] Morgenroth, 1989, p 30. Manufaktur Reichmannsdorf bij Bamberg in mei 1809 3650 Pfeifenstummel in de oven naast 1600 andere voorwerpen.

[vii] Vroegste vermeldingen van stummels door Morgenroth: Königlichen bayerischen Porcellanmanufactur, Fürstenberg, 1780 (p 40), Veilsdorf, 1790 (p 41), Manufaktur Volkstedt, 1795 (afb. 104), Manufaktur Wien, 1800 (afb. 103), Manufaktur Meissen, 1810 (afb. 113), Limbach, 1810 (p 40), Manufaktur Bruckberg, 1810 (afb. 105), Manufaktur München, 1815 (p 46), Manufaktur Nymphenburg, 1818 (afb. 136), Manufaktur Berlin, 1820 (afb. 106), Pössnecker Porzellan Fabrik, 1825 (afb. 101), Manufaktur Gotha, 1826 (afb. 141).

[viii] Morgenroth, 1989, p 58. In 1820 per ovenbrand 19.000 Rauchgeräte ofwel pijpen in 950 kapsels van ieder twintig pijpen.

Producten uit de eerste periode

Naast de uitstraling van het hagelwitte porselein is vooral de beschildering van de stummel een belangrijke factor. Dat zien we al bij de oudst bekende stummel, een exemplaar uit het vierde kwart van achttiende eeuw uit Frankrijk (afb. 1). De nog weifelende ovaalvorm draagt een meerkleurige beschildering die kenmerkend is voor porselein waarbij gebruik gemaakt wordt van het witte fond om de kleuren te laten contrasteren. Op de pijpenkop zien we de spreuk "VAINCRE OU MOURIRE".[i] De transparante schildertrant en de motieven uit de Lodewijk XVI-stijl zoals guirlandes sluiten aan bij de periode van ontstaan. Het vuurvergulde van de ketelopening en de steel benadrukken de exclusiviteit van het object. De spreuk past in de tijd waar tegenstellingen zich verscherpen in de opmars naar een revolutie.

Uit de Manufaktur Volkstedt stamt een stummel die rond het jaar 1800 gemaakt moet zijn (afb. 5). Deze kop vertoont een monochroom geschilderd kerkje omgeven door enkele bomen. Het is een subtiele, simpele maar charmante voorstelling. Bij deze vroege pijpen heeft het pijpmodel reeds alle kenmerken van de Gouwenaar, terwijl ook de hiel nog cilindrisch is met rechte hoeken naar het stempelvlak. Het schilderwerk is zeer routinematig verricht, met een trefzekere penseelvoering is de voorstelling neergezet. Het is puur handwerk zonder dat van steun- of hulplijnen gebruik is gemaakt en dat verraadt dat de schilder jarenlang dergelijke motiefjes op allerlei porseleinen voorwerpen schilderde en precies de juiste balans wist te raken. Kenmerkend voor dit vroege seriegoed is dat de beschildering alleen aan de zichtzijde is aangebracht. Het is niet louter een kwestie van mode, hier speelde ongetwijfeld de arbeidsinzet mee, minder schilderwerk resulteerde in lagere kosten.

005-16.476  pors-stummel-volkstedt-dorpskerk-1
Afb. 5.APM 16.476
006-10.011  pors-stummel-landschap-1
Afb. 6. APM 10.011
007-22.869  pors-stummel-cornucopia-1
Afb. 7. APM 22.869

Het formaat van de pijpenkoppen is aanvankelijk nog beperkt, overeenkomstig de vergelijkbare kleipijp. De ketelinhoud is vaak zelfs wat geringer omdat de wand iets dikker is. Na 1800 zal deze inhoud zich snel vergroten. Niet verwonderlijk loopt de stijl van beschilderen in die eerste periode nog sterk uiteen. Naast de vluchtig gepenseelde landschapjes bestaan er meerkleurige versies die even simpel zijn maar door gebruik van te weinig kleuren hun realisme verliezen. Een prachtig voorbeeld daarvan toont een huisje in een landschap met een boom op de voorgrond (afb. 6). Ook hier is met vlotte penseelstreken gewerkt, aangezet met wat stippelwerk en opnieuw is geen gebruik gemaakt van hulplijnen op het porselein.

