Porseleinen figuurpijpen, niet altijd een originele inspiratie
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2017
Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)
Beschrijving:
Bespreking van ruim twintig figurale porseleinen pijpen uit de negentiende eeuw illustratief voor de wisselwerking tussen ontwerpen in porselein en in klei.
De wisselwerking tussen porseleinfabrikanten en makers van kleipijpen is nooit onderwerp voor een artikel geweest. Dat heeft te maken met de specifieke aard van deze twee materiaalgroepen. Kleipijpen zijn vanaf het begin tot in de negentiende eeuw eenvoudig en primair utilitair. Hun vormgeving is volledig op het gebruik gericht en kwalitatief bestaan zij van eenvoudig en grof tot verfijnd. Alleen het model is inspiratie voor pijpen van andere materialen geweest, de versiering niet. Tabakspijpen van porselein zijn van een geheel andere orde. Zij ontstaan pas in de achttiende eeuw met de opkomst van de Europese porseleinproductie en waren aanvankelijk een zeldzaam en zeer luxe artikel. Zij werden gemaakt in een kleine oplage bestemd voor de deftigste klanten. Aanvankelijk gaat het niet zozeer om de gebruiksfunctie als wel om de vormgeving en beschildering. Bij achttiende eeuwse porseleinen pijpen voeren de gefigureerde stukken de boventoon: hoofden van personen met daarnaast ook enkele dieruitbeeldingen. Door de aard van de twee materiaalsoorten bestond er tot ongeveer 1800 nauwelijks een wisselwerking tussen de kleipijpen voor de doorsnee roker en het luxe goed van porselein bedoeld voor de verwende klant.
Na de Franse revolutie en de Napoleontische onrust eeuw verandert die situatie, de negentiende eeuw zal grote wijzigingen brengen. Beide bedrijfstakken verbreden hun werkplaatsen en vergroten hun productie. Daarbij zoeken zij naar nieuwe ontwerpen om de omzet een stimulans te geven. Bij de fabrikant van kleipijpen ontstaat interesse in pijpenkoppen met figurale uitbeeldingen, ook hier voornamelijk menselijke figuren. Die beweging start rond 1820 en zal meer dan een eeuw een aanzienlijk belang hebben. Gelijktijdig verbreden ook de porseleinfabrieken hun marktaanbod en besteden meer aandacht aan de tabakspijp die vooral voor gebruik bedoeld is. Zij ontwikkelen een nieuw type, de zogenaamde stummel, een ovaalvormige pijpenkop rechtstreeks afgeleid van de Goudse kleipijp, maar dan met een korte steel. Hierop wordt als decoratie een verfijnde schildering aangebracht waarbij het porseleinschilderen een hoge vlucht neemt.[1] In de marge continueert de figurale lijn al blijft deze bescheiden. Het oorspronkelijke luxe element wordt eenvoudiger en sterk op seriële productie gericht. Dat er tussen beide branches nu wel verbanden ontstaan is logisch. De productverbreding in beide bedrijfstakken creëerde een duidelijke overlap. Dit artikel interpreteert die bewegingen aan de hand van een reeks opmerkelijke en veelal zeldzame pijpen van porselein die de wisselwerkingen tussen beide disciplines aangeven.
Napoleon zet de trend
Tot aan het begin van de negentiende eeuw signaleren we nog geen overeenkomsten tussen pijpen gemaakt van porselein en van gewone pijpaarde. De twee bedrijfstakken staan qua werkwijze, product en klantenbestand mijlenver uit elkaar. Het gaat om massagoed voor dagelijks gebruik versus prestigieuze kwaliteitsproducten om te pronken. Het eerste voorbeeld van zo’n luxe product uit de porseleinindustrie dat invloed krijgt bij de fabrieken van kleipijpen is een prachtige portretpijp met het borstbeeld van keizer Napoleon I. Overigens een pijp die in de collectie van het Amsterdam Pipe Museum nog ontbreekt. De voorstelling toont de vorst met zijn kenmerkende dwars geplaatste tweekante steek op het hoofd. Om dit portret compleet te maken wordt ook zijn buste getoond, met het groene uniform van de Jagers van de Keizerlijke Garde, compleet met epauletten en militaire onderscheidingen. Die elementen dragen bij tot de waardigheid van de keizer. Tevens laat dat borstbeeld Empire kenmerken zien die dit object modern en modieus maken, een werkwijze kenmerkend voor een toonaangevende porseleinfabrikant. Een pijp met een borstbeeld zo expliciet was in porselein nog niet eerder toegepast. Het betreffende portret wordt door de vormgever Johann Daniël Schöne bij de Königlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur in Meissen gemodelleerd.[2] Dat moet rond het jaar 1810 geweest zijn. De populariteit van Napoleon is dan op zijn hoogtepunt en de pijp vindt aftrek in de hoogste kringen van de maatschappij.
Meissen was weliswaar de inventor van deze schepping maar bleef niet de enige fabrikant. Bij talloze porseleinfabrieken vond deze figuurpijp navolging, in Duitsland maar mogelijk ook in Frankrijk. Veel van dergelijke imitaties zijn minder aantrekkelijk als het originele Meissen product. De modellering is niet zo verfijnd en vooral het schilderwerk mist zijn raffinement (afb. 1). Wèl van hoogwaardige kwaliteit is een pijpenkop in blanc de Chine uitvoering met sterk vergelijkbare modellering. Deze pijp stamt uit de porseleinfabriek in Fürstenberg (afb. 2). Interessant is te zien hoe de modelleur in een andere fabriek de details naar eigen smaak aanpaste en zo tot een sterk vergelijkbare, maar toch andere schepping kwam. Meest opvallend is het schelpmotief op de onderzijde van de ketel, daarnaast zien we dat talloze details net iets anders zijn. Zo is het borstbeeld iets explicieter, de onderscheiding meer prominent terwijl ook een manchetrand voor de steelmontage is toegevoegd.
Gedurende de hele eerste helft van de negentiende eeuw blijven portretpijpen van Napoleon in de verkoop.[3] Was de doelgroep aanvankelijk de politiek geëngageerde kring rond Napoleon, na de verbanning zal deze snel afzakken. Tijdens het Tweede Keizerrijk onder Napoleon III leeft de belangstelling voor Napoleon I op als nooit tevoren. Nagemaakte portretten uit dat tijdvak zijn duidelijk minder verfijnd (afb. 3). De subtiliteit verdwijnt niet alleen in de porseleinmassa, maar ook in de modellering en de detaillering. De beschildering verliest aan realiteit en krijgt kenmerken van haast in schreeuwerige kleuren. Dergelijke goedkopere exemplaren vinden aftrek bij de roker die Napoleon aanbidt en hem als voorbeeld voor een sterke persoonlijkheid en krachtige staatsman met grote militaire verdiensten ziet. Het is het product van de kleinere porseleinfabrikanten die met hun eigen schepping een nieuw marktsegment weten aan te boren. De fabriek in Meissen heeft zich inmiddels op andere ontwerpen gericht en geeft daarin opnieuw de toon aan. Overeenkomstig de rokerskring zien we de kwaliteit van de Napoleonkoppen dus teruglopen.
