Grafbeeld rokende figuur
Auteur:
D.H. Duco (Don Duco)
Jaar van uitgave:
1993
Tijdschrift:
Periodiek Vereniging Rembrandt
Beschrijving:
Wetenswaardigheden over een precolumbiaans beeld uit de Chapalilla cultuur afkomstig uit de zuidelijke Nayaritstreek in Mexico daterend uit de derde eeuw na Christus met als voorstelling een zittende roker.
Reeds in de precolumbiaanse tijd heeft het gebruik van tabak in Meso-Amerika een voorname functie vervuld.[1] Op tempelreliëfs komen rokende goden als afbeelding voor, die bewijsstukken vormen voor de mystieke betekenis die men aan rook, inzonderheid tabaksrook toekende. Maar het zijn niet alleen de tempelreliëfs, waar dit roken is verbeeld. Ook in grafgiften komt de afbeelding van de roker voor, terwijl eveneens de tabakspijp zelf tot de bijgaven voor de overledene kan behoren, zij het in zeldzame gevallen.
Dankzij genereuze steun van de Vereniging Rembrandt heeft het Pijpenkabinet in Leiden onlangs een rokende figuur uit de derde eeuw na Christus kunnen verwerven. De graftombefiguur is het oudst denkbare en meest beeldende voorbeeld om het roken van tabak te tonen. Het stamt uit precolumbiaanse tijden, uit een gebied waar de tabak van oorsprong groeit. De magnifieke zittende roker is een van de fraaiste in zijn soort en hoewel het een archeologisch object betreft, is de staat ervan perfect.
Het beeld is afkomstig uit de Nayaritcultuur, uit een streek gelegen aan de kust van de Stille Oceaan in Mexico. De voornaamste cultuurgebonden kenmerken van dit grafbeeld vormen het bolle tot peervormige silhouet van het lichaam, dat plastieken uit de zuidelijke Nayaritstreek vaker vertonen (afb. 1). Daarnaast is het vlakke gelaat met toegeknepen ogen en een gebogen neus voor deze stam kenmerkend, evenals de meervoudige oorringen, die langs de gehele oorschelp lopen. Onverwacht is dat armbanden om de bovenarmen ontbreken. Tenslotte zijn de krachtige benen met holle voetzolen een kenmerk. Dergelijke zittende figuren zijn dikwijls geplaatst op een krukje met twee pootjes.
De vormgeving van plastieken in de Nayaritcultuur is doorgaans sterk op de frontaliteit gericht. De figuur is vanuit het vooraanzicht gemodelleerd en heeft daarmee een tamelijk tweedimensionaal karakter gekregen. Vandaar dat het krukje ook slechts twee pootjes heeft, het vervult eerder steun voor de plastiek dan dat het een nauwgezette weergave van een zitmeubel is. Een opmerkelijk detail vertoont de rechterhand, waarin de figuur een tot sigaar gedraaide tabaksrol houdt. Deze hand is vanuit twee kanten gemodelleerd en vertoont derhalve acht vingers, vier aan iedere zijde. Hiermee toont de maker een aarzelend begin van de driedimensionale gedachte. Vingers en ogen zijn aangegeven door met een spatel streepjes in de klei te drukken.
Een opmerkelijke behandeling kreeg het kapsel. Over het algemeen is dit kort gehouden en vertoont soms een horentje van samengevlochten haar of een klein sieraad Bij het onderhavige beeld heeft het kapsel de vorm van een hoed of kap gekregen, waarvan een brede lok tot op de schouder afhangt, zodat een asymmetrische contour de starre pose van de plastiek speels doorbreekt. Dit deel van het beeld is ongepolijst en vormt met de ingekraste lijnen die de haren suggereren een sterk contrast met het overige deel van het voorwerp. Daar is het oppervlak namelijk van een gepolijste engobe voorzien. Op de borst en buik van de voorgestelde zijn met zwarte kleurstof spiraalvormen aangebracht. De figuur heeft geen geslachtskenmerken, zoals overeenkomstige plastieken soms vertonen. We mogen er echter van uit gaan dat het om een man gaat.
