Vijftig jaar misleiding ontmaskerd

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2003

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Over de expositie van een nagemaakte Amerikaanse Indianenpijp die vijftig jaar als een oorspronkelijk object tentoongesteld stond.

Dit jaar verwierf het Pijpenkabinet een belangrijk deel van de pijpencollectie die jarenlang in het museum van Douwe Egberts in Utrecht te zien is geweest. Dit bedrijfsmuseum, nu helaas ontmanteld, besteedde aandacht aan de historie achter hun drie koloniale producten: koffie, thee en tabak. Onder de naam Douwe Egberts Pijpenkamer, Koffie- en Theekabinet zijn decennia lang groepen huisvrouwen door de museumruimtes geloodst, om onder het mom van cultuur en het genot van een kopje koffie de aandacht op de merknaam Douwe Egberts te vestigen. Zo gaat dat nu eenmaal met bedrijfsmusea.

In het tabaksgedeelte van het D.E.-museum werd het pijproken in al zijn facetten behandeld. Logisch voor een museale presentatie is dat die geschiedenis terugging tot de wortels bij de Amerikaanse Indianen. Zij zijn uiteindelijk de inspiratie voor het roken geweest en om die reden mag de Indianenpijp dus niet ontbreken. Helaas is er over de oorsprong van het roken bij de Amerikaanse Indianenstammen in de Oude Wereld weinig bekend en oorspronkelijke Indianenpijpen waren in de Nederland nauwelijks te vinden, zeker midden jaren 1960 toen het Douwe Egberts museum werd ingericht.

01-16.906  ceram-imitatie-indiaan-1
Afb. 1a. APM 16.906
01-116.906  ceram-imitatie-indiaan-3
Afb. 1b. APM 16.906
01-116.906  ceram-imitatie-indiaan-4
Afb. 1c. APM 16.906

Niet verwonderlijk dus dat conservator A. Witteveen uit Utrecht zich tot zijn collega Jan Schouten in Gouda wendde. Diens voorganger G.C. Helbers had al in de jaren dertig een presentatie van de tabakspijp gemaakt toen De Moriaan in Gouda als pijpenmuseum werd ingericht. Schouten kon Witteveen gemakkelijk helpen. Het Goudse museum had toevallig nog een exemplaar van zo’n primitief Amerikaans Indianenpijpje liggen en dat verhuisde van een depotkast in Gouda naar een vitrine in Utrecht. Onduidelijk bij die actie was de intentie van Schouten. Was hij zich bewust van de geschiedenis achter die schenking of ging het louter om hulpvaardigheid?

Duidelijk is in ieder geval wel dat Helbers een generatie eerder op hetzelfde probleem was gestuit als Witteveen rond 1965. Ook Helbers ontbrak het aan een voorbeeld uit de prehistorie van het roken. Mogelijkerwijs heeft iemand uit zijn omgeving hiervan geweten en is te hulp geschoten of wellicht heeft Helbers zelf de lacune ingevuld. Hoe het ook zij, iemand heeft simpelweg een pijp verzonnen en in roodbakkende klei uitgevoerd. Overigens was het voor musea in die tijd niet ongebruikelijk om facsimile’s, replica’s of zelfs objecten in de trant van tentoon te stellen. De meeste museumbezoekers waren toch niet zo kritisch dat zij daarover zouden vallen. Om onduidelijke redenen zijn twee exemplaren van een zogenaamde Indianenpijp aan museumdirecteur Helbers aangeboden. Eén ging direct in de vitrine, de ander moest wachten tot hij in 1965 bij Douwe Egberts dienst kon doen.

