Historische vormgeving herleeft in moderne tabakspijpen van Mastro de Paja
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2008
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Beschrijving:
Over moderne tabakspijpen van bruyère vormgegeven naar historische pijpen uit de collectie van het Pijpenkabinet in Amsterdam.
Italië heeft een eigen traditie in het maken van bruyère pijpen en zoals bijna alles in Italië is er ook bij de productie van pijpen sprake van een tweedeling. Het noorden, de streek van Milaan en Como, zijn zakelijk en hier zien we een fabrieksmatige aanpak met twee internationaal opererende fabrieken: Brebbia en Savinelli. Beide bedrijven voeren een algemeen assortiment tabakspijpen in een standaard afwerking. De plaats Pesaro aan de Adriatische kust heeft een veel kleinschaligere pijpennijverheid. Hier is meer sprake van handwerk met een eigen vormgeving en vooral veel aandacht voor de afwerking met als gevolg dat er overwegend exclusieve pijpen worden gemaakt. Uit Pesaro komen de vijf hieronder besproken tabakspijpen die opmerkelijk zijn door hun vernieuwende design, al zijn zij geïnspireerd op antieke, soms zelfs extreem oude pijpen. Vormgeving en techniek van deze moderne pijpen horen thuis in Pesaro, terwijl de oervorm terugvoert naar andere streken van de wereld èn naar andere tijden.
School van Pesaro
Wanneer wij spreken van de school van Pesaro dan gaat dat niet om een heel oude traditie. Pas rond 1970 ontstaan in Pesaro onder invloed van enkele pijprokers met een bijzondere smaak een paar ambachtelijke werkplaatsen waar tabakspijpen worden gemaakt. De grote man achter deze beweging is Giancarlo Guidi, aan wiens stijl de eerste bedrijven hun bestaansrecht ontlenen. De twee grootste werkplaatsen, namelijk Mastro de Paja en Ser Jacopo, voeren zijn ontwerplijn met succes, terwijl ook de andere ateliers in Pesaro zich op de uitgangpunten van Guidi baseren. In dezelfde plaats zijn namelijk ook Castello, Il Ceppo, Don Carlos en L’Anatra ontstaan. Kenners en liefhebbers van bruyèrepijpen spreken vooral van de school van Pesaro, omdat talloze werklieden van de ene in de andere fabriek zijn overgegaan en daarmee een bepaalde stijl kenmerkend voor de regio hebben neergezet. Zeker is, dat het Italiaanse stadje Pesaro garant staat voor handgemaakte pijpen van hoge kwaliteit die wereldwijd buitengewoon gewaardeerd zijn.
Als grondstof dienen de prachtige bruyères uit het Middellandse zeegebied, maar de pijpen worden pas echt betoverend wanneer zij in de werkplaats met vakmanschap gevormd zijn tot unieke scheppingen. Deze specifieke vormgeving is op zich niet zo onverwacht, want de landsaard van het pijpontwerp is nu eenmaal vaak aan het product af te lezen. Dat geldt net zo goed voor de Engelse pijpen die het klassieke element van de Engelse cultuur uitstralen of de Ierse die functioneel zijn en bestendig tegen het weersklimaat. De Italiaanse pijpen zijn op hun beurt op de meer flamboyante Italiaanse mode geënt. Engeland en Italië vergelijkend zou je kunnen spreken van de klassieke Rolls Royce naast de sportieve Ferrari of elegante Lamborghini. Voor de vormgeving in de school van Pesaro stond overigens Denemarken model, maar de uitwerking is in Italië al gauw exclusiever en meer eigen waardoor het product op en top Italiaans is.
De stijl van de Pesaro pijpen kenmerkt zich door vier technische kwaliteiten. Dat is ten eerste de vormgeving, die van originaliteit en een bijzondere balans getuigt. De technische perfectie komt voort uit het vakmanschap dat de fabrieken in Pesaro eigen is. Een derde kwaliteit is de wijze waarop de nervatuur van het hout in het eindproduct tot zijn recht komt. Tenslotte is er de kenmerkende afwerking waarbij alleen de mooiste nervaturen gladgepolijst verkocht worden. Alle pijpen met onzuiverheden en kleine imperfecties in het oppervlak worden op een buitengewoon charmante en toepasselijke wijze gerustificeerde of tot zandgestraalde pijpen omgewerkt. De hierboven omschreven kenmerken zijn overigens specifiek voor de school van Pesaro, maar interessant genoeg zien we bij de vier fabrieken in deze plaats toch sterk bedrijfseigen kenmerken. Wat dat betreft wordt de pijp er een exponent van het kunnen van de werknemers en dat individuele aspect zorgt voor een geweldige variatie in de producten uit Pesaro.
