Pijpvondsten van de Citadel te Antwerpen

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2007

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Vondstrapport over negentiende eeuwse pijpen aangetroffen in stortlagen van de Antwerpse citadel.

De pijpen in dit vondstrapport zijn aangetroffen in een stortlaag tijdens de opgraving in de Citadel van Antwerpen. De totale vondst omvat 1053 fragmenten, onder te verdelen in 407 pijpenkoppen en 646 pijpenstelen. Het materiaal is erg fragmentarisch van aard waardoor een aanzienlijk deel van de vondsten niet kon worden gedetermineerd. In dit rapport is daarom een deel van de niet te determineren pijpfragmenten, inzonderheid de stelen, buiten beschouwing gebleven.

De pijpen kunnen als volgt worden ingedeeld:

figurale koppen 32 ex. 8 %
reliëfkoppen 26 ex. 6 %
onversierde pijpen 349 ex. 86 %
totaal 407 ex. 100 %

                          

In het navolgende rapport worden eerst de voorwerpen op zich besproken, daarna wordt een poging gedaan de samenhang van het materiaal vanuit de productiecentra te schetsen. Zo worden de vondsten bekeken vanuit het marktaanbod van dat moment om tenslotte meer over het gebruik van de pijp binnen de Citadel van Antwerpen vast te stellen. De conclusie vat de opgedane kennis samen.

 

Bespreking van de pijpen

Figuraal

In de categorie figurale pijpen zijn 21 portretkoppen van uiteenlopende pluimage gevonden. Tot de kwalitatief beste exemplaren rekenen we de Franse maaksels. Een goed voorbeeld is de page van de firma J. Gambier uit Givet (afb. 1) [1] De stijl waarin deze historische portretpijp is uitgevoerd is kenmerkend voor dit bekende Franse bedrijf. Het modelleerwerk is van de grootste fijnheid en de pijp is qua uitvoering te karakteriseren als een fijn poppenkopje met slanke neus en een tamelijk zoete gelaatsuitdrukking (afb. 29).

2007-antwerpen-01-hoofd-varlet
Afb. 1.
2007-antwerpen-02-hoofd-Jacob
Afb. 2
2007-antwerpen-03-hoofd-Turk
Afb. 3.

De Franse figuurpijpen kenmerken zich door een perfectie in ieder opzicht: de kleisoort is het fijnst met een hoge porositeit en een optimaal witte kleur. Zij staan garant voor koel en droog roken omdat de vochtabsorptie maximaal is. Naast materiaalkwaliteit is ook de vormgevingsverdienste van hoog niveau. De modellering is verfijnd, de afwerking is uiterst zorgvuldig. Verder is ruimschoots gebruik gemaakt van zogenaamd schilderemail: accenten in de decoratie werden in kleurige emailverf op de verhoogde decoratieve onderdelen aangebracht die de pijp een kleurige uitstraling geven.

Onder de gezichtpijpen bevindt zich ook een fragment van de bekende Jacob-pijp (afb. 2). Deze ‘baardman onder de pijpen’ behoort tot een van de meest gerookte portretkoppen sinds de introductie kort na 1860 (afb. 30).[2] Van de Jacob-uitbeelding zijn inmiddels meer dan honderd varianten bekend, afkomstig uit vrijwel alle zichzelf respecterende fabrieken zowel in Frankrijk als in België. Dit fragmentarische exemplaar is moeilijk te determineren, vermoedelijk gaat het om een product van de Franse firma Fiolet uit Saint-Omer.[3]

2007-antwerpen-04-hoofd-1
Afb. 4a.
2007-antwerpen-04-hoofd-2
Afb. 4b.
2007-antwerpen-05-hoofd-1
Afb. 5a.
2007-antwerpen-05-hoofd-2
Afb. 5b,
2007-antwerpen-06-hoofd-ysabeau
Afb. 6.

De figurale kleipijpen uit de Maasstreek laten een grotere variatie aan stijlen zien. In de Belgische Maasstreek was de pijpennijverheid kleinschaliger van aard dan in Frankrijk. De fabrieken konden niet op zo’n lange traditie bogen als hun zuiderburen en techniek en artisticiteit waren er minder ontwikkeld. Bovendien werd de mode er niet gemaakt maar nagevolgd. Tot de vroegste voorbeelden die gevonden zijn behoort een eenvoudig maar fraai Turkenkopje: een man met bescheiden tulband en fijne gelaatsuitdrukking (afb. 3). Een ander exemplaar heeft een meer ovaalvormige ketel eveneens met een gezicht erop (afb. 4). De stijl van dergelijke pijpen was al rond 1830 bedacht, aanvankelijk nog met een wat langere steel. De modellering is treffend al getuigt deze niet van veel noch nadrukkelijk reliëf. Het gezicht wordt eerder schetsmatig aangegeven dan overtuigend neergezet. Deze relatief ouderwetse pijpen bleven in de Belgische Maasstreek beduidend langer in productie dan in Frankrijk, waar nieuwe vormgevingsprincipes ervoor zorgden dat zij voor korter gesteelde, meer expliciet versierde exemplaren werden verruild.

In de plaats Andenne vlak onder Luik verandert de vormgeving na 1860 en krijgt een vrij indringend maar weinig verfijnd uiterlijk. Uiteraard wortelt deze verandering in de aanpak van de daar werkende vormmakers. Hoewel de decoratie hier heel nadrukkelijk wordt uitgevoerd, getuigt deze zeker niet van meer artisticiteit dan bij de Franse tegenhangers. De vormgraveur beperkt zich tot de hoofdzaak, zodat de details vaak niet tot hun recht komen. Daarvan getuigt een mannenkop met muts en baard (afb. 5) dat eerder karikaturaal dan subtiel is. Een bekende voorstelling uit Andenne is de portretkop waarvan men wel zegt dat deze de priester Claude Ysabeau voorstelt (afb. 6).[4] Het gaat om een karikaturale mannenkop met bril, puntkin en pet op. In uitstraling lijkt dit ontwerp sterk op de beroemde écrivain public van de Franse firma Gambier (afb. 31) [5] al vertoont het profiel ook grote gelijkenis met de portretkop van Hyacinthe (afb. 32).[6] Van dit pijpmodel zijn vier identieke exemplaren teruggevonden.

