Gestileerde kop van een bever
juni 2014
In British Columbia, hoog aan de westkust van Canada leeft de Tlingit, een Eskimo stam met een eigen cultuur. Zij zijn als zoveel volkeren fanatieke rokers en niet verwonderlijk hebben zij hun pijpen eigen kenmerken meegegeven. Als grondstof is doorgaans hout gebruikt, cederhout is het meest voorkomend. Omdat deze houtsoort brandbaar is, wordt bij hun pijpen een binnenketel van metaal toegepast. Soms is deze ketel van messing of roodkoper, in andere gevallen is wel ijzer van bijvoorbeeld van geweerlopen herbruikt. Het houtwerk wordt met stameigen snijwerk versierd waarvan deze pijp een mooi voorbeeld is. Qua stijl lijkt de uitbeelding veel op de wat zuidelijker levende Haida, maar de techniek is onmiskenbaar Tlingit. Rond de pijpenkop is de gestileerde kop van een bever weergegeven, sommige details zijn met stukjes paarlemoer geaccentueerd. Enkele musea in Canada bezitten fantastische Tlingit pijpen uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Bij die voorwerpen is een sculptuur bedacht, waarin de pijpenkop een plaats heeft gekregen en waar een gat de mogelijkheid gaf een steel aan de pijp te bevestigen. Bij dit betrekkelijk late stuk is sterker uitgegaan van een standaard model pijp met een gestroomlijnde vorm die comfortabel is vast te houden. Om die reden laat deze pijp zich niet met die vroege stukken vergelijken. Toch is ook deze uiting een formidabel voorbeeld van de verschillende stijlen en decoraties die in de wereld van de tabakspijp kunnen voorkomen.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.930
Archief object van de maand