Naast gebouwen zien we ook luchtig gepenseelde bloemboeketjes of een cornucopia (afb. 7). De opzet getuigt van zwier, maar het kleurgebruik en de te dikke penseel van schilderen hebben niet voor het mooiste resultaat gezorgd. Zij zijn treffend maar weinig gedetailleerd en hebben nauwelijks enige relatie met de talloze bloemmotieven die in dezelfde periode op serviesgoed en pronkporselein worden gepenseeld in veel betere detaillering. Het lijkt erop dat de klandizie voor de pijpenkop in een geheel andere sector werd gevonden dan het overige porselein. Onder rokers werden blijkbaar niet zulke hoge eisen gesteld of was het dat de rijke rokers meerschuim boven porselein prefereerden?

Wat de klant in deze pijpen zonder twijfel bewonderde is de onberispelijke witte kleur en stralende glans van het materiaal. De pijpen zijn smetteloos wit en dat bleef zo hoe vaak je die ook rookte. Daarnaast dragen zij een vrolijke beschildering, hoewel deze misschien te vlot gepenseeld was maar dat ervoer de roker nog niet. Dat de beschildering van de stummel zich nog veel verder zou ontwikkelen wordt met deze vroegste voorbeelden nog niet aangekondigd.

008-12.849  pors-stummel-vrouw-1
Afb. 8. APM 12.849
009-17.163  pors-stummel-diana-1
Afb. 9. APM 17.163
010-15.819  pors-stummel-jager-met-meisjes-01
Afb. 10. APM 15.819

Een stap richting luxer schilderwerk zien we bij een pijpenkop met een effen groen fond, een eenling tot nu toe (afb. 8). Aan de voorzijde is een staand ovaal uitgespaard waarin een vrouw met lange rokken weergegeven in sepiatinten. Kenmerkend voor de vroege datering van deze pijpenkop zijn de rokken uit de empire tijd die hoog om het middel sloten. Een andere pijpenkop eveneens met staande vrouw is meerkleurig beschilderd, terwijl hier het porseleinwit weer een belangrijke rol speelt (afb. 9). De voorstelling is met penseellijnen neergezet om vervolgens met penseelstippen te zijn aangezet om details te suggereren. Het is een schetsmatige werkwijze kenmerkend voor de periode tot 1830.

Een specifieke techniek is niet het schilderen van lijnen en invullen van vlakken, maar het louter werken met toefjes of stippels, de zogenaamde Punktmalerei die kenmerkend is voor de empire tijd. Op die wijze kan een veel transparantere voorstelling tot stand komen, niet zuiver realistisch maar sterker suggererend. Het is een techniek die in talloze bedrijven is toegepast, een werkwijze dus die eerder periode gebonden is dan een aanwijzing kan zijn voor de productieplaats. Een betrekkelijk kleine pijpenkop toont deze techniek in optima forma, er zijn amper lijnen in het penseelwerk te zien (afb. 10). Helaas is de herkomst van deze schildering niet bekend.

011-18.772  pors-stummel-bis-dahin-1
Afb. 11. APM 18.772
012-17.159  pors-stummel-amitie-1
Afb. 12. APM 17.159
013-19.304  pors-stummel-wingerd-1
Afb. 13. APM 19.304

De hier behandelde pijpenkoppen zijn zonder uitzondering klein van formaat. Geleidelijk komen naast deze kleine wat burgerlijke koppen grotere formaten in omloop met een uitgebreidere beschildering. Zij zijn evident seriegoed maar nog geen massagoed. Van onbekende maar zeker vroege makelij zijn pijpenkoppen met een geometrische indeling in de decoratie. Nu gaat de beschildering rondom de pijpenkop en bedekt het wit soms zelfs volledig. Sommige exemplaren vertonen spreuken of korte opschriften als "TREUE LIEBE BIS DAHIN" (afb. 11) of "AMITIE" (afb. 12). Hieruit blijkt wel dat de porseleinen pijp vaak gekocht werd als geschenk voor familie en goede vrienden. Bij de afwerking wordt de luxe uitvoering benadrukt door overvloedig gebruik van bladgoud al dan niet in combinatie met bladzilver. Een variant laat een omgaande wingerdrank zien, ook hier is ruim van bladgoud gebruik gemaakt (afb. 13). Met deze luxere producten maakt de porseleinen pijpenkop zijn intrede onder rokers van de hogere stand. Dat dit pas na 1815 plaatsvindt heeft mede te maken met de Napoleontische oorlogen die veel onrust brengen, waardoor de productie in de porseleinfabrieken vanaf 1800 niet optimaal is