Zo'n twintig jaar na datum, doch zeker vóór 1830, lanceren de eerste fabrikanten van kleipijpen een vergelijkbaar portret van de keizer. Tot inspiratie moeten porseleinvoorbeelden gediend hebben, zij het dat de fabrikant van kleipijpen dit ontwerp aanpast. Het porseleinen keizersborstbeeld is aanvankelijk majestueus en vooral het borstbeeld zelf is gedetailleerd uitgewerkt. De exemplaren uit geperste klei daarentegen zijn sterker geschematiseerd. Zij stellen weliswaar de keizer present, maar zonder diens keizerlijke waardigheid. Daarom is zijn uniform vereenvoudigd met simpele epauletten en een enkele ster als onderscheiding. Dit portret van pijpaarde vond navolging bij meerdere fabrieken. Uiteraard waren de kleikoppen voor een andere doelgroep bestemd: zij vonden in de lagere middenklasse aftrek terwijl het porselein in die tijd vooral door de bourgeoisie gerookt werd. Als kleipijp worden de Napoleonportretten wèl courant. Zo zien we hetzelfde ontwerp in drie standaardformaten aangeduid met grand, moyen en petit. De exemplaren uit de fabrieken van Gambier en Fiolet respectievelijk uit Givet en Saint-Omer zijn nagenoeg identiek aan elkaar.[4] Kleinere bedrijven wijken daar qua modellering iets van af al volgen zij hetzelfde concept.[5]
Vond de exclusieve porseleinen portretkop van Napoleon I gemaakt in Meissen geen rechtstreekse navolging bij de makers van kleipijpen, zo'n twintig jaar later zien we dus dat de fabrikanten van kleipijpen dit ontwerp wel adopteren. Met als voorbeeld de goedkopere vlot geschilderde porseleinen portretkoppen vereenvoudigen zij het ontwerp om aansluiting bij hun klanten te vinden. Zeker is dat de verkoop van de tegenhanger van pijpaarde bij veel grotere aantallen gebeurde en algemener bekend werd.
Andere portretpijpen ontworpen in porseleinfabrieken
Zoals opgemerkt neemt bij de fabrieken van kleipijpen het ontwerpen van de figuurpijp vanaf 1820 een geweldige vlucht. De grotere fabrieken trokken modelleurs aan die aan de lopende band originele ontwerpen bedachten en uitvoerden. Zo wordt de figuratie bij de kleipijp in de negentiende eeuw toonaangevend en onder rokers een groot succes. Dan gebeurt iets onverwachts. Het zijn niet de makers van kleipijpen die zich op het porselein inspireren, maar het zijn de porseleinfabrieken die inspiratie zoeken bij de figurale kleipijp.
Een eerste voorbeeld waarbij de Franse porseleinen pijp ontleend is aan de inmiddels succesvolle figurale kleipijp is een majestueus portret van een getulbande Turk met snor (afb. 4). Aangezien van dit ontwerp geen voorbeelden in klei bekend zijn, rijst het vermoeden dat deze kop in de porseleinfabriek ontworpen is. Echter qua details in de voorstelling, maar ook in de uitwerking van het borstbeeld met zijn korte oplopende steel en manchet volgt deze pijp het concept van de figurale kleipijp met de karakteristieken van Fiolet als uitgangspunt. Dit vroegste exemplaar is buitengewoon verfijnd gemaakt en is sterk verwant aan de producten uit de porseleinfabriek van Jacob Petit uit Fontainebleau. Dat geldt niet alleen voor de verfijnde porseleinmassa, de passende modellering als ook voor het heldere kleurgebruik. Het feit dat het kleurenpalet fris en helder is zorgt voor een sprankelende uitstraling. De glanzende glazuurhuid versterkt dit prachtige resultaat.
De getulbande Turk is buitengewoon populair geweest, want er zijn verschillende versies bewaard gebleven die wijzen op productie bij andere fabrieken. Daarvan getuigt een exemplaar met gelijke vormgeving maar duidelijk minder verfijnd (afb. 5). We zien dat de modellering iets minder krachtig is, maar het glazuur is vooral doffer en getuigt van onzeker schilderwerk. Het betreft onmiskenbaar een navolging uit een fabriek waar de verfijning nog niet was doorgedrongen. Het bestaan van deze varianten bewijst tevens dat de porseleinfabrikant zijn product vaak eerder aan dat van de concurrerende porseleinfabriek ontleende, zoals we ook al bij het portret van Napoleon I zagen. Je zou kunnen stellen dat het namaken van een porseleinen pijp van een andere porseleinfabriek een kleinere stap is, dan je ontwerp op een pijp uit een andere materiaalgroep te baseren. Uiteraard zegt dat vooral iets over het onvermogen van de fabrikant om over zijn eigen horizon heen te kijken.
Een tweede voorbeeld van een porseleinontwerp met de wortels in de kleipijp is het portret van een rechter met een tanig gezicht onder een driekante steek (afb. 6). Het is een tabakspijp met een stoere modellering die in die vorm bij porselein nauwelijks voorkomt. Toch is met voldoende detaillering een karaktervolle kop neergezet. Ook bij deze pijpenkop zijn zowel de voorstelling als de verhoudingen volledig aan de kleipijp ontleend al ontbreekt opnieuw een voorbeeld in klei. De beschildering is ook hier op zijn porseleins gedaan, ofwel over het volledige oppervlak dat nergens onbeschilderd is gelaten. Ook hier heeft de maker er voor gekozen om het wit van de porseleinmassa met verf te bedekken en dus te verdoezelen. Het petit feu van de bijna monochrome kleuren zorgt voor een mat eindresultaat in gedempte tinten. Juist deze uitstraling in een kleureenheid is sterk verwant aan een doorgerookte kleipijp en ook dat duidt op inspiratie uit de andere materiaalgroep. Helaas is ook hier niet bekend waar het product tot stand is gekomen.