01-116.906  ceram-imitatie-indiaan-5
Afb. 1d. APM 16.906
01-116.906  ceram-imitatie-indiaan-6
Afb. 1c. APM 16.906
01-116.906  ceram-imitatie-indiaan-7
Afb. 1f. APM 16.906

De tabakspijp zelf is uit middelfijne roodbakkende klei geboetseerd en heeft een primitief uiterlijk, want zo moet het bij de Indianen geweest zijn (afb. 1). De steel werd kort gehouden en om onduidelijke redenen ook nog enigszins vierkantig van diameter gemaakt. Omdat de pijp uit de hand werd gevormd, resulteerde dat in een licht hobbelige steel. De ketel van het voorwerp was minstens zo primitief als de steel en heeft een laag wijd model met een eveneens wat onregelmatig oppervlak. Om het product aantrekkelijk te maken kon een decoratie niet uitblijven. Aan de voorzijde van de pijpenkop werd daarom een primitief gezichtje aangebracht met eenvoudige ingedrukte ogen, een grof geboetseerde neus die toevallig wat groot uitviel en een ingedrukt streepje als mond. Deze handvorm pijp werd vervolgens in een pottenbakkersoven gebakken en kreeg een heldere oranjerode kleur.

Hoezeer de pijp niet geschikt is om te roken bewijst de technische uitvoering ervan. Bij iedere tabakspijp is een ruime steelboring en een goede aansluiting met de ketel van primair belang. Wanneer de rook niet gemakkelijk door de pijp trekt, blijft het product van ieder comfort en dus rookgenot verstoken. Bij deze pijp is vooral de aansluiting van het rookkanaal naar de ketel uiterst onzorgvuldig, veel te klein en vooral te ruw. Waarschijnlijk zal de rookdoorvoer al bij de eerste keer roken door tabakskruim verstopt raken en dat maakt de pijp onbruikbaar.

Om authentiek te lijken heeft men deze gemene kopie vervolgens nog van een patina voorzien. Als eerst werd de pijp een keer tegen een brandende lucifer gehouden en de ketelopening werd daardoor aangeschroeid zwartig. Weliswaar verkleurde de ketelopening enigszins roetachtig, maar de binnenkant van de pijpenkop was nog altijd maagdelijk rood. Daarom werd deze met wat zwarte aarde ingewreven, alsof de pijp gerookt was of op z’n minst van archeologische herkomst was. De prachtige en subtiele patina die we later van heuse Amerikaanse pijpen leerden kennen, heeft met deze primitieve wijze van oud maken weinig van doen.

02-douwe-egberts-stamkaart-JPG
Afb. 2. APM documentatie

Interessant is te achterhalen waar het idee voor deze vormgeving vandaan kwam. Bepaalde inheems-Amerikaanse kenmerken zijn wel aanwezig, zoals de lichte elleboogvorm die bij pijpen van de Iroquois voorkomt. In die streek is overigens ook het gezicht een geliefd decoratiemotief, alleen dan aankijkend afgebeeld en vooral beter gemodelleerd. De vierkantige steel doet denken aan de Cherokee pijpen, echter daarvoor is zij onvoldoende perfect, terwijl een enkele hobbel in de steel overeenkomst vertoont met pijpen uit de vallei van Mexico. Kort gezegd er bestaan wel enige relaties maar geen bestaande pijp uit de Amerikaanse rookgeschiedenis vertoont werkelijke overeenkomst met dit armoedige product.

Conservator Helbers moet dat ook hebben geweten. In de museumbibliotheek bevond zich niet alleen sinds jaar en dag het proefschrift van Rembertus Westerhoff uit 1860, waarin achterin twee uitvouwplaten met een keur aan Amerikaanse pijpen die zonder uitzondering zorgvuldig gemodelleerd zijn in prachtige afgewogen vormen.[1] Verder was ook het indrukwekkende boek van McGuire uit 1890 in de bibliotheek van het museum te vinden en daarin staan vrijwel alle vormen Amerikaanse pijpen afgebeeld.[2] Het gaat vanzelfsprekend om zwart-wit afbeeldingen als tekening, maar voldoende om enig houvast te bieden. Klaarblijkelijk is de inbrenger van deze pijpen alle gezag toegekend en heeft de conservator het niet nodig gevonden de literatuur er op na te slaan.

Het blijft dus een mysterie dat uitgerekend dit product centraal in de vitrine werd opgehangen, compleet met een tekstbordje en datering van vòòr 1590. Even komt de gedachte op of het D.A. Goedewaagen was, een van de adviseurs van het museum, die voor het maken èn bakken zorgde en de pijp bij wijze van grap inbracht. Misschien moeten we de betekenis ook niet zo ver zoeken en zijn de twee pijpjes onder leiding van een schooljuf door kinderen geboetseerd na een inspirerend bezoek aan het Goudse Pijpen- en Aardewerkmuseum. Hoe dan ook, het zal altijd een vraag blijven waar het product vandaan kwam. Zeker moet iemand in zijn vuistje hebben gelachen omdat hij of zij wist dat het geen serieus voorwerp was.

