Book review: The European Porcelain Tobacco Pipe, Illustrated History for Collectors, Sarunas Peckus & Ben Rapaport, 2014
Author:
Don Duco
Original Title:
Boekbespreking: The European Porcelain Tobacco Pipe, Illustrated History for Collectors, Sarunas Peckus & Ben Rapaport, 2014.
Publication Year:
2015
Publisher:
Stichting Pijpenkabinet/Amsterdam Pipe Museum
Description:
Book review on the monograph on porcelain pipes published by Rapaport and Peckus in 2014.
Wanneer je over welke niche dan ook schrijft is het niet eenvoudig een uitgever te vinden. Gaat het over verzamelobjecten dan belandt je automatisch bij uitgevers van populaire gidsen die het verzamelen stimuleren en daarmee tevens hun boekverkoop. Het boek van Sarunas Peckus en Benjamin Rapaport is zo’n product. Uitgegeven door Schiffer, een in Amerika goed bekende producent van monografieën over alle denkbare verzamelgebieden (afb. 1). Schiffer doet dat eervol, met een prachtige reeks gebonden in harde kaft en full colour. Daarmee komt het onderwerp goed tot zijn recht al dicteert de uitgever wel een stramien van voorwaarden waaraan hun boeken moeten voldoen. Aspecten die de monografie toegankelijk maken, laagdrempelig om op de toch al moeilijke markt door te dringen. Voelden de beide auteurs Peckus en Rapaport dat als een probleem? In ieder geval zijn zij het avontuur aangegaan.
Beide namen zijn bepaald niet onbekend in de wereld van de antieke pijp. Sarunas Peckus, met als bijnaam Sharkey, is een toegewijde verzamelaar die drie decennia lang met veel oog voor kwaliteit een bijna mondiale collectie antieke pijpen bijeen heeft gebracht. Hij is de bron voor de meer opvallende stukken in het boek. Benjamin Rapaport is meer dan een halve eeuw actief als publicist over alles dat met roken te maken heeft. Hij stelde een indrukwekkende bibliografie over tabak samen. Al doende bouwde Rapaport een van de mooiste tabaksbibliotheken op. Daarnaast schreef hij een geweldige reeks artikelen, veelal op commerciële basis over allerhande onderwerpen die de wereld van het roken betreffen, naast enkele monografieën. Waar de één een toegewijde verzamelaar is, is de ander meer een klein ondernemer met een welbetaalde hobby. In hun gedeelde liefde voor de porseleinen pijp vonden zij elkaar.
Met dit boekwerk stelden de twee auteurs zich ten doel een visuele gids van de porseleinen tabakspijp te maken, met andere woorden een attractief prentenboek van de materiaalgroep. Daarvoor schakelden zij de hulp in van verzamelaars overal ter wereld. Start was een oproep om aantrekkelijke plaatjes te sturen met het vooruitzicht je naam als verzamelaar in het boek te krijgen. Darius Peckus, zoon van de genoemde Sharkey, heeft deze inzendingen zeer geslaagd tot een visueel geheel omgetoverd. Het prentwerk in het nieuwe boek is op smaakvolle wijze geüniformeerd met een doorgaans lichtblauwe achtergrond en standaard een kunstmatige schaduw rechts om dieptewerking te suggereren. Jammer, omdat de plaatjes gecolleerd zijn, ben je niet meer zeker over de onderlinge afmetingen in de groepsfoto’s.
Het boek bevat 144 pagina’s met in totaal 135 foto’s waarop het aantal van 241 porseleinen pijpen en pijpenkoppen te zien is. Primair is het materiaal chronologisch geordend in drie delen. De vroegste historie ofwel de start in de achttiende eeuw, de hoofdmoot of bloei in de negentiende eeuw en als derde de terugval in de twintigste eeuw. Omdat de negentiende eeuw de meeste variatie biedt zijn de afbeeldingen daar thematisch in separate hoofdstukken geordend. Onderwerpen als het studentenleven, wapens, militaria gevolgd door minder duidelijke groepen als herdenking en viering of classicisme passeren de revue, ieder in een eigen sectie. Laagdrempelig zijn de dieren en bloemen, karakters en karikaturen en tenslotte het atypische werk. Een introducerend hoofdstuk beschrijft de geschiedenis, de laatste twee paragrafen het aspect verzamelen en verzamelaars en wat daarbij behoort: kopen en verkopen in breder opzicht.