Van de zijkant bezien vertoont het beeld een sterk verticale as, die van de poten van het krukje omhoog loopt. De goed gespierde benen van de roker, eindigend in de kenmerkende kleine voeten met holle voetzolen, steken markant uit dit silhouet. Het bolbuikige lichaam van de voorgestelde is wellicht geïnspireerd op ceramische voorwerpen uit de Colimacultuur, die zich gelijktijdig in het zuidelijk grensgebied van Nayarit ontwikkelde. Deze grafplastiek vertoont hiermee zowel ceramisch-technische als stilistische overeenkomsten.
Als de meeste voorwerpen die uit precolumbiaanse tijden zijn overgeleverd, is ook dit beeld als bijgave in een schachtgraftombe aangetroffen. De graftombe is in Colima, Nayarit en Jalisco algemeen toegepast. Een verticale, tot vijftien meter lange schacht voert naar de bodem van de tombe.[2] Aan het eind sluiten één of meerdere grafkamers aan. Per kamer komen soms verschillende plastieken als bijgave voor, een enkele maal wel tot een aantal van twintig toe. De stijl van deze figuren kan verschillend zijn. Opmerkelijk aan deze schachtgraftombecomplexen is vooral dat de erbij behorende nederzettingen nog niet zijn teruggevonden.
Schachtgrafbeelden of meer specifiek grafbeelden van rokers zijn in drie hoofdvormen onder te verdelen. Het meest voorkomend is het rechte-rug type, de starre plastiek met de sterkste frontaliteit, waarvan de figuur doorgaans een vrij plat lichaam heeft.[3] Daarnaast is een meer gebogen houding bekend: de rug vertoont aan het onderlijf een duidelijke bolling, waardoor het hoofd van de voorgestelde sterk naar voren komt en de verticale as aan de zijkant verandert in een cirkelvorm.[4] Tenslotte is er de onderhavige figuur, waarvan ik nog geen tweede voorbeeld heb kunnen terugvinden. Kenmerkend is hier dus de combinatie van verticaliteit met ronde vormen. Bij alle drie typen geldt dat, terwijl het modelé zich op de voorzijde concentreert, de afwerking van alle kanten even zorgvuldig is. Was het waarnemen nog frontaal gericht, de handvaardigheid bewijst dat de maker inmiddels toe was aan een volplastische benadering.
Het is mogelijk dat dit object, in het graf geplaatst, tevens de functie van vat heeft vervuld. De buikige vorm geeft de plastiek een forse inhoud. Aan de boven-achterzijde, centraal in het kapsel, bevindt zich een ovale opening. Uiteraard is deze opening als ventilatiegat noodzakelijk omdat het voorwerp anders in de oven bij het bakken zou springen. Bij gebruik als vat zou deze fraai afgeronde opening als mondrand gebruikt kunnen zijn.
De keramiek in de Nayaritcultuur was goed ontwikkeld. De roodbakkende klei werd in de omgeving van de werkplaats gewonnen. Na modellering wordt het schrale oppervlak afgewerkt met een ijzerhoudende engobe, die over het voorwerp is gegoten en vervolgens met een gladde steen is gepolijst. Technisch bezien vertoont het object een sterke relatie met het vaatwerk van de aangrenzende Colima- en Jaliscocultuur. De culturen van West-Mexico staan bekend om dergelijke roodbakkende ceramiek, die in vakkringen wordt geduid met San Sebastian-red als soortnaam.
Als rookoffer, sculptuur die het tabaksgebruik in zijn vroegste vorm present stelt, is dit object voor het Pijpenkabinet van grote waarde. Het beeld vormt de sprekende introductie van het roken in het verhaal dat de museumcollectie over het tabaksgebruik vertelt. Het is een illustratie van de rookcultuur, waarvan de tabak zelf in rook is opgegaan. Alleen de pijpen zijn als bewijsstukken overgebleven.