In de eerste jaren vindt tussen de verschillende bedrijven in Pesaro een onverwachte kruisbestuiving plaats. Giancarlo Guidi werkt tot 1982 voor Mastro de Paja maar scheidt zich dan af en begint een nieuwe fabriek met als naam Ser Jacopo. Georgio Imperatori, de stichter van Il Ceppo werkte in de vroegste periode samen met Giancarlo Guidi, nog voordat deze in 1972 Mastro de Paja stichtte. Ook Bruto Sordini van Don Carlos startte zijn carrière onder Guidi bij Mastro de Paja. Onvermijdelijk vindt de school van Pesaro navolging en hebben ook andere Italiaanse merken duidelijke overeenkomst daarmee.
De producten van Mastro de Paja als meest bekende bedrijf uit Pesaro zijn heel kenmerkend voor het werk dat ook in de andere lokale bedrijven wordt geleverd, hoewel de pijpen minder klassiek zijn dan bij de andere fabrieken het geval is. De zogenaamde neoklassieke uitstraling waarom de school van Pesaro bekend staat wordt overigens vooral door de producten van Mastro de Paja uitgedragen. Als kenmerk kwam het gedeeltelijk rustificeren van de pijpen naar voren en deze uitvoering wordt vooral in de Verenigde Staten buitengewoon populair. Bijzonder is dat de meeste fabrieken in Pesaro, ondanks het vele handwerk, toch een lijn op de markt weten te zetten die redelijk betaalbaar is en dat geheim ligt vooral in de grote gedrevenheid van de werklieden waarin eer en trots met vakmanschap en een knap ontwerperschap samen gaan.
Geschiedenis en karakter van Mastro de Paja
De geschiedenis van Mastro de Paja start in 1972 wanneer ene Terenzio Cecchini en enkele vrienden van hem een pijpenmakerij stichten. Als pijproker weten zij wat ze willen: een werkplaats voor kwaliteitsproducten. De inmiddels bekende pijpenmaker Giancarlo Guidi wordt gecontracteerd en is de eerste tien jaar voor Mastro de Paja werkzaam. Hoewel de andere werknemers in het geheel geen ervaring in het pijpenmaken hadden, functioneerde de fabriek al gauw naar wens. Als merkteken introduceert Mastro de Paja de zon (afb. 1), meestal uitgevoerd in massief zilver en duidelijk zichtbaar op het roer van de pijp. Dit teken wordt een waarborg voor de kwaliteit van het product. Tegenwoordig hangt deze zon in groot formaat boven de ingang van de fabriek, gevestigd in een ruime hal op een industrieterrein aan de rand van Pesaro.
In de jaren zeventig gaat het de fabriek voor de wind, maar kort na 1980 komt er een kentering in de omzet. Om die reden vertrekt Guidi in 1982 en sticht een nieuwe fabriek en zo verdwijnt de grote inspiratiebron. In 1985 neemt stichter Terenzio Cecchini ene Alberto Montini als fabrieksmanager aan. Montini is geen pijpenmaker maar accountant bij een bedrijf in kantoorartikelen. Hij krijgt de taak het bedrijf weer financieel gezond te maken en Montini ontpopt zich al snel tot een geschikte leider voor een fabriek in moeilijkheden. Met zijn feilloze economische inzicht brengt hij enkele noodzakelijke veranderingen aan. Zo komt er een strengere kwaliteitscontrole die ervoor zorgt dat de naam in het buitenland snel in aanzien stijgt. Kwaliteitsverbetering betekent in de pijpenmakerij verkleining van de productie waardoor alleen de beste bruyères verkocht worden. Op die wijze slaagt Montini er in het bedrijf overeind te houden. Vanaf dat moment gaat kwaliteit voor kwantiteit. Na enkele succesvolle jaren verdween Cecchini in het niets en is nooit meer teruggezien. Voor de fabriek betekende dat opnieuw een groot verlies. Na een jarenlange periode van onderhandelen neemt bedrijfsleider Alberto Montini de zaak van de erfgenamen over en vanaf 1990 is hij eigenaar. Op dat moment introduceert hij als tweede merk pipe Montini.
