The tobacco box of Tamis Jansz. Witsmeer
Author:
Don Duco
Original Title:
De tabaksdoos van Tamis Jansz. Witsmeer
Publication Year:
2011
Publisher:
Stichting Pijpenkabinet
Description:
The history behind a special tobacco box with a double cowrie shell in brass mounting.
Een van de meest afgebeelde objecten uit de collectie van Georg Brongers uit Middelstum is een vroege tabaksdoos bestaande uit twee gemonteerde schelpen (afb. 1-5). In de jaren 1950 is dit voorwerp door Brongers aan zijn collectie tabakscuriositeiten toegevoegd[1] en sindsdien wordt dit object geregeld vermeld.[2] Ook in de tijd dat de collectie van Brongers door Niemeyer werd beheerd, figureerde deze doos op tentoonstellingen en lag op andere momenten in de vaste presentatie van het museum. De doos is een mooi voorbeeld van een simpel maar curieus voorwerp dat in prachtige staat bewaard bleef in tegenstelling tot de vaak sleetse en verpoetste koperen en messing tabaksdozen. Het voorwerp is niet alleen interessant vanwege zijn vorm en exotische materiaal, maar vooral vanwege de genealogische informatie die een exacte datering mogelijk maakt. Vooral daardoor verdiept deze doos het inzicht in het gebruik van de Hollandse eivormige tabaksdozen.
Beschrijving
De betreffende tabaksdoos heeft een ovale vorm en is gemaakt van twee in messing gemonteerde schelpschalen. Voor de bodem en het deksel zijn namelijk grote kauri's gebruikt, in de volksmond beter bekend als porseleinslak een naam ontleend aan het prachtig gladde porseleinachtige oppervlak. In dit speciale geval is sprake van de tijgerschelp ofwel Cypraea tygris die gevlekt is als een luipaardhuid. De gesloten basis van de schelp waarin zich een smalle opening bevindt is weggezaagd. Vervolgens zijn de twee schalen in een messing montuur gezet bestaande uit een rondlopende rechtopstaande rand, afgezoomd met een eenvoudige profiellijst. De vatting voor de schelpen wordt gevormd door een zaagtandrand waarmee beide schelpen bijna luchtdicht geborgd zijn. Aan de bovenzijde van het voorwerp, op de plaats waar het scharnier aan de doos is gesoldeerd, is een draagoog aangebracht. Aan weerszijden van dit scharnier zijn nog gegraveerde ornamentjes van over elkaar vallende schubben of gestileerde schelpmotiefjes te zien. De binnenzijde vertoont op de plaats van het scharnier een gegoten messing pijpenstopper met een elegante balustervorm.
Interessant is het opschrift dat aan de buitenzijde van de doos is aangebracht en in kloeke welgevormde letters "TAMIS JANSZ. WITS MEER" te lezen geeft. Dankzij deze persoonsnaam is het mogelijk te achterhalen aan wie de doos ooit toebehoorde en dat is maar bij weinig tabaksdozen mogelijk. Overigens moeten we de gegraveerde tekst als sierlijk opschrift zien en niet als een eigenaarsmerk, waarmee talloze rokers hun tabaksdoos individualiseerden. Dit opschrift personifieert het voorwerp en wordt doorgaans aangebracht op geschenken ter herinnering aan een bijzondere gelegenheid in iemands leven. Dat zal ook hier het geval zijn geweest.
