Fabels en feiten over de meerschuim pijp

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2009

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Geschiedenis van de meerschuim pijp

Vrijwel iedere publicatie verhaalt de ontdekking van het meerschuim op dezelfde onjuiste wijze.[1] In Pest, op de oostelijke oever van de Donau zou de schoenlapper Karol Kovács (Kowátes) hebben geleefd, die tevens een bekwaam houtsnijder was. Op een zekere dag in 1723 kreeg de man bezoek van de Hongaarse gezant op Turkije, ene graaf István Andrássy. Deze graaf had op zijn terugreis van Ankara van sultan Achmed III een bijzondere brok steen gekregen die vettig aandeed en wonderlijk genoeg op het water kon drijven. Hij wenste daar nu bij Kovács een bijzonder voorwerp van te laten maken. De schoenlapper nam de opdracht aan en omdat hij een stevige roker was vervaardigde twee pijpen, de ene voor de graaf, de andere voor hemzelf. Na aflevering van het voorwerp maakte graaf Andrássy in de aristocratische kringen van Hongarije al gauw furore met zijn pijp. Hij ontdekte namelijk niet alleen de positieve gebruikseigenschappen van meerschuim, maar de pijp oogstte bovendien grote bewondering vanwege de schoonheid en bijzonderheid van het materiaal.

Van deze beroemde legende bestaan verschillende versies. Zo zou Andrássy zelf twee pijpen hebben besteld en er één als geschenk aan de schoenmaker hebben gegeven.[2] Al rokend heeft schoenlapper Kovács zijn pijp tijdens het werk per ongeluk met bijenwas besmeurd. Daarna merkte hij dat de was de rookkwaliteit verbeterde en heeft het voorwerp er volledig mee ingesmeerd. Op die wijze zou het kleuren van de pijp ontstaan zijn. Hoe dan ook, de verschillende positieve eigenschappen gaven meerschuim snel bekendheid en het is dus niet verwonderlijk dat de handwerksman al gauw een handeltje in meerschuim pijpen opzette.

Het is een prachtig verhaal dat best waar zou kunnen zijn. Daarom is enkele tientallen jaren geleden al eens geprobeerd met archiefonderzoek het waarheidsgehalte vast te stellen. Toen echter bleek dat graaf Andrássy geheel andere beslommeringen had[3] of zelfs een eeuw later leefde[4] en de schoenmaker niet nader traceerbaar was,[5] degradeerde het mooie verhaal tot een fabeltje. De bestaansreden van dit romantische verhaal is inmiddels wel duidelijk.[6] Met dit verzinsel maakten de pijpenfabrikanten in de negentiende eeuw het gebruik van de meerschuim pijp onder de hogere standen van de bevolking bekend. Voor de toenmalige pijpenmakers gold dat als promotie van hun product en blijkbaar was dat van groot belang.

013-18.986-meerschaum-bust-01
Afb. 13a. APM 18.986
013-18.986-meerschaum-burst-07
Afb. 13b. APM 18.986

In werkelijkheid voert de ontdekking van meerschuim veel verder terug dan het jaar 1723. Als handelsgoed is de delfstof al in de prehistorie bekend: zo is het bijvoorbeeld als vondst in voorhistorische grafvelden aangetroffen.[7] Ook in later tijden behoorde meerschuim tot de handelsartikelen en het materiaal was voor allerlei doeleinden geschikt: beeldhouwers gebruikten het voor het maken van sculptuurtjes (afb. 13) en plaquettes.[8] Zoals vaak is de werkelijke geschiedenis van de meerschuim pijp niet zo legendarisch maar vooral logisch. Het materiaal is zowel in Griekenland als in Turkije al in de zeventiende eeuw voor de vervaardiging van pijpen gebruikt. Dankzij de buitengewone eigenschappen werd het al gauw naar andere streken verhandeld. Rond het jaar 1680 moet de meerschuim pijp in veel Europese landen bekend zijn geweest, zij het in beperkte kringen. Duidelijk is dus dat meerschuim als grondstof voor pijpen zeker enkele generaties vóór het verhaal van de schoenlapper en de graaf in gebruik was.

 

Noten

[1] Dunhill, 1924, p 234. Aschenbrenner, 1939, p 21. G.A. Brongers & J.A. Frank, Pijpenbrevier, Rotterdam, 1979, p 137. Ramazzotti, 1981, p 52. Libert, 1984, p 64. Levárdy, 1994, p 118. Woont Fischergasse. Pollner, 1997, p 75. Morgenroth, 1999, p 30. Rapaport, 1999, p 16. Catalogus Budapest, 2000, p 62.

[2] Ehwa, 1974, p 70.

[3] Levárdy, 1994, p 119. Rapaport, 1999, p 17.

[4] Guyot, 1992, p 95. Andrássy was de favoriet van keizerin Sissi.

[5] Levárdy, 1994, p 120.

[6] Morgenroth, 1999, p 30.

[7] Morgenroth, 1999, p 31.

[8] Rapaport, 1999, p 17. In 1652 zou de Franse beeldhouwer Louis Pierre Puget al een meerschuim pijp hebben gesneden.

