Turkey as the centre of Eastern European pipe manufacturing
Author:
Don Duco
Original Title:
Turkije als centrum van de oost-Europese pijpenfabricage
Publication Year:
1984
Publisher:
Pijpenkabinet
Journal:
Pijpelijntjes
Description:
History of the Turkish pipe industry with their characteristic products, also catalogue of Turkish pipes in the Pijpenkabinet.
Over de pijpenfabricage en het pijproken in Turkije en het nabije oosten is weinig bekend. In deze gebieden bestaat slechts een geringe belangstelling voor het onderzoek hiernaar. Bovendien is de literatuur uit deze landen voor ons slecht toegankelijk. Met dit artikel beoog ik de beschikbare gegevens over het pijproken en de pijpenfabricage bijeen te brengen. Door gebrek aan feitenmateriaal en aan pijpen uit verschillende periodes zal dit verhaal algemeen blijven. Een grondige studie met een redelijke mate van compleetheid kan waarschijnlijk pas na jaren onderzoek verschijnen. Dit artikel begint met een algemeen historisch gedeelte, gevolgd door een beschrijving van de verschillende types uit de kollektie van het Pijpenkabinet.
Het tabaksgebruik en de gewoonte van het roken waren in Turkije al vroeg bekend. Het zijn kooplieden uit Genua en Venetië geweest, die in 1580 het tabakskruid naar Turkije brachten (noot 1). Weinig later dan in West-Europa maakt men in deze streken kennis met het tabaksroken. Al van v66r het jaar 1600 zijn bewijzen hiervoor aan te voeren. Wanneer een Turks oorlogsschip in 1599 nabij de Dardanellen aan een Engelse koopvaarder hulp biedt, vraagt de Turkse kapitein als dank voor de hulp om tabak en pijpen (noot 2). Kennelijk wist hij dat er aan boord gerookt werd en mogelijk was er vaker uitwisseling van deze artikelen. Enkele jaren later schijnt het tabaksgebruik op het vasteland algemeen te zijn. De Engelsen van de Londense Levant-compagnie zijn hiervoor verantwoordelijk.
In het jaar 1 610 wordt het roken genoemd in een reisbeschrijving (noot 3). De Turken blijken tabak te roken uit pijpen met een rieten steel waaraan grote houten koppen. Het verslag vertelt ons dat er aan het tabaksgebruik door de Engelsen bekendheid is gegeven. Tevens lezen we dat er dan ook al opium in Turkije gebruikt wordt. Dit genotmiddel haalt men uit Azië. Terwijl de Turk het opiumgebruik ziet als een stimulerend middel voor moed en kracht, beschouwt de Engelsman dit anders. Hij beschrijft hoe de Turkse opiumgebruikers onder invloed komen, er dwaas en onbezonnen van worden en zich als onstuimige dromers gedragen.
Uit 1615 is weer een beschrijving van het roken bekend (noot 4). In dat jaar maakt Pietro della Valle melding van het tabaksgebruik in Constantinopel, het tegenwoordige Istanbul. Hier zien we voor het eerst strenge weerstand van de zijde van de sultans, die de rokers op zeer wrede wijze straffen. Door deze afstraffingen ontwikkelt het gebruik van het roken zich minder snel dan in de West-Europese landen. Het gebeurde dat rokers gehangen werden met een pijp door de neus of met tabaksbladeren rond de nek. De voornaamste reden tot verbod van het tabaksgebruik was waarschijnlijk het brandgevaar dat het meebracht. Dit gevaar is in een stad als Istanbul met veel houtbouw natuurlijk bijzonder groot. Vooral inslapen tijdens het roken noemt men een risico. Een andere bron uit het jaar 1615 vermeldt dat de tabak zeldzaam en duur is in Turkije (noot 5).
Gedurende de hele zeventiende eeuw wisselen perioden van rookverbod zich af met tijden van redelijke vrijheid ten aanzien van het tabaksgebruik. Opmerkelijk is het te vermelden dat in 1642 naast het roken ook het snuiven van tabak bekend is. In 1655 breekt een tijdvak aan waarin het toegestaan is zowel een gewone pijp als een waterpijp te roken. Een reisbeschrijving uit 1675 verhaalt dat handelaren in Bourges de fraaiste pijpekoppen verkopen, die men in Turkije kan krijgen. Een levendige handel in rokersartikelen is dan al bekend.
In 1683 wordt door de Turkse overheid een tabaksmonopolie ingesteld. De teelt van tabak is vrij, maar de oogst moet wel aan de staat verkocht worden. Toch is vrijheid van het tabaksgebruik nog niet algemeen verworven. Een reisbeschrijving uit het jaar 1687 bijvoorbeeld verhaalt hoe de sultan door de straten van Constantinopel liep om te controleren of zijn orders uitgevoerd werden (noot 6). Vooral tegen het tabaksgebruik keerde hij zich fel. Wie zich in het openbaar rokend vertoonde liep grote kans onthoofd te worden. Naar men zegt was het verbod door deze sultan uitgevaardigd, daar hij tijdens een van zijn wandelingen rook in de neus had gekregen. Meer waarschijnlijk is het dat hij het roken verbood vanuit een bepaalde traditie. Ook zijn voorgangers stelden zich negatief op ten opzichte van het tabaksgebruik.