 

[i] De laatste letter E lijkt hier incorrect, tenzij de schilder met mourire een woordgrapje uithaalde en niet het woord sterven, maar lachen bedoelde en daarmee het opschrift niet serieus nam.

Meissen als trendsetter

In Meissen neemt de vervaardiging van pijpen bij de Königlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur een succesvolle wending. Daar komt een fabriekseigen interpretatie van de stummel tot stand met specifieke kenmerken. Dit model werd al in de paragraaf oorsprong genoemd en staat bekend als Meissener Form. Kenmerken zijn een wat bollere, meer krachtige ketelvorm, een cilindrische hiel en een steel met duidelijke windingen aan het eind. De beschildering is in uiteenlopende patronen en kwaliteiten verricht. Interessant is dat naast beschilderde koppen er ook de zogenaamde Meissener Weissware bestaat. Deze onbeschilderde uitvoering wordt in de periode tussen 1815 en 1825 bekend en geliefd. We zouden ze ook met blanc de Chine kunnen aanduiden, pijpenkoppen gewaardeerd om hun stralend witte kleur.

De cilindrische hiel gekenmerkt door scherpe randen vertoont op het stempelvlak een intaglio formaatcijfer, bewijs voor de seriematige productie. De cijfers verraden hun acht standaardgroottes uitgedrukt in getallen tussen de 16 en de 75.[i] Duitstaligen spreken bij dit cijfer van Knopf Nummer. De herkomst van de pijpenkoppen wordt bewezen door een onderglazuurmerk in kobaltblauw van twee kruiszwaarden, bij vroege exemplaren voorzien van een bijgeplaatst sterretje. Dat merk wordt doorgaans in de pijpenkop geschilderd. Een tweede kenmerk dat lang niet altijd voorkomt is de zogenaamde Schleifstrich, een verticaal streepje dat in de hiel geslepen wordt na de glazuurbrand en als een geruwde groef zichtbaar is. Deze markering werd aangebracht op pijpen die onbeschilderd verkocht werden. Wordt zo’n pijpenkop dan elders gedecoreerd dan was het dankzij dit ingeslepen streepje bewezen dat het schilderwerk niet bij Meissen had plaatsgevonden.[ii]

014-22.814  pors-stummel-meissen-maria-magdalena-01
Afb. 14. APM 22.814
015-22.903  pors-stummel-spinster-01
Afb. 15. APM 22.903
016-18.691  pors-stummel-diana-1
Afb. 16. APM 18.691

In de fabriek van Meissen werd aan de beschildering optimale aandacht besteed. Niet verwonderlijk want in deze fabriek waren de best opgeleide porseleinschilders werkzaam, waarvan diverse personen bij naam bekend zijn. Helaas signeren zij hun schilderwerk vrijwel nooit, zodat toeschrijving onmogelijk is. In de fabriek in Meissen ontwikkelde zich voor de tabakspijpenkop een fris en helder palet met eenduidige uitbeeldingen die krachtig werden neergezet. De schilderstijl kent verschillende hoofdvormen, van schetswerk via eenvoudig geschilderde afbeeldingen, door naar een vrije toetsmatige stijl opgebouwd uit punten tot aan een overtuigend realisme geschilderd met de fijnheid van een miniatuur. De prijzen stegen naarmate het handwerk meer tijd nam tot het tienvoudige.