De vroegste productiecentra

In het Turkse wingebied van het meerschuim heeft dus al in de zeventiende eeuw een productie van tabakspijpen bestaan. De oudste schriftelijke bron daarover stamt uit 1679.[1] De pijpenkoppen die daar gemaakt werden volgden het toenmalige Turkse pijpmodel gekenmerkt door een wat bolle ketel al dan niet cilindrisch verhoogd, een ronde onderzijde en een korte steel met manchet. Dergelijke koppen werden aan een separaat roer gemonteerd, doorgaans met een forse lengte. Het oppervlak werd met eenvoudige motieven versierd; de luxueuze exemplaren voorzag men soms van sierstenen of stukjes gekleurd glas.

De Turkse meerschuim pijpenkoppen werden door Griekse en Joodse handelaren over een steeds groter gebied verkocht.[2] Zij werden onder de betere stand gerookt, waar men zich graag met een bijzondere tabakspijp wenste te onderscheiden. Dankzij de uitstekende rookeigenschappen groeide hun populariteit. Naar de verspreiding van deze vroege meerschuim pijpen kunnen we slechts gissen. Van het oudste materiaal is niets overgeleverd, misschien wel omdat zij vanwege hun gebruiksvriendelijke eigenschappen volledig zijn opgerookt. Eerst door de welgestelde eigenaar, later door diens knecht of als tweedehands door een eenvoudige roker, totdat de pijp uiteindelijk totaal versleten was.

Omdat het voorkomen van de Turkse pijpenkoppen niet altijd aan de smaak van de rokers elders voldeed, ontstonden er regionaal werkplaatsen om deze pijpen naar de mode van dat gebied te fatsoeneren.[3] Op een draaibank werden de koppen mooier glad afgewerkt en de decoratie werd aangepast aan de heersende smaak. Zo zullen in verschillende gebieden kleine werkplaatsen zijn ontstaan waar dit handelsartikel werd opgewaardeerd tot een modieus voorwerp om tegen een winstprijs te worden verkocht. Een van die plaatsen is Lemgo in Lippe, waar het ambacht pijpen te fatsoeneren tussen 1745 en 1750 ontstond.[4]

De plaats Ruhla in Thüringen is een tweede centrum. Ook daar komt voor het midden van de achttiende eeuw een nijverheid op gang waar men Turkse pijpenkoppen moderniseert en geschikt maakt voor de lokale markt.[5] Naast het aanpassen van de vorm en de decoratie en een verfijndere afwerking wordt ook het monteren van de koppen met metalen dekseltjes en manchethouders gebruikelijk. In de handel slaat het gemoderniseerde product geweldig aan en de werkplaatsen nemen snel in aantal en in omvang toe. In 1798 zijn er in Ruhla 16 fabrieken met 66 werknemers die meerschuim pijpen fatsoeneren en wellicht zelfs nieuwe exemplaren maken uit van elders aangevoerde meerschuimbrokken.[6] Dat in Ruhla behalve van massaproductie ook sprake is van bijzonder werk bewijst de deelname van twee pijpenmakers aan een tentoonstelling in Frankfurt in 1776.[7]

Twee andere belangrijke centra voor meerschuim pijpen zijn Wenen en Pest (Budapest). In beide plaatsen ontstaat al in de achttiende eeuw een bescheiden productie aan meerschuim pijpen. De oudst bekende pijpensnijder in Pest is István Nagy uit het laatst van de achttiende eeuw.[8] Het lijkt er op dat men hier al snel niet werkt met uit Turkije aangevoerde ruwe pijpenkoppen maar dat men de mineraal zelf verwerkte. Al gauw is Wenen ook het depot voor het meerschuim dat in Thüringen wordt bewerkt.[9] Helaas is de vroegste pijpengeschiedenis van beide centra nog niet geschreven, we kennen slechts de magnifieke kunstwerken die daar in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn ontstaan. Tussen Wenen en Pest moet in ieder geval een grote wisselwerking hebben bestaan, zowel in de vormgeving van de pijp als in het snijwerk van de decoratie. Voorbeelden van deze prachtige pijpen komen bij de modellen en decoraties nader ter sprake.

Onbekend is verder in hoeveel andere plaatsen men in de achttiende eeuw meerschuim pijpen heeft gemaakt. Zeker is dat de pijp van meerschuim inmiddels voldoende bekend was en eveneens zeer begeerd om een productie op kleinere of grotere schaal te rechtvaardigen. Mogelijk worden ook in Triëste, Milaan, Leipzig, Neurenberg,[10] Hamburg, Göttingen, Kopenhagen, Stockholm en andere plaatsen pijpen van meerschuim gemaakt.[11] Een toevallige vermelding in een adresboek of een ander archiefstuk zou het bewijs daarvoor kunnen leveren maar wonderlijk genoeg is onderzoek hiernaar nog maar nauwelijks gedaan.

 

Noten

[1 Morgenroth, 1999, p 34. Citeert Voyage d’Italie, de Dalmatie, de Grece et du Levant, Amsterdam, 1679.

[2] Cardon, 1866, p 333. Spreekt van Turkse, Griekse en Armeense handelaren. Catalogus Budapest, 2000, p 63.

[3] Morgenroth, 1999, p 40. Citeert Rothmann, 1802.

[4] Raufer, 1876, p 9. Pollner, 1997, p 75. Noemt Lemgo als de eerste stad. Morgenroth, 1999, p 40. Pollner, 2000, p 161. Dit zou tussen 1745 en 1750 door de koopman Benzler zijn gebeurd.