Reisbeschrijvingen en andere bronnen vormen het bewijs dat de gewoonte van het roken rond 1600 haar intrede doet en - zij het met de nodige weerstand - zich heeft kunnen ontwikkelen. Als gevolg van deze rookgewoonte ontwikkelde zich een pijpennijverheid. De oudste bronnen spreken van het gebruik van houten pijpen. Spoedig zullen echter pottenbakkers overgegaan zijn tot het fabriceren van eenvoudige kleipijpen. Zij konden inspelen op de voortdurende vraag naar pijpen en slaagden er tevens in een betaalbare pijp te leveren. Over het voorkomen van deze vroegste lokale Turkse produkten weten wij zeer weinig.
Het is niet goed mogelijk een chronologie vast te stellen die de ontwikkeling van de ceramische pijp nauwkeurig aangeeft. In ieder geval verdrong de ceramische pijp de pijp van hout en die van andere materialen, waarover in de vroegste bronnen gesproken wordt. Zij zal enkele eeuwen lang de boventoon voeren (noot 7). We mogen aannemen, dat de pijpmakerijen zich in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw tot gespecialiseerde bedrijven ontwikkelden. Er ontstaat een stijl die we als Turks kunnen aanduiden, maar waarvan het weinig zeker is of de ontwikkeling ervan door de turken zelf is bewerkstelligd.
Bij onderzoeken in Istanbul zijn de laatste tien jaren vele honderden pijpen en pijpfragmenten verzameld. Over deze vondsten ver scheen in 1980 een samenvattende publicatie door J. W. Hayes, een Amerikaanse archeoloog werkzaam in dit gebied. In dit artikel worden de typen pijpen onderscheiden en in chronologie geplaatst. De publicatie is echter slechts een aanzet tot verdere studie. De illustraties bestaan uit schematische tekeningen, waaruit we alleen de meest primaire kenmerken van de pijpen kunnen aflezen. Een eigen interpretatie van de ontwikkeling van het pijpmodel in Turkije heb ik voornamelijk op technische kenmerken gebaseerd. Aan deze technische kenmerken hecht ik grote waarde, aangezien de verschillende basistypen naar mijn mening lange tijd naast elkaar gebruikt zijn. Slechts de ontwikkeling van de fabricagewijze geeft enig houvast voor het dateren.
Het voornaamste algemene kenmerk van de Turkse pijp is de korte steel, veelal aan het einde verdikt of versterkt met een manchet. In dit steeleinde stak men een roer van riet of hout. Opvallend zijn verder de wijde, vrij diepe ketels van de pijpen, aan de buitenzijde voorzien van gestempelde of ingesneden decoratie. Een aantal produkten draagt een gestempeld makersmerk in cirkel of ovaal.
Gedurende het Ottomaanse rijk, vanaf de zeventiende eeuw tot in deze eeuw, blijft het type gelijk. Slechts de vorm beweegt zich binnen een aantal variaties. Aanvankelijk gebruikte men witbakkende klei, die door de beperkte technische kennis van het bakken dikwijls uiteenlopende grijstinten vertoont na het bakken. Veel vroege pijpen zijn reeds in een tweedelige persvorm gemaakt. Hoewel een gestempelde decoratie de vormnaad kan verhullen, laat zij zich toch meestal herkennen. We komen echter ook pijpen tegen, die op de draaischijf zijn gemaakt en waarvan de kop en de steel werden samengevoegd. Het is zeker dat de oudste in Turkije gevonden pijpen voor tabaksgebruik dienden. Enkelen hiervan bevestigen dit door het opschrift waarin het woord dûhane ofwel tabak voorkomt (noot 8). Sommige vondsten vertonen restjes tabak in de ketel.
Vroeg van datering zijn de modellen hierbij afgebeeld (afb. 2 en 3 ). Het belangrijkste kenmerk van deze twee pijpen is de vrij lange steel. Beide pijpen dateren uit de zeventiende eeuw en zijn bodemvondsten uit Istanbul. Spoedig maken deze typen plaats voor pijpen met een kortere steel.
Vanaf het eind van de zeventiende eeuw is de ceramische pijp algemeen in gebruik. Zij komt dan ook bij opgravingen in toenemende mate voor. De nijverheid ontwikkelt zich verder gedurende de achttiende eeuw. Men kan stellen dat deze eeuw de periode is waarin de Turkse kleipijp haar uitzonderlijke fijnheid krijgt, die dit produkt zo aantrekkelijk maakt. Deze fijnheid zal zich in de negentiende eeuw handhaven.
Een aantal technische vernieuwingen is oorzaak van de verbetering en verfijning van de kleipijpen. Om te beginnen de afwerking: men bedekt de pijpen met een roodbruine engobe, die gepolijst wordt. Hierdoor krijgt de pijp een fraaie glans. Het opbrengen van de engobe - vloeibaar gemaakte fijne kleideeltjes - kan door dompeling gebeuren, maar ook het opstrijken met een kwast is mogelijk. Vervolgens polijst men de engobe met een hard voorwerp van bijvoorbeeld been of metaal, mogelijk zelfs met een draaiend wieltje. Wanneer het produkt gebakken is, verkrijgt het een fijne glans en een mooie effen kleur. Dankzij deze verfijnde nabehandeling heeft men de pijpen in het verleden dikwijls verward met het romeinse terra sigillata, aardewerk dat dezelfde technische kenmerken vertoont. Vondsten van achttiende of negentiende eeuwse pijpen samen met romeins aardewerk deed het onterechte vermoeden ontstaan dat de romeinen uit dergelijke pijpen gerookt zouden hebben.