Een derde pijpenkop die inspiratie op de kleipijp uitdraagt maar uitgevoerd is in porselein toont een karikaturaal uitgebeelde vrouw met bril (afb. 7). Hier gaat het niet om een grote pijp, maar juist een verfijnd artikel. De pijpenkop stelt een zogenaamde tricoteuse voor, een emotieloze vrouw die al breiend de slachtoffers van de Franse revolutie ziet onthoofden. De compacte vormgeving van deze portretkop is kenmerkend voor kleipijpen en is in porselein nooit eerder zo uitgevoerd. Toch is ook hier geen tegenhanger in klei bekend. Dit betekent dat de originele kleipijp zo schaars is dat deze nog niet bekend is, ofwel dat het ontwerp toch bij een porseleinfabrikant tot stand kwam maar uitging van de stijlkenmerken van de kleipijp. Ook in technisch opzicht is deze pijpenkop goed ontwikkeld. Zo is het ketelinterieur afzonderlijk gevormd waardoor de roker geen last had van achterhoekse plekken bij het stoppen van de pijp, terwijl de holle tussenruimte het gewicht van de pijp ten goede kwam en bovendien enige koeling van de rook bood. De afwerking bestaat uit een minutieuze meerkleurige beschildering van moffelkleuren op de glanzende transparante glazuurhuid. Vooral de kleuring geeft de pijp een sprekend voorkomen. Vervolgens is de manchet met bladgoud aangezet, maar niet met een zilveren montage zoals bij de meeste porseleinen pijpen. Helaas is het opnieuw niet mogelijk dit product aan een porseleinfabriek toe te schrijven. Sterker nog, het is zelfs niet zeker of we de vervaardiging in Frankrijk of misschien toch in Duitsland moeten zoeken. Er waren in die periode talloze porseleinfabrieken actief waar dergelijke producten in principe gemaakt zouden kunnen zijn. De zorgvuldige beschildering duidt in ieder geval op een datering in de eerste helft van de negentiende eeuw.
Kleipijpen in porselein gekopieerd
Bij de tot nu toe besproken portretpijpen van porselein zien we dus dat de vormgeving vanaf 1820 op de figurale kleipijp gebaseerd is, al is er geen bewijs van louter kopiëren. De fabrikant inspireerde zich op de kleipijp maar kwam tot een eigen schepping. Anders is dat bij twee pijpen waarvan wel een origineel in klei aan te wijzen is en die dus regelrecht kopiëren bewijzen. Het gaat om een grote portretpijp die het borstbeeld van de nog jeugdige Abd-El Kader voorstelt (afb. 8), een Arabier van Algerijnse afkomst die zich met geweld verzette tegen de Franse kolonisatie van zijn land. De oorspronkelijke versie in pijpaarde werd door Louis Fiolet uit Saint-Omer bedacht. Met een hoogte van ruim twaalf centimeter is het qua formaat een kop die tussen een rookpijp en een presentatiepijp hangt. De enige bekende versie van klei heeft een vlakke onderzijde zodat de pijpenkop stabiel kan staan.[6] Bij Fiolet gebeurde het wel vaker dat grote pijpen zowel met een standvlak aan de onderzijde als met een ronde bodem werden gemaakt, de ene voor in de etalage, de andere voor de echte pijproker.
De dimensies van het voorbeeld van klei en de navolging in porselein zijn nagenoeg gelijk. Toch gaat het niet om een afgietsel maar om een volledig nieuwe modellering zij het nagenoeg identiek aan het voorbeeld van pijpaarde. Bij deze pijp heeft de porseleinmaker voor een uitvoering in blanc de Chine gekozen. Hier is dus sprake van een glanzend geglazuurd product zonder polychromie waardoor deze pijp, mede vanwege de geringe detaillering, een totaal andere uitstraling heeft verkregen dan zijn tegenhanger van porselein of het voorbeeld van pijpaarde. Omdat de tijd van ontstaan wat later ligt dan het origineel van Fiolet, werd de voorgestelde geactualiseerd en kreeg een snorretje en modieus sikje. Opvallend is verder de wonderlijk ondiepe ketel, die ongeglazuurd is gelaten. Dit laatste wijst op het gebruik als rookpijp, want door het wat ruwe oppervlak zet zich gemakkelijker een koolstoflaagje af dat voor het beter branden van de tabak en een diepere smaak van de rook zorgt. Vanwege de kleine ketel blijft veel tussenruimte in de pijp over die koeling van de circulerende rook bevordert.
Het is opmerkelijk dat een tweede versie van dezelfde Noord-Afrikaanse vrijheidsstrijder bekend is, nu als unicum gemaakt (afb. 9). Voorbeeld voor deze pijpenkop was dezelfde portretbuste, zoals opgemerkt vooral gekenmerkt door het smalle conische borstbeeld. Ook deze schepping is weer een persoonlijke interpretatie, nu met een naïeve uitstraling. Er rijst zelfs twijfel of de maker een porseleinfabrikant was of een dilettant die voor de aardigheid een pijpenkop boetseerde. Dat zou de verklaring voor de primitieve vormgeving en de volkskunstige beschildering zijn. Interessant is in ieder geval de signatuur op de vlakke onderzijde van de pijp. Daar lezen we in rode schoonschrift letters "FAIT PAR DENIS CLERGET 1866 A SEZANNOI". Het jaartal 1866 in de signatuur sluit aan bij de nadagen van populariteit van Abd-El Kader, de opgedikte snor en sik benaderen de latere datering eveneens. Dankzij de signatuur aan de onderzijde kennen we de naam van de maker en weten we dat deze pijpenkop uit een van de vooralsnog naamloze porseleinfabrieken in Sézanne in het district Marne kwam. Ondanks het grote formaat is ook hier sprake van een gewone rookpijp, daarvan getuigen de sporen van geregeld roken aan de binnenzijde van de ketel.
Beide grootformaat pijpen laten zien dat klei de inspiratie was voor porseleinmakers, maar dat navolging gebeurde in kleine fabrieken of soms zelfs in een bescheiden ambachtswerkplaats. Het gaat niet om artistieke producten maar om conceptuele navolgingen. De blanc de Chine versie is het meest geslaagd omdat de glans de imperfecties van de vorm verdoezelen. Bij het beschilderde biscuit exemplaar proef je de strijd van de maker zowel met de vormgeving als met de beschildering. Zelfs de lettering op de ketelbasis verraadt dilettantisme. Vanwege de magere kwaliteit van beide prestaties belandden deze pijpen bij de minder gefortuneerde rokers. Wie echt geld kon besteden en ook smaak had zou in die periode voor artistieker rookgerei gekozen hebben.