Bij de afbeeldingen speelde de contour van de voorstelling mee, zoals ook bij de landschapjes van Volkstedt het geval was geweest. Geleidelijk wordt de invulling in meerkleuren zorgvuldiger uitgevoerd. Het meest indrukwekkende voorbeeld is een Maria Magdalena in de grot naar een schilderij van Pompeo Batoni, uitgevoerd in prachtige sprekende, naturalistische kleuren (afb. 14). Dit exemplaar moet rond 1815 dateren. Het is een voorstelling om te bewonderen, met een spannende buitencontour, een fantastische blauwe tint en als extra erotisch detail een ontblote borst. Het luxueuze van deze pijp wordt nog onderstreept met de vuurvergulde montering van een klepdeksel met borgketting. Daarmee behoorde deze pijpenkop tot de meest chique porseleinen stummel van haar tijd. Toch is het een serieproduct want er zijn meerdere exemplaren overgeleverd. Eén ervan is zelfs spiegelbeeldig geschilderd, wel een bewijs dat het oorspronkelijke schilderij niet exact werd nagevolgd.

Een minder indringende voorstelling maar van gelijk karakter laat een vrouw met spinklos zien, aan de bovenzijde afgezoomd door een boogvormig tekstopschrift (afb. 15). Hier speelt het wit om en in de voorstelling weer een belangrijke rol. Een derde voorbeeld toont een staande Diana, aankijkend afgebeeld (afb. 16). Ook hier zien we een messcherpe schildering in prachtige heldere kleuren tegen een aantrekkelijk wit fond. Opnieuw is de kop met een verguld klepdeksel gemonteerd waardoor ook dit exemplaar een sieraad is. Al deze decoraties getuigen nog van de dan populaire late empirestijl met specifieke kleuren, niet te ingewikkelde beelden waarbij vaak mythologische figuren. Deze stijl houdt tot ongeveer 1830 aan.

Bij deze vroege pijpenkoppen geeft de montage van een klepdeksel nog problemen. Het vinden van de juiste lijm om het scharnierend deksel blijvend te kunnen bewegen was niet eenvoudig. Vandaar dat een borgband werd aangebracht die onder de hiel doorloopt. Dat fenomeen zal tot ongeveer 1820 gangbaar blijven. Vanaf dat moment weet men de deksels op verantwoorde wijze te lijmen. Terzelfder tijd komt naast messing of verguld messing zilver in gebruik.

017-16.886  pors-stummel-klederdrachtman-1
Afb. 17. APM 16.886
018-18.999  pors-stummel-herder-5
Afb. 18. APM 18.999
019-20.591  pors-stummel-boeket-01
Afb. 19. APM 20.591

Tot besluit nog enkele andere genres uit de fabriek in Meissen. Van rond 1830 is een kop met staande persoon die routinematig geschilderd is en sterker aan de standaardschildering van serviesonderdelen is ontleend (afb. 17). Hoewel alles aan dit product welverzorgd is, ontbreekt de fijnheid en de kracht die uit de voorstelling moet spreken. Een volgende kop laat de Punktmalerei op zijn best zien (afb. 18). Het zou het waard zijn na te tellen hoeveel keren de schilder zijn penseel heeft opgelicht. Van een geheel andere orde is een kop met een bloemboeket, opnieuw in frisse, sprankelende kleuren (afb. 19). Overigens is het aardig te weten dat de gebruikers vroeger dergelijke boeketten konden lezen en van iedere bloem de symbolische betekenis kenden.[iii] Het vergeet-mij-nietje is daarvan de bekendste. Op bestelling kon zelfs een combinatie van bloemen worden samengesteld om exact de juiste boodschap over te brengen.

Een ander beroemd decor toont een pijpenkop met een wijnrank omwonden (afb. 20). Het motief stamt uit de jaren 1820, deze pijpenkop werd in 1825 in Londen van een verguld zilveren montage voorzien en behoort tot de vroegste uitvoeringen. Dit decor zal ook op serviesgoed grote populariteit krijgen en uitgroeien tot het visitekaartje van de Meissen fabriek. Wijnranken als deze zullen tot in de twintigste eeuw een veelgevraagd motief blijven.

020-16.054  pors-stummel-meissen-wingerd-01
Afb. 20. APM 16.054
021-20.589  pors-stummel-jachthond-1
Afb. 21. APM 20.589
022-20.588  pors-stummel-jachthond-1
Afb. 22. APM 20.588

De laatste twee pijpenkoppen tenslotte zijn van een andere orde en wat later. De ketelmodellen neigen sterker naar Berlijn met een iets slanker model al zijn beide pijpen voorzien van het befaamde Meissenmerk (afb. 21, 22). Zij zijn beschilderd in monochroom, één in sepia de andere in grisailleschildering, de basis van de pijpenkop en de filtbies zijn van bladgoud voorzien. Beide pijpenkoppen tonen romantische schilderingen van een jachthond met wat geschoten wild met op de achtergrond een knoestige boom.