In het begin van de achttiende eeuw is de scherf van de pijp nog grijsgeel zoals we bij de vroegere produkten zagen. Daarnaast gaat men steeds meer roodbakkende klei gebruiken, vooral in combinatie met de engobe. Deze klei voert men aan vanuit de Van-streek in oost- Turkije. Het model wijzigt nauwelijks maar er komt een groter aantal variaties. Doorgaans overschrijdt de steellengte de hoogte van de kop niet of nauwelijks meer.
Een tweede technische verbetering betreft het vormen van de pijpen. Deze verandering kwam tussen 1750 en 1850 in gebruik. Men gaat de pijpen op grote schaal op de draaischijf maken. Met deze techniek kan men een dunwandiger en strakker produkt verkrijgen. De gedraaide kop en de gedraaide of geperste manchet plakt men met behulp van slappe klei aaneen tot een pijpekop. Eventuele kleitekorten worden met de hand aangesmeerd. De beide technische verbeteringen, die van de engobe en het gebruik van de draaischijf, werden waarschijnlijk ontwikkeld in de toonaangevende bedrijven, die het belangrijkste aandeel hadden in het modieuze uiterlijk van de pijp.
In de periode vanaf 1750 bestaan er twee hoofdtypen naast elkaar. Het naar men zegt oudere zogenaamde rondbodemtype en het model met een trechtervormige ketel op een schotel. Dit laatste type wordt door de verzamelaars doorgaans aangeduid met de naam tsjiboek. Deze benaming is niet geheel juist afgeleid, aangezien het woord in het Turks aanvankelijk de aanduiding voor de steel van de pijp was en pas later gebruikt werd om de hele pijp aan te duiden (noot 9). Het is dus zeker geen naam voor een bepaald pijpmodel, zodat het beter is alle pijpen kenmerkend voor Turkije met de benaming tsjiboek aan te duiden.
Het rondbodemtype maakt men van twee onderdelen: de kop en de steel. Dikwijls wordt ter versteviging een zogenaamde rattestaart langs de onderkant van de kop aangebracht. Deze uitloper van de steel geeft de pijp meer stevigheid. In later tijden blijft deze band als decoratie in gebruik. Bij het lijmen van de twee onderdelen wordt de ketel van de pijp V-vormig ingesneden. De lip die zo ontstaat wordt bij het aanhechten van de steel naar binnen gebogen en voorkomt bij het roken dat losse tabaksdeeltjes in de steel gezogen worden. Ook het schotelmodel wordt geplakt. Hier werkt men met twee of heel zelden ook wel met drie onderdelen, de ketel, de steel en soms de schotel. De steel verkrijgt hier haar stevige aanhechting doordat zij met behulp van een platte rechthoekige tong langs de onderzijde van de schotel geplakt wordt. Deze tong is een variant op de rattestaart, die we bij de rondbodem modellen tegenkomen. Wanneer de schotelmodellen later geperst worden, handhaaft deze tong zich, al wordt zij soms wat ronder van uiterlijk, zodat zij zich beter laat persen.
De afwerkingshandelingen zoals snijden, kerven en stempelen blijven gelijk. Ook rol- en radstempels worden in de decoratie gebruikt. Talloze modellen worden verguld of met bladgoud afgewerkt. Behalve in roodbakkende uitvoering komen we de fijne produkten ook tegen van zwartgebakken klei. De kleur van de scherf varieert dan van licht grijs tot diep zwart, afhankelijk van de intensiteit van de rookontwikkeling in de oven tijdens het stoken. Het percentage zwartgebakken pijpen betreft nog geen tien procent van de totale produktie. Naast het hooggepolijste fijne produkt, ceramisch-technisch gezien een bijzondere verdienste, blijven goedkopere en meer grove produkten in de maak. De roker monteert de pijp zelf aan een steel van jasmijnhout of kersenhout. Dikwijls wordt aan het mondstuk nog een knoop of beet van barnsteen bevestigd. Sommige stelen worden uitzonderlijk fraai versierd en deden jaren dienst.
Een grote interesse voor de Turkse pijp leidt in de negentiende eeuw tot een aanzienlijke export. De produkten uit de zogenaamde Tophane bedrijven in Istanbul worden over de hele wereld geëxporteerd. Hoewel Turkije voorop loopt in de fabricage van deze pijpen ontstaan er ook produktiecentra in andere landen. Een belangrijk concurrentiecentrum uit die tijd is de streek rondom Assiut in het midden-Nijlgebied (noot 10). Produkten uit dit gebied (de plaatsen Assiut, Keneh en Assoum) vertonen in stijl en materiaal dezelfde kenmerken als de pijpen uit Istanbul. Ook zij hebben een rode scherf en zijn bedekt met een gepolijste sinterengobe. Deze Nijlprodukten kenmerken zich daardoor eveneens door hun fraaie glans. In hoeverre de pijpen uit Assiut ook naar Constantinopel werden geëxporteerd blijft voorlopig onbekend. Er wordt wel beweerd dat de Egyptische maaksels grover zijn dan die uit Turkije, waardoor zij voor de Turkse markt minder geschikt zijn.