Een belangrijk element in het functioneren van Mastro de Paja is het familiegevoel dat tot op de dag van vandaag bestaat. Een groot enthousiasme over het product en het gevoel van saamhorigheid onder de werknemers was al vanaf de stichting kenmerkend. Dat zet zich in de jaren negentig voort. Montini en zijn echtgenote staan op de werkvloer, terwijl ook verschillende van zijn ooms en neven in het bedrijf werkzaam zijn. Mario Pascucci en Vittorio del Vecchio zijn de leidinggevende vormgevers en beiden zijn nauw verwant aan de familie Montini. Ook de andere werknemers zijn op de een of andere wijze aan deze vier familieleden geparenteerd en dat geeft een grote betrokkenheid.
Mastro de Paja richt zich op een speciaal marktsegment: geen massagoed maar overwegend handgemaakte pijpen waarbij de nervatuur van het basismateriaal de weg wijst naar het ontwerp. Zo ontstaat steeds een goed huwelijk tussen uitstekende grondstof en topvakmanschap. Dankzij de kwaliteit van het product groeit de werkplaats van vijf personeelsleden naar bijna tien tegen het jaar 2000. Rond de millenniumwende worden er jaarlijks bijna 6000 pijpen gemaakt, waarvan de vormgeving grotendeels aan de hand van sjablonen gebeurde, maar de uitwerking handmatig plaatsvindt. Ondanks deze forse productie is Mastro de Paja geen grootschalige fabriek, maar een bedrijf waar het ambachtelijke aspect de boventoon blijft voeren.
Mastro de Paja werkt zowel in klassieke lijn als in moderne ontwerpstijlen maar in alle gevallen is de oppervlaktebehandeling adembenemend. Het is een grote kunst om de nervatuur scherp zichtbaar te maken en het oppervlak te laten stralen en dat kan alleen in de beste fabrieken gebeuren. Op basis van de kwaliteit van het hout wordt de meest geschikte afwerking gekozen, waarbij de structuur van het materiaal en de esthetische uitstraling ervan maatgevend zijn. Bruyèrehout is nu eenmaal een natuurproduct met een sterk wisselende nervatuur. Tot de hoogste categorie behoren de pijpen met een gladde afwerking in een natuurlijke, lichte kleur. De oppervlaktebehandeling loopt van bijna blank naar gekleurd, variërend van lichtbruin tot oranje en zelfs tot zwart toe. Bij de gladgepolijste exemplaren is het hout volkomen perfect maar bij bruyère, een wortelsoort die net onder de grond groeit, is dat een grote zeldzaamheid. Insluitsels in de vorm van steengruis of andere verontreinigingen zijn nu eenmaal eerder regel dan uitzondering. Wanneer dat het geval is, worden de pijpen geheel of gedeeltelijk gerustificeerd of gezandstraald.
De hoogste kwaliteit is de excellente straight grain ofwel de pijp met rondom de kop een verticale nervatuur, de laagste is de volledig zandgestraalde of de pijp die geheel gerustificeerd is. De verschillende kwaliteitscategorieën worden met een letter kenbaar gemaakt. De letter A staat voor gewoon, B voor natuurlijke afwerking, C voor een perfecte nervatuur en F is de volmaakte straight grain. Tenslotte vertonen pijpen de U voor Unica en zij zijn van de allerhoogste kwaliteit. Andere kwaliteitsaanduidingen die voorkomen zijn P voor Personal, waarbij fijne houtsoorten in de montage zijn verwerkt. Verder is er de N voor Normal met sterling zilver montage, L voor Lavorata met luxe zilvermontering, S voor Special met gewerkt zilveren montage en G voor Gold voorzien van een bus of band in goud.
De roeren worden van zwarte acryl gemaakt en zijn glanzend gepolijst en vervolgens voorzien van het merk de zilveren zon (afb. 1) in reliëf prominent zichtbaar tegen de contrasterende zwarte kunststof. De montage van de pijp speelt naast de nervatuur en de oppervlaktebehandeling een grote rol. Zoals opgemerkt wordt daarbij vaak met zilver gewerkt, al dan niet voorzien van graveerwerk of een siersteen. De meest luxe pijpen worden met goud afgemonteerd, terwijl ter afwisseling ook wel andere houtsoorten voor de verlevendiging zorgen.