[5] Levárdy, 1994, p 120. Noemt als startdatum 1745 met Kristof Dreiss, die in 1750 op een tentoonstelling te Leipzig exposeert. Pollner, 1997, p 65. Stelt het jaar 1739 als start van de algemene pijpenmakerij, het meerschuim start reeds voor 1750 door Wolfgang Iffert (overgenomen uit Raufer, 1876).

[6] Morgenroth, 1999, p 49. Levárdy, 1994, p 115. Noemt de families Iffert en Ziegeler. Rapaport, 1999, p 19. Noemt rond 1800 150 snijders die in 27 fabrieken werken.

[7] Rapaport, A complete guide to collecting Antique Pipes, Exton, 1979, p 51. Het gaat om Johann Wolfgang Wagner en Jakob Hellman.

[8] Levárdy, 1994, p 121. Noemt Czerha Károly uit Mannheim en Jósef Teissenberger uit Unterammergau. Catalogus Budapest, 2000, p 64.

[9] Cardon, 1866, p 233. Wenen verkoopt meerschuim dat in Saksen wordt bewerkt en via Frankfurt wordt verspreid.

[10] Raufer, 1876, p 9. Rien & Dorén, 1985, p 87. Beelden een pijpenkop af die uit 1767 zou dateren.

[11] Levárdy, 1994, p 115.

Introductie van namaakmeerschuim

Schaarste aan meerschuim, een hoge prijs en grote populariteit zijn er de oorzaak van dat fabrikanten zich al snel beijveren om meerschuim te imiteren. Daarbij is het productieafval uitgangspunt geweest omdat dit in de bedrijven direct voorhanden was en geen verdere functie had. Na enig experimenteren blijkt dat men het meerschuimgruis kan vermalen en dit met een lijmstof kan mengen waardoor een substantie wordt verkregen die in vormen kan worden geperst. Het aldus verkregen product wordt na drogen bijgesneden en bijgekleurd en is dan nog maar nauwelijks van echt meerschuim te onderscheiden.

Het lijkt erop dat deze werkwijze in Ruhla is ontdekt en daar ook de hoogste vlucht heeft genomen.[i] Tegen het eind van de achttiende eeuw bestaan hier naast de reeds genoemde 16 meerschuimfabrieken ook nog 26 werkplaatsen waar maarliefst 156 werklieden zich bezighouden met de productie van nagemaakte meerschuim pijpen.[2] Het blijkt dat de imitatie pijpen een gunstiger marge opleveren dan de echte exemplaren waardoor deze handel buitengewoon winstgevend wordt. In een zeer korte tijd overvleugelt de productie van namaakmeerschuim de vervaardiging van echte pijpen. Mede hierdoor wordt Ruhla het centrum van de Midden-Europese pijpennijverheid met een renommee voor vernieuwende producten.

Imitatie meerschuim bestaat overigens in allerlei gradaties. Tot de beste soort behoort het zogenaamde Wiener meerschaum waarvan het hoofdbestanddeel uit meerschuim gruis bestaat en dat beter composiet meerschuim genoemd zou kunnen worden. Naar de wijze van produceren wordt ook wel van persmeerschuim gesproken. Van de verschillende recepten die er voor namaakmeerschuim ontstaan, is slechts één bij naam bekend. Dat is de pâte de Wagner, genoemd naar Johann Christoph Wagner, de uitvinder van dit recept.[3] Bij die vervaardigingwijze wordt verpulverde meerschuim onder forse druk geperst, na toevoeging van olie en terpentijn. Bij een ander recept wordt meerschuim tot poeder vermalen en in lijnzaadolie gekookt samen met aluin. Daarna wordt het gegoten en vervolgens bijgesneden. Tenslotte wordt het bij een lage temperatuur gebrand.[4]

Wanneer het branden van meerschuim zijn intrede doet, worden ook andere materialen als hoofdbestanddeel gebruikt, waarvan witbakkende klei de belangrijkste is.[5] Dergelijke pijpen behoren tot de categorie Massa ook wel aangeduid met Massa meerschuim of pseudo meerschuim. In de recepten wordt geen meerschuimgruis meer verwerkt zodat er dus sprake is van volledige imitatie. Naast kleisoorten vermeldt een recept als hoofdbestanddeel gebrande gips met kalk in een oplossing van Arabische gom; het resultaat wordt met olie gepolijst.[6] Dat de experimenten uiteindelijk tot allerlei nieuwe materialen leiden is begrijpelijk. Zo ontwikkelt men zelfs een imitatie koraal en door gebruik van kleurstoffen komt men ook tot een blauwgekleurde imitatie lapis lazuli.[7]

Een mooi voorbeeld van een alternatieve meerschuim is Elfenbein Massa, een prachtige benaming voor een harde kunststof gemaakt van vermalen mislukte massa pijpen. Dergelijke recepten zijn tevens het bewijs dat men in de fabriek zelfs de reeds herbruikte afvalstoffen weer wist te benutten. Gelijktijdig komen pijpen gemaakt uit beendermeel, uit gips of zelfs papier machee op de markt. De rookkwaliteit daarvan zal zeker te wensen hebben overgelaten en dergelijke artikelen zullen de naam van de kwaliteitspijp geen goed hebben gedaan. Producten geperst uit meerschuimgruis zijn dus heilig vergeleken bij veel andere namaaksels.