Na het midden van de negentiende eeuw treedt verval in de pijpennijverheid op. Het aantal fijne produkten vermindert ten opzichte van de grovere pijpen. In die tijd laten buitenlandse handelshuizen op grote schaal pijpen vervaardigen in Istanbul. Voor export zijn dan speciale pijpen in de maak van de bekende roodbakkende klei. Soms vinden we op de kop het merk van een handelsonderneming gestempeld, terwijl bij deze produkten de traditionele merken met Arabische tekens vrijwel verdwenen zijn.
Het model van de exportpijpen ondergaat dan een vereenvoudiging. De onderdelen worden niet meer op de draaischijf gemaakt en vervolgens geplakt, maar komen weer uit een tweedelige persmal. De decoratie bestaat uit eenvoudige stempelingen, vaak met behulp van een rolstempel aangebracht (noot 11). Eenmaal zag ik zelfs een exemplaar waarbij de decoratie in de vorm was aangebracht. Deze exportkoppen worden gemonteerd met een houten steel met verguld messing huls en een fluwelen tussenstuk. De spits is van troebel glas gemaakt, gelijkend op de oorspronkelijke barnstenen mondstukken. De uitbundigste exemplaren dragen rond de ketelopening, langs het schoteltje aan de onderzijde en rond de manchet een metalen montering. Deze montering, eveneens messing verguld, vervangt de fijne ingesneden decoratie die we in de vroege periode tegenkomen.
Een belangrijke oorzaak die tot het verval van de Turkse pijpennijverheid leidde is ook de introductie van de sigaret rond 1850. Hoewel men inspeelde op de nieuwe rookgewoontes door sigarettepijpjes te maken, verloor men steeds meer kansen op verkoop. Naar men zegt stopte de produktie van de pijpen in Istanbul in 1928 (noot 12).
Wat ik in dit artikel als Turkse pijpen afbeeld, betreft produkten die in stijl of techniek kenmerken vertonen met de Turkse pijpen. Zeer waarschijnlijk bevinden zich onder deze pijpen exemplaren uit de Assiut-streek en andere produktiecentra. Een nadere studie van dit materiaal kan nog veel nieuwe inzichten en gegevens opleveren.
Tot besluit volgt een indeling naar model. Hierbij onderscheid ik drie hoofdgroepen; onder IV zijn de overige modellen gerangschikt. De beschrijving vermeldt gegevens betreffende vorm, materiaal, techniek en afwerkingswijze. Alle objecten bevinden zich in de collectie van het Pijpenkabinet.
© Don Duco, Pijpenkabinet, Leiden, 1984.
Literatuur
Don Duco: ‘Turkse pijpen en imitatie Turkse pijpen’, Pijpelijntjes, II-3, sept.1976, met afbeeldingen.
Don Duco: ‘De tsjiboek, een geliefde studentenpijp’, Tabaktueel, 6, 23 mei 1977.
W. Fairholt: Tobacco, its history and associations, London, 1859, p. 206/210.
W. Hayes: Turkish clay pipes: a provisional typology. BAR International Series, nr. 92 , 1980, p. 3-10.
Berthold Laufer: Introduction of tobacco into Europe, Chicago, 1924, p. 61-64.
Hassan Semsar: ‘L' apparition du narghileh et de la chibouque’, Objets et Mondes, XI-1, printemps 1971, p. 83-94.
Afbeeldingen
Encyclopédie du tabac et des fumeurs, Paris, Le Temps , 1975 , p. 171.
A.P. Bastien : La Pipe, Payot, Paris, 1973, afb. 30. (een tsjiboek met wielen, abusievelijk vermeld als Mexicaans en van zilver)
Diego Sant 'Ambrogio : Pfeifen, Werner Classen Verlag, Zürich, 1967, t. o. p. 16.
Benjamin Rapaport: Antique pipes, a complete guide, Pennsylvania , 1979, p. 29.
Noten
- Encyclopédie du tabac et des fumeurs, Paris, Le Temps, 1975, pag. 27.
- Laufer , p. 61.
- George Sandys: Foure Bookes containing a Description of the Turkish Empire, 1615, p. 66.
- Laufer, p. 62.
- Als noot 1.
- De Thevenot: Travels into the Levant, prt. I, 1687, p. 60.
- Semsar, p. 94. Produkten van zilver en vergulde metalen blijven echter in de hoogste kringen in gebruik. De stelen zijn dan ook dikwijls rijk ingelegd met stenen en andere kostbaarheden.
- Hayes , p. 3.
- Nouveau Larousse Illustré, Paris (z.j r.), plm. 1930, Dl. II, p. 777.
- Fairholt , p. 207
- Antiekhandel Londen, 1982.
- Kocaba?: Tophane lÜleciligi, Turk Etnografya Dergisi, V, 1962, p. 12-13.
Beschrijving van de pijpen in het Pijpenkabinet
I Vroegste type
Pijpen met een cilindrische of licht conische ketel, al dan niet verzwaard aan de onderzijde. Steeleinde verdikt of met manchet.