De kaurischelp of porseleinslak was vanaf de zeventiende eeuw in de Zeven Provinciën niet zeldzaam. Zij werden vaker als lading van Oost-Indiëvaarders verscheept, dikwijls om met inlanders te ruilen, maar werden ook naar het thuisland gebracht. De wonderlijke porseleinachtige aard van het materiaal en de opvallende kleuren maakte deze schelpen ook voor Hollanders begeerlijk. Zij werden in rariteitenkabinetten opgesteld, door kunstenaars bij stillevens afgebeeld en ook tot luxe gebruiksvoorwerpen gemonteerd.[3] Onze tabaksdoos is daarvan een representatief voorbeeld. Daarnaast zijn er enkele alternatieve gebruiken bekend zoals bijvoorbeeld als vangschaal voor een kleine tabaksrasp.[4]
Qua vorm past deze doos goed in de zeventiende eeuwse mode van tabaksdozen die vaker gemonteerd zijn met exclusieve materialen. Schildpad is daarbij het meest algemeen gebruikt,[5] terwijl walvisbalein tot de zeldzaamheden behoort.[6] Het gebruik van kaurischelpen benadrukt op dezelfde wijze de bewondering voor exclusieve, exotische materialen. Voordeel van deze gladde schelp is dat zij de vochtigheid van de tabak goed conserveert. Nadeel is echter dat porseleinschelpen breekbaar zijn zodat dergelijke kwetsbare dozen eerder een curiositeit waren dan een gebruiksvoorwerp voor alledag.
De eigenaar
Volgens bronnen reeds door Brongers verzameld moet de eigenaar Tamis Jansz. Witsmeer omstreeks 1660 in Alkmaar zijn geboren als zoon van Jan Taemsz. Witsmeer en Maritge Claesdr. Zijn vader was schipper van beroep, zijn moeder verhuisde uit De Rijp naar Alkmaar. De vermelding schipper houdt hier vermoedelijk eerder verband met de binnenvaart dan de grote vaart. Brongers veronderstelde aanvankelijk dat deze doos omstreeks 1685 moet zijn gemaakt toen Tamis zo'n 25 jaar was. Zijn gedachten gingen uit naar een huwelijksgeschenk en dan zou het heel toepasselijk zijn geweest wanneer zijn vader de schelpen van een van zijn verre reizen zou hebben meegebracht. Dat is een mooie gedachte maar het is meer waarschijnlijk dat deze Alkmaarder schipper Europa nooit is uitgeweest.
Aanvullend archiefonderzoek heeft meer licht geworpen op het leven van Tamis Jansz. Witsmeer (afb. 6).[7] In het Schepentrouwboek van Alkmaar vinden we op 1 september 1697 zijn ondertrouw vermeld. Voor een huwelijk was hij op dat moment al een ouwe jongen woonachtig in de Sint Annastraat in Alkmaar. Zijn aanstaande echtgenote Teuntje van der Codde woonde op de Bagijneweide. Het echtpaar trouwde twee weken later op 15 september 1697. Uit verschillende notariële akten van hen blijkt dat zij geen kinderen hebben gekregen. Tamis Jansz. Witsmeer sterft in 1736 en wordt op 12 september in de Grote Kerk van Alkmaar begraven. Zijn weduwe Teuntje van der Kodde verklaart een jaar later, in augustus 1737 dat zij met haar neef Jacob van der Kodde, koopman in Edam wil hertrouwen.
Ook over het zakelijke leven van Tamis Jansz. Witsmeer is een en ander bekend. Zo exploiteerde hij samen met zijn broer Claes Jansz. Witsmeer een oliemolen met de naam De Reus.[8] Wanneer zijn broer komt te overlijden zet hij de zaak met diens kinderen voort. Hun bedrijf ligt aan het Zeglis, op de wallen van de stad aan het zuidoosten. Bij het bedrijf behoort ook een pakhuis waarin met vier grote stenen bakken olie geperst werd. Dat pand stond bij de Keeten achter de Weezel aan de noordzijde van de Schulphoek (tegenwoordig Schelphoek). We moeten Tamis Jansz. dus zien als ondernemer, een middenstander met een aandeel in een familiebedrijf.
Omdat wij de levensgeschiedenis van Tamis Jansz. Witsmeer kennen, weten we dat de datering van deze doos tussen 1690 en 1735 moet liggen. Een huwelijksgeschenk ligt in de mogelijkheden, dan zou de doos in het jaar 1697 zijn gemaakt. Een vroegere datering lijkt minder waarschijnlijk. Het voorwerp is voor een jeugdige persoon wel wat te bedaagd. Echter de datering zou ook in de achttiende eeuw kunnen liggen en dan zou de doos bijvoorbeeld een herinnering ter gelegenheid van een zoveelste huwelijksdag kunnen zijn. Natuurlijk kunnen ook andere mijlpalen in het leven van Witsmeer reden tot aanschaf zijn geweest zoals een maatschap in het familiebedrijf of een jubileum.