De imitatie meerschuim producten worden op vergelijkbare wijze afgewerkt als de echte. Voor de snijders was het nieuwe materiaal zelfs een zegen want hoewel iets harder, was de substantie door en door homogeen en bevatte geen lastige insluitsels. Als eindproduct zijn de imitaties nauwelijks van de echte pijpen te onderscheiden, vooral niet omdat de echte meerschuim pijp ook forse gewichtsverschillen laat zien. Begrijpelijk is het dat deze imitaties voor de roker nogal eens een teleurstelling opleveren. Zo kwam het knappen of barsten bijvoorbeeld geregeld voor.[8]

Duidelijk is dat er tegen het jaar 1800 een keur aan soorten en kwaliteiten meerschuim pijpen en producten die er op lijken op de markt waren. Alleen de klant met de juiste ervaring kon onderbouwd zijn keuze maken en veel rokers zullen indertijd nooit geweten hebben wat de ware kwaliteit van de echte meerschuim was omdat zij altijd nagemaakte producten hebben gebruikt. Het beoordelen van een meerschuim pijp moet indertijd al moeilijk zijn geweest, tegenwoordig is dat nog lastiger omdat de met teer en nicotine doortrokken pijpen een groter gewicht hebben gekregen. Hoewel het onbekend is of nagemaakte meerschuim pijpen ook in de andere centra zijn gemaakt, mogen we hier wel van uitgaan.

 

Noten

[1] Levárdy, 1994, p 115. Noemt Kristof Dreiss als uitvinder rond 1770-1772. Pollner, 1997, p 78. Johann Christoph Dreiss.

[2] Raufer, 1876, p 10. Spreekt van 27 fabrieken met meer dan 150 werklieden. Aschenbrenner, 1939, p 21. circa 1800 27 werkplaatsen met 150 arbeiders. Morgenroth, 1999, p 49. Idem, p 47. Een bron uit 1788 spreekt van 100 werklieden.

[3] Ramazzotti, 1981, p 52. Écume artificielle de Wagner. Guyot, 1992, p 86. Levárdy, 1994, p 115. Wagner was gezant van het hof, de start werd gemaakt door Hartmann en Zimmermann.

[i4] Morgenroth, 1999, p 46. Vermeldt een recept uit 1786.

[v5] Raufer, 1876, p 17.

[6 Rapaport, 1979, p 69.

[7] Raufer, 1876, p 25.

[8] Raufer, 1876, p 11.

Bloei van de meerschuimindustrie

De negentiende eeuw wordt uiteindelijk de bloeiperiode van de meerschuim pijp. De productie neemt gestaag toe, hand in hand met een groeiende vraag, terwijl de reikwijdte van de fabrieken zich steeds verder uitstrekt. De pijp van meerschuim geniet in de hoogste kringen aanzien, terwijl de populariteit zich snel verbreedt. Vanwege het gebrek aan concrete historische informatie is het helaas onmogelijk de groei in kaart te brengen en meer over de omvang van de productie te melden of gefundeerd op de verschillende werkplaatsen in te gaan. Duidelijk is wel dat Wenen en Budapest in artistiek opzicht leidinggevend zijn. Daarna volgt Ruhla met een kwalitatief minder product maar vermoedelijk met een veel grotere productie. Ook in talloze andere plaatsen zoals de reeds genoemde Duitse stad Lemgo zijn werkplaatsen voor meerschuim pijpen geweest, al gaat het om kleinere, minder belangrijke bedrijven.

In de eerste helft van de negentiende eeuw komt de hoogste kwaliteit tabakspijpen uit Wenen. In die stad geeft een rijke clientèle de nijverheid een belangrijke stimulans. De stad Budapest is een tweede waardige toeleverancier. In beide plaatsen beschikt men over de eerste keus aan ruwe Turkse meerschuim. Uitgaande van de beste grondstof wordt ook in de bewerking ervan een optimaal staaltje van vakmanschap neergelegd. De afwerking van de pijp met bijenwas en de montage met toepasselijke zilveren deksels en manchetgarnituren zorgen voor een exclusief product dat alom wordt bewonderd maar vanwege de prijs alleen in de hoogste kringen kan worden gebruikt.

Vooral de stad Wenen kenmerkt zich door een grote liefde voor het roken. Een typerende uitspraak die reeds in 1859 op schrift werd gesteld is: "Een echte Oostenrijker denkt dat hij nooit te veel voor een goede pijp kan betalen".[i] Dit gezegde geeft aan dat er in Wenen een grote, bijna verheven cultuur was op het gebied van rookgerei en dat lokte zeker bijzondere prestaties uit. De klantenkring was breed en naast de adel uit de omvangrijke Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie waren er veel Tsjechische, Duitse en Italiaanse aristocraten terwijl de stad ook door welgestelde westerlingen werd bezocht.