Qua tekst is het boek heel evident het werk van Rapaport, herkenbaar aan de schrijfstijl. Door jarenlang publiceren ontwikkelde hij een prachtig gepolijst taalgebruik, een stijl waarin woordvariatie en alliteratie opvallend zijn. Mooi tot bijna poëtisch, maar daardoor ook wolkig. Dat aspect wordt nog versterkt door zijn kennis van het Duits, omdat hij jarenlang in dat land heeft gewoond. Bij dit Duitse onderwerp is de toevoeging van de Duitse vocabulaire heel toepasselijk vooral gegeven zijn gewoonte van woordvariatie. Rapaport is ook de man van de quotes geworden, het aanhalen van wat anderen ooit schreven geplaatst in de verhaallijn van het boek. Niet verwonderlijk met zo’n uitgebreide bibliotheek tot je beschikking. Toch hindert deze schrijfstijl de helderheid van de boodschap en helaas wordt daarmee de inhoud van het boek wat warrig. Jammer is ook dat de eigen mening ontbreekt, is de auteur of zijn de auteurs het eens met de aangehaalde informatie, hebben zij aanvullende gedachten en zo ja, wat zijn die?
Zoals opgemerkt verdwijnt met de poëtische taal de boodschap wat naar de achtergrond. Het boek leest weliswaar lekker maar wat leer je? Bovendien kan dat aanhalen van bronnen ook overvoeren, zo wordt tot viermaal toe de definitie van de Duitse pijp gegeven (p. 15-16). Dat lijkt mij niet zo zinvol. Het zijn de quotes in het boek die het notenapparaat een wonderlijk en atypisch aanzien geven, waarbij we zien dat naast onverwachte grijze literatuur ook het internet als bron optreedt. Helaas werd uit de bestaande, gezaghebbende literatuur maar beperkt geput. Zo gaan de auteurs nagenoeg voorbij aan het buitengewoon verdienstelijke standaardwerk over de porseleinen pijp van de hand van Walter Morgenroth, reeds in 1989 uitgebracht.[1] Dat boek is typisch Duits van opzet met een grondige inleiding en een scala aan voorbeelden en fungeert nog altijd als hèt standaardwerk. Mekwaardig is ook dat de bijna onuitputtelijke database van ons museum amper genoemd wordt, wèl gebruikt overigens.
Bij lezen vallen onverwachte zaken op. Ten eerste wordt het negatieve rookcomfort van de porseleinen pijp te zeer overdreven (p. 16). Toegegeven, porselein is niet het meest geschikte materiaal vanwege het gebrek aan absorptie. Het is echter wel verschrikkelijk mooi wanneer het uiterste aan artistiek kunnen is gegeven en dat zijn de producten die de consument tot aanschaf overhaalden. Niet voor niets zijn er miljoenen porseleinen pijpen gemaakt en gebruikt.[2]
Het boek beschrijft de porseleinen pijp van kunstobject tot massa-artikel over een tijdspanne van 1750 tot 1925. Hoe kan het zijn dat hoofdstuk 1 met Frankrijk begint terwijl iedereen weet dat porselein een Duitse vinding is? De Fransen dachten weliswaar al veel eerder porselein te hebben uitgevonden, maar de werkelijkheid ligt anders. Dat zou ook de Amerikaan moeten weten. Je vraagt je zelfs af of de auteurs de verschillen tussen porselein en andere keramieksoorten wel onder de knie hebben. Dan zou ook de firma Zenith uit Gouda niet als porseleinfabriek genoemd zijn (p. 15).[3] Ook andere voor de porseleinindustrie wezenlijke factoren blijven buiten beeld. De ontwikkeling van handgeschilderde afbeeldingen via het werken met Umdruckverfahren naar transferplaatjes verdient een betere plaats, voor de verzamelaar kan dat een criterium voor kwaliteit zijn. Als auteur moet je je lezer niet alleen pleasen, maar ook een wijdere horizon bieden of simpelweg opvoeden als dat hun begrip vergroot.
Omdat de indeling van het fotowerk sterk thematisch is sluit de tekst daar lang niet altijd bij aan. Dit komt wellicht omdat de historische lijn die de schrijvers zien te weinig relatie heeft met de inzendingen van de door verzamelaars gepresenteerde plaatjes. Wanneer de pijpen uit de Sèvres fabriek behandeld worden, zoek je tevergeefs naar een illustratie (afb. 2). De pijp die als Sèvres wordt afgebeeld is onmiskenbaar Duits en zeker vijftig jaar later (p. 23). Afbeeldingen ontbreken ook van bijvoorbeeld de Böttger producten (p. 24) of van Ehder (p. 25), dus waarom worden deze personen besproken? Anderszins zie je afbeeldingen die in de tekst weer niet worden toegelicht.