2007-antwerpen-07-hoofd-geribde-muts
Afb.  7.
2007-antwerpen-08-leda-1
Afb.  8a.
2007-antwerpen-08-leda-2
Afb.  8b.
2007-antwerpen-08-leda-3
Afb.  8c.

Zoals uit bovenstaande voorbeelden blijkt zijn de meeste Belgische figuurpijpen geen uitbeeldingen van bestaande personen, maar algemene typen die later in de handel wel aan een persoon worden toegedicht om daarmee de verkoop te stimuleren. Een voorbeeld daarvan is een fantasiekop die door de Belgische firma Nihoul wordt aangeduid met Amurat en in Gouda wel wordt aangeprezen als Garibaldi. Het lijkt het meest waarschijnlijk dat het gewoon een fantasiefiguur betreft: een mannenkop met snor en baard en een geribde muts als variant op een de vele Turkenkoppen (afb. 7). Helaas blijft onduidelijk waar deze kop is gemaakt. Ook van deze kop zijn vier fragmenten gevonden.

2007-antwerpen-09-aap-1
Afb. 9a.
2007-antwerpen-09-aap-2
Afb.  9b.
2007-antwerpen-10-vis
Afb. 10.

Naast de portretkoppen zijn enkele kleipijpen met figurale uitbeeldingen geborgen. Een heel fraai product toont in de ketel de voorstelling van Leda en de zwaan (afb. 8), waarvan de vormgeving zich op wervelende wijze om de kop begeeft. Verschillende pijpenmakerijen hebben pijpen met dit onderwerp op de markt gebracht, de vroegste al voor het midden van de negentiende eeuw. Dit exemplaar stamt van de minder bekende fabriek Gisclon uit Lille (afb. 33).[7] De modelleringen van Gisclon zijn weer typisch Frans: vol van detaillering en zachte overgangen en met een hoge graad van realisme. Deze steelpijp is rond het jaar 1860 ontworpen.

2007-antwerpen-11-zwijnskop
Afb. 11.
2007-antwerpen-12-hand met fles
Afb.12.

Een ander product van grote kwaliteit toont een zittende geklede aap (afb. 9). Van deze kleipijp is nog geen tweede exemplaar bekend. Hier is de ketel onversierd gebleven en is de aap in hoogreliëf op de steel uitgevoerd, leunend tegen de ketel. Van vergelijkbaar ontwerp zijn ook nog enkele andere fragmenten geborgen.[8] Hoewel de stijl van deze pijpen overeenstemt met die van Gisclon, is een maker niet met zekerheid aan te geven. Andere ontwerpen tonen een pijp in de vorm van een vis (afb. 10), een zwijnskop (afb. 11) en een pijpenkop als een fles, rond de hals gehouden door een handje met een onopvallende manchet in de steel (afb. 12). Deze modellen zijn vermoedelijk in de Maasstreek ontworpen, maar ook in Gouda geproduceerd.

Reliëfpijpen

Naast de vermakelijke figurale pijpen die tot het meer luxe rookgerei behoorden, zijn pijpen teruggevonden met een eenvoudige vormvolgende decoratie in reliëf, voornamelijk bestaande uit florale of ornamentale motieven. Uiteraard dragen deze meer algemene decoraties geen diepere boodschap in zich, hetgeen duidelijk mag zijn. Dergelijke pijpen zijn minder artistiek en minder uitbundig uitgevoerd en qua smaak veel burgerlijker. Ook bij deze categorie is weer sprake van een tweedeling: Franse kleipijpen van een grote fijnheid versus de eenvoudige tot grove Belgische varianten al dan niet vermengd met Goudse exemplaren.

2007-antwerpen-13-meloenvorm
Afb.13.
2007-antwerpen-14-reliefdecoratie
Afb. 14.
2007-antwerpen-15-prusienne
Afb.15.
2007-antwerpen-16-ribben
Afb.16

Wanneer het om Franse producten gaat is de decoratie doorgaans op subtiele wijze aangebracht. Een meloenvormige ketel met een bloem- of bladmotief straalt grote spanning uit tussen de gladde delen en het reliëfwerk (afb. 13). De afwerkingsverdienste wordt bewezen doordat de vlakke knorren van de vrucht zelfs met agaatsteen zijn nagepolijst. De Belgische tegenhangers zijn grover, het reliëfwerk is sterker vormvolgend en bovendien vlakker terwijl de spanning tussen de versierde en onversierde delen volledig ontbreekt (afb. 14).

Een delicaat pijpje is de Prussienne (afb. 15, ook 34 en 35), een elegant gebogen pijpmodel met een zekere zwier vormgegeven en voorzien van een toegevoegde decoratie van oogjes over de ketel en de steel. Ook dit model is in meerdere centra gemaakt. Hier gaat het om een van roodbakkende pijpaarde gemaakt exemplaar. Behalve van Gisclon en uit enkele Belgische bedrijven is dit model ook in Gouda vervaardigd.[9]

2007-antwerpen-17-mercurius
Afb.17.
2007-antwerpen-18-parelpijp
Afb. 18.
2007-antwerpen-19-leeuw-1
Afb. 19a.
2007-antwerpen-19-leeuw-2
Afb.19b.

In de niet nader te determineren vondsten met reliëfwerk overheersen de pijpenkoppen met de knorren en ribben (afb. 16). Deze vormvolgende decoratie werd vooral op kromkoppen en slurfvormige ketels toegepast. De brede knorren, die terugvoeren op Goudse verdienste, zijn in de minderheid. Meer algemeen zijn de koppen met de smalle ribben die vooral in Engeland populair waren en met name in Andenne bij grote aantallen zijn geproduceerd. Opnieuw laat zich de productieplaats niet vaststellen al oogt het materiaal eerder Belgisch dan Frans.

Traditioneel en gestoeld op de Goudse leest is het fragment van een ovale pijpenkop met de voorstelling van Mercurius en Neptunes op de ketel (afb. 17, ook 36). Dit is de kop van een lange pijp met de zogenaamde maatpijp lengte. Een vergelijkbaar ovaal ketelmodel vertoont een pareldecoratie, waarvan de gravering van saaie rijen stippen kenmerkend is voor de vervalperiode van de Goudse nijverheid van dat moment (afb. 18, ook 37). Beide exemplaren zijn uit Gouda aangevoerd en stammen uit het bedrijf van Pieter Goedewaagen. Een bekermodel tenslotte valt op door zijn decoratie en toont aan weerszijden de Belgische leeuw voorzien van wetstafelen (afb. 19). Dit laatste product draagt op de onderzijde van de ketel het gestempelde merkteken van Antoine Trees (werkzaam 1866-1930) uit Grivegné bij Luik. Het gaat om een kortgesteeld product met een treffende, goed leesbare decoratie al in de graveerwijze zeker niet artistiek uitgevoerd.