De historische serie
Naast het gebruikelijke handwerk in series verzorgt Mastro de Paja speciale edities, geïnitieerd voor een bepaalde doelgroep of gemaakt vanuit een bepaalde filosofie. Voor de hier besproken pijpen zoekt de fabriek inspiratie in het verleden, maar niet door bij de concurrent te rade te gaan, maar juist door rookpijpen uit andere culturen als uitgangspunt te nemen. Onder de benaming Collezione museo realiseert de fabriek in 2008 een serie van vijf pijpen waarvan de vormgeving ontleend is aan historische exemplaren, in dit geval objecten uit het Pijpenkabinet in Amsterdam. De keuze is gemaakt door Alberto Montini zelf en werd gestuurd door diens fascinatie voor pijpmodellen die goed getroffen zijn in hun balans en zich daarenboven in bruyère op een bijzondere wijze laten herscheppen. De keuze viel op vijf pijpen afkomstig uit drie werelddelen en volledig uiteenlopend in materiaal, vormgeving en periode.
De meest onconventionele inspiratiebron is de zogenaamde Kaffer pijp (afb. 2), een uit donkergroene steatiet gesneden pijp van de Westkaap in Zuid-Afrika. De Khoikhoi ofwel Hottentotten hebben dit model in het laatst van de negentiende eeuw gerookt maar de vormgeving is niet van henzelf. Het basismodel is namelijk afgekeken van de Duitse Ulmpijp en deze Ulmvorm klinkt door in de ovale ketel en de via een u-vorm oplopende steel met onopvallende manchet. Omdat er vaak een rug onder de pijpenkop langs loopt tot bovenaan de ketelopening krijgt de pijp een specifieke vorm alsof zij afgeplat is maar dat is dus niet het geval. Fabricagetechnisch vertonen deze Khoikhoi interpretaties van een Europese pijp nog een bijzonder kenmerk. Omdat zij uit natuursteen werden gesneden, leverde het boren van het rookkanaal in de steel een probleem op. Dat werd opgelost door de steel van twee kanten in te boren: van boven naar beneden en vervolgens nog een horizontaal kanaal dat de boring van de steel met de ketel moest verbinden. Dit laatste kanaal werd met houten stopje in de steel dicht gezet om de trek in de pijp te waarborgen.
In bruyère uitgevoerd (afb. 3) kreeg deze pijp een kloek gebogen model met een zelfde bijzondere contourlijn. Montini vergrootte het bescheiden Zuid-Afrikaanse product tot een formaat geschikt voor de bruyère roker van deze tijd. Het specifieke ovale ketelmodel bleef gehandhaafd en domineert het object, mede vanwege de extreem diepe pijpenkop. Met het maken van de ronde boring in de steel ondervond Mastro de Paja dezelfde problemen als de Bosjesmannen indertijd. Dat euvel is op heel originele wijze opgelost door de tige uit twee delen te laten bestaan, tweemaal met een tap als verbindingsstuk. Zo kon men de gewenste opgaande steel in u-vorm verkrijgen. Roeren van de Khoikhoipijpen zijn niet bewaard gebleven. Toegevoegd is daarom een logische continuering van de steelaanzet met een buitengewoon charmant afgedund acryl roer waarin een gewerkt zilveren bandje als markering is opgenomen.
Bij de bruyère-interpretatie bleef de vormovereenkomst dus behouden en omdat enkele accenten werden verlegd, kreeg de roker een betere grip op de pijp zodat deze goed in de hand ligt. De kracht van deze interpretatie ligt dus in het bijzondere silhouet van de schepping al liet Montini het wonderlijke raffinement van de vorm van ketel en steel met de merkwaardig ogende afgeplatte werking liggen. Bij dit artikel wordt de gezandstraalde versie van de pijp afgebeeld, waarvan de ketel fraai contrasteert met de twee gladgepolijste tiges en de bijzondere werking van het onverwachte roer.
De tweede pijp die de directeur van Mastro de Paja koos, is een opmerkelijk Europees product dat uit de Duitse plaats Meiningen stamt en gemaakt is van hertshoorn (afb. 4). Vaak wordt gedacht dat het om unieke stukken gaat, maar dat is niet het geval. Indertijd werd het hertshoorn in die plaats en masse verwerkt: behalve in pijpen ook tot kruithorens, doosjes en andere gebruiksvoorwerpen. De vormgeving van deze pijpen was uiteraard gebonden aan de basisvorm van de grondstof: voor de pijpenkoppen dienden de zwaarste stukken gewei die dicht bij de kop van het dier zaten, op die plaats waar het gewei zich vertakte. De pijpenkop is dus licht conisch met een vlakke voet waarbij langs de basis een krans hertshoorn is benut om een soort standvlak te creëren. Als materiaal is gewei niet bijster geschikt voor het maken van pijpen: het absorbeert niet, is te zwaar en kan bij te veel warmte barsten. Daarom zijn dergelijke pijpen aan de binnenzijde met plaatmetaal bekleed, een in Duitsland algemeen gebruikelijke werkwijze. De steelaanzet ontstaat vanuit dezelfde basis als de kop en is opgaand alsof het om de vertakking van een gewei gaat.