Het modebeeld
Eivormige tabaksdozen voorzien van een oog of ring waren bedoeld om aan de ceintuur te dragen en op de kleding te pronk te hangen. Vooral in de tijd tot circa 1670 toen de kleding nog geen zakken had, was dat buitengewoon praktisch. Dat dragen bleef overigens doorgaans beperkt tot speciale gelegenheden: de kerkgang, een huwelijk of speciale feestdag. Hoewel in principe functioneel waren pronkdozen door hun formaat vaak een tikkeltje groter dan nodig. Ook dat sluit aan bij de pronkfunctie. Voor de goede orde, dergelijke vroege dozen werden gebruikt voor kerftabak en het pijpenstoppertje aan de binnenzijde van de scharnier dat vrijwel altijd is aangebracht, bevestigt die gebruiksfunctie. De auteurs die deze dozen op basis van hun kleine formaat snuifdozen noemen hebben ongelijk.[9] Het gebruik van dit soort dozen is typisch Hollands al zijn deze tabaksdozen door rokers over de hele wereld gebracht. Daarvan getuigen vondsten van elders.[10]
De tabaksdoos van Tamis Jansz. is met zijn datering van rond het jaar 1700 of wat later een recent voorbeeld van een eivormige tabaksdoos. Die late datering is onverwacht, omdat de bloeiperiode van de eivormige tabaksdoos doorgaans als vroeger wordt gezien. De meeste publicaties spreken van de tijd tussen 1630 en 1680.[11] Daarna zouden zij uit de mode zijn geraakt om te worden vervangen voor doosvormen die in de kledingzak gedragen kunnen worden. Die verklaring is plausibel. De onderhavige doos is dus een bewijs dat die mode langer doorloopt en misschien ook dat de eigenaar geen modebewuste persoon was.
Qua uitvoering past een degelijk voorwerp goed in het West-Friese milieu. De bewoners in en om Alkmaar waren in het laatst van de zeventiende eeuw niet welgesteld meer. Toch leefde de behoefte om te pronken als traditie voort. De rijkdom van de Alkmaarse middenstand werd echter niet langer getoond met kostbare goederen, maar eerder met iets anders, iets speciaals. Vandaar dat we niet verbaasd hoeven te zijn dat de schelpen in messing zijn gemonteerd. De doos van Tamis Jansz. voldoet daarmee aan de statusbehoefte van de streek.
Interessant is een vroege sterk vergelijkbare kauridoos bewaard in het Fries Museum in Leeuwarden.[12] Hier gaat het om een exemplaar gemonteerd in zilver met rondom op dezelfde wijze het opschrift "AUCKE IGES ALGERA ANNO 1655". Het feit dat deze Friese doos in zilver is uitgevoerd bevestigt het standsverschil tussen de Fries en de Alkmaarder. Overigens is dat met een enkel voorbeeld natuurlijk niet bewezen. Of het jaartal 1655 op deze doos werkelijk de ontstaansdatum is, trek ik in twijfel. De belettering van het handschrift wijst eerder op een datering een generatie later maar de doos zal in ieder geval ouder zijn dan het exemplaar van Witsmeer.