Onversierde producten

De standaard tabakspijp met ovale ketel of met een kromkop model zijn bij forse aantallen gevonden (resp. 61 ex. en 16 ex.). Hier domineert niet het mooiste materiaal, maar gaat het om tamelijk eenvoudige producten. Dat komt vooral tot uiting in het ketelmodel maar ook in de details zoals de vormgeving van de hiel en van de bijmerken. Het leeuwendeel van de traditionele Hollandse modellen met de ovale ketel (basismodel 3) is voorzien van de hielmerken 82 gekroond (22 exemplaren) (afb. 20) en wapen van Gelderland (6 exemplaren). Beide merktekens behoorden aan Pieter Goedewaagen, die deze merken overwegend voor de mindere soorten pijpen gebruikte. Voor zijn fijne en porceleine kwaliteiten gebruikte Goedewaagen merken met meer aanzien.

2007-antwerpen-20-ovaal
Afb.20.
2007-antwerpen-21-omgezette-1
Afb. 21a.
2007-antwerpen-21-omgezette-2
Afb. 21b.
2007-antwerpen-22-borraine
Afb. 22.

Ook andere kenmerken wijzen er op dat het om een lagere kwaliteit gaat. Bij de afwerking zijn alle handelingen keurig verricht, maar het werk getuigt van haast en is een beetje minimaal gebeurd. Het tremwerk rond de hiel is doorgaans wat slordig en het hielstempel zelf is niet altijd even strak gestempeld. Ook de radering wijkt soms van de filtrand of vertoont een lichte golving. Uiteraard stonden deze minimaal afgewerkte producten in relatie tot hun verkoopprijs. Zij werden onder de naam stompen verkocht: relatief korte pijpen met een steellengte van 24 centimeter. Tot de doelgroep voor dergelijke producten rekenen we de ambachts- en soldatenkringen. De burgerman koos in die periode nog een lange pijp en hij zal wanneer zijn portemonnee dat toeliet ook een betere kwaliteit hebben aangeschaft.

Het povere aanzien van de producten van Goedewaagen brengt ons enigszins in verwarring. Bij Nederlandse opgravingen is dit kwalitatief mindere materiaal tot nu toe nauwelijks gevonden. Toch moeten we ondanks de onzuivere details ervan uitgaan dat het om Goudse producten gaat. Nagemaakte pijpen uit Belgische werkplaatsen konden de Goudse stijl niet zo dicht benaderen. Overigens blijven dit soort toeschrijvingen altijd gebaseerd op de studie van details, waarover het laatste woord nog niet is gezegd.

Andere merken op Goudse ovale pijpenkoppen zijn de WS gekroond, LK gekroond, LB en 28 gekroond. Dat deze pijpen tot het atypische rookgerei op de Citadel behoorden blijkt uit het feit dat steeds maar één exemplaar is gevonden, terwijl ook de gemiddelde kwaliteit van deze pijpen beter is. Het betreft hier producten van onmiskenbaar Goudse origine en vermoedelijk van de lengte van de maatpijp. Atypisch is een zogenaamde omgezette kop (afb. 21), waarbij de ovale ketel schuins is doorgesneden en daarna een halve slag gedraaid weer is teruggezet. Hierdoor krijgt de pijp een totaal ander silhouet (afb. 38). Naast koppen met Goudse merken zijn ook enkele imitaties gevonden: de gestileerde lelie waarvan de vormgeving overwegend Duits aandoet, de 34 gekroond en de 46 met en zonder kroon. Hun herkomst moeten we bij Belgische bedrijven zoeken al is toeschrijving aan een bepaalde werkplaats nog niet mogelijk.

2007-antwerpen-23-borraine eikel
Afb. 23.
2007-antwerpen-24-jbn
Afb. 24.
2007-antwerpen-25-godier-paris-1
Afb. 25a.
2007-antwerpen-25-godier-paris-2
Afb. 25b.

Een interessant model en vooral kenmerkend voor de fabrieken uit de Belgische en Franse grensstreek is de kromkop of borraine (afb. 22). Deze pijpen vertonen een meer rechtopstaand ketelmodel omdat de achterlijn van de ketel langer is dan die aan de voorzijde. We duiden ze aan met kromkop ofwel basismodel 4 en zij zijn van oorsprong vooral in Engeland en Frankrijk populair. Dit model is door de pijpenmakerijen in de grensstreek van België en Frankrijk overgenomen. De kromkoppen uit deze stort zijn van het strenge Belgische model dat zich kenmerkt door een vrij massieve vormgeving met een cilindrische, weinig speelse hiel. Doordat de productie hier al langere tijd bestond, zijn eigen stijlkenmerken ontstaan. Soms is een bescheiden decoratie aangebracht, zoals een gestippelde zone die aan een eikeldopje refereert (afb. 23). Helaas is het merendeel van deze pijpen nog niet nader te bestemmen, zelfs al zijn ze gemerkt. Op enkele uitzonderingen na zijn de fabrieken nog niet gelokaliseerd.

De merken van de borraines vertonen in stijl twee duidelijke uitvoeringen, beide kenmerkend voor het gebied rond het Belgische Nimy en de Franse plaats Onnaing. De twee stijlkenmerken zijn totaal verschillend, de ene is grof en primitief, de andere juist verfijnd. De grove gravering van letters of cijfers is steeds geplaatst in een cirkel van grote stippen met te veel tussenruimte terwijl de gravering met een verfijnde, dunne letter met schreef juist in een dunne streepjeslijst is geplaatst. De teruggevonden merken zijn WS ongekroond, R en JbN (afb. 24). Alleen het laatste merk is toe te schrijven en wel aan Jean-Baptiste Nihoul uit Nimy (werkzaam 1831-1881). Het concept van deze merken voert op de stad Gouda terug, maar doordat de nijverheid in Vlaanderen al zo lang een eigen weg was gegaan, verdwenen kronen en ontstonden nieuwe lettercombinaties, waardoor het merk er een eigen gezicht kreeg. Beide hier besproken graveerstijlen komen in Gouda niet voor.

