De toonkamercollectie van de Koninklijke Goedewaagen, wat er nog van rest

Auteur:
Don Duco

Originele titel:
De toonkamercollectie van de Koninklijke Goedewaagen, wat er nog van rest

Jaar van uitgave:
2015

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Beschrijving:
Beschrijving van de toonkamer van de Koninklijke Goedewaagen vanaf het jaar 1890, het functioneren van de toonkamer en de opheffing ervan inclusief de bestemming van de pijpen.

De droom van iedere pijpenverzamelaar is natuurlijk om terug in de tijd te gaan en binnen te stappen in de toonkamer van een Goudse pijpenfabriek. Langs de wanden hangt daar het assortiment van dat moment, de modellen die dan actueel zijn. Vaak in series verdeeld, per soort en prijs bijeen gegroepeerd. Niet alleen een romantisch uitstapje, maar vooral ook een heel leerzame ervaring want de samenhang van de geproduceerde pijpen reflecteert de modelijn van de fabriek, de prestaties en specialiteiten maar geeft ook een beeld van de tijd en het consumentengedrag in het algemeen. Helaas, het is een droom, de pijpenfabrieken in Gouda zijn reeds lang geleden gestopt en hun toonmodellen zijn verspreid geraakt zoals hun reguliere pijpen. Een klein deel belandde in verzamelingen, het merendeel ging verloren.

De toonkamer is dus een belangrijke informant over het bedrijf en geeft een momentopname van het ultieme fabrieksassortiment. Bij de winkelier zijn de pijpen nog even smetteloos als bij de fabriek maar worden zij uit een doos of kistje aangereikt. De samenhang van de pijp met zijn assortiment is dan inmiddels verdwenen, mede omdat de winkelier een beperkt aantal modellen voert. Uiteindelijk bij de roker aanbeland, is de kleipijp een gebruiksvoorwerp geworden, dat uit de context van zijn productie is losgeraakt en is ingebed in de gebruiksgewoonte van de consument. De toonkamercollectie geeft ons dus als enige het volledige overzicht van het assortiment.

Alleen van de Koninklijke Goedewaagen hebben wij een beeld van de toonkamer ook wel modellenkamer genoemd. Er bleven enkele foto's bewaard waarop we de inrichting van de toonkamer zien en door de tijd zelfs een ontwikkeling kunnen vaststellen.[1] Daarnaast is ook van de pijpen uit dit vertrek het een en ander bewaard, zij het exemplarisch. Aan die toonkamer van Goedewaagen, het functioneren ervan en wat er nog van rest is dit artikel gewijd.

De negentiende eeuwse voorloper

Zoals opgemerkt bleef er nauwelijks informatie bewaard over de toonkamer van de pijpenfabriek en dat geldt zeker voor het negentiende eeuwse fabrieksbedrijf. Een uitzondering en tevens de oudste afbeelding waarover wij beschikken werd door S. Abramsz gepubliceerd in het tijdschrift Eigen Haard in 1906.[2] Daarin worden twee foto's getoond van panelen pijpen zoals die in de toenmalige fabriek van Goedewaagen aan de Raam te vinden waren en die uit het laatst van de negentiende eeuw moeten dateren. Die foto's laten twee grote houten borden zien waarop van iedere kleipijp een voorbeeld is opgenaaid op een donkere, vermoedelijk stoffen achtergrond.

01-goedewaagen-showroom-long-pipes
Afb. 1.                 APM documentatie
02-goedewaagen-showroom-short-stemmed-pipes-old
Afb. 2.                                                       APM documentatie

Het paneel voor de langste soorten pijpen is ruim een meter breed bij anderhalve meter hoog en bevat exact tachtig pijpmodellen (afb. 1). Centraal op dat paneel zijn 43 maatpijpen en bovenmaatse pijpen te zien, die in die tijd nog een zeer belangrijk deel van het assortiment uitmaken. De koppen zijn aan de buitenzijde in een gelijke rij aangebracht, de stelen overlappen elkaar in het midden. Boven de lange pijpen zien we negen krulpijpen. Aan de onderzijde is het paneel in twee vakken verdeeld. Links hebben de halvelange soorten een plaats gekregen, rechts de meer moderne pijpen met een gebogen lakpunt.