-
Licht conisch model met ronde bodem en platte band rond ketelopening. Steel met manchet. Grijswit gebakken klei met verschraling van onder meer kalk of gips. Langs de ketelopening en het steeleinde donkergrijze verkleuring. Gedraaide kop en steel, onzichtbaar gelijmd. Ingekraste lijnen en gestempeld patroon bes taande uit een driehoekig bladmotief in rijen en op de onderzijde viermaal een ruitvorm waarin een cirkel met stralen. Datering 17d/18.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.659 - Cilindrische ketel op verzwaarde basis en met vlakke voet. Grijsbruine fijne klei, sporen van zwarte verf. Tweedelige persvorm waarin de knorrendecoratie aangebracht is. Ongemerkt. Messing montering rond (afgeslepen ?) ketelopening en manchet. Datering 18/19A.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.400
-
Tienkante cilindrische ketel op verzwaarde basis en met ratte staart langs de onderzijde. Steel met manchet. Rossige fijne klei. Geperst en voorzien van insnijdingen, raderingen, amandelvormige stralenkransen en gestileerde bloemmotieven. De drie gestapelde bloemmotieven of palmetten op de ketel zijn met een enkel stempel aangebracht. Gestempeld merk links op de steel en getal "60" ingedrukt op de onderzijde bij de manchet. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.486
Varianten in de kollektie zijn van oranjerode of bruine klei met identiek decoratieschema maar met andere makersmerken (Pk 8.487, Pk 1.244). Een opmerkelijk exemplaar is van rode klei met een sinterengobe en is ingevlochten in koperdraad met een dito dekseltje (Pk 8.485 ). - Hogere cilindrische tienkante ketel, verder al s nr. 3. Geelrode scherf met rode sinterengobe. Geperst in tweedelige vorm. Inge sneden en ges tempelde decoratie, eveneens als nr. 3. Ongemerkt. Datering 19B
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.262 (Eerder gepubliceerd in: Jaarverslag Pijpenkamer Icon, 1978, pag. 8.)
- Hoge cilindrische tienkante ketel, licht schotelvormige verzwaring aan de basis met rattestaart onder de kop. Fijne rood bakkende klei, klinkend gebakken. Geperst, vormnaden duidelijk zichtbaar. Verticale insnijdingen op de ketel, raderingen rond de schotel en s teel. Gestempeld bloemmotief, bij indrukken doorgedrukt aan de binnenzijde van de ketel. Gestempeld merk rechts op de steel. Datering 19 B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.484.
- Cilindrische ketel op schotel met rattestaart, zware manchet. Rose-rode klei met donkerrode sinterengobe. Tweedelige persvorm, de naden op de steel en manche t duidelijk zichtbaar. Op de ketel een rolstempel met bladrank waarboven ovaal merkstempel met Arabische en Europese tekst, geflankeerd door twee in gedrukte bladmotiefjes. Stempelwerk met goudverf. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.006
II Rondbodemtype
Modellen met een kelk-, trechter-, kom- of klokvormige ketel en een ronde onderkant. Steeleinde verdikt of met manchet.
- Grote trechtervorm met zware ketel. Roodbakkende klei met rode sinterengobe. Gedraaide kop en steel, lip in de kop. Vrijwel geheel bedekt met een geometrisch-vegetatieve versiering bestaande uit ingesneden lijnen en weggestoken gedeeltes (op de tekening gestippeld weergegeven). Geheel gepolijst met brede strepen, vooral aan de binnenzijde van de kop en op de steel goed zichtbaar. Datering 19AB.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.481
- Wijde komvormige kop en steel met rattestaart langs de onderzijde. Grijze gesmoorde scherf, zwartgebakken gepolijste sinterengobe. Gedraaide kop, de steel gekneed en bevestigd aan de geknede bodem van de pijpekop. Driehoekige lip in de ketel. Decoratie van ingekraste lijnen en een ingedrukte versiering over een verdikte baan rondom de ketel en insnijdingen rond de steel, rattestaart en ketelrand. Datering 19bc.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.148
- Wijde kom/klokvormige ketel, steel met rattestaart en manchet met knorren. Zwartgebakken, langs de steel en aan de binnenzijde van de ketel roodbruin doorschijnend. Gedraaide kop en steel, gelijmd, met driehoekige lip in de ketel. Decoratie door een horizontale kabelrand in twee delen gescheiden. Langs de onderzijde ingesneden lijnen en weggestoken gedeeltes waardoor plantaardige motieven ontstaan. Boven de kabelrand tien vlakke gesneden panelen met gestempelde geometrische motieven. Makersmerk gestempeld op de rechterzijde van de steel. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.480
- Wijde kom/klokvormige kop en steel met rattestaart langs de onderzijde van de ketel . manchet. Oranje-rode scherf, rode sinterengobe. Zeer fijn dunwandig produkt met hooggepolijst oppervlak. Gedraaide kop en steel, gemonteerd met in de kop driehoekige naar voren gedrukte lip. Gestempelde geometrische banden langs de manchet; voorzijde van de ketel ingekrast geometrisch decor. Makersmerk met Arabische letters ingedrukt aan de rechterzijde van de steel. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.264
- Klokvormige kop waaraan steel met manchet. Fijne roodbakkende klei met gepolijste rode sinterengobe. Gedraaide kop en steel, naadloos bevestigd. Kleine lip in de ketel. Decoratie bestaande uit ingekrast lijnenpatroon, verrijkt met gestempelde bloempjes in ruitvorm en gestapelde stippen. Makersmerk gestempeld op de linkerzijkant van de steel. Ketelmerk en manchet met bladgoud versierd. Gemonteerd met gouden klepdeksel en steelmontering (geen merken) van Europese makelij. Datering 19bc.