Aangaande de korte onversierde pijpen met een steellengte van maximaal vijftien centimeter domineert het bekermodel. In dergelijke pijpen werd een sterker gesausde tabak gerookt. Naast gladde ongeglaasde voorbeelden komen van dit model ook prachtig geglaasde exemplaren voor. Overigens is het goed te bedenken dat een mooi gepolijste pijp met een strak model indertijd als gedistingeerder werd gezien dan een burgerlijk, in eenvoudig reliëf versierd product. Verschillende voorbeelden van met name bekermodellen zijn gevonden.

Een interessant object is een pijp van het zogenaamde doetelknoop model voorzien van een knophiel. Aan de onderzijde van de steel is overlangs in intaglio een tekstmerk gestempeld dat zich laat lezen als GODIER PARIS (afb. 25). Hoewel de tekst uiteraard speculeert op gelijkenis met het tekstmerk GAMBIER PARIS is hier duidelijk van een imitatie sprake. Vermoedelijk gaat het om een product uit de omgeving van Luik, waar verschillende fabrieken de argeloze roker met misleidende opschriften op een dwaalspoor probeerden te brengen.

Overige tabakspijpen

Tot slot zijn nog vier pijpfragmenten van alternatieve materialen geborgen en wel van meerschuim. Bij twee exemplaren gaat het om een traditionele manchetkop met een ronde onderzijde en een billiardvormige ketel. De oorsprong van deze pijpen ligt in Oostenrijk-Hongarije vandaar dat deze pijpen aanvankelijk worden aangeduid als Hongaarse koppen. Na 1850 neemt vooral de productie in Thüringen toe. Bij de gevonden exemplaren gaat het niet om de mooiste modelleringen en ook niet om de grootste exemplaren. Wat is aangetroffen straalt eerder eenvoud tot burgerlijkheid uit (afb. 26). Wel is sprake van een prachtige lichte meerschuim die optimale rookkwaliteiten moet hebben gehad. Behalve de fijnheid van het materiaal, gold uiteraard ook de vormgeving van de meerschuimpijp als een belangrijk kwaliteitskenmerk.

2007-antwerpen-26-manchetkop
Afb. 26.
2007-antwerpen-27-tulband
Afb. 27.
2007-antwerpen-28-inzetketel-1
Afb. 28a.
2007-antwerpen-28-inzetketel-2
Afb. 28b.

Het derde fragment betreft een portretkop: het hoofd van een man of vrouw met een mooi gedrapeerde tulband rond de ketelopening (afb. 27, ook 39). Het vierde meerschuimfragment tenslotte is de insteeksteel van een stummelkop, een ovale pijpenkop die in een separaat roer wordt gestoken (afb. 40). Ook hier hebben we dus met een pijpmodel van buitenlandse oorsprong te doen. Dergelijke koppen maken onderdeel uit van een zogenaamde Gesteckpfeife, waarbij tussen de kop en de steel vaak een zak of houder wordt geplaatst om het vocht op te vangen. Dit systeem was in Duitsland uitgedacht, aanvankelijk voor de porseleinen pijp maar werd al gauw ook in meerschuim en hout nagemaakt.

Van een vijfde tabakspijp van afwijkend materiaal is alleen de binnenketel van klei gevonden (afb. 28). Het gaat om een afgerond ketelinterieur die in een zachthouten pijpenkop of een kop van een ander materiaal gemonteerd heeft gezeten. Zij vormt een ander bewijs van alternatief rookgerei op deze locatie al is dit dan niet nader te benoemen.

Datering

Voor het vaststellen van de datering van de vondstgroep beschikken we over twee mogelijkheden. De eerste betreft de archivalische en bouwhistorische gegevens. De afbraak van de Citadel vond in 1874 en kort daarna plaats, dat zou een moment kunnen zijn waarop het materiaal kan zijn gestort. Een tweede optie is tijdens de voorbereidingen en bouw van het nieuwe museum. Dit project startte in 1879 met een architectuurwedstrijd en eindigde met de opening van het museum in 1890.

De andere mogelijkheid om tot een periodisering te komen is om af te gaan op de datering van de pijpvondsten zelf. Dat is geen eenvoudige zaak. De kleipijp is weliswaar een courant artikel met een hoge omloopsnelheid, maar de nijverheid erachter is traditioneel en behoudend. Er zijn voorbeelden te over van pijpmodellen die tientallen jaren in productie bleven. Qua vertegenwoordigde fabrieken gaat het om materiaal tussen 1866 tot circa 1905 als maximale looptijd. Enkele Belgische producten wekken daarenboven de indruk wat ouder te zijn.

Mede gezien de bijkomende vondsten als uniformknopen en enig militair schoenbeslag lijkt het er op dat het materiaal van de soldatenpopulatie afkomstig moet zijn. In dat geval zouden de vondsten uit de jaren kort voor 1874 moeten dateren en zouden tijdens de afbraak van de Citadel daar zijn gestort. De ruime hoeveelheid glasscherven en fragmenten van industrieel aardewerk wijzen overigens ook in de richting van afval van een soldatenverblijf.

Interpretatie van het gevondene

Een uitvoerige inventarisatie van de kleipijp in de negentiende eeuw is met de publicatie Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall gemaakt.[10] Daarin heb ik de ontwikkeling van de West-Europese kleipijp neergezet en wordt aan de hand van fabrikantencatalogi het veranderingsproces toegelicht. Niet alleen de positie van de diverse fabrieken en productiecentra maar ook de locale en internationale handel heb ik daar geduid. Deze Antwerpse vondstgroep stamt qua datering midden uit de periode die in het gemelde boek wordt behandeld. Daarmee zou zij moeten aansluiten aan het modebeeld dat wij hebben uit die periode en dat doet zij ook.

Wat de groep pijpen van de Antwerpse Citadel nu juist bijzonder maakt is dat er voor het eerst een praktijkvoorbeeld beschikbaar komt die het gebruik van de tabakspijp op een bepaalde locatie present stelt. Deze groep is dus van buitengewoon belang om de theorie zoals die blijkt uit het archiefmateriaal te bevestigen of aan te vullen. De vondsten van de Citadel maken het mogelijk de kennis uit de fabrikantencatalogi nader te verdiepen omdat we nu kunnen vaststellen wat algemeen in gebruik is geweest en wat minder courant is geweest. Met andere woorden wat was het reguliere materiaal en welke pijpen behoorden er tot het prestigegoed en waren atypisch. De vondstgroep informeert ons dus over het marktaanbod op dat moment in Antwerpen en de keuze van de militairen binnen de Citadel. Daarbij zeggen de teruggevonden aantallen in hun onderlinge verhouding meer over de populariteit van bepaalde pijpen onder deze specifieke groep rokers.