Drie blanc de Chine creaties nader bekeken
Naast te duiden navolgingen bestaan er pijpontwerpen waarvan het origine onduidelijk is. Zij zijn geïnspireerd op onbekende contemporaine producten waarin de invloed van de kleipijp een rol speelt, maar ook invloeden uit andere materialen voorkomen. Drie voorbeelden daarvan komen in deze paragraaf ter sprake. De eerste is een aantrekkelijk vormgegeven portretpijp van een man met lange baard en onopvallende tulband op het hoofd (afb. 10). Deze bebaarde kop lijkt verwant aan de bekende baardman onder de kleipijpen, de Jacobpijp, maar dat is niet het geval. De Jacobpijp is altijd stoer en strak van vormgeving en draagt zonder uitzondering een tekstopschrift op de tulband. Hier is van zachtere vormgevingslijnen sprake in een atypische modellering. Zo is de baard van de voorgestelde asymmetrisch weergegeven, iets dat we hoogst zelden bij kleipijpen zien. Vermoedelijk is de inspiratie voor deze kop ook niet van de kleipijp afkomstig maar van een gesneden meerschuim portretpijp die altijd vrijer van vormgeving is of van een pijp uit hout. Daarop wijst ook een ander kenmerk, namelijk de wijze waarop de steel gemonteerd wordt. Dit gebeurt niet met de gebruikelijke manchet of separate metalen steelhouder maar op een niet eerder vertoonde wijze. Dat deze altijd smetteloos blijvende rookpijp een prachtige verdienste is, mag duidelijk zijn, al is het tegelijkertijd ook een Sonderstück.
Meer in de lijn van de traditionele porseleinen gezichtpijpen uit de achttiende eeuw is de blanc de Chine portretkop van een vrouw met wingerdrank rond het hoofd (afb. 11). Deze schepping lijkt eerder Frans dan Duits en wordt wel aan de beroemde Manufacture Royale van Sèvres toegeschreven. Toch vertoont deze pijpenkop een nauwe relatie met de kleipijp. Daarvan getuigt de eenvoudige steelmanchet maar ook de simpele maakbaarheid in een drukvorm die uit twee delen bestaan heeft. Het concept is dus sterk aan de kleipijp gerelateerd, maar de details zijn meer specifiek voor de porseleinfabrikant. Wat bijvoorbeeld te denken van de gevlochten rand langs de ketelopening, die komt bij geen enkele kleipijp voor.
Het derde voorbeeld lijkt nog sterker aan de kleipijp verwant (afb. 12). Het gaat om het hoofd van een man met haakneus en kroezig haar die een hoge hoed draagt. Links tussen de hoedband is een rechthoekig vel papier gestoken waarop een onleesbare tekst. Hoewel dit portret dicht bij de figuurpijpen van klei ligt, zijn er ook andere invloeden zichtbaar. Daarvan getuigt de lof onder de ketel en de manchet die niet rond is maar zeshoekig. De lofvorm is bekend van keramische pijpen uit Thüringen, terwijl de meerkante manchet op andere Midden-Europese pijpen van keramiek wijst. Ook van deze porseleinen pijp is geen tegenhanger in een ander materiaal bekend, althans tot op heden. De maker haalde zijn inspiratie uit het heersende tijdsbeeld waarin de kleipijp een dominante factor was.
Gemeengoed voor beide branches
Naast opmerkelijke pijpen als die met grootformaat of de in wit uitgevoerde gezichten vinden we ook verschillende kleipijpen die in porselein zijn uitgewerkt, daarbij gaat het om ongewijzigde afgietsels. Uit een kleinere porseleinfabriek stamt de kopie van de portretpijp van de dichter Anacreon (afb. 13). Bij deze pijpenkop is sprake van het regelrecht afgieten van een kleipijp in porselein. In dit geval werd een pijpenkop van de firma E. Duméril, H. Leurs & Cie uit Saint-Omer gereproduceerd. Dat wordt onder meer bewezen door de kenmerkende manchet van de Franse fabriek uit die periode, afgesloten met een concentrische band die niet afgerond is zoals bij de andere fabrieken gebruikelijk is. Grotere krimp van de porseleinmassa resulteerde in een kleiner formaat, nuchter beschouwd bijna te klein. Om die reden is de ketel voorzien van een cilindrische verhoging van een paar millimeter. Bij deze tabakspijp werd de uitvoering niet in glanzende porseleinglazuur afgewerkt, maar in een matte petit feu variant. Resultaat is een levensechte portretkop, aan de basis en in de bladerkrans om het hoofd nog aangezet met bladgoud. Die kleurige en minutieus uitgevoerde afwerking resulteerde echter wel in een zoet poppenkopje in plaats van een stoere karakterfiguur. Ook van deze pijpenkop is de herkomst onduidelijk. Deze kan zowel in Duitsland liggen, waarvoor de verhoogde ketelopening pleit, als in Frankrijk wanneer we de pijp in stijl en mode vergelijken met ander porselein. De datering ligt in de jaren vijftig of zestig van de negentiende eeuw en overlapt daarmee de productietijd van de oorspronkelijke Anacreonpijp bij Duméril.
Dezelfde portretkop van Anacreon kwam nog een tweede keer in productie, maar dan niet het kleine formaat maar de grote versie, overigens van dezelfde fabriek Duméril (afb. 14).[7] Bij dit exemplaar is gekozen voor een uitvoering zonder beschildering en opnieuw niet glanzend geglazuurd, maar in biscuit uitgevoerd. We spreken bij deze afwerking van parian ware, een matte biscuitporselein die er als marmer uitziet en daarmee het sculpturale effect van de pijpenkop versterkt. Ook bij deze pijp zien we weer de manchet uit Saint-Omer, afgesloten met een cilindrische bandje die bewijst dat ook hier de pijp van Duméril werd afgegoten. De krimp tussen de oorspronkelijke kleipijp en de porseleinen tegenhanger is opnieuw aanzienlijk. Niet verwonderlijk, tussen ontwerp en afgietsel zit altijd een verschil dat bij porselein groter is dan bij pijpaarde. Het is de hogere baktemperatuur die een sterkere versmelting en dus meer krimp geeft. De populariteit van deze pijpenkop ligt iets later dan bij de vorige, zo tussen 1855 en 1875.
Beide koppen kunnen in grote serie gemaakt zijn want het portret van Anacreon was in het derde kwart van de negentiende eeuw buitengewoon populair. Bovendien zijn beide pijpenkoppen handzaam en dus geschikt voor de gemiddelde roker. Overigens is deze tabakspijp ook in klei bij meerdere fabrieken gemaakt. De grotere versie was bijvoorbeeld bij Antoine Trees in de Maasstreek in productie, al heeft deze versie wel de gebruikelijke ronde manchet en is dus niet als reproductievoorbeeld gebruikt. In de Belgische Maasstreek werd ook de kleine versie van Anacreon nagemaakt en wel door Henry Cuvellier. De persvorm voor deze pijp kwam in 1880 naar Gouda.[8] Bijzonder is dat ook de porseleinen tegenhangers niet alleen in twee verschillende formaten gemaakt zijn maar vooral wijd uit elkaar liggen qua uitvoering. Wat dat betreft bieden de verschillende porseleintechnieken meer mogelijkheden dan pijpaarde.