014-19.776-archiefstuk-catalogue-pages-ruhla-2
Afb. 14. APM 19.776

De Weense mode zet de toon voor de meerschuim pijp. De tabakspijp wordt er in de zogenaamde Hongaarse ketelstijl (afb. 14) tot het grootste raffinement uitgewerkt. De eerste bloeiperiode ligt tussen 1820 en 1850. Naast de grote massieve versie komt al snel een dunner afgedraaide slanke pijpenkop op de markt die minder prestigieus is en bestemd is voor een bredere rokerskring. De werkplaatsen met de grootste verfijning en de best uitgewerkte handelscontacten zetten de trend voor het meest exclusieve product. Rond 1850 zijn er in Wenen zo’n vijftig pijpenfabrieken, ieder met tussen de tien en vijftien werklieden.[ii]

De firma Adler is zo’n vroeg huis dat nauwe contacten met het Weense Hof onderhield.[iii] Daar werden op speciaal verzoek van het hof uitzonderlijke stukken gesneden die dienden als diplomatiek geschenk aan ambassadeurs, ministers en aan vorstelijke personen.[iv] Ook voor presentaties op nationale en internationale tentoonstellingen werden exclusieve producten uitgewerkt. Dergelijke opmerkelijke scheppingen vormen de artistieke loot van de fabriek en onderstrepen het hoge vakmanschap. Het seriewerk is vaak de commerciële dobber waarop de werkplaats drijft.

Naast Wenen is Budapest van belang waar vanaf 1780 enkele werkplaatsen zijn. Belangrijk is hier de ondernemer Sándor Weisz, als snijder werkzaam vanaf 1815 (vgl. afb. 124). Rond 1850 start hij een eigen zaak; later associeert hij zich met zijn zoon Simon.[v] Een andere belangrijke snijdersfamilie is de Spiro familie.[vi] Talloze pijpen in Buda en Pest gemaakt vinden hun weg naar Wenen om daar te worden gemonteerd. Daardoor is de productieplaats lang niet altijd met zekerheid vast te stellen. Kleinere bedrijven richten zich op een minder elitaire klantenkring en bedienen daarmee de grote markt. Behalve in Wenen en Budapest vinden we ze over een veel groter gebied, tot in Polen, Zweden, Denemarken en Italië toe.

In Thüringen met als centrum Ruhla is de bloei van de meerschuimindustrie het grootst al worden de winsten daar vooral gemaakt in het segment imitatiemeerschuim dat heel ironisch Wiener meerschaum wordt genoemd.[vii] Door gebruik te maken van de stad die het best bekend stond en deze aan een valse soort te verbinden vond een oneigenlijke productaanprijzing plaats. Tussen de Oostenrijks-Hongaarse en Duitse centra moet een geweldige rivaliteit hebben bestaan, al is er vermoedelijk van een even sterke uitwisseling sprake geweest (afb. 14). Grossiers en handelaren kopen overigens daar waar het product het meest voordelig is en binnen hun assortiment voeren zij vaak goederen van uiteenlopende oorsprong. Naast de kwaliteitconcurrentie was een prijsoorlog deze branche niet vreemd.

Vanuit de gevestigde bedrijven zullen geregeld vaklieden zijn vertrokken die hun geluk in andere plaatsen wilden beproeven. Zo vestigen vooral Duitsers zich als meerschuimwerker in de grote steden in het westen waar zij hun nering opnieuw opzetten. Vaak gaat het niet zozeer om een fabriek waar productie wordt geleverd als wel om een handelskantoor met import van producten uit de streek van herkomst. Deze beweging zet al aan het begin van de negentiende eeuw in. De vroegste vestiging dateert van 1817, het gaat om ene Hopfer die in Parijs een winkel met een werkplaats opent en daarmee is de verwerking van meerschuim tot in West-Europa doorgedrongen.[viii]

 

Noten

[i] F.W. Fairholt, Tobacco: its History and Associations, including an account of the plant and its manufacture, with its modes of use in all ages and countries, London, 1859, p 196.

[ii] Levárdy, 1994, p 135.

[iii] Levárdy, 1994, p 128-130. Beschrijft de geschiedenis van deze familie. Catalogus Budapest, 2000, p 65. Adler is actief sinds het begin van de negentiende eeuw.

[iv] Guyot, 1992, p 95.

[v] Levárdy, 1994, p 134. Catalogus Budapest, 2000, p 69. Het bedrijf wordt tot na 1873 voortgezet.

[vi] Levárdy, 1994, p 134.

[vii] Ramazzotti, 1981, p 52. Spreekt van Écume d’Autriche. Levárdy, 1994, p 116. Pasura, Wiener Meerschaum en écume d’Antioche. De naamgeving is geen uiting van oneerlijke concurrentie maar is afgeleid van de aanvoer van meerschuimgruis uit Wenen die in Duitsland tot pijpen werd geperst.

[viii] Cardon, 1866, p 235. Meldt het jaar 1852 als aanvang in Parijs door Séjournant, Cardon & Cie in de Passage de l’Ancre. Guyot, 1992, p 95.

De productie wordt massaal en mondiaal

De tabakskoppen van groot formaat blijven na 1850 op de markt zij het dat de klantenkring geleidelijk minder elitair wordt. In die periode is de tabakspijp niet langer de exponent van grote luxe maar verburgerlijkt langzamerhand. Dat is aan alles zichtbaar: het raffinement in het materiaal, de precisie van het model en de verfijning van het snijwerk verminderen. Toch is er niet van afname van de nijverheid sprake, eerder van verbreding en een meer industriematige wijze van werken.