2007-antwerpen-39-17.134 -roth-turkenkop-02
Afb. 39.APM 17.134
2007-antwerpen-40-17.074-gesteck-hollands-model-01
Afb. 40. APM 17.074

Een categorie apart vormen de pijpen van alternatieve materialen, in dit geval meerschuim. Deze duurzame gebruiksartikelen met een hoge aanschafprijs waren zeker atypisch in een soldatengemeenschap. Hoewel de gevonden exemplaren betrekkelijk bescheiden van formaat zijn, zullen deze pijpen onder het andere rookgerei zeker opgevallen zijn. Dat geldt vooral voor de Turkenkop in meerschuim die als gezichtpijp dubbel zo groot was als de figurale kleikoppen (vgl. afb. 39). De Gesteckpfeife heeft op een heel andere manier de aandacht getrokken: het silhouet van deze pijp is volstrekt anders (afb. 40). Aan de meerschuimpijpen is ook bijzonder dat hier geen materiaal van persmeerschuim is gevonden. In die episode overheerst nagemaakt meerschuim de markt en vanwege de prijsstelling paste zij ook beter bij de relatief eenvoudige kleipijpen.

Voor deze interpretatie heb ik voor een hoofdindeling gekozen, nu niet naar het model van de pijp, maar naar herkomst, respectievelijk Franse import, Belgische productie en uit Gouda aangevoerde waar.

Franse importwaar

Opmerkelijk aan de vondstgroep is de portie Franse pijpen, die overwegend uit figuraal materiaal bestaat. De geweldige productie van figurale pijpen is gevoeglijk bekend. De grootste fabrieken voerden op hetzelfde tijdstip honderden modellen. De rage van de figuurpijp moet enorm zijn geweest, doch over de afnemers is vrijwel niets bekend.

De vondsten van de Citadel vormen een mooi bewijs dat de figurale pijp rond 1870 nog volop wordt gerookt. De vondstverhoudingen wijken echter af van het historische belang van de fabrieken onderling. Van de firma’s Gambier en Fiolet, de meest toonaangevende, zijn slechts enkele exemplaren teruggevonden, terwijl de oogst van de fabriek Gislon veel groter is. De reden hiervoor moet liggen in de aanvoer van de pijpen. Weliswaar hadden alle drie de fabrieken een verkoopkantoor in Parijs, maar de verkoop rechtstreeks vanuit Lille naar Antwerpen is zeker meer voor de hand liggend geweest dan de pijpen vanuit Givet, Saint-Omer of Parijs aan te voeren.

De Franse figurale pijp is primair gelanceerd voor een intellectiele bovenlaag. Na 1860 verschuift de doelgroep. Wanneer de intellectueel zijn belangstelling voor de figuurpijp verliest groeit de interesse onder de ambachtslieden en de boerenstand die zich al gauw als een belangrijke nieuwe doelgroep manifesteert. De soldaten vormden een afspiegeling van deze milieus waar ze waren gerekruteerd. Onder de vondst van de Citadel overheerst daarom dit burgerlijke product: de apolitieke figuurpijp zonder engagement. Dat verklaart de talloze niet nader te duiden figuraties: volkstypen, karikaturale koppen of dierfiguren.

2007-antwerpen-29-05.195b  klei-gambier-varlet
Afb. 29. APM 5.195b
2007-antwerpen-30-05.756  klei-fiolet-jacob
Afb. 30. APM 5.756
2007-antwerpen-31-08.392  klei-gambier-ecrivain-3
Afb. 31.  APM 8.392

Een pijp die wel een speciale doelgroep heeft is de Jacob-pijp (afb. 30). Deze relatief grote en vrij grove gezichtpijp werd overwegend op het platteland gerookt en domineert in de latere tijd als meest algemene figuurpijp. Het is onduidelijk of dergelijke pijpen in Antwerpen verkrijgbaar waren want de doelgroep is vooral de plattelander. Waarschijnlijk gaat het hier om een van thuis meegebracht geschenk van een soldaat en dat zou kunnen verwijzen naar een boerenafkomst.

Duidelijk is dat wat betreft de Franse kleipijpen niet het mooiste is gevonden en ook niet het materiaal van de meest toonaangevende fabrieken. Komt het versierde goed voor ons luxueuzer en onverwacht over, de markt van dat moment bood interessanter en kwalitatief beter rookgerei.

Belgische producten

In het vierde kwart van de negentiende eeuw bestond er nog een tamelijk uitgebreide pijpennijverheid verspreid over grote delen van België. Het voornaamste centrum was de Maasstreek met als belangrijkste plaats Andenne en het aangrenzende Andenelle. De belangrijkste fabrikant uit die periode was Desirée Barth (werkzaam 1855-1888). Van zijn bedrijf zijn enige fragmenten gevonden al komen ook stelen van Victor Leblanc (werkzaam 1862-1900) voor, een fabriek waarvan de historie nog niet is geschreven. Kenmerkend voor dit gebied is massagoed met een grote mate van eenvoud. Wel bestond er een zekere aspiratie om figurale pijpen te maken maar dit goed was niet van hoge kwaliteit. Wat verder gevonden is betreft overwegend in massa gemaakte gezichtpijpen waarvan de vormgeving op de Franse inspiratie terugvoert maar de uitwerking een zeker raffinement mist.

pijp-citadel-antwerpen--gambier-hyacinthe
Afb. 32. Doc. APM
00.726-pijp-citadel-antwerpen--leda
Afb. 33a. APM 726
00.726-pijp-citadel-antwerpen--leda-bis
Afb. 33b. APM 726

Een tweede pijpenmakerscentrum lag verder stroomafwaarts aan de Maas en wel rondom Luik. De productie was hier duidelijk meer ontwikkeld met een grotere variatie, waarbij de Franse pijpen sterker tot voorbeeld dienden. Toch blijven deze producten kwalitatief achter bij de Franse tegenhangers: zowel qua modelé als qua materiaalgebruik. Ook het schilderemail is minder subtiel en van een indringender palet. Onder de vondsten domineert het materiaal van Antoine Trees één van de zes fabrieken die zowel eenvoudig kort goed als figuraal werk op de Franse leest bracht, maar dan wel met de Maaslandse slag. De vondsten van de Citadel zijn met name interessant omdat van deze fabriek nog maar weinig pijpen bekend zijn.