Werken in de stijl van
Naast regelrecht afgieten behoort het navolgen van de stijl van de kleipijp tot de mogelijkheden voor de porseleinfabrikant. Vroege voorbeelden kwamen daarvan al ter sprake, maar het fenomeen navolging zet zich ook in de latere tijd voort. De pijpenkop met het borstbeeld van een zeeman (afb. 15) is afgekeken van een kleipijp en toont een stereotype zeeman met eenvoudige matrozenmuts met platte rand, een model bekend als le marin. Verantwoordelijk voor het origineel is de firma Gambier uit Givet die deze schepping al voor het jaar 1850 onder modelnummer 560 leverde. Deze porseleinen pijpenkop heeft echter een beduidend groter formaat, waarvan geen tegenhanger in klei bekend is. Twee mogelijkheden staan open. We kennen de originele kleiversie nog niet of de porseleinfabrikant heeft de pijpenkop van Gambier als voorbeeld genomen en deze op groter formaat nagemodelleerd. Dat opnieuw vormgeven leverde ook enkele detailverschillen op, vooral in de sjaal rond de nek, de kragen en het formaat van de ankers op de revers. De uitstraling van de porseleinen versie is door geringere detaillering niet zo krachtig. Helaas blijft vooral het schilderwerk qua niveau sterk achter. Let bijvoorbeeld op de potsierlijk gekrulde snor tegenover een sikje dat de vorm van een onregelmatige bruine vlek heeft. Ook het smalle mondje in rood is een bewijs hoe het niet moet. Dergelijke simpele kleuren imiteren het schilderemail van de kleipijp, maar zijn op porselein veel minder geslaagd. Omdat men de porseleinmassa zelf niet getint heeft ontstaat een ongepast contrast tussen de harde glazuurkleuren en het witte porselein. Technisch gezien is deze pijpenkop geen verkeerde schepping: de pijp is stevig, ligt goed in de hand en aan de binnenzijde is de ketel regelmatig van vorm, ondanks de enkelwandigheid van deze tabakspijp. De datering van de porseleinversie overlapt de productieperiode van de kleipijp.
De portretkop van een mannenhoofd met fez (afb. 16) behoort tot dezelfde categorie navolging als de vorige pijp. Het gaat echter om een ontwerp met een lange geschiedenis. Dit model werd oorspronkelijk ontworpen door Philipp Eugenius Leyhn uit Pirna in Saksen. Hij was ceramist en legde zich vooral toe op de imitatie van meerschuim. Aanvankelijk werd deze pijpenkop uitgevoerd in siderolith, een materiaal tussen klei en meerschuim.[9] Het ontwerp werd ongemeen populair, waarschijnlijk omdat de voorstelling niet te specifiek is, maar toch iets exotisch uitstraalt. Dit pijpontwerp is dan ook in diverse formaten en van verschillende fabrikanten bekend. Zo werd deze in de jaren 1850 door Franse fabrieken voor kleipijpen nagemaakt, onder meer door Dutel-Gisclon uit Montereau,[10] maar ook in een Belgisch bedrijf.[11] Zelfs een Goudse fabriek adopteerde dit mannenhoofd als sigarenhouder.[12] De porselein versie die hier wordt afgebeeld is aan de kleine kant en tamelijk primitief uitgevoerd. Ook hier is de beschildering vluchtig gedaan in iets te schreeuwerige kleuren met weinig aandacht voor details waardoor de subtiliteit waar porselein zich zo goed voor leent ontbreekt.
Tamelijk onverwacht kunnen we de betekenis van de beschildering nader duiden. De muts met de dunne banen zwart en rood met het porseleinwit ertussen duidt op de vlag van de Noord-Duitse Bond en later het Duitse rijk, zoals die van 1867 tot 1919 in gebruik was. Aan de voorzijde van die muts zijn twee gekruiste Amerikaanse vlaggen te zien. Deze symbolen verwijzen naar de groep van meer dan twee miljoen Duitsers, vooral uit de noordoostelijke staten die in die jaren naar Amerika emigreerden. De pijp zal voor deze groep van arme proletariërs gemaakt zijn als herinnering, mascotte of zelfs herkenningsteken in hun nieuwe land. Hoge kwaliteit of verfijning in de pijp was daarbij niet nodig, wel een duidelijke symboolwaarde. Voor een porseleinen pijp is deze pijp een zwaar maaksel al is de binnenzijde van de ketel zeer bruikbaar met een mooie strakke cilindrische ketelwand. Daar waar de ketel in de steel overgaat is een propje porseleinaarde aangebracht om de juiste diameter van het rookkanaal te krijgen. Op die wijze voorkomt men dat tabakskruim in de steel wordt gezogen. De dikke porseleinmassa en de kleuren wijzen op Duitse makelij en dat sluit aan bij het onderwerp van de beschildering. De datering in het laatste kwart van de negentiende eeuw valt samen met de emigratiegolf, maar stemt ook overeen met de grove uitvoering uit die periode.
Keizerlijke uitbeeldingen
Een stap verder dan navolging met veranderingen is het afgietsel of bouter gezegd de kopie, de pijp afgegoten van een product van een andere maker. Regelrecht van een bestaande kleipijp afgegoten is de portretpijp bekend onder de naam Impératrice (afb.17), ontworpen door de firma J. Gambier. De fabriek uit Givet had van dit pijpmodel twee versies in de maak, hier gaat het om een kopie van het grote formaat met modelnummer 844. De lancering van dat model vond rond het jaar 1855 plaats, op het hoogtepunt van de populariteit van keizerin Eugénie, de echtgenote van keizer Napoleon III. Omdat de oorspronkelijke kleipijp in een metalen persvorm werd gemaakt, was sprake van een strakke vorm met scherpe details, ondanks het buitengewoon sobere ontwerp. Bij deze porseleinen tegenhanger is daar weinig van over. Door de grotere krimp van porselein is het eindresultaat tien procent kleiner dan het origineel met als gevolg dat de pijp zijn krachtige uitstraling verloor. Vervolgens zien we gebrek aan details doordat dit exemplaar gemaakt is in een fors gesleten gipsvorm. Tenslotte ging het nog bij het glazuren mis. De stroperige transparante glazuur verdoezelde nog meer details terwijl de kleuren te vluchtig gepenseeld werden. Omdat deze kleuren ook nog te schreeuwerig zijn, mist de uitbeelding het beoogde realisme. Ogen, wenkbrauwen en mond staan ijl tegen een bleek gelaat, terwijl de rode blosjes op de wangen van de keizerin weinig subtiel zijn. Een matrone als Eugénie zal in haar leven nooit zo gebloosd hebben. Dat gebrek komt vooral omdat er nauwelijks een gelaatskleur is aangebracht, zoals bij veel voorgaande pijpen wel het geval is.