Van oorsprong zijn dergelijke pijpen versierd met snijwerk, vaak kunstig in twee lagen met een contrasterende kleur. Op het voorbeeldexemplaar is aan de ene zijde een jachtscène te zien met twee honden die een zwijn achtervolgen. De andere kant van de ketel toont een zittende jager met voor hem als buit een haas en een vogel en rechts twee rustende honden. Het hertshoorn is afgemonteerd met een zilveren klepdeksel waarin een omgaande rand met bladmotiefjes als luchtinlaat. Op de deksel is een schijf van hertshoorn aangebracht met centraal een uitgesneden slapende hond, een motief dat vaker op jachtpijpen voorkomt. Kortom, een voorwerp van een onverwacht materiaal met een overvloed aan decoraties maar ook bijzonder vanwege het opmerkelijke silhouet.
Bij Mastro de Paja heeft men de overgecompliceerde vorm en typisch negentiende eeuwse overdaad aan decoratie en details gelaten voor wat het is en heeft men zich geconcentreerd op het unieke silhouet van de pijp (afb. 5). Juist dat aspect zien we in de interpretatie terug: de basisvorm bleef dus behouden inclusief de verzwaarde standvoet en naar boven toe geleidelijk verwijdende ketel. In het resultaat wordt de voet fraai geaccentueerd door zwart acryl afgezet met een zilveren bies, een verwijzing naar de kroon van het gewei. Het silhouet met het expliciet uitstekende roer, dat zowel stoer als krachtig is, getuigt van een sierlijke eenvoud die eigen is aan de school van Pesaro. Kortom, een perfecte transformatie van de gekunstelde vormgeving van het Duitse voorbeeld naar het ultieme Italiaanse kunnen. Een bewijs dat men door de overgedecoreerde pijp heen heeft kunnen kijken naar de zuivere uitstraling van het model. Zo kwam Montini tot een vernieuwende bijdrage aan het bestaande modellengamma van de bruyèrepijp.
Als derde bron van inspiratie diende een Afrikaanse pijp uit Kenya (afb. 6) gemaakt van zwartgebakken aardewerk. Deze pijpenkop, oorspronkelijk gemonteerd aan een eenvoudig recht rieten roer, is figuraal uitgewerkt met als uitgangspunt het magazijngedeelte van een revolver, waardoor het object een heel specifieke vormgeving heeft gekregen. Met zijn licht verzwaarde deels afgeplatte onderzijde en uitlopende ketelopening, voorzien van een lobvorm langs de voorzijde doorlopend langs de onderkant is van een unieke modellering sprake. Aanvullend op deze perfecte vormgeving zijn de ketel en steel voorzien van fijne gestempelde versieringen van kabel- en kruizenbanden, maar ook zigzag lijnen die in feite met de figuratie geen relatie hebben. De steel vertoont aan weerszijden overlangse ribben, die weer regelrecht zijn afgekeken van de revolver.
De bruyère interpretatie van Mastro de Paja is absoluut spectaculair (afb. 7). De vormgeving sluit naadloos aan bij het voorbeeldexemplaar, maar is een typische Pesaro interpretatie. Alle vormkenmerken zijn door de ontwerper gesignaleerd en vervolgens vertaald tot een resultaat dat nauw verwant is aan het origineel maar heel knap niet langer aan de figuratie refereert. Zo ontstond een niet nader te benoemen vorm met typerende kenmerken die zich in perfecte harmonie tot elkaar verhouden. Eigen aan de producten uit Pesaro heeft de vormgeving hier extra expressie verkregen door wat zilverwerk langs de ketel en steel aan te brengen die de vorm nog verder versterkt. Opnieuw heeft de ontwerper zich los kunnen maken van de betekenis van het model al is hij heel dicht bij de oorspronkelijke vorm gebleven.
Een pijpmodel uit de prehistorie van het roken, waarin de oervorm van de pijp zichtbaar is, toont een pijp uit Colima in Mexico (afb. 8). Deze aardewerken pijp heeft een prachtige, eenvoudige, licht trechtervormige ketel op twee pootjes, de steel is recht en verjongt zich naar het eind. De kracht van deze pijp ligt in het basale, de eenvoud, maar ook in het functionele: de ruime kop en de comfortabele steelboring, verder de twee kleine voetjes waarmee de pijp rechtop kan staan. Het oppervlak is met een gepolijste ijzerhoudende engobe bedekt, die door lichte reductie in de oven enkele donkere vlekken vertoont.