015-19.776-archiefstuk-catalogue-pages-ruhla-7
Afb. 15. APM 19.776

Na het midden van de negentiende eeuw krijgt de meerschuimindustrie een nieuwe impuls, die tot een tweede bloeiperiode leidt. De mode van het roken van een sigaar in een speciaal soort sigarenhouder komt op en juist de pijp van meerschuim is daarvoor bij uitstek geschikt. Opnieuw is het de absorptie die de doorslag geeft voor dit materiaal te kiezen omdat het garantie biedt voor comfortabel roken. Daarnaast biedt de grondstof de mogelijkheid tot aantrekkelijk vormgeven en decoreren. Gaandeweg maakt de tamelijk forse, massieve tabakspijp in biedermeier stijl plaats voor de elegante sigarenhouder en het nieuwe product wordt in veel bredere lagen van de bevolking gebruikt (afb. 15).

Lijken de meeste bedrijven tot 1850 nog werkplaatsen waar met een dozijn werklieden wordt gewerkt, een generatie later zijn deze omgevormd tot heuse fabrieken waar draaiers en snijders hun eigen zalen hebben en het werk aan de lopende band wordt verricht. In 1872 worden in Wenen jaarlijks 100.000 pijpen uit meerschuim gemaakt. In deze branche zijn daar dan zo’n 200 arbeiders actief die tezamen 360 ton meerschuim verwerken.[1] Voor de roeren worden nog eens 30 ton barnsteen gebruikt. Gezaghebbende fabrieken brengen catalogi uit waarin hun modelsoorten staan afgebeeld en op de fabrieksvloer worden deze pijpen in serie gemaakt. Voor de meeste snijders heeft het artistieke scheppen plaats gemaakt voor seriewerk, alleen enkele kunstenaars onder hen blijven voor speciale opdrachten werken.

De verhuizing van meerschuimwerkers naar andere gebieden vindt ook in de tweede helft van de negentiende eeuw vervolg. De activiteit in een grote stad als Parijs groeit snel,[2]in de Belle Epoque zijn hier zo’n tachtig meerschuimwerkers te vinden die in een eigen stijl werken.[3] Vanuit Parijs, waar de industrie zo belangrijk wordt dat men eigen meerschuim depots heeft, wordt het product verder verspreid.[4] Hetzelfde patroon maar in mindere mate geldt voor bijvoorbeeld Brussel, waar E.R. Rabe de oudst gedocumenteerde maker is (vgl. afb. 116).[5] In de Amsterdamse Reguliersbreestraat vestigt zich de firma Wasmann, die met succes de handel en productie in meerschuim en barnsteen opzet (vgl. afb. 118). De winkel en werkplaats zal langer dan een eeuw bestaan. Een andere Duitse handelaar en meerschuimsnijder genaamd Hintze start een winkel in Den Haag (vgl. afb. 119).[6] Ook deze zaak oogst succes en zal ruim een halve eeuw worden voortgezet. Dergelijke winkels drijven overigens op hun handelsfunctie, de productie beperkt zich doorgaans tot het individualiseren van pijpen met een wapenschild of monogram. Gezaghebbende opdrachten worden meestal in het moederland uitgevoerd.

Andere meerschuimdraaiers en meerschuimsnijders steken de oceaan over en beproeven hun geluk in Amerika. De oudst bekende Amerikaganger is F.J. Kaldenberg die zich in 1855 in New York met de Armeen Bedrossian associeert en daar een winkel opent.[7] Aan de andere zijde van de oceaan slaat de nering eveneens aan en volgen generaties pijpenmakers en pijpenhandelaars. Een tweede beroemde naam is William Demuth uit New York. In artistiek opzicht is de snijder Gustav Fischer Senoir het belangrijkste, hij vertrok in 1881 vanuit Wenen naar Amerika.[8] Frappant is het dat de catalogi van de Amerikanen zich goed met die van de Duitsers laten vergelijken: het aanbod aan soorten en modellen maar ook aan decoraties stemt sterk overeen. Daarom is het moeilijk vast te stellen wie de bedenkers waren en wie navolgden. Wat dat betreft heeft de meerschuim pijp in de tweede helft van de negentiende eeuw een internationaal voorkomen gekregen waarbinnen de verdienste zich nauwelijks nog laat duiden.

 

Noten

[1] Raufer, 1876, p 6. Spreekt van jaarlijks 50.000 kilo. Libert, 1984, p 91.

[2] Cardon, 1866, p 222. Volgens de Chambre de Commerce bestaat in 1860 reeds een aanzienlijke productie aan meerschuim pijpen. Ramazzotti, 1981, p 52. Bijvoorbeeld in 1852 ene E. Cardon, in 1860 Sommer. Levárdy, 1994, p 123. Werkt met Joodse pijpenmakers uit Wenen en Buda.

[3 Rapaport, 1979, p 53. Levárdy, 1994, p 135.

[4] Cardon, 1866, p 236. Idem, p 241. De Fransen zenden zelfs hun afval naar Duitse makers omdat zij zelf geen composiet meerschuim maken.

[5] Levárdy, 1994, p 135. E.R. Rabe.

[6] Don Duco, ‘Aanwinsten: Rembrandt pijp’, Nieuwsbrief Pijpenkabinet, nr. 5, oktober 2006.

[7] Levárdy, 1994, p 135. Rapaport, 1999, p 21.

[8] Levárdy, 1994, p 135. Fischer werkte voor de E.P. Ehrlich Company in Massachusetts en New York. Zijn zoon Gustav Fischer Jr. opende een zaak in Boston. Rapaport, 1999, p 23-24.

