Bronzen pijp van de Batak
februari 2002
In de lokale taal worden deze bronzen pijpen raja of datu toba genoemd. Het gaat om tabakspijpen gemaakt door de Batak stammen die in het noorden van Sumatra leven, vooral rond het Tobameer. Generaties lang al maken zij hun tabakspijpen van brons en de vormgeving volgt een vast concept. Dit type, er zijn er twee, is het meest algemeen en heeft een slurfvormige ketel, een hielmarkering en een lange rechte steel. De pijp is gegoten volgens de zogenaamde verloren was methode en is op de ketel en steel van een ritmische geometrische decoratie voorzien. Omdat de lange steel niet in een keer gegoten kan worden, bestaat deze uit drie stukken die met een houten kern bijeen worden gehouden. Iets voorbij het zwaartepunt van de pijp is als markering een verdikte band met enkele knorren aangebracht, die de pijp een elegante balans geeft. Tenslotte bevindt zich aan de ketel een draagoog om de pijp mee te kunnen nemen. Zeldzaam bij dit exemplaar is dat de ketel van een dekseltje is voorzien, dat met een scharnier sluit. Op dit dekseltje zien we in reliëf een staande haan. Dat Batakpijpen een forse lengte kunnen hebben bewijst ook deze pijp met een steel van ruim tachtig centimeter. De pijpen fungeerden als een statusitem voor de Batak stamleider, de raja en de priester, de datu. Zij werden aan een ketting over de schouder meegedragen. Overigens zijn het gewone rookinstrumenten geweest, getuige de aanslag van roet en tabaksresten in de originele stukken, al waren deze pijpen uiteraard voorbehouden aan specifieke gebruikers.
Amsterdam Pipe Museum APM 16.424
Archief object van de maand