Prachtig uitgevoerd is wel het goudornament op de onderzijde van het borstbeeld van deze pijp. Dat is zorgvuldig aangebracht en vormt een referentie aan het reliëfwerk op het voorbeeld van pijpaarde. Dit bladgoud was niet slijtagebestendig en is bij gerookte exemplaren doorgaans volledig weggesleten. Het eindresultaat is hoe dan ook een weinig elegant product met een geringe gebruikswaarde want de pijp heeft geen massa voor warmteopname. Bovendien loopt de binnenzijde van de ketel tot in de hals van de keizerin door en heeft achterhoekse plekken waardoor de pijp niet echt lekker te stoppen is. Hoewel de productieplaats gezien de voorstelling in Frankrijk zou moeten liggen, geeft een wonderlijk detail daarover twijfel. Op de boord van het decolleté van de Franse keizerin is heel onopvallend een Duits ijzeren kruis aangebracht, precies op de plaats waar het origineel een juweel met rozetvorm toont. Die keuze zal niet op toeval berusten en hiervoor zijn twee verklaringen mogelijk. De maker bracht ironisch genoeg een Duits symbool op een Franse exportartikel aan en voor de oplettende Franse consument was dat natuurlijk een enorme belediging. Meer waarschijnlijk is echter dat de Duitse porseleinmaker de afbeelding van de Franse keizerin gebruikte om als Duitse keizerin Augusta te verkopen. Het borstbeeld van Eugénie kon namelijk heel goed doorgaan voor de lieftallige echtgenote van keizer Wilhelm I in haar jonge jaren, die dezelfde soort japonnen droeg als de Franse keizerin, inclusief een vergelijkbare diadeem.
Een majestueuze porseleinen pijpenkop toont een andere keizerlijke uitbeelding, namelijk een Napoleontische adelaar aan de voorzijde van de ketel, terwijl de ketel zelf een gekanteelde verdedigingstoren voorstelt (afb. 18). Ook hier gaat het om een regelrecht afgietsel van een pijp van de firma Gambier uit Givet en wel modelnummer 406 bekend onder de naam l'aigle, tête. Wat deze pijp zo bijzonder maakt is dat de minutieuze detaillering van het voorbeeld zo goed geslaagd in porselein is omgezet. De fijngevoelige detaillering bleef daarom bewaard. Omdat het niet mogelijk was de kleine lettertjes van de veldslagen in porseleinaarde af te drukken is hier een oplossing gevonden deze met bladgoud op de pijp aan te brengen en dat is buitengewoon verfijnd gebeurd. Met zijn onverwachte toch wel wervelende vormgeving en gepaste belettering is dit een bijzonder product geworden. Jammer natuurlijk dat porselein bij het roken niet de onverwachte kleurnuances gaf die klei wel bood. Anderzijds bleef de pijp wel smetteloos wit, hoe lang daaruit ook gerookt werd. Dat is bij dit exemplaar niet het geval, anders was het bladgoud weggesleten geweest, want dat is niet erg gebruiksbestendig. Duidelijk is dat de porseleinfabrieken zich op ontwerpen in klei inspireren en niet aarzelen deze zonder enige verandering over te nemen. Dat de kwaliteit naast kitscherig ook kwalitatief goed kan zijn bewijzen deze twee pijpenkoppen. Opnieuw gaat het in deze paragraaf over twee voorbeelden uit mindere fabrieken, de eerste ook niet werkelijk geslaagd vanwege de kleurstelling, de tweede is dat echter wel. Helaas ontbreekt ieder spoor van een merk, waardoor we waarschijnlijk nooit zullen weten welk bedrijf ze heeft geproduceerd.
Minder gezaghebbende ontwerpen
Tot slot nog drie voorbeelden van meer eenvoudige, maar wel zeer geslaagde porseleinen pijpen. Zij laten zien dat ook de simpele kleipijp onderwerp van imitatie wordt. De eerste is een manchetkop met aan de basis een bokkenkop (afb. 19). Opnieuw is dit product een regelrechte afgietsel van een pijp van de populaire firma Gambier. We zien op de steel zelfs nog de schaduw van het oorspronkelijke opschrift "GAMBIER A PARIS". Blijkbaar bekommerde de fabrikant zich er niet om dat de pijp van een andere maker gekopieerd werd of speculeerde zelfs op de goede naam van Gambier. Hoewel het hier om een bescheiden decoratie gaat waaraan enkele subtiele kleuraccenten zijn toegevoegd, is het resultaat toch zeer geslaagd. Ook de keuze voor roze en grijs als zachtere kleuren draagt bij tot een harmonieus resultaat. Blijft natuurlijk wel de zware modellering en de negatieve rookkwaliteit van porselein waardoor de pijp voor de kieskeurige consument niet bijster geschikt werd bevonden.
Een vergelijkbaar voorbeeld toont een manchetkop met vier ratten rondom de ketel, de staarten samengebonden bij de hiel (afb. 20). Ook hier lijkt sprake van een afgietsel van een Gambierpijp, namelijk model 900.[13] Dat is echter niet het geval want deze pijp is door de porseleinmaker volledig opnieuw vormgegeven. Zo zitten de ratten bij de porseleinen versie hoger en ook de samengeknoopte staarten zijn niet langer met de dieren verbonden. Het lijkt erop dat de modelleur dat speelse detail dus niet begrepen had. Verder is een dekselrand aangebracht waarop een metalen klepdeksel gemonteerd kon worden, bij porselein een veelvoorkomend gebruik. Merken van Gambier vinden we bij deze pijpenkop niet terug en dat strookt met het gegeven dat de pijp opnieuw is vormgegeven. Het porselein van deze pijp is echter verfijnder dan bij de bokkenkop, terwijl ook een binnenketel is aangebracht die een koelruimte en tevens vochtreservoir aan de onderzijde van de ketel laat. Ook de beschildering is gedetailleerder uitgevoerd met vier kleuren plus enkele goudaccenten tussen de takjes als luxe afwerking. Bovendien speelt het wit van het porselein weer mee en zorgt voor een de frisse uitstraling van de pijpenkop. Vermoedelijk is het puur toeval dat de pijpenkop met de ratten samen met die met de bokkenkop afgebeeld staat in een advertentie van Gambier uit het jaar 1854.[14] Vanwege de uitwerking van deze pijpenkop, maar ook de wat latere datering moeten we concluderen dat de productieplaats van beide porseleinen pijpen zeker niet dezelfde is geweest.