De foto van het paneel voor de korte pijpen is vierkant van vorm. Het is verticaal in zes banen ingedeeld waarop de pijpen van boven naar beneden zijn aangebracht (afb. 2). Deze korte pijpensoorten hebben nagenoeg dezelfde volgorde als in de fabriekscatalogus en volgen de zogenaamde serie-indeling. Een serie brengt pijpen tezamen waarvoor eenzelfde hoeveelheid arbeid nodig is en die doorgaans ook dezelfde prijsstelling hebben. Zo zijn er series met nagenoeg onversierde pijpen, gedecoreerde waar, maar ook rode pijpen, sigarenpijpen, gebruind goed of manchetkoppen. Op dit tweede bord zijn in het totaal 317 pijpen te zien en dat brengt het assortiment dat getoond wordt op 397 modellen.

Deze tweede foto is overigens misleidend. Bij nadere inspectie blijken bepaalde soorten, zoals de grote karakterkoppen, te ontbreken. Wanneer we de series korte pijpen zorgvuldig nalopen blijkt dat dit paneel qua formaat nog een derde groter moet zijn geweest, doch dat dit in de lay-out van het artikel niet goed uit kwam. De foto is simpelweg afgesneden. Het gaat dus niet om een vierkant paneel maar om een rechthoek met een hoogte van ruim anderhalve meter en een breedte van bijna twee en een halve meter. Het totale assortiment heeft rond 1900 dus niet op 397 pijpmodellen gelegen maar op ongeveer 550 stuks.

Opvallend aan beide panelen is dat zij zeer compact zijn, de pijpen zitten dicht op elkaar en dat is illustratief voor de fabriek. Aan het eind van de negentiende eeuw barstte de pijpenfabriek van Goedewaagen namelijk uit zijn voegen, waardoor alle ruimte economisch benut moest worden. De toonkamer was samen met een kleine ontvangstruimte naast het kantoor gelegen, direct bij de ingang van het gebouw De Star aan de Raam in Gouda. In die periode was het assortiment overigens nog zeer overzichtelijk. Ongeveer 550 kleipijpen met een sterk vergelijkbaar voorkomen die op twee panelen pasten. Daarnaast huisveste de toonkamer een rek met pottengoed, voldoende om te laten zien wat men in de nevenbranche produceerde.

Het exposeren van het assortiment was voor de firma P. Goedewaagen & Zoon van groot belang. Bij fabrieksbezoeken maakten deze twee overzichtelijk ingedeelde panelen niet alleen indruk met de omvang van het assortiment, maar zij presenteerden ook duidelijk de opties voor de klant. Bij vertegenwoordiging elders moest men van een gedrukte catalogus of ander reclamemateriaal gebruik maken. Uiteraard was dat minder overzichtelijk en dus minder overtuigend.

Toonkamer Goedewaagen nieuwe stijl

Toen de firma P. Goedewaagen & Zoon in 1909 van de Raam naar het Jaagpad verhuisde, was het tijd voor een ruimere toonkamer. Hun nieuwe fabriek was groots opgezet en dat moest dus ook voor de toonkamer gelden. De twee productsoorten kregen ieder een eigen vertrek op de etage van het hoofdgebouw, vooraan waar de gevel extern alleen blinde nissen vertoonde. De toonkamer voor pijpen bevond zich aan de linker zijde en was krap vier bij vijf meter. Op de andere hoek van de voorgevel, uitkijkend over de Nieuwe Vaart, was een tweede toonkamer waar het aardewerk geëxposeerd werd. Tussen deze twee vertrekken lag een ontvangstruimte waar met klanten kennis werd gemaakt voordat er tot een verkooppraatje bij het assortiment werd overgegaan.

03-10.014l-foto-goedewaagen-gouda-showroom
Afb. 3. APM 10.014l

Nu het formaat van de toonkamer flink vergroot was werd ook de indeling herzien. Op drie grote panelen langs de drie wanden kregen alle courante pijpen overzichtelijk een plaats (afb. 3). Er was meer ruimte zodat ook de opstelling luchtiger werd. Iedere pijp was voorzien van een dun messing draadje met oogjes aan de einden en hing aan twee corresponderende messing spijkers. Per serie gerangschikt gaven de pijpen een overzichtelijk beeld van de modellen, soorten, kwaliteiten en afwerkingen. Dankzij het koperdraadje konden de producten gemakkelijk gehanteerd en geïnspecteerd worden om vervolgens weer te worden teruggehangen.