Herkomst: veiling Mak van Waaij, 1977, nr. 2118 (afgebeeld). De datering volgens de beschrijving in de catalogus: 1800.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.340
- Hoge trechtervormige pijpekop met ronde bodem en steel zonder manchet. Aan weerszijden van de kop twee assen met schijf vormige wielen. eveneens van klei. Rode scherf bedekt met rode gepolijste sinterengobe. Gedraaide kop en steel, driehoekige losgesneden lip in de ketel. Ingesneden en ingedrukte geometrische versiering. Ongemerkt. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.000
- Klokvormige ketel, ronde bodem, steel bij uiteinde verzwaard. Roodbakkende klei, geen engobe. Gedraaide kop, geknede steel zonder rattestaart aan de kop bevestigd. Driehoekige lip in de ketel. Ingedrukte cirkels op de ketel en raderingen overlangs op de steel, waarna de rest van de decoratie is aangebracht, bestaande uit ingekraste lijnen en arceringen met een mesje of wieltje uitgevoerd. Eenvoudig gestempeld makersmerk rechts op de steel. Datering 19B/20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.001
- Kelkvormige ketel met uitstaande bovenrand, lofvormige aanhechting van de steel. Grauwe scherf met magering van gips of kalk. IJzerrode engobe, tamelijk hardgebakken produkt. Gedraaide kop en steel, geplakt met ter versteviging een lof aan de onder zij de van de kop. Kleine lip in de ketel. Versierd met rade ringen van radstempeltje of mes en ingedrukte ruiten met wafelpatroon. Merk rechts op de steel gestempeld. Mogelijk een produkt uit Noord-Afrika. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.210
- Trechtervormige kop met verzwaarde basis, waaronder rattestaart. Wijduitlopende steel. Oranjerode scherf en sinterengobe. Tweedelige persmal. Ronde langgerekte lip in de ketel. Versiering van ingekraste lijnen en radering onder meer langs de rattestaart. Op de verdikking langs de basis van de kop een zes maal herhaalde geometrische stempeling. Ongemerkt. Datering 19B/ 20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.102
- Trechtervormige kop met verzwaarde onderzijde en rattestaart aan de onderzijde. Rode scherf, rode gepolijste sinterengobe. Tweedelige persvorm. De golvende logge decoratie aan de onder zijde van de kop is in de vorm aangebracht. Radering manchet en vaasvorm op de voorzijde ingestempeld. Cirkelvormig stempelmerk links op de steel. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.192
- Klokvormige kop, steeleinde manchetvormig verzwaard. Roodbakkende klei met rode gepolijste sinterengobe. Tweedelige persvorm. De rattestaart is met ingekerfde lijnen aangegeven en loopt door tot op de voorzijde van de kop, waar ter afsluiting een bladmotief is ingedrukt. Kabelrand rond de manchet. Aan weerszijden van de ketel ingedrukt bloemmotief. Ongemerkt. Datering 19B/ 20A.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.483
- Trechtervormige kop waaraan steel met manchet. Rossige klei. Waarschijnlijk gedraaid en geplakt met een kleine lip in de kop. Ingekraste halve manen en een doorlopend stempelwerk van bladmotieven. Opgeschilderd met goudverf. Merkloos. Vervaardigd in Zuid-Europa of Noord-Afrika. Datering 19d/20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.482
- Trechtervormige kop met tienkante bovenzijde, licht verzwaarde onderzijde en steel met manche t. Roodbakkende pijpaarde, geen engobe. Geperst in tweedelige vorm. Decoratie van schubben in de vorm aangebracht. Rattestaart geaccentueerd met ingekraste lijnen en twee gestempelde bladmotiefjes. Fantasiemakersmerk. Marseille, Hyppolyte Léon Bonnaud. Datering 20A
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 5.378a
III I Schotel type
Pijpekoppen doorgaans met een trechtervormige ketel geplaatst op een vlakke schotel, steel met verdikt uiteinde.
- Trompetvormige ketel op schotel met gekartelde rand. Steel zwaar uitlopend. Grijze scherf, rode sinterengobe, hardgebak ken. Gedraaide kelk met schotel. Steel met verhoogde rechthoekige tong onder de schotel geplakt. Driehoekige losgesneden lip in de ketel. Op de pijpekop ingekraste lijnen met gestempeld een doorlopend decor van gestileerde blaadjes. Schotelrand gesneden, bovenzijde gek rast en gestempeld. Ingekraste lijnen rond de steel. Eenvoudig geometrisch makersmerk rechts op de steel bij de ketel. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.002
- Trompetvormige ketel . verder als 20. Rode scherf, rode licht gepolijste sinterengobe. Gedraaide kelk met schotel. De steel met rechthoekige tong is aan de schotel geplakt. Driehoekige lip in de ketel. Ingekraste geometrische versiering, gestempelde rozetjes en gepaarde stippen. Geometrisch makersmerk rechts op steel bij de ketel. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.003
- Trechtervormige ketel op schotel met kartelrand, steel verdikt zich gelijkmatig. Rode scherf, gepolijste diep rode sinterengobe. Gedraaide kop en schotel waaraan steel geplakt met behulp van rechthoekige tong onder de schotel. Losgesneden driehoekige lip in de ketel. Decoratie van geometrische banden gemaakt met rolstempels en vrije geometrische versiering op voorzijde van de ketel bestaande uit stempelingen door ingekraste lijnen verbonden. Makersmerk rechts op de steel bij de schotel. Datering 19.