Minder opvallend en strikt genomen niet meer figuraal is de laatste pijp in dit artikel. Het gaat om een porseleinen tabakspijp gehouden door een vogelklauw afgegoten van een kleipijp van Gambier (afb. 21). Het model staat geregistreerd onder modelnummer 1464 en is ontworpen in het jaar 1885.[15] Ondanks de glazuurhuid die de vorm altijd enigszins verdoezelt, is deze pijp toch even fijn van modellering als de tegenhanger van klei. Dit is vooral zichtbaar aan de opengewerkte vogelteen onderaan de pijpenkop. Werd de Gambier uitvoering dikwijls met stippelemail afgewerkt, bij de porseleinversie is van een exclusievere glazuurbeschildering sprake. Het onversierde gedeelte van de pijpenkop is met een modieuze turkoois bedekt waarop een ornamentele beschildering is aangebracht gehoogd met goud. De volsteel van klei van het voorbeeld is uiteraard niet in porselein te maken, een montage was dus gewenst. Die werd gevonden in een gegraveerd zilveren bandje en een stoer gebogen mondstuk van echt barnsteen. Deze pijp is het meest recente voorbeeld van de wisselwerking tussen klei en porselein. In de twintigste eeuw domineert de houten pijp en verdwijnen de pijpen van klei en van porselein naar de achtergrond.
Terugblik op de negentiende eeuwse producten
De hier uitgelichte porseleinen tabakspijpen zijn illustratief voor de wisselwerking tussen twee typen ceramische werkplaatsen. Zij zijn illustratief voor de balans tussen de kleipijp en die van porselein, bepaald door onderlinge navolging en kopieerlust.
De meest aantrekkelijke producten zoals de Napoleon portretbuste (afb. 1) en het borstbeeld van een Turk (afb. 4) zijn voor de rijkste rokers bedoeld. Geleidelijk aan veralgemeniseert het ontwerp en ontstaan lagere goden. De rechter (afb. 6) of de tricoteuse (afb. 7) missen de echte fijnheid maar zijn zeker wel voor de roker met de ontwikkelde smaak bestemd. Met de grofbeschilderde figuurpijpen (afb. 15-17) is de kwaliteit echter zo sterk teruggelopen, dat zij alleen door klanten met weinig smaak gekocht worden, ofwel rokers tot in de lagere middenklasse die zich graag met iets semi-chiques willen vertonen. Omdat zij geen ontwikkeld smaakgevoel hadden, waren zij van deze figurale kitsch geporteerd. Daarbij was een belangrijkste reden tot aanschaf natuurlijk dat de prijs binnen hun bereik lag.
Naast de kwaliteit van het product, is er de oorsprong van de inspiratie. Die loopt van eigen ontwerpen (afb. 4-6, 10-12) via inspiraties en navolging op het genre van de concurrent (afb. 1-3, 7-9, 15, 16) tot regelrechte nagietsels en kopieën (afb. 13, 14, 17-21). De grote fabrieken in beide branches werken op zichzelf en volgen doorgaans de fantasieën van hun ontwerpers al zorgt de tijdgeest natuurlijk voor overeenkomstige kenmerken. Bij de kleinere werkplaatsen ontbreken die initiatieven, daar is sterker sprake van navolging en kopiëren. Het gebrek aan artistiek vermogen is de reden waarom kleine porseleinfabrieken ontwerpen van pijpen van welk materiaal dan ook in porselein nabootsen. Dat zij hun scheppingen in eerste instantie aan de kleipijp ontlenen is logisch, de kleipijp was in de negentiende eeuw ongemeen populair en breed verkrijgbaar.
Bij de negentiende eeuwse figuurpijp van porselein is de factor beschildering een heikel punt. Het polychroom beschilderen van pijpen is een vak apart dat om grote vaardigheid en zeer subtiel werken vraagt. De betere negentiende eeuwse porseleinfabrieken verstonden deze kunst zoals dat in de achttiende eeuw traditie was geworden. Dat wordt ook bewezen met de stummels met uiterst fijn gepenseelde schilderijen in miniatuur. Bij veel figuurpijpen is echter lang niet altijd een mooi resultaat bereikt. Dat lag zowel aan de techniek als ook aan het kleurenpalet. In latere tijd kon het werken onder tijdsdruk met een grove penseel en in schreeuwende kleuren onmogelijk tot een aantrekkelijk product leiden. Kleuraccenten zoals wenkbrauwen of een snor worden enge lijntjes in een wit veld, wars van ieder gevoel voor naturalisme. Wat dat betreft zijn de kleipijpen met hun scherpe reliëf, gedempte kleuren en beperkte emailaccenten heel wat subtieler dan deze opgeschilderde porseleinen poppenkoppen.
Waar kleipijpen tijdens het gebruik geleidelijk kleuren in steeds wisselende nuances van bruintinten is dat bij porselein niet het geval. Dat materiaal is ondoordringbaar en verandert dus niet van kleur. Van een verdoezeling van schreeuwerige kleuren zal dus nooit sprake zijn, hoogstens van het wegslijten. De problematiek van het levensecht schilderen is de reden dat relatief veel porseleinen gezichtpijpen als blanc de Chine op de markt kwamen. Juist in die uitvoering worden ze geprefereerdvanwege hun altijd smetteloos witte kleur.
Zeker is dat aan iedere schepping een logisch kostenplaatje hing, waarbij het werk van Jacob Petit de hoogste prijs deed en de vlotbeschilderde imitatiekoppen voor een billijk bedrag beschikbaar waren. Zo werd een eenvoudig zoeavenportret (afb. 16) een geschikt geschenk voor een landverhuizer, terwijl keizerin Eugénie (afb. 17) in tweede instantie door een Duitse roker gekocht is die hierin de lieftallige ega van zijn Duitse keizer herkende. De ruim twintig pijpen in dit artikel vonden dus klanten tussen de verwende elitaire roker en de gewone man die een keer iets bijzonders wilde. De bereidheid tot besteden bepaalde in welke kring de pijp uiteindelijk gerookt zou worden.