Het grootste paneel besloeg bijna de hele wand van de toonkamer en was meer dan twee en een halve meter breed en bijna manshoog. Aan de linker zijde was de indeling gelijk aan die van het vroegere bord voor lange pijpen. Centraal waren deze lange pijpen aangebracht van maatlengte tot en met de meterpijp. Op de ruimte erboven hingen de krulpijpen, eronder de middellange pijpen samen met de gebogen lakpunten. Ten opzichte van het oude bord aan de Raam was het assortiment lange pijpen drastisch ingekrompen terwijl het bord zelf juist groter was geworden. De langste soorten gingen van 43 naar 23 stuks, de krulpijpen van negen naar vier. Hetzelfde geldt voor de middellange pijpen die van 19 naar 8 afnamen. Zelfs de relatief moderne lakpunt verminderde van negen naar vijf stuks. Met het afslanken van het assortiment beoogde de fabrikant de productie in zijn fabriek transparanter te maken, maar daarnaast ook het voorraadbeheer te versimpelen. Overigens raakte de lange pijp rond 1900 steeds verder in onbruik en de keuze aan merken en minimale ketelverschillen of steeldiktes waren voor de klant te diffuus. Het afslanken van het assortiment loste dat probleem op.

04-goedewaagen-showroom-display-panel
Afb. 4.                                                                                            APM documentatie

Het rechter deel van dit grote paneel werd gebruikt om korte kleipijpen te tonen (afb. 4). Deze waren op soortgelijke wijze gegroepeerd als op het oude bord, de catalogusvolgorde min of meer aanhoudend. Opnieuw werden hier zes verticale rijen gemaakt met dat verschil dat de pijpen ruimer werden opgehangen. Gevolg was dat voor een aantal series zoals de manchetpijpen een nieuw paneel moest worden ingericht. Ook bij de korte pijpen zien we wijzigingen in het aanbod die vooral met de mode van de kleipijp te maken hebben. De inmiddels als ouderwets beschouwde sigarenhouders waren bijvoorbeeld grotendeels verdwenen, hiervoor in de plaats kwamen de modernere sigarettenpijpjes.

De twee andere panelen op de tegenover elkaar staande zijwanden waren beduidend smaller, iets meer dan een meter breed. Het paneel op de linker wand bevatte het vervolg van de korte pijpmodellen. Hier zien we bijvoorbeeld een mooie variatie aan witte en gebruinde vergulde manchetkoppen. Het rechter paneel was bestemd voor de gegoten pijpen, een nieuwe productielijn die in 1909 was ingezet. De indeling van dit wandpaneel werd vermoedelijk tegen 1920 nog een keer vernieuwd, toen het assortiment gietpijpen volwassen was geworden.

05-goedewaagen-showroom-girls-from-volendam
Afb. 5.                                                                                         APM documentatie

Centraal in de toonkamer stond een grote toonbankvitrine met recentere producten van gietklei (afb. 5). Deze gegoten producten vormden de luxe loot van de Koninklijke Goedewaagen. Het gaat om een eiken kast met aan de zichtzijde een dichte ombouw voorzien van pilasters waarop een grote glazen kap. Onder deze kap wisselde de tentoonstelling van tijd tot tijd met nieuwigheden op het gebied van de ceramische pijp. De achterzijde van die vitrinekast had deurtjes of laatjes waarin aanvullend assortiment opgeslagen lag. Al met al was de toonkamer behoorlijk chique en de fabrikant was er trots op. Dat blijkt uit het feit dat het grootste pijpenpaneel zelfs met een gordijn werd afgeschermd om de presentatie tegen stof te beschermen. In de jaren dertig werd het vertrek opnieuw geschilderd en verdween dit gordijn.