10.996-pijp-citadel-antwerpen--prusienne GW
Afb. 34a. APM 10.996
10.996-pijp-citadel-antwerpen--prusienne-GW-bia
Afb. 34b. APM 10.996
00.726-pijp-citadel-antwerpen--prusienne
Afb. 35a. APM 726
00.726-pijp-citadel-antwerpen--prusienne-bis
Afb. 35b. APM 726

Een derde gebied was de grensstreek rondom de plaatsen Nimy en Onnaing ten westen van de Borinage. Hier vinden we verschillende fabrieken maar de nijverheid werd gedomineerd door Scouflaire (periode 1825-1936). In die streek zijn pijpen met een kromkopmodel favoriet. De kromkop is een Engels/Frans modefenomeen uit de achttiende eeuw al is dit model in Nederland ook uitgebreid geproduceerd, steeds met een knipoog naar het Engelse slurfmodel. In de Belgisch-Franse grensstreek komt een eigen modelvariant tot stand met als kenmerken een lange steel, overwegend gladde modellen en gemaakt van een betrekkelijk stootvaste klei met een goed absorptievermogen. Aanvankelijk hebben deze pijpen een hiel, tegen het eind van de negentiende eeuw verdwijnt die. De productie heeft bij talloze bedrijven plaatsgevonden, daarvan getuigen de vormvarianten en de verschillende gevonden merken. Helaas is de historie van de pijpenmakerij in deze streek nog nooit bestudeerd.

Hollandse importwaar

Opvallend bij de Goudse vondsten is de dominantie van de fabrikant Pieter Goedewaagen. Van hem is bekend dat hij in het Vlaamse deel van België in die periode actief verkocht. Via handelsagent De Terwanghe moet Goedewaagen een geweldige greep op de Antwerpse markt hebben gehad. Het door hem geleverde materiaal is in de Goudse stijl uitgevoerd, maar ligt kwalitatief onder het gemiddelde dat Goedewaagen leverde. De steellengte is aangepast aan de Vlaamse gebruiken. Daar is niet de lange, zogenaamde maatpijp van ruim een halve meter favoriet, maar prefereert met stompe modellen, pijpen met een steellengte van ongeveer 25 centimeter. Er is dus sprake van een smaak aangepast aan de regio. De vondst van de stompen ligt dus in de lijn der verwachting. Klaarblijkelijk heerste er onder de soldaten een preferentie voor eenvoud en goedkoop. Gezien het percentage stompen lijkt het te gaan om een soort standaard pijp die misschien wel in de soldatenbarak verkrijgbaar was. De stompe is een goedkope en ouderwetse pijp en staat tegenover de meer mondaine borraine.

10.996-pijp-citadel-antwerpen--mercurius
Afb. 36a. APM 10.996 
10.996-pijp-citadel-antwerpen--mercurius-bis
Afb. 36b.  APM 10.996

Onduidelijk is overigens hoe populair de Nederlandse pijpen in België waren. Natuurlijk had er een eeuwenlange traditie bestaan want de export naar Vlaanderen vond al vanaf de zeventiende eeuw plaats. Na de afscheiding van België lijkt men er sterker op de eigen nijverheid met een eigen product te steunen.

10.996-pijp-citadel-antwerpen--parelpijpen
Afb. 37a.  APM 10.996
10.996-pijp-citadel-antwerpen--parelpijpen-bis
Afb. 37b.  APM 10.996
2007-antwerpen-38-10.433d-bodem-goedewaagen-handomgezette-1
Afb. 38.APM 10.433d

De Goudse pijpennijverheid draaide in het vierde kwart van de negentiende eeuw nog overwegend op de lange Goudse pijp. Slechts zeer marginaal volgde Gouda de Franse mode van het figureren na. De Goudse pijpenmakers hebben daarin geen eigen vormgeving ontwikkeld. Zij steunden op de verdienste van de Fransen en de imitaties van de Belgen. Hun producten kwamen overwegend tot stand in uit het buitenland aangevoerde persvormen, veelal van geliquideerde bedrijven in België. Bij bestudering van de vondsten herkennen we talloze korte gedecoreerde modellen als mogelijk Gouds, doch in geen van de gevallen is dit met zekerheid vast te stellen. Dat geldt voor bijvoorbeeld de koppen van Garibaldi, de zwijnskop en andere motieven. Een bewijs dat zij ook daadwerkelijk in Gouda zijn gemaakt is in geen enkel geval geleverd. Economisch gezien is het logisch dat men in Antwerpen dit korte goed vanuit Andenne en Luik betrok en alleen de Goudse producten aanschafte die daar voordeliger werden gemaakt.

Conclusie

Het vondstmateriaal van de Citadel van Antwerpen geeft een beeld van de gebruikte pijpen over een korte tijdsspanne en binnen een bepaalde doelgroep. Daarmee wijst het ons op de appreciatie van tabakspijpen onder een bepaalde groepering, namelijk soldaten. De keuze is terug te brengen tot drie hoofdsoorten: lange en langere modellen met de Hollandse ketels enerzijds en de Vlaamse borraines als tegenhanger anderzijds. Daarbij blijken de Hollandse modellen het meest algemeen en komen overwegend van een vaste leverancier. Zij liggen onder de gemiddelde kwaliteit. De borraines komen minder frequent voor en stammen uit verschillende bedrijven uit de Belgisch-Franse regio bij Onnaing.

2007-antwerpen-vondstgroep-1
Vondstzakjes.
2007-antwerpen-vondstgroep-2
Deetail vondstzakjes.

De tweede hoofdsoort is de korte pijp ofwel de eenvoudige burgerlijke producten al dan niet voorzien van een eenvoudige reliëfdecoratie. Dit goed komt uit de plaatsen Andenne en Luik. De derde soort tenslotte is de figurale pijp. Bij deze laatste categorie valt vooral het kwaliteitsverschil op tussen de luxe importwaar uit Frankrijk en de eenvoudige modelleringen uit met name Andenne. Dit kwaliteitsverschil houdt zelfs stand als we zien dat niet het beste Franse materiaal is aangevoerd. Tot slot is er nog een restgroep van niet-kleipijpen, materiaal dat bij veel vondstbesprekingen achterwege blijft vaak omdat het niet als pijp wordt herkend.