Het is niet eenvoudig om een voorstelling van de rokers te krijgen, die deze negentiende eeuwse porseleinen pijpen begeerden. Bij de achttiende eeuwse exemplaren is sprake van een buitengewoon exclusief product met een uitzonderlijke artistieke waarde en navenant hoge aanschafprijs. De elite was toen de afnemer, samen met de zeer welgestelde roker. Dergelijke porseleinen pijpen konden een geliefd geschenkartikel zijn, zelfs begeerlijk voor de niet-roker. In de negentiende eeuw verbreed dat patroon zich. De productie van porselein neemt een enorme vlucht en daarmee wordt het artikel afgestemd op een bredere doelgroep. Naast het algemene voorkomen ofwel de vormgeving en kwaliteit van het product is er de betekenis van de voorgestelde ofwel de doelgroep voor het product. Ook de variëteit aan porseleinen pijpen groeit. Het is niet langer een zeldzame uiting maar eerder een standaard verkrijgbaar artikel.
Zoals we gezien hebben verandert de wisselwerking tussen de porseleinen figurale pijp en de kleipijp in de tijd van een halve eeuw van een positieve inspiratie tot een bijna marginale uiting. In een generatie tijd vervallen luxe prestaties tot kitscherige hebbedingetjes zonder kwaliteit. Het gaat om curiositeiten die ons alleen nog verrassen door hun overeenkomst met de veel bekendere kleipijp. Dit soort porseleinen pijpen stellen echter teleur door hun ongearticuleerde modellering en te slordige schildering. Dat de echte porseleinliefhebber tegenwoordig aan de eenvoudige porseleinen tabakspijpen voorbij gaat is niet verwonderlijk. Ook het gegeven dat deze tabakspijpen niet aan fabrieken zijn toe te schrijven, maakt ze minder begerenswaardig. Ondanks alles zijn zij toch een bijzondere groep in de geschiedenis van de tabakspijp die de moeite waard is om studie naar te doen.
© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2017.
Afbeeldingen
- Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van keizer Napoleon I. Meissen, Königlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur, 1810-1840.
Amsterdam Pipe Museum APM 15.103 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van keizer Napoleon I. Fürstenberg, Fürstenberg Porzellan Manufaktur, 1820-1850.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.567 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van keizer Napoleon I. Bohemen, 1830-1870.
Amsterdam Pipe Museum APM 19.900 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van een Turk met tulband. Fontainebleau, Jacob Petit?, 1825-1850.
Amsterdam Pipe Museum APM 15.096 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van een Turk met tulband. Duitsland, 1840-1860.
Amsterdam Pipe Museum APM 15.602 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van een rechter met driekante steek, een slang aan de onderzijde. Duitsland, 1840-1880.
Amsterdam Pipe Museum APM 17.158 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van een tricoteuse met bril. Parijs, 1820-1840.
Amsterdam Pipe Museum APM 15.101 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van Abd-El Kader in blanc de Chine. Frankrijk, 1835-1855.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.566 - Tabakspijp van porselein met het borstbeeld van Abd-El Kader in biscuit met polychromie. Frankrijk, Sézanne, Denis Clerget, 1866.
Amsterdam Pipe Museum APM 14.283 - Tabakspijp van porselein met hoofd van een man met lange baard en tulband. Frankrijk, 1830-1870.
Amsterdam Pipe Museum APM 17.293 - Tabakspijp van porselein met hoofd van een vrouw met wingerdrank. Sèvres, Manufacture Royale, 1810-1840.
Amsterdam Pipe Museum APM 15.089 - Tabakspijp van porselein met hoofd van een man met haakneus en hoed. Duitsland, 1850-1880.
Amsterdam Pipe Museum APM 11.395 - Tabakspijp van porselein met hoofd van Anacreon, klein formaat in polychroom en goud. Duitsland?, 1850-1875.
Amsterdam Pipe Museum APM 11.439 - Tabakspijp van porselein met hoofd van Anacreon, groot formaat in parian ware uitvoering. Duitsland?, 1855-1875.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.410 - Tabakspijp van porselein met borstbeeld van een zeeman met eenvoudige platte gerande muts. Duitsland, Bohemen, 1855-1880.
Amsterdam Pipe Museum APM 17.033 - Tabakspijp van porselein met hoofd van man met fez. Duitsland, Bohemen, 1870-1890.
Amsterdam Pipe Museum APM 18.998 - Tabakspijp van porselein met borstbeeld van keizerin Eugénie. Duitsland, 1855-1865.
Amsterdam Pipe Museum APM 16.486 - Tabakspijp van porselein met ketel een zittende adelaar voor een verdedigingstoren, opschriften in bladgoud. Frankrijk, 1845-1870.
Amsterdam Pipe Museum APM 22.893 - Tabakspijp van porselein met aan de ketelbasis een bokkenkop. Frankrijk?, 1855-1870.
Amsterdam Pipe Museum APM 8.543 - Tabakspijp van porselein met rond de ketel vier ratten, de staarten samengebonden als hiel. Frankrijk, 1870-1885.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.561 - Tabakspijp van porselein met eivormige ketel gehouden door een vogelklauw met vier tenen. Frankrijk, 1885-1900.
Amsterdam Pipe Museum APM 21.048
Noten
[1] Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln, Kunstwerke in Porzellan, München, 1989.
[2] Helmut Scherf, Thüringer Porzellan unter Besonderer Berücksichtigung der Erzeugnisse des 18. und fruhen 19. Jahrhunderts, Leipzig, 1985, nr. 168.
[3] Amsterdam Pipe Museum APM 22.813 (kleinere miniatuur gekleurd) en APM 19.416 (gekleurd met aangepaste vormgeving).
[4] Amsterdam Pipe Museum APM 8.827 en APM 16.510. Don Duco, Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall, Amsterdam, 2004, p 37, afb. 74, model 11.
[5] Amsterdam Pipe Museum APM 14.530 Dutel-Gisclon.
[6] Amsterdam Pipe Museum APM 1.092.
[7] Duco, (Century of Change), 2004, p 57, afb. 120 (zonder modelnummer).
[8] D.H. Duco, Firma P. Goedewaagen & Zoon, Fabrikantencatalogus uit 1906, voorzien van historische inleiding en verklarend naamregister, Amsterdam, 2000, p 19. Duco, (Century of Change), 2004, p 103, afb. 217.
[9] Amsterdam Pipe Museum APM 7.885 en APM 18.839.
[10] Amsterdam Pipe Museum APM 13.746.
[11] Duco, (Century of Change), 2004, p 42, afb. 84, model 130. Catalogus Wingender-Knoedgen uit Chokier.
[12] D.H. Duco, De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren, Leiden, 1987, p 129, afb. 664. APM 1.205.
[13] Amsterdam Pipe Museum APM 6.605.
[14] Jean-Léo, Les pipes en terre françaises, du 17me siècle à nos jours, Bruxelles, 1971, p 15.
[15] Amsterdam Pipe Museum APM 8.157.