Van de kauridozen voor kerftabak heb ik geen derde exemplaar terug kunnen vinden. Anders ligt dat met de schildpaddozen. Daarvan bleven beduidend meer voorbeelden bewaard en de reden ligt natuurlijk in de grotere duurzaamheid van schildpad. Toch is ook hier het dateren niet eenvoudig. Inscripties met een jaartal of zilverkeuren behoren tot de zeldzaamheden. Algemeen gezegd loopt de ontwikkeling van klein naar groter, van ruw naar gepolijst en verder varieert ook hier de montage tussen messing en zilver. Het materiaal schildpad wordt in Engeland later vaak gebruikt voor gedrukte dozen met een reliëfvoorstelling. Schildpad dozen komen geregeld voor op stillevens. Een mooi ijkpunt is een schilderij van Pieter Jansens Elinga, werkzaam in Rotterdam en vanaf 1656 tot 1682 in Amsterdam. In dit rokersstilleven wordt als vanzelfsprekend een schildpad tabaksdoos afgebeeld.[13]
Nawoord
Samenvattend kan dus gesteld worden dat gemonteerde kaurischelpen voor luxe voorwerpen in gebruik zijn geweest. Voor de tabaksdoos gebeurt dat vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw. Slechts twee voorbeelden daarvan zijn overgeleverd die een sterk vergelijkbaar concept tonen. De montages in zilver en messing sluiten aan bij de Friese en West-Friese milieus. Tabaksdozen met kaurischelpen lopen parallel aan tabaksdozen gemonteerd met schildpad. Dat van de laatste soort meer exemplaren bewaard zijn, heeft vooral te maken met de geringere breukgevoeligheid. Daarnaast was het schildpadschild gemakkelijk te bewerken.
Het gebruik van kaurischelpen continueert overigens in de achttiende eeuw. Dat leren we uit de literatuur over tabaksdozen al zien we wel een functieverschuiving. De als doos voor kerftabak gestarte kauridoos krijgt al in het eerste kwart van de achttiende eeuw een nieuwe functie als snuiftabaksdoos. De doos wordt niet langer gebruikt voor het bergen van gekerfde tabak, maar gaat tot poeder gemalen snuiftabak bevatten. Dat de schelpen voor dat gebruik veel geschikter zijn dan bijvoorbeeld de schildpadschildjes met hun rafelige binnenzijde mag duidelijk zijn. De mode van het snuiven is bovendien geciviliseerder zodat de breukgevoeligheid van de dozen niet zo'n probleem was. Bovendien werden wat kleinere schelpen gebruikt en slechts één per doos.
Uit meerdere publicaties zijn dergelijke kaurisnuifdozen bekend en vanuit de literatuur herkennen we zelfs een bepaalde evolutie. Toch is ook hier eerder van een incidenteel gebruik sprake dan een doorgaande ontwikkeling. Die ontwikkeling blijkt vooral uit de afwerking van het zilver. We zien dat de decoratie van de rand naar het dekselplat verschuift en daarbij gaat het doorgaans om een eenvoudige gravering, slechts een enkele keer is een gedreven voorstelling aangebracht. In die periode blijkt de kauridoos ook niet langer een typisch Hollands artikel te zijn. [14] Zo zijn dozen bekend uit Engeland,[15] Frankrijk,[16] Duitsland[17] en zelfs Scandinavië.[18] Onverwacht is dat kaurisnuifdozen ook in Amerika gangbaar waren,[19] zoals bewaard gebleven exemplaren uit Philadelphia, Boston en Norfolk (Virginia) bewijzen.
Voor snuifdozen blijft de kaurischelp tot in de negentiende eeuw populair. In alle gevallen geldt dat de kauridoos de variant is op snuifdozen van andere materialen zoals metaal, buffelhoorn, hout of papier-maché. Een negentiende eeuws exemplaar van dezelfde tijgerschelp wordt hier als vergelijk afgebeeld (afb. 7-9). De legering van het witmetaal bevestigt de late datering en de lagere status van de doos. Niet snel daarna verliest het snuiven van tabak zijn aanzien en verdwijnt de kaurischelp uit het domein van de tabacologie.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2011.
Afbeeldingen
1-5. Tabaksdoos van Tamis Jansz. Witsmeer gezien van verschillende kanten.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.718
6. Beschrijvingskaart van de tabaksdoos uit het Niemeyer Tabaksmuseum, Groningen.
Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie.
7-9. Snuiftabaksdoos van een kaurischelp uit de voormalige SEITA collectie in Parijs.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.072
Noten
[1] De doos werd nog niet geëxposeerd op de grote tentoonstelling op het World Tobacco Congress in Amsterdam in 1951, we mogen dus aannemen dat het voorwerp toen nog niet in de collectie van Brongers aanwezig was. Eerder al stond dit voorwerp afgebeeld in Hobby, Jrg. I, nr. 5, februari 1947, p 82-83 onder de titel Tondeldoos.