(Vgl. Pk 8.005, zelfde type echter zonder merk. )
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.004
- Beschrijving als 22. Bruinrode scherf. gepolijste sinterengobe. Zwartgebakken. Gedraaide kop en schotel, steel aangeplakt. Platte tong en driehoekige lip. Decoratie met radstempel rond de steel en ketel aangebracht. Ingekraste lijn op de schotel. Rechts steel bij de kop rechthoekig makersmerk ingedrukt. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.477
- Idem 22, maar met schotelrand en extra manchetband versierd met een zware parellijst. Geelrode scherf, gepolijste rode sinterengobe. Gedraaide kop en schotel waaraan steel geplakt is met tong onder de kop. Geen lip in de ketel. Bandversiering bestaan de uit kabelranden en parelsnoeren op kop, schotel en steel aangebracht met radstempel. Merk links op de ketel ingedrukt. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 4.743
(Zie afbeelding in Pijpelijntjes, Jrg. II-3, 1976, pag. 4.)
- Als 22 maar groot formaat . steel verdikt zich en eindigt in tien afstaande lobben. Rose-rode scherf, gepolijste rode sinterengobe. Gedraaide kop met schotel en gedraaide steel, geplakt met behulp van een rechthoekige tong langs de onderzijde van de ketel. Kort afgesneden lip in de ketel. Gestempelde geometrische decoratie op de kop bestaande uit een rol stempel met bladertakken en bloemen met erboven een ingedrukte zon, twee manen en een ster. Op de schotelrand parels, langs de rand een baan van uitwaaierende arceringen tussen kabelrandjes. Makersmerk op de tong gestempeld. Deksel van ge vlochten koperdraad, verbonden door een kettinkje aan het vlechtwerk rond de manchet. Datering 1 9B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.644
- Trechtervorm naar trompetvorm, verder als 22. Op de schotel platte knorren. Roodbruine scherf, gepolijste rode sinterengobe. Gedraaide kop en steel, geplakt op schotel met behulp van platte rechthoekige tong. Lip in de ketel. Rond de ketel en steel bandstempel met geometrisch motief tussen raderingen. Gestempeld makersmerk rechts op de steel. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.503
(Ook afgebeeld in jaarverslag 1979. pag. 8.)
- Trechtermodel ketel op getande schotel, waarbij platte blad vormen naar het midden van de kop opkrullen. Gedraaide kop en steel, de bladmotieven uit het massief losgesneden, waardoor de schotel aan de onderzij de sterk getand is. Steel met rechthoekige tong langs de schotel geplakt. Driehoekige lip in de ketel. Rode scherf. rode gepolijste sinterengobe. Ingekraste en gestempelde asymmetrische decoratie links op de ketel. Rond de steel raderingen met ertussen een geometrische band. Ongemerkt. Datering 19B/20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.010
- Trechtermodel op schotel met platte knorren. Grijs-zwarte scherf bedekt met rode sinterengobe. Gedraaide kop en schotel en een gedraaide steel geplakt met een rechthoekige tong aan de onderzijde. Voor het aanzetten van de steel is de ketelwand daar ingesneden, zodat een kleine lip in de ketel naar voren steekt. Decoratie aangebracht met behulp van een radeermes, verder inkraslijnen en uitsnijdingen van het oppervlak. Rechthoekig geometrisch makersmerk rechts op de steel bij de ketel. Datering 19.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.479
- Als 22. de getande schotel uit platte knorren bestaande. Rode scherf, gepolijste rode sinterengobe. Geperst ? Bandstempel decoratie afgewisseld met gestempelde bladmotieven. Links steel bij de ketel makersmerk. Verguldsel op stempelingen, schotel en rond de steel. Geen lip in de ketel. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 6.597
- Als 22, manchet met parelrand en halfronde rattestaart, oranje rode scherf, gepolijst laagje sinterengobe. Geperst in tweedelige vorm, geen lip in de ketel. Langs schotelrand parelrij met aan weerszijden ingedrukte baan visgraat-streepjes. Voorzijde ketel gestempelde geometrische rechthoek met vijf gestileerde bladeren. Makersmerk links op steel bij schotel. Datering 20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.476
- Als 22. op gladde schotel. Rode scherf met gepolijste sinterengobe. Geperst in tweedelige vorm. Rolstempel decoratie over de ketel, bestaande uit geometrische band boven en onder afgesloten met kabelrand; hierboven een vijftal ingedrukte blaadjes. Montering van metalen band om de manchet. Houten steel met verguld messing bekleding met sporen van inkleuring en rozerood fluweel. Kettinkjes waaraan opengewerkte halve manen. Datering 19d/20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.475
- Als 31. Boven rolstempeldecoratie een merkovaal met blaadjes aan weerszijden. Opschrift "1 B. FUCHEZ / CONSTANTINOPLE". Montering van gestanst messing rond ketelrand, manchet en schotel. Datering 19d/2 0A.