Van belang is het op te merken dat zelfs bij het voorkomen van het Meissen merk, de twee gekruiste zwaarden soms met een ster, er geen garantie is dat ook het schilderwerk in die fabriek tot stand kwam. De vermelding van de verkoop van onbeschilderde blanc-de-Chine koppen werd al genoemd en nodigde thuisschilders uit zelf pijpenkoppen te beschilderen. In die gevallen zou de reeds gemelde Schleifstrich bewijzen dat de beschildering elders is aangebracht. Daarnaast is het Meissenmerk dikwijls nagezet, iets dat zeker buiten Saksen straffeloos kon gebeuren.

 

[i] Gesignaleerde formaatnummers zijn 16, 25, 29, 33, 34, 47, 57 en 75.

[ii] Morgenroth, 1989, p 97 (bij afbeelding).

[iii] Morgenroth, 1989, p 58. De zogenaamde blumige Geheimnissprache.

Standaardisering in techniek en beschildering

In het eerste kwart van de negentiende eeuw wordt de stummel een algemeen artikel met een gestroomlijnde productie. De techniek perfectioneert zich verder. Het keteldeel van de pijpenkop wordt zonder uitzondering gemaakt als schijfaardewerk, gedraaid op een pottenbakkersschijf. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een metalen sjabloon, die de perfecte standaardisatie garandeert. Na het gladdraaien met een schraapijzer worden de koppen nagepolijst met ivoor. Vervolgens wordt aan deze gedraaide ketel een steelstuk gezet. Dat onderdeel wordt in gipsen mallen gevormd en wordt met kles, een dunne kleipap gelijmd. Kenmerkend is verder het aanbrengen van windingen rond het steeleind. Die moeten bij het monteren van de pijpenkop in de vochtzak extra grip geven. Die windingen worden aanvankelijk met een schraapinstrumentje ingeslepen. Later worden ze in de gietvorm van de steelstomp aangebracht. Met het slijten van deze gipsen vormen vervagen ook deze ribben, soms zijn ze nog amper zichtbaar, zeker wanneer het transparante glazuur de vorm nog verder verdoezelt.

De pijpenkoppen worden vervolgens in een biscuitbrand bij 800 graden Celsius gebakken. Een tweede ovengang is de glazuurbrand of gladbrand. Bij een temperatuur van 1400 graden wordt het transparante glazuur versmolten. [i] Tijdens dit proces treedt een krimp van zo’n vijftien procent op. Het vastbranden van de beschildering gebeurt tijdens de moffelbrand weer bij een temperatuur van circa 800 graden. Bij die ovengang versmelten de metaaloxiden in de verf met het glazuur.

In de jaren twintig van de negentiende eeuw standaardiseert zich ook het formaat van de stummel. Het lijkt erop dat niet langer Meissen de toon zet, maar dat de Königliche Porzellan Manufaktur in Berlijn de mode en smaak bepaalt. Bij de KPM in Berlijn introduceert men een groter formaat stummel met een slanker model waardoor de inhoud overigens min of meer gelijk blijft. Met een veranderde schildertrant waarin realisme de boventoon voert, elitiseert het product zich tot op ongekend niveau. Dankzij de vinding van betere emailverven kunnen de Berlijnse schilders de miniatuurschilderkunst op de pijpenkop introduceren, zoals ook voor bijvoorbeeld kop- en schotels en ander tafelgoed, met name op pronk koffiekoppen. Behalve dat het schilderwerk preciezer en gedetailleerder wordt, neemt ook het geschilderde oppervlak toe. De vrije contour maakt plaats voor een voorstelling in een bladgoud lijst, doorgaans rechthoekig. Zo start vanuit Berlijn een nieuwe mode die door vrijwel alle porseleinfabrieken wordt overgenomen. Een standaardisering die in alle Duitse staten gelijk is en we zelfs in Oostenrijk en Frankrijk terugvinden.