Neergang

Na het jaar 1900 neemt het aanzien van de meerschuim pijp geleidelijk af. Daarvoor zijn uiteenlopende redenen. Ten eerste concentreert de roker zich steeds sterker op de sigaret, waarvoor overigens wel sigarettenhouders worden gemaakt maar die in het geheel niet aanslaan. Bij de uitstraling van dit vluchtige nieuwe rookgedrag paste de degelijkheid van een pijpje niet. Gelijktijdig komen langere en ook dikkere sigaren in de mode die niet meer in een druk versierde sigarenhouder worden gerookt. Mode wordt nu het strakke zogenaamde tipmodel (afb. 16) , een rechte buisvormige pijp zonder poespas. Machinaal gemaakt ontstaat dit artikel in een grote concurrentiesfeer. Joyeuze modellen, al dan iet met figuratie, raken snel uit de mode.

016-19.776-archiefstuk-catalogue-pages-ruhla-9
Afb. 16.  APM 19.776

Last but not least komt vanaf het midden van de negentiende eeuw de comfortabele pijp van bruyèrehout op de markt. Met zijn strakke vormgeving bepaalt deze in brede kringen het modebeeld. De bruyère-industrie werkt een volledig nieuw gamma aan pijpmodellen uit die al gauw zeer geliefd worden. De luxe aard van de houten pijp, voorzien van een buffelhoornen of barnstenen mondstuk en gemonteerd met zilver of goud in bijbehorende cassette past beter bij de roker van die tijd. Zij vervangen de gekunstelde lang gesteelde tegenhangers van meerschuim al dan niet met gesneden decoratie.

Vooral na de Eerste Wereldoorlog lijkt de meerschuim pijp de concurrentie van andere rookwaar te verliezen. Er zijn te veel laagwaardige imitatiemeerschuim pijpen op de markt die de oorspronkelijke waardering voor het product ondermijnen. Daarnaast is de echte meerschuim pijp vanwege de schaarste van de grondstof voor de meeste rokers te duur, zeker in vergelijking met de machinaal gemaakte bruyères en pijpen van alternatieve materialen. Alleen voor een kleine groep echte liefhebbers blijft de kwaliteitspijp van meerschuim verkrijgbaar, zowel voor kerftabak als voor sigaren.

De sigarenhouder oude stijl met zijn uitgebreide decoratie verwordt in het interbellum tot een burgerlijk, conceptueel artikel, waarvan geen vernieuwing meer hoeft uit te gaan. De klant is niet langer de elite, maar de burgerman die niet op zoek is naar een modieus artikel maar juist het traditionele gevestigde beeld wil volgen. Omdat de consument minder kritisch is, kan de kwaliteit van het snijwerk afnemen en gaan seriematig gesneden pijpen de markt bepalen. Eindeloze reeksen vaak knullig gesneden honden en herten vervangen de delicate voorstellingen van voor de Eerste Wereldoorlog. Het verdwijnen van de inventiviteit vindt ook zijn terugslag in de branche. De eens bloeiende fabrieken kampen met een dalende omzet en moeten uiteindelijk hun deuren sluiten; nieuwe afzet is niet langer te vinden.

De neergang blijft niet tot Europa beperkt, maar constateren we evengoed in de Verenigde Staten. Na een succesvolle periode van productie en vooral import uit Europa tussen 1860 en 1900 zien we ook daar dat de fabrieken afslanken en verdwijnen of ombuigen tot handelshuizen waar de bruyère pijp en de aanverwante eenvoudige, voordelig geprijsde rookpijpen de hoofdmoot vormen. In hun catalogi verschuift het accent van meerschuim naar algemene rokersbenodigdheden.

In de jaren 1930 zijn er in Wenen nog slechts vier of vijf snijders van meerschuim pijpen te vinden; aan het eind van de negentiende eeuw waren dat er nog zo’n vijftig die ieder ook nog met tussen de tien tot vijftien man personeel werkten. Geleidelijk sterft het ambacht uit al blijft Wenen nog lang de naam houden voor kwaliteitspijpen. Ook in Ruhla zijn de meeste werkplaatsen dan inmiddels verdwenen en zijn nog slechts twee grotere bedrijven actief.

De moderne meerschuim pijp

Na de Tweede Wereldoorlog is van de verkoop van pijpen van meerschuim nauwelijks meer iets over. De Amerikaanse sigaret is alom populair terwijl de meeste pijprokers onvoldoende kwaliteitszin hebben. In een rap tempo verdwijnt de meerschuimindustrie. De detailhandel is dan inmiddels opgesplitst in een exclusief product verkocht vanuit de luxe pijpenspeciaalzaak en de veelal geperste producten door de bazaar en de gewone sigarenwinkel geleverd. Mondiaal zijn nog weinig grote namen over. De firma Andreas Bauer & Sohn uit Wenen is zo’n naam die tot ver na de Tweede Wereldoorlog een kwaliteitsproduct garandeerde (vgl. afb. 120). Sommer uit Parijs is een tweede grote naam met een hoogwaardige kwaliteit (vgl. afb. 115). De laatste gezaghebbende pijpenwinkels leveren meerschuim pijpen met hun eigennaam in het etui, maar produceren deze niet meer zelf.

017-cat-varia-uit-cassette-327
Afb. 17. APM doc.
018-meer-02-02-meerschuim-varia-166
Afb. 18. APM doc.