De bruyère-interpretatie heeft dezelfde krachtige uitstraling behouden (afb. 9) inclusief de prachtig afgewogen ketelvorm in relatie tot de verjongde steel. Het gebruik van hout in plaats van aardewerk had echter grote consequenties. De dunwandigheid van het voorbeeld moest worden verlaten, maar door de zone rond de ketelopening af te ronden behield de pijpenkop toch zijn juiste verhouding. Verder heeft Montini bewust niet gekozen voor twee pootjes maar een vlakke steelonderzijde waarop de pijp op gelijke wijze als het voorbeeld rechtop kan staan. Hiermee bleef de functionaliteit van het ontwerp bestaan terwijl aan de ketelbasis een interessante zone ontstond waarbij het bruyère na een inzwenking met een expliciete markering overgaat in de steel. Kenmerkend aan de Colimapijp is verder de ongelede steel, hetgeen bij een bruyèrepijp uiteraard niet mogelijk is. Dat probleem is opgelost door de vorm van de steel even verjongend te laten zijn maar deze toch in twee opzichten aan te passen. De overgang van tige naar roer, een onvermijdelijk kleuronderscheid is op een slimme wijze afgeleid door een geleed zilveren bandje halverwege de tige aan te brengen. Met dat bandje wordt de aandacht van de cesuur in materiaal verlegd, terwijl met het zilveren bandje juist het zwaartepunt van de pijp wordt benadrukt. Een andere, rigoureuze aanpassing is dat de steel niet rond is gemaakt maar vierzijdig, een noodzaak om het rechtopzetten van de pijp te realiseren.
Hoewel de restyling van een eenvoudige pijp met een basismodel gemakkelijk lijkt, moesten verschillende hindernissen worden overwonnen. De continue vormen van ketel en steel met als enige cesuur de pootjes, het verjongen van de steel en vooral het ongelede ervan. Daarbij moest omwille van de tegenwoordige eisen het mondstuk van rond en ongeleed naar afgeplat met een vissenbeet gaan. Deze verandering zorgde er automatisch voor dat de steelvorm van rond naar vierzijdig ging. Zo ontstond een nieuwe balans met een buitengewoon spannende maar vooral ook chique uitstraling.
Het vijfde en laatste voorbeeld uit de serie Collezione museo stamt uit Kameroen, het land met een diepgewortelde rookcultuur die een uitgebreid scala aan pijpen heeft voortgebracht. Gekozen is voor een bronzen pijp gemaakt in cire perdue techniek met een zogenaamde elleboogvorm met verzwaarde accenten rond de ketelopening, aan de ketelbasis en in de steel (afb. 10). De steel is gedeeltelijk verdikt met op een geruwd fond de uitbeelding van kauri’s en noppen, een teken van rijkdom. Opvallend en eigen voor de streek is het mondstuk met een lichte schijfvorm, die tegen de lippen wordt gedrukt. Steel en ketel zijn met behulp van een houten klosje aan elkaar gezet. De tweedeligheid van de pijp voorkomt het warmtetransport van de ketel in de steel.
Het antwoord in bruyère is een opmerkelijk product geworden (afb. 11), dat wortelt in het hedendaagse ontwerpen maar een prachtige vertaling geeft van de specifieke Kameroen kenmerken. De accentueringen die de verschillende vormonderdelen van de pijp scheiden is heel subtiel overgenomen in het ontwerp, al is dit op verschillende wijzen gedaan. Rond de ketelopening met een gladde zilveren filtband en langs de onderzijde van de ketel met een dunne ingesnoerde ring. Daarnaast is de reliëfdecoratie op de steel op subtiele wijze omgezet in een gewerkt bandje van zilver dat zich aan het eind van de tige bevindt, hierop is ook de fabrieksnaam aangebracht. Opmerkelijk is het behoud van de verhoudingen tussen ketel en steel, ondanks het feit dat de bruyèreversie in overeenstemming met de wens van de tegenwoordige roker veel lichter is gemaakt. Opnieuw ontstond een pijp met een bijzondere uitstraling en balans in een vormgeving die nog niet eerder werd toegepast en een toevoeging is aan de heersende nomenclature van de pijp.