Toch is dat wat als educatief voorbeeld is opgehangen snel een eigen leven gaan leiden. Dat wordt bewezen door een artikel in Het Vrije Volk, waar in 1952 de Goudse versie wordt besproken compleet met de veronderstelde datering van vòòr 1590.[3] Tien jaar later oogst de pijp nogmaals publicitaire belangstelling en wordt afgebeeld met als onderschrift Pijp uit Virginia ± 1590.[4] Voor echt geïnteresseerde bezoekers die de beide musea bezochten werd het opnieuw zien van een soortgelijk voorwerp een bron van herkenning en zette zo een helder beeld neer hoe de echte voorhistorische Amerikaanse pijpen er uit hebben gezien.

03-2003-vijftig-jaar-misleiding-moriaan-vitrine
Afb. 3a. APM documentatie
03-2003-vijftig-jaar-misleiding-moriaan-vitrine-det
Afb. 3b. APM documentatie

Hoe het ook gekomen is, bij beide musea hing dus een nagemaakte pijp te kijk, bewust of onbewust geëxposeerd om iets present te stellen dat nooit bestaan had (afb. 3). En dat duurde niet even. In De Moriaan werd de pijp pas in 1988 verwijderd, toen een totaal nieuwe presentatie tot stand kwam. Bij Douwe Egberts duurde het nog ruim tien jaar langer eer de expositie werd ontmanteld namelijk toen het museum voor het publiek werd gesloten.

Nu, bij de verkoop van de Douwe Egberts collectie komt dat voorwerp weer te voorschijn. Geen sterveling die nu nog denkt dat het om een oorspronkelijk Amerikaans product gaat, maar als dit stukje niet was geschreven, was er ook niemand bewust van de non-professionaliteit van Nederlandse musea in het verleden, die goedbedoeld hun bezoekers informeerden maar hen in feite om de tuin leidden. Samen met talloze andere interessante pijpen is dit voorwerp nu in Amsterdams museaal bezit terecht gekomen. Het Pijpenkabinet bezit talloze originele pijpen uit diverse streken van Mexico en Zuid-Amerika zodat deze imitatie niet meer getoond zal worden in relatie tot de vroege geschiedenis van de tabak. Het is opnieuw een depotstuk geworden om nog slechts te dienen als voorbeeld voor de beperkte kennis die over dit onderwerp nog maar een generatie geleden in Nederland bestond.

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2003.

Afbeeldingen

  1. Handgevormde semi-tabakspijp, de ketel in de vorm van een primitief geboetseerd gezicht. Roodbakkende klei. Nederland, 1938-1945.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.906
  2. Systeemkaart van het Douwe Egberts museum waarop de conservator de beschrijving van het zogenaamde Indiaanse stenen pijpje uit Centraal Amerika noteerde.
    Amsterdam, documentatie Pijpenkabinet.
  1. De presentatie in De Moriaan met centraal in de vitrine gewijd aan de vroege Goudse kleipijpen de kopie van een Indianenpijp.
    Amsterdam, documentatie Pijpenkabinet.


    Noten

[1]      Dr. R. Westerhoff, Oudheidkundige verhandeling en aanteekeningen betrekkelijk de kleine rookpijpjes, waaruit, naar 't volk hier en daar gelooft, de reuzen, alven, feeën en aardmannetjes oudtijds gerookt zouden hebben, Groningen, 1860.

[2]      Joseph D. McGuire, Pipes and Smoking Customs of the American Aborigines, Based on Material in the U.S. National Museum, Ellicot City, Maryland, 1898.

[3]      Het Vrije Volk, 03-11-1952. Als datering vermeldt de foto vóór 1590.

[4]      ‘De Goudse pijpmakers hebben geen opvolgers’, NRC, 29-04-1961.