De thematische behandeling zorgde er ook voor dat de chronologie in de ontwikkeling van de porseleinen pijp genegeerd werd, soms zelfs geweld werd aangedaan. Zo worden in het hoofdstuk over de achttiende eeuw objecten uit de negentiende eeuw afgebeeld.[4] Tegelijkertijd wordt Geiser (afb. 3), een geliefde negentiende eeuwse porseleinschilder, in het hoofdstuk over de achttiende eeuw behandeld (p. 28).[5] Dat de chronologie bij de Amerikanen niet zo van belang is wordt ook bewezen door foto’s van magnifiek schilderwerk uit de bloeitijd naast afbeeldingen te plaatsen met lelijke transferprints van zestig jaar later. Zo staat als voorbeeld het minutieus geschilderde portret van koning Willem I en dat van Frederik de Grote naast een weinig charmante transferafbeelding van een Deense vorst (p. 69).
Bij de Carnival pipes, een zeer Amerikaanse aanduiding voor figurale pijpenkoppen, zien de auteurs geen doorlopende lijn van het achttiende eeuwse werk tot aan de bijna vulgaire late producten uit het begin van de twintigste eeuw (p. 90-96). Daarmee wordt de steeds weer oplevende aandacht voor de porseleinen pijp bij de consument van weleer ontkend. Het afzakken van het product over de generaties dat wel in de tekst genoemd komt niet in de afbeeldingen tot uiting. Dateren is vaker niet het sterke punt van de auteurs. Zo worden de prachtige empire pijpenkoppen met licht ingesnoerde ketels een halve eeuw later geschat (p. 100).
De richtlijnen van Schiffer dicteren dat het afsluitende hoofdstuk praktische informatie voor de verzamelaar en het verzamelen bevat. Hier passeren beroemde pijpenverzamelaars, maar bij de meeste van hen speelde de porseleinen pijpen niet of slechts zijdelings een rol. Ook het afdrukken van captions uit veilingcatalogi is niet zo zinvol, evenmin als het noemen van individuele verkoopprijzen, de uitschieters in de markt. Bovendien is het zeker niet zo, als we het eind lezen, dat dit boek gekocht wordt door lieden die overwegen porseleinen pijpen te verzamelen (p. 128). Het lezen van het boek stimuleert niet het verzamelen van pijpen, het is andersom: de verzamelaar gaat lezen over iets dat zijn of haar interesse heeft. Bovenstaande punten van kritiek maken de publicatie tot een echt verzamelaarsboek met leuke plaatjes en aangename praatjes. Dat is jammer want een boek bestemd voor verzamelaars kan heus meer diepgang bevatten om ook de meer ontwikkelde, ingewijde lezer te boeien. Door hoger in te steken en kwaliteitsinformatie te bieden schend je de kleine onervaren verzamelaar niet maar reik je hem of haar juist een uitdaging. Zo had dit fraaie boek dat het onderwerp nu te veel als betekenisloos verzamelobject voorstelt tevens een presentatie kunnen zijn van een interessant cultuurfenomeen.
© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2015.
Afbeeldingen
- Kaft van de nieuwe publicatie.
Bibliotheek Amsterdam Pipe Museum - Gelegenheidspijp voor Von Bulow. Sèvres, Manufacture Royale, 1815.
Amsterdam Pipe Museum APM 12.563 - Tabakspijp met insecten schildering. Brückberg, Johann Leonhard Geiser, 1820 – 1830.
Amsterdam Pipe Museum APM 18.687
Noten
[1] Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln, Kunstwerke in Porzellan, Laterna Magica, München, 1989, 216 pag.
[2] P. 36 laat productieaantallen zien, echter Hilgert is met 6,5 miljoen pijpen in 1873 onjuist, dit gaat om kleipijpen.
[3] Dat in dezelfde zin ook Goedewaagen genoemd wordt is bij toeval waar. Dit bedrijf produceerde éénmalig een pijp van Bone China porselein, maar het is primair een fabriek van kleipijpen.
[4] P. 27 links onder. Stummel uit het eerste kwart van de 19e eeuw hier op c. 1750 gedateerd. P. 29 rechts onder. Manchetkop uit de negentiende eeuw gedateerd op c. 1750.
[5] Deze pijp wordt bij het thema insecten op pagina 83 afgebeeld.