In feite is de Kameroen pijp de meest interessante interpretatie omdat de vormkenmerken van het origineel maximaal vrij in de bewerking zijn overgenomen. De visie van Montini is hier het meest innoverend, terwijl het resultaat uniek is omdat er geen band met bestaande bruyèremodellen bestaat. In dit artikel is de perfecte straight grain uitvoering afgebeeld, de meest luxe versie en opnieuw komt de nervatuur door de oppervlaktebehandeling buitengewoon tot zijn recht.
Als gebruikelijk is ook de serie historische pijpen uitgevoerd in vijf verschillende afwerkingen, uiteraard gekoppeld aan de vijf kwaliteitscategorieën die de fabriek onderscheidt. Deze kwaliteiten zijn een logisch gevolg van de gebruikte bruyère en hun esthetische eigenschap, inclusief de imperfecties door insluitsels. Hoezeer Mastro de Paja aan kwaliteit hecht wordt uitgedrukt in de aantallen per kwaliteitscategorie die per model sterk wisselen. De brochure die bij de pijpen is verschenen, laat bij ieder model een ongelijk aantal pijpen zien. Strenge kwaliteitsgarantie maakt dat de beste, meest begeerlijke nervatuur alleen gebruikt worden voor de eerste kwaliteit en om die reden konden de aantallen niet gelijk zijn.
|
|
licht |
donker |
gewoon |
zandstraal |
rustiek |
totaal |
1 |
Kaffer |
7 |
3 |
14 |
22 |
47 |
93 |
2 |
Meiningen |
8 |
8 |
16 |
31 |
35 |
98 |
3 |
Kenya |
7 |
3 |
14 |
|
22 |
46 |
4 |
Colima |
12 |
12 |
18 |
26 |
30 |
98 |
5 |
Kameroen |
5 |
|
9 |
15 |
42 |
71 |
Slotwoord
Het baseren van ontwerpen op bestaande pijpmodellen is in de wereld van de tabakspijp niet nieuw. Wie de ontwikkeling van het pijpmodel door de eeuwen volgt, ziet dat vrijwel ieder model uit een eerder ontwerp voortkomt. Dat is niet verwonderlijk, de mens wordt uiteindelijk door zijn omgeving gevormd en een algemeen heersend gevoel voor mode en smaak domineert het tijdsbeeld. Om die reden is de wisselwerking tussen vormen, materialen en afwerkingen eerder een evolutie dan een statement en dat gegeven is ook bepalend voor pijpontwerpen.
Met de serie Collezione museo van Mastro de Paja wordt echter van originele gezichtspunt uitgegaan, waarmee een nieuwe weg wordt ingeslagen. Door bestaande, historische pijpmodellen met een cultuureigen uitstraling als uitgangspunt te nemen voor nieuwe, eigentijdse ontwerpen, is de vormgeving niet langer geworteld in de tijdgeest met het gangbare model als basis. Nu wordt de grootste gemene deler ofwel de tijdgeest verruild voor uitgangspunten die in de cultuur van weleer als voorbeeld golden. De kunst is om bij het uitwerken van de interpretatie de eigentijdse wensen daarbij niet uit het oog te verliezen, zonder de specifieke kenmerken uit het verleden te benutten. Bij de vijf hier besproken producten is dat steeds op een bijzondere wijze gelukt.
De Khoikhoi pijp inspireert tot de perfecte staande ovale ketel die parallel aan de steel tot een nieuw ontwerp leidt. Bij de hertshoorn pijp is de ontwerper gefascineerd door de wonderlijke opgaande lijn van de pijp en zijn kwaliteit als product om neer te zetten. De verwarrende grillige vorm en de overgedecoreerde oppervlakken worden daarbij terecht genegeerd. De pijp die een revolver als uitgangspunt had, heeft op een volmaakte wijze alle modelkenmerken overgenomen maar daarmee wel een unieke eigen vormgeving gerealiseerd, zonder het extreme of onfunctionele te krijgen. Bij de Colima leek een imitatie van de krachtige oorspronkelijke vorm om twee redenen onmogelijk. Ten eerste omdat tabakspijpen van hout een zwaardere ketel hebben en bovendien omdat zij tweedelig zijn. Toch is ook dit avontuur tot een geslaagd einde gebracht. Het bewerken van de Kameroenpijp leidde tot een onverwacht silhouet met accentueringen op plaatsen waar ook de Graslander meende een markering te moeten aanbrengen. In alle gevallen betekenen de interpretaties een toevoeging aan de hedendaagse bruyère door een unieke vorm die nog onbekend was in het hedendaagse modellengamma van de bruyère pijp. Geen tierelantijn en franje dus, maar verstrakking totdat het pijpmodel aansluit bij dat wat de hedendaagse roker van een tabakspijp verwacht.