[2] G.A. Brongers, Nicotiana tabacum; The History of Tobacco And Tobacco Smoking in the Netherlands,
Haarlem, 1964, p 51. G.A. Brongers, Pijpen en tabak, Bussum, 1964, titelpagina. Georg Alfred Brongers, Van Gouwenaar tot bruyère pijp, Amersfoort, 1978, p 62 (onder). T. Helperi Kimm, "Il fumo nella mente, Piccola storia del tabacco nelle immagini del Museo Nyemeyer", Smoking, rivista trimestrale della pipa e del sigaro, 3/3, ottobre 1987, p 24. Helmut Hochrain, Das Lexikon des Pfeifenrauchers, München, 1984, p 178.
[3] Leeuwarden, Fries Museum, (Jaarverslag 2010, p 23) aanwinst schilderij van Dirck de Horn (Leeuwarden 1626-<1686), Vanitasstilleven met schelpen.
[4] Mattoon Munroe Curtis, The Book of Snuff and Snuffboxes, London, 1935, fig 41. Engels, vroeg 18e eeuw, collectie Victoria & Albert Museum, Londen. Kenneth Blakemore, Snuff Boxes, London, 1976, foto 5. Zelfde object.
[5] E.M.Ch.F. Klijn, "Schildpadpantsers, verwerkt tot doosjes", Antiek, V-9, april 1971, p 548-553.
[6] Brongers, (Gouwenaar, 1978), p 62, afb. links (het materiaal wordt niet benoemd).
[7] Brongers, (Nicotiana, 1964), p 50-53.
[8] Ibidem noot 6.
[9] Curtis (Snuffboxes, 1935), fig 77. Octagonale tabaksdoos beschreven als snuifdoos. G. Bernard Hughes, English-Snuff-Boxes, London, 1971, foto 16. Lensvormige doos als tafelsnuifdoos beschreven.
[10] Een eivormige doos met gefantaseerd stadsgezicht werd bijvoorbeeld in New York city gevonden. Informatie van John McCashion, 1976.
[11] Brongers, (Pijpen en tabak, 1964), p 75. Periode 1625-1700.
[12] B.W.G. Wttewaal, Nederlands Klein Zilver en Schepwerk 1650-1880, Abcoude, 1994, p 262, afb. 804. Opgenomen als tondeldoos en toegeschreven aan Friesland, 1655. L 78, Br. 54 en H. 67 mm.
[13] Wttewaal, (Klein zilver, 1994), p 237, afb. 734. Den Haag, Museum Bredius.
[14] Klijn, (Schildpadpantsers, 1971), p 550, afb. 3-4. Arnhem, Openluchtmuseum.
[15] Herbert Rupp, Snuff Boxes, oder von der Sehnsucht der lüsternen Nase, Wien, 1990, afb. 291 Engeland, 1760, afb. 292 Engeland, 1720, afb. 293 Birmingham, c. 1760, afb. 294 Birmingham, c. 1760.
[16] Sabine Fellner en Georg S. Thiel, Von der Sehnsucht der lüstern Nase, Europäische Schnupfkultur; On the Craving of the Wanton Nose, European Snuff Culture, Wien, 2008, p 57. Muscheldose, Shell box, Frankreich, c 1800.
[17] Werner Schäfke, Blauer Dunst; Vier Jahrhunderte Tabak in Köln, Köln, 1984, p 124, nr 107. Duitsland, c. 1800. Het deksel van deze kauridoos is van paarlemoer.
[18] N.G. Bardenfleth en Bo Bramsen, Danske snusdäser 1700-1850, København, 1999, p 93. Beschrijft de productie van schelpdozen gedurende de achttiende eeuw tot en met 1820. Afb. 43-45 schelpdozen met gewerkte en gegraveerde deksels, periode 1760-1790.
[19] Claire le Corbeiller, Alte Tabakdosen aus Europa und Amerika, München, 1966, afb. 397 in zilver gevatte kaurischelp, c 1759, Philadelphia, afb. 402 idem, Boston, c. 1780 en afb. 403-404 uit Norfolk, Virginia, c. 1800.