De vondstlocatie binnen de Citadel van Antwerpen bepaalt dat de rokersgroep overwegend uit soldaten moet hebben bestaan. Ook de datering is goed te bepalen. In Antwerpen zelf bestaat in die periode geen locale productie van pijpen. Wel blijkt de stad het kruispunt van import uit drie productiecentra: Noord-Frankrijk, Maasstreek en Gouda. Door deze drie uiteenlopende genres pijpen aan te voeren is er dus van alles te koop. Persoonlijke voorkeur van de consument bepaalt vervolgens de definitieve keuze. Zo zien we de soldaten met hun rokertje: kort en onopvallend van super eenvoudig tot elegant en goed afgewerkt. Maar ook: kort figuraal zowel in een grove als in een verfijnde uitvoering. Daarnaast vertoonde men zich met de lagere pijpen waarbij incidenteel de statige Nederlandse pijpen werden gerookt, terwijl ook het Vlaamse product in de smaak viel. Tenslotte zien we het exclusieve goed: de meerschuimen pijpen en een houten pijp met separate binnenketel.

We mogen veronderstellen dat soldaten die in een kazerne arriveerden daar verschenen met hun favoriete rokertje, de pijp van ouders of meisje gekregen. Dat product drukte de sfeer van het milieu thuis uit. Wanneer de pijp vroeg of laat sneuvelde werd deze vervangen voor een lokaal aangeschaft product. Deze kan op locatie zijn gekozen uit het reguliere assortiment, maar dat kan ook in de stad zijn gebeurd na een weloverwogen keuze uit het daar beschikbare.

2007-antwerpen-2007-citadel
Opgraving Citadel Antwerpen.

Uit eerdere onderzoeken is al gebleken dat de tabakspijp in soldatenkringen een belangrijke rol vervult om de persoonlijkheid mee tot uitdrukking te brengen. In een geüniformeerde samenleving voldoet juist het voorwerp pijp als een artikel om de eigen status en persoonlijke interesse mee uit te dragen. Het lijkt er alleszins op dat dit ook op de Citadel van Antwerpen gold al is de variëteit van de pijpen minder groot dan bij een eerder vondstcomplex van militairen uit Middelburg.[11]

Tenslotte kunnen we het rookgerei ook nog bekijken vanuit het oogmerk van gerookte tabakssoorten en de smaakervaring waarnaar men zocht. In de jaren 1870 was er globaal gezien sprake van twee soorten tabakken. Enerzijds was dat de ouderwetse krul- en baaisnede, een snel brandende ongesausde tabak. Deze tabak brandt hitsig en geeft een scherpe smaak, vandaar dat een pijp met een wat langere steel te prefereren is. Van een geheel andere smaak zijn de gesausde tabakken die vanaf 1850 op de markt komen. Deze branden langzaam en laten zich dus beter in een korte pijp roken. Bij dergelijke pijpen is de ketel ook doorgaans wat kleiner. De smaakbeleving is totaal anders: milder en minder sterk maar wel explicieter en vooral aromatischer. Uit de verhouding van de gevonden pijpen moeten we nu concluderen dat in de Citadel overwegend ouderwets werd gerookt en dat veronderstelt wat oudere bedaagde rokers. Minder dan dertig procent van de consumenten bediende zich van de dieper smakende gesausde tabakken. Dat waren de jongere rokers en juist zij manifesteerden zich met joyeuzere pijpen.

Toch was hun gevoel voor mode minder ontwikkeld dan een generatie eerder het geval was. Snedige politieke of sociaal geëngageerde onderwerpen komen op de pijpen niet voor. Veelal gaat het om plezante voorstellingen en het is de vraag of de diepere betekenis van de uitbeelding bij deze groepering een rol speelde. Uiteraard houdt dat verband met het tijdstip van het vondstcomplex: de figurale tabakspijp zakte af van luxueus artikel met een groot belang voor de achterliggende betekenis naar een conceptueel voorwerp waarvan de roker geen acht meer slaat op de betekenis.

Al met al levert de vondstgroep van de Citadel het bewijs dat Antwerpen in het laatst van de negentiende eeuw een goede aanvoer van pijpen kende. Door determinatie van de vondst zijn we in staat de theorie over de pijpenproductie en –handel te staven en de smaak in rookgedrag van de soldatenpopulatie te duiden.

 

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2007.

 