In 1961 vaardigt de Turkse regering onder M. Menderes een handelsembargo op de export van ruwe meerschuim uit.[1] Vanaf dat moment bepaalt Turkije de wereldproductie van meerschuim pijpen volledig.[2] Helaas blijft het vakmanschap in Turkije ondermaats en van ontwikkeling is in het totaal geen sprake. Aan de pijpen laat zich dat overduidelijk aflezen. De productie start met snijwerk vanuit de onregelmatige klompen en dat heeft tot gevolg dat veel voorstellingen nogal gekunsteld overkomen (afb. 17). Het is niet langer de voorstelling die de vorm van de pijp bepaalt, maar het grillige uiterlijk van de meerschuim brokken. Zo zien we te korte stelen, pluimen op hoeden die overdreven uitgewerkt zijn, maar net zo goed komen voorstellingen voor waar evident sprake is van materiaaltekort. De vormgeving staat dus onder druk van de mogelijkheden die de steen biedt. Dat geldt vooral voor de figurale pijpen, waarvan het snijwerk zich bovendien kenmerkt door haast en anatomische gebreken.

Pas in tweede instantie zien we enige verbetering. Er ontstaan nieuwe modellen die sterker vanuit de vormgeving zijn gedacht. Een voorbeeld van een typisch Turks ontwerp is een populaire gezichtpijp van een bebaard mannenhoofd met tulband of lakens hoofddeksel waarvan de steel is opgebouwd uit aaneen geschroefde segmenten meerschuim (afb. 18) . Omdat deze curieuze pijp te groot van formaat is mist deze iedere aansluiting met de pijproker en verwordt tot een souvenir- en curiositeitartikel. Voor de roker heeft deze pijp nauwelijks enige waarde en onvermijdelijk zorgen dergelijke bedenksels ervoor dat het aanzien van de meerschuim pijp als serieus rookinstrument vermindert. Ook het gebruik van goedkope plastic mondstukken draagt aan deze verarming bij, inclusief de plastic stift die de oorspronkelijke gedraaide benen tap vervangt.

019-19.706-meerschaum-wood-shape-bamboo-3
Afb. 19. APM 19.706

Rond 1955 ontstaat een tweede productiegebied. In Tanzania, in de streek van Kilimanjaro, worden meerschuimmijnen geopend waar het zogenaamde ambozeli meerschuim wordt gewonnen, gekenmerkt door een wat dichtere, zwaardere structuur.[3] Dit materiaal is lastiger te bewerken en ook de kleur is wat grauwer. De stijl van deze Afrikaanse meerschuim pijpen richt zich sterker op de West-Europese bruyère pijp, niet verwonderlijk vanwege het Engelse initiatief van deze branche (afb. 19). Al gauw vormen de bedrijven daar een geduchte concurrent op de pijpenmarkt. Tegen het eind van de jaren 1960 worden vanuit Tanzania jaarlijks maarliefst 200.000 pijpen naar 65 verschillende landen geëxporteerd.[4]

020-meer-02-02-meerschuim-varia-235
Afb. 20a. APM doc.
020-meer-02-02-meerschuim-varia-240
Afb. 20b. APM doc.
020-meer-02-02-meerschuim-varia-241
Afb. 20c. APM doc.

De belangrijkste firma is de Tanganyika Meerschaum Corporation Limited (afb. 20). Naast klassieke modellen maken zij ook gesneden pijpen met landseigen portretten van negers die in reliëf rondom de pijpenkop zijn aangebracht (afb. 21). Ook worden houten pijpen voorzien van een meerschuim binnenketel geproduceerd. Gelukkig waagt men zich in Tanzania niet aan de akelige Arabieren- en Turkenkoppen die nog altijd en masse uit het Eskisehirgebied komen. Veel Tanzaniaanse pijpen zijn op de steel herkenbaar aan het merk de witte olifant (afb. 22). Overigens kleuren de Afrikaanse meerschuim pijpen niet zo mooi door maar het rookgenot is nauwelijks minder.

021-00.894-meerschaum-buldog-negros-arusha-1
Afb. 21. APM 894
022-18.342a-meerschaum-arusha-elephant-3
Afb. 22. APM 18.342a

De grote veranderingen in het roken met een preferentie voor de sigaret en bijgevolg de afname van het pijproken in het vierde kwart van de twintigste eeuw maken dat de productie van de meerschuim pijp nog verder afslankt. De nijverheid in Tanzania verdwijnt nagenoeg wanneer de Engelsen zich uit deze branche terugtrekken. Turkije behoudt met zijn product een ambachtelijke uitstraling, die amper geschikt is voor de kritische roker. De meeste figurale stukken getuigen van een zekere naïviteit en vooral de uitbeelding van de mens is anatomisch gezien mager. In de strakke klassieke lijn wordt het bruyèremodel gekopieerd en hierin zijn nog wel mooie kwaliteiten verkrijgbaar. De enige recente verbetering is dat het goedkope met skai beklede etui weer vervangen wordt voor een versie met een luxer soort namaakleer.

 

Noten

[1 Guyot, 1992, p 86.

[2] Pollner, 1997, p 73. Enkele uitzonderingen zijn gevestigde leveringen zoals tot 1975 aan Franz Thiel in Ruhla.

[3] Libert, 1984, p 91. Ontdekt in 1953. Levárdy, 1994, p 115.

[4] Libert, 1984, p 91.