In de collectie van het Pijpenkabinet zijn precolumbiaanse pijpen ruim vertegenwoordigd. De vormvariëteit loopt van eenvoudige modellen, die overigens als pijp voor ons goed herkenbaar zijn, tot meer sculpturale tabakspijpen. De hierbij afgebeelde pijpen uit de Tarraskencultuur, naar het zich laat aanzien de meest fervente pijprokers in precolumbiaanse tijden, zijn daarvan een goed voorbeeld. Als overeenkomst met het grafbeeld vertonen deze pijpen dezelfde keramische techniek: handvorm én afwerking van rode, gepolijste engobe (afb. 2-4). Ook deze producten zijn als bijgave in graven teruggevonden, een enkele maal zelfs als paar. Daarnaast komt de tabakspijp naar de natuur vormgegeven voor. Een representatief voorbeeld zijn de pijpen waarvan het model van de mescalinecactus is afgekeken (afb. 5-8). De ketel vertoont het bolronde cactuslichaam en de steel verbeeldt een luchtwortel. Soms is de bloem, die bij bloei een trompetvormige kelk krijgt, zelfs aangegeven. Daarnaast zijn veel variantvormen gemaakt, waarbij het standaard pijpmodel bestaande uit een kop en een steel een toegevoegde decoratie krijgt.
Zoals de tabakspijpen een indruk van de ontwikkeling van het rookinstrument geven, zo geeft de plastiek van de roker een indruk van het feitelijke gebruik van de tabak. Deze uitbeelding van een roker uit de prehistorie van het tabaksgebruik zal pas na vele eeuwen in andere culturen navolging krijgen. Pas wanneer eind 16de en begin 17de eeuw de tabak in West-Europa ingang vindt, worden opnieuw uitbeeldingen van rokers gemaakt. Inmiddels is de culturele bijgedachte verschoven van het sacrale naar dat van de personificatie, want in de West-Europese culturen krijgt het roken de personificatie van de smaak toebedacht.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 1993.
Afbeeldingen
- Grafbeeld van een rokende figuur. Mexico, Nayarit, Chapalilla, 200-400 A.D.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 12.903 - Tabakspijp van aardewerk met staande ketel op twee pootjes, Mexico, Colima, 0-300 A.D.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.314 - Tabakspijp van aardewerk met grote staande ketel op twee pootjes, Mexico, Taraskaans, 900-1500.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 9.738, Pk 9.739 - Tabakspijp van aardewerk met grote staande ketel op twee pootjes, Mexico, Chinesco cultuur, 250-350.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 11.969 - Tabakspijp van aardewerk met staande ketel in de vorm van een cactus. Mexico, Michoacan, Tarraskaans, 200-400.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 11.133 - Tabakspijp van aardewerk met staande ketel in de vorm van een cactus. Mexico, Michoacan, Tarraskaans, 800-1200.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.218 - Tabakspijp van aardewerk met staande ketel in de vorm van een cactus. Mexico, Michoacan, 800-1500.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 2.190 - Tabakspijp van aardewerk met staande ketel in de vorm van een cactus zonder details. Mexico, Michoacan, Tarraskaans, 500-1400.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 11.131
Noten
[1] Francis Robicsek, The Smoking Gods, Tobacco in Maya Art, History and Religion, Oklahoma, 1978.
[2] Dieter Eisleb, Westmexikanische Keramik, Berlin, 1971, p. 10.
[3] Hasso von Winning, The Shafttomb Figures of West Mexico, Los Angeles, 1974, p. 152, fig. 231.
[4] José Alcina Franch, Pre-Columbian Art, New York, 1983, p. 465, p. 374, afb. 204. L.A. County Museum of Natural History. Winning, ibidem, p. 155, fig. 242.