Inmiddels is het niet meer mogelijk de decoratie met de vrije hand op de pijpenkop te schilderen. Daarvoor waren de voorstellingen te groot en te gecompliceerd geworden. De schilder had behoefte aan steunlijnen die op het strakke glazuur werden overgebracht en als invulvoorbeeld dienden. Die steunlijnen werden eerst met oxideverf getekend om vervolgens op een stukje wolkig papier te worden overgebracht waarmee de pijpenkop tenslotte bestempeld werd. Zo kwamen de steunlijnen als een dunne brokkelige tekening op de pijpenkop. Voor de contourlijnen koos men kleuren die de beschildering niet zouden hinderen, soms was dat er één, andere keren moesten dat twee of drie kleuren zijn. Tijdens het schilderen ondervond de schilder steun aan die lijnen om de juiste positie en de juiste verhouding in de uitbeelding te garanderen. Hoe intensiever er geschilderd werd, des te sterker gingen deze steunlijnen in de voorstelling op, bij het fijnste schilderwerk waren zij uiteindelijk volledig onzichtbaar geworden. Deze werkwijze wordt in Duitsland aangeduid met Umdruckverfahren, minder algemeen ook wel Aufdruckverfahren genoemd. Het gaat dus om een onopvallende contourtekening die werd gestempeld en bedoeld was om uiteindelijk weg te vallen. In de Nederlandse taal bestaat voor deze techniek geen benaming, we zouden van contourlijnstempeling kunnen spreken.

023-16.491  pors-stummel-waterloo-1
Afb. 23. APM 16.491
024-15.803  pors-stummel-bolkop-goud-6
Afb. 24. APM 15.803
025-24.364  pors-stummel-wittelsbach-1
Afb. 25. APM 24.364

De werkwijze met een Umdruckverfahren kun je in het resultaat zien door de afbeelding zorgvuldig af te speuren op lijnen in de voorstelling die geen penseelstreek zijn, maar eerder een brokkelige stempellijn. Die producten zijn absoluut handgeschilderd, alleen de steunpunten of contour is mechanisch opgezet. Het is een werkwijze die bij al het luxueuze handschilderwerk gevolgd wordt, maar vaak niet opvalt omdat het schilderwerk de steunlijnen volledig overdekt.

De Biedermeiertijd zal de bloeitijd van de Holländische Pfeifenstummel worden. Het product heeft dan inmiddels een nieuw formaat met een vastgestelde hoogte. Reeds in 1820 onderscheiden de fabrieken negen formaten die op de hiel of soms op het steelstuk worden aangegeven met simpele intaglio nummers. De standaard grootte komt uiteindelijk op nummer 8 te liggen met een ketelhoogte van zo’n tien tot elf centimeter. Zij worden algemeen aangeduid met Berliner Stummel ofwel Berlijnse kop. Qua vorm wordt wel van kegelmodel gesproken maar een slanke ovaalvorm is wellicht een meer accurate benaming. Naast de standaardformaten komen buitenmodellen op de markt met een hoogte tot 35 centimeter toe.[ii]

Uiteraard worden voor de broodnodige variatie Sondermodellen bedacht. Dat zijn extreem slanke ketels of juist sterker gebolde exemplaren. Een mooi voorbeeld is de ketel met de licht uitstaande filtrand, die daarmee iets tulpachtigs krijgt (afb. 23). Een extreem voorbeeld is de Tyroler Form, een ultieme bolkop die in een vroege versie bestaat (afb. 24) en een late.[iii] Hoewel er allerlei variaties bedacht worden, blijft de standaard curve toch de meest gevraagde, al domineren in sommige jaren bepaalde varianten. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Hongaarse stummel (afb. 25), een hoge cilindrische variant die in de tweede helft van de jaren dertig ongemeen populair wordt.

 

[i] Morgenroth, 1989, p 29.

[ii] Hoog 18 cm. (APM 16.873), 23 cm. (APM 20.584), 26 cm. (APM 19.715) en 35 cm. (APM 20.465).

[iii] Morgenroth, 1989, p 42, Fig. 48, vanaf 1815 geproduceerd.