Met deze serie van museale pijpen toont Mastro de Paja dat zij in de discipline van de school van Pesaro doorwerkt maar open staat voor verdiensten uit het verleden. Fabrieksdirecteur Montini is met zijn ontwerpers in staat om ’s werelds oudste pijpmodel tot een nieuwe postmoderne schepping om te werken maar ook om de Duitse overgedecoreerde gekunstelde pijp tot een strak object terug te brengen. Hetzelfde geldt voor de andere pijpen van etnografische herkomst. Met eigentijdse ontwerpgedachten zijn historische lijnen omgezet in een functionele tabakspijp met een onverwacht ontwerpelement. Uiteindelijk wordt in de eenentwintigste eeuw aan de tabakspijp primair de eis van gebruikscomfort gesteld, al blijft de factor esthetiek voor iedere fabrikant een belangrijke uitdaging.
In de jaren negentig introduceerde Ser Jacopo dalla Gemma tweemaal een bijzondere serie pijpen, de eerste gewijd aan Vincent van Gogh en de tweede aan René Magritte. Ook deze modellen waren op historische pijpen gebaseerd, in dit geval pijpen die voorkomen op werken van de beide kunstenaars. Ook die series kwamen uit de school van Pesaro voort en ook daar was van een vrije interpretatie sprake, steeds gecombineerd met een specifieke oppervlaktewerking. Wat nieuw is en speciaal aan de hier besproken serie is dat het model van historische pijpen inspireerde tot nieuwe vormgevingsuitgangspunten die steeds als kenmerk hebben dat zij nog niet eerder in een bruyèrepijp vertaald zijn. Wat dat betreft bracht Mastro de Paja een unieke reeks pijpen voort waarvan de originaliteit ze tot begeerlijke objecten maakt voor rokers èn voor verzamelaars, objecten met een eigen verhaal uit verleden èn heden.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2008.
Afbeeldingen
- Merk stralende zon in zilver ingebracht op het acryl roer van de tabakspijp. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.366 - Zogenaamde Kafferpijp gesneden uit donkergroene steatiet naar het model van een Duitse Ulmpijp. Zuid-Afrika, Westkaap, Khoikhoi (Hottentot), 1870-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.076 - Tabakspijp van bruyère met ovale ketel en opgaande tige geïnspireerd op een Hottentot pijp. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.362 - Tabakspijp van hertshoorn met gesneden voorstelling van een jachttafereel, opgaande steel met buffelhoornen mondstuk. Klepdeksel, steelhouder en borgketting van zilver. Duitsland, Thüringen, Meiningen ?, 1835-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.744 - Tabakspijp van bruyère met trechtervormige ketel op vlakke zwarte acryl voet, opgaande gebogen steel met afgeplat mondstuk. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.363 - Tabakspijp van aardewerk, de ketel in de vorm van een revolver voorzien van ingedrukte geometrische decoratie. Kenya, 1860-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.008 - Tabakspijp van bruyère met model geïnspireerd op een Afrikaanse pijp gemodelleerd naar de kolf van een revolver, langs de voorzijde van de ketel doorlopend aan de onderzijde van de ketel gegraveerde zilveren band. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.364 - Tabakspijp met bekervormige ketel op twee voetjes, rechte verjongende steel met rond, ongeleed mondstuk. Mexico, Colima, 200-800.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.386 - Tabakspijp van bruyère geïnspireerd op een precolumbiaanse pijp met bekervormige ketel op licht verzwaarde voet, steel vierzijdig en doorlopend in een acryl mondstuk. Tige onderbroken door een geleed zilveren bandje. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.365 - Tabakspijp van brons in cire-perdue techniek met elleboogvormig silhouet met uitstaande filtrand, markeringen om ketel en steel, steel band met geruwd fond waarop kauri’s en noppen. Kameroen, Graslanden, 1870-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.856 - Tabakspijp van bruyère geïnspireerd op een bronzen Kameroen pijp met elleboogvormig silhouet en markeringen rond de ketelopening en ketelbasis. Steel gewerkt zilveren bandje. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.366 - Brochure uitgebracht ter gelegenheid van de verschijning van de nieuwe serie historische modellen. Pesaro, Mastro de Paja, 2008.
Amsterdam, documentatie Pijpenkabinet