Afbeeldingen

  1. Pijpenkop in de vorm van het hoofd van een man in historische dracht, zonder hiel en opgaande steel met manchet. Frankrijk, Givet, firma J. Gambier, model 766 Varlet, 1865-1885.
  2. Pijpenkop in de vorm van een man met snor en brede baard, tulband op het hoofd, zogenaamde Jacob, opgaande steel met manchet. Frankrijk, Saint-Omer, Fiolet?, 1860-1890.
  3. Pijpenkop met bekermodel ketel met figurale uitbeelding van een Turk met tulband. België, Maasstreek, 1840-1880.
  4. Pijpenkop met ovaalvormige ketel met figurale uitbeelding van een gezicht met clownsmuts en krullend haar. België, Maasstreek, 1840-1880.
  5. Pijpenkop voorstellend man met snor en baard in twee punten, op het hoofd een cilindrische bontmuts. België, Andenne, 1860-1880.
  6. Pijpenkop van karikaturale mannenkop met bril en potlood achter het oor, genoemd Claude Ysabeau. België, Andenne, 1870-1900.
  7. Pijpenkop voorstellend man met snor en ringbaard, op het hoofd een overlangs geribde muts. België, Andenne, 1870-1900.
  8. Pijpenkop met figurale voorstelling van Leda en de zwaan. Lille, Gisclon, model 453, 1860-1880.
  9. Tabakspijp met Duitser ketel, op de steel in hoogreliëf zittende geklede aap. Frankrijk?, 1860-1880.
  10. Tabakspijp met slurfvormige figurale ketel in de vorm van een vis met geopende bek rond de ketelopening. België?, 1870-1890.
  11. Tabakspijp met ovaalvormige figurale ketel in de vorm van een zwijnskop met de bek bij de steelaanzet. België of Gouda, 1870-1900.
  12. Pijpfragmenten met ketel in de vorm van een fles, om de hals gehouden door een handje, de manchet in de steelaanzet. België of Gouda, 1870-1900.
  13. Tabakspijp met meloenvormige geribde ketel versierd met bladmotiefjes, de onversierde delen geglaasd. Frankrijk, 1870-1890.
  14. Pijpenkop met achtzijdig afgevlakte bekervormige ketel met in reliëf ornamentaal motief en aan de basis smalle knorren. België, 1860-1890.
  15. Tabakspijp met bekervorm ketel met subtiele richels en knoopjes over ketel en steel, model Prusienne. Maasstreek?, 1860-1890.
  16. Pijpenkop met slurfvormige kromkop ketel, decoratie in reliëf van knorren of ribben. België/Frankrijk, grensstreek, 1860-1890.
  17. Pijpenkop met ovale ketel met in reliëf Mercurius en Neptunes, op lint "P. GOEDEWAAGEN IN GOUDA". Gouda, Pieter Goedewaagen, 1870-1890.
  18. Pijpenkop met ovale ketel met hiel, overlangs op de ketel in reliëf decoratie van parelrijen. Gouda, Pieter Goedewaagen?, 1870-1890.
  19. Pijpenkop met bekermodel ketel, zonder hiel, ketel weerszijden leeuw met wetstafelen. Grivegné, Antoine Trees, 1860-1890.
  20. Pijpenkop met ovale ketel met hiel, zogenaamde stompe, hielmerk 82 gekroond. Gouda, Pieter Goedewaagen, 1870-1890.
  21. Pijpenkop met zogenaamde omgezette ketel die schuins is doorgesneden en een halve slag gedraaid opnieuw is verlijmd. Hielmerk ES gekroond. Gouda, Pieter Goedewaagen, 1860-1880.
  22. Pijpenkop met borraine of kromkop ketel en hiel. Grensstreek België en Frankrijk, 1860-1890.
  23. Pijpenkop met kromkop ketel en hiel, de ketelbasis versierd als een eikendopje. Hielmerk AT. Grivegné, Antoine Trees, 1860-1890.
  24. Hielmerk JBN initialen met dunne schreefletters. België, Nimy, Jean-Baptiste Nihoul, 1860-1880.
  25. Pijpenkop met doetelknoop ketel met knophiel en rechte steel. Steel ingedrukt aan de onderzijde GODIER PARIS. België, Maasstreek, 1870-1890.
  26. Manchetkop van meerschuim in de gematigde Hongaarse stijl met cilindrische ketel, hielloze onderzijde en oplopende steel met manchet. Duitsland?, 1860-1890.
  27. Fragment van de tulband van een pijpenkop voorstellend een Turkenkop, meerschuim. Duitsland/Oostenrijk, 1850-1880.
  28. Inzetketel van houten pijp, de onderzijde afgerond om in een bekleding te passen, 1850-1880.
  29. Pijpenkop met figurale ketel en oplopende steel met manchet, voorstellend een schildknaap. Frankrijk, Gambier, model 766 Varlet, 1860-1885.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5195b
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Pijpenkop met figurale ketel en oplopende steel met manchet, voorstellend Jacob met snor en lange baard. Frankrijk, Saint-Omer, L. Fiolet.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5756
  1. Pijpenkop met figurale ketel en oplopende steel met manchet, voorstellend een publieke schrijver met bril. Frankrijk, Gambier, model 371 L’Ecrivain public, 1860-1890.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8392
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Pijpenkop met karikaturale mannenkop sterk gelijkend op de portretkop met de naam Claude Ysabeau. Frankrijk, Gambier, model 952 Hyacinthe, 1894.
  2. Uit de fabrikantencatalogus: Pijpenkop voorstellende Leda en de zwaan. Lille, Gisclon, model 453, 1880.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 726
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Tabakspijp met bekervorm ketel met subtiele richels en knoopjes over ketel en steel, model Prusienne. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, model 65, 1890.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.996
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Tabakspijpen met bekervorm ketel met subtiele richels en knoopjes over ketel en steel, model Prusienne. Lille, Gisclon, model 658, 659, 1880.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 726
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Pijpenkop met ovale ketel met in reliëf Mercurius en Neptunes. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, model 254, 1890.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.996
  1. Uit de fabrikantencatalogus: Pijpenkop met ovaal model met pareldecoratie. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, model 55, 253, 1890.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.996
  1. Tabakspijp met ovale ketel met omgezette bovenhelft, hiel en rechte steel. Hielmerk ES gekroond. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1860-1880.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.433c
  1. Tabakspijp van meerschuim met figurale ketel van een Turk met snor en tulband, montage met een zilveren dopdeksel aan borgketting en zilveren manchetband met borgoog. Wenen, 1850-1870.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.134
  1. Tabakspijp van meerschuim met stummel ketel met een korte insteeksteel in een vochtzak, opgaand roer met gebogen mondstuk. Duitsland, 1860-1890.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.074

 

Noten

[1]       Don Duco, Vve. Hasslauer, successeur de Gambier, fabrikantencatalogus uit 1868 voorzien van een historische inleiding en verklarend naamregister, Leiden, 1987, p 20, model 766 varlet.

[2]       D.H. Duco, Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall, Amsterdam, 2004, p 75.

[3]       De inzet van de vorm sluit over het opschrift JACOB iets dat niet bij andere bedrijven voorkomt.

[4]       Robert Mordant, La pipe en terre d’Andenne et ses marques, Andenne, 1999, p 57.

[5]       Duco, (Hasslauer 1868), Leiden, 1987, p 2, model 371 L’Ecrivain public.

[6]       Gambier Vve. Hasslauer de Champeaux & Quentin, (catalogus 1894), model 952 Hyacinthe.

[7]       Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, p 52, model 453, Leda. Amsterdam, Pijpenkabinet Pk 726, planche 23, modelnummer 453, planche 34, model 543.

[8]       Amsterdam, Pijpenkabinet Pk 726, catalogus Gisclon, planche 37, model 589 Rossignol.

[9]       Amsterdam, Pijpenkabinet Pk 10.996, Aarden-Tabaks & Sigaren-Pijpen Fabriek P. Goedewaagen & Zoon, catalogus c. 1890, model 65.

[10]     Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, 192 p.

[11]      Don Duco, Vondstrapport Stadsschouwburg Middelburg, Amsterdam, 2004.