Dit type is de meest voorkomende exportpijp uit Turkije en werd gemonteerd afgeleverd met steel als bij 31. Het makersmerk komt alleen bij de grotere koppen voor.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.452
- Zware tulpvormige ketel met nauwe opening op gelobde schotel, waaronder steel met rattestaart en verzwaard naar het uiteinde. Bestemd voor het roken van sigaretten. Rode scherf met goudverf versierd. Tweedelige persvorm. Vlakke knorren langs de ketel en steel, ketelopening met kraalrand versierd, steeleinde een kabelrand. Ongemerkt. Houten steel met vergulde messing bekleding en tussenstuk met gevlochten koperdraad. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 6.598
- Lompe trechtervormige ketel, dikwandig met nauwe opening op kleine schotel. Bestemd voor sigaretten. Rode scherf met licht rode gepolijste sinterengobe. Tweedelige persvorm. Kabelrand langs schotelrand en manchet. Onderzijde gestempeld ovaal makersmerk met opschrift 11 BORGEST A CONSTANTINOPLE". Steel van hout met messing bekleed waarop gestanst bloemendecor met verguldsel en opgeverfd in de kleuren oranje, licht- en donkerblauw en groen. Troebel glasmondstuk met knoop. Montering met kettinkje waaraan maan en ster. Datering 20 a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.193
IV Diverse modellen
- Trechtervormige ketel op vlakke voet en steel met manchet. Rode scherf met rode sinterengobe. Geperst in tweedelige vorm ? Parelrand langs de ketelbasis, geflankeerd door raderingen. Ingekraste baan over de ketel, links eindigend bij gestempeld makersmerk. Decoratie verguld. Datering 19d/ 20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 5.631
(Zie afbeelding in Pijpelijntjes, Jrg. II-3, 1976, pag. 4.)
- Model als 35. Zwartgebakken klei. Fraai dunwandig produkt, op de draaischijf gemaakt. Ketel en steel bedekt met gestempeld decor, langs de basis een parelrandje tussen raderingen. Op de vlakke bodem is een rattestaart aangegeven door de decoratie buiten de staart achterwege te laten. Geen makersmerk. Datering 19 B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.478
- Opmerkelijk model pijpekop met licht gebogen ketel bestaande uit drie knopen afgewisseld met ringen en eindigend in ver brede bovenrand met rozetvormige vo et. Steel versierd met schuine ingekerfde lijnen. Bruine klei met rode sinterengobe, gepolijst. Gedraaide kop en steel, geplakt. Geen tong onder de kop en geen lip in de ketel. Knopen van de ketel met rozetjes gestempeld. Vervaardigingsstreek mogelijk Noord-Afrika. Datering 19 B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.007
- Sigarettepijpje met cilindrische ketel op verlengde vlakke voet. Steel verdikt zich geleidelijk. Rode scherf, licht gepolijst. Geperst in tweedelige vorm, geen decoratie aangebracht. Gemonteerd met houten s teel met verguld messing huls met gestanste rank en decoratie en opgeschilderd met rood, blauw en groen. Troebel glasmondstuk. Mon tering met kettinkje waaraan ster en maan. Datering 20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.474
- Opmerkelijk trechtervormig model met rechte veelkante steel en manchet met parelrand. Geelrode scherf met rode sinterengobe bedekt. Gepolijst. Decoratie van gestempelde banden met stippen en geometrische figuurtjes ingedrukt langs de ketelopening. Bij steeleinde gestempelde blaadjes. Makersmerk links op de steel. Datering 19 B.
Dit model wordt aangemerkt als een van de zeldzaamste typen van Turkse pijpen. Er wordt we l beweerd dat de ketelvorm is afgeleid van een metalen pijp.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 3.470
- Manchetkop met eivormige ketel en puntige onderkant, steel met manchet. Rode scherf met donkerrode hooggepolijste engobe. Geperst? Radstempeldecoratie van bladerlijnen en zon, maansikkels en sterren gestempeld. Gedeeltelijk verguld. Klepdeksel van verguld messing. Merk gestempeld op de onderzijde van de steel bij de ketel. Datering 19 B/ 20a.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.161
- Waterpijpekop met trompetvormige ketel op schotel. Rode scherf, gepolijst maar zonder sinterengobe. Gedraaid met later ingeplakte rooster halverwege de kop. In dit roos ter zes doorboringen, tezamen een rozet vormend. Bandstempeldecoratie rond de schotel en over de schacht. Parelrand en langs de bovenrand en over de schotelrand. Rond makersmerk gestempeld op de schacht. Datering 19B.
Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.263
Met dank aan de heren A. van As en L. Jacobs van het Instituut voor Aardewerktechnologie van de Rijksuniversiteit van Leiden voor hun deskundige informatie betreffende de vervaardigingswijze van de hierboven beschreven groep pijpen.