Voor het aardewerk was een toonkamer van gelijk formaat in gebruik. Hier was het materiaal uitgezet op schappen langs drie wanden. Dat pottengoed bestond in 1909 nog overwegend uit het zogenaamde Star-aardewerk met een rode of geelwitte scherf in een beperkt aantal modellen. Het werd afgewerkt met geelgetint of groen loodglazuur. Dit grofaardewerk werd geproduceerd omdat de pijpenpotten in de oven niet konden worden gestapeld en men voor de koepelruimte dus ander bakgoed moest hebben. Na enkele jaren wordt ook dit assortiment luxueuzer met sgraffito, glazuur in kleur en slibversieringen.

Al op het moment van inrichten gaf de toonkamer voor de pijpen een reflectie van meerdere generaties productontwikkeling. Het assortiment was een gegroeid geheel dat op een bepaalde manier leefde en dat kon je duidelijk zien. De wandpanelen met gekaste kleipijpen veranderden vanaf de inrichting niet meer. De gekaste pijp geperst in een metalen vorm is een negentiende eeuws product, aan het Jaagpad was de vernieuwing niet meer op deze categorie gericht. Niet verwonderlijk dus dat die panelen onveranderd bleven. Toch waren deze panelen tot aan de Tweede Wereldoorlog nog betrekkelijk actueel omdat de verkoop van gekaste pijpen nog een wezenlijk deel van de omzet uitmaakte. Veel leveringen konden nog uit voorraad gedaan worden. Wel was het assortiment in de jaren dertig al drastisch ingekrompen met als voornaamste reden dat het lastig was om kasters en tremsters te vinden. Uiteraard werd de verkoop gestuurd richting die producten die gemakkelijk gemaakt konden worden en de beste winstmarge opleverden.

Functie van de toonkamer

In de toonkamer werden klanten rondgeleid om de producten bekend te maken en specifieke modellen aan te prijzen. De toonkamer diende ook als inspiratie bij gesprekken over nieuwe ontwerpen en speciale opdrachten. Bij gelegenheid werden bepaalde pijpen uit de toonkamer weggeplukt en later weer teruggehangen. Werd een pijpje voor het gemak aan een klant meegegeven, dat werd later een nieuw exemplaar teruggeplaatst. De toonkamer huisveste duidelijk een gebruikscollectie ter stimulering van de omzet.

06-05.842b-claypipe-goedewaagen-souvenir-tobacco-pipe-1
Afb. 6a. APM 5.842b
06-05.842b-claypipe-goedewaagen-souvenir-tobacco-pipe-2
Afb. 6b. APM 5.842b
06-05.842b-claypipe-goedewaagen-souvenir-tobacco-pipe-1
Afb. 6c. APM 5.842b

Ook bij groepsbezoek aan de fabriek was de toonkamer een dankbare plaats om gasten te verwelkomen en hen van de veelzijdigheid van het fabrieksproduct te overtuigen. Uit krantenartikelen en verslagen van fabrieksbezoeken weten we dat de toonkamer met zijn honderden modellen altijd diepe indruk maakte op de gasten. Bij de ontvangst van groepen huisvrouwen en schoolkinderen was dit tevens de plek om souvenirverkoop te plegen. Er stond een tafel met verkoopwaar waarop keurig in doosjes verpakt allerhande toepasselijke souvenirs waren uitgestald. Goed lopende producten waren de krulpijpen, gemakkelijk mee te nemen in een kartonnen doosje (afb. 6). Luxer waren beplakte geschenkdoosjes waarin een half dozijn minipijpjes (afb. 7). Een pijproker die echt iets bijzonder begeerde, kon zelfs een meterpijp in kistje aanschaffen. Gaandeweg werden naast de pijpen ook souvenirs uit de aardewerkbranche toegevoegd en vanaf 1925 boekten zij het leeuwendeel van de verkoop.

07-13.659bis-kleipijp-goedewaagen-miniatuurtje-1
Afb. 7a. APM 13.659
07-13.659bis-kleipijp-goedewaagen-miniatuurtje
Afb. 7b. APM 13.659

Zoals al opgemerkt was de toonbankvitrine die centraal in de toonkamer stond meer veranderlijk. In bepaalde periodes werd de kap van deze vitrine zelfs als uitstalvlak gebruikt. Deze vitrine bracht de nieuwste productielijn, de gietpijp, onder de aandacht. De doorroker en vanaf 1921 ook de baronite, waren voortdurend in evolutie en daarom wisselde de presentatie in deze vitrine steeds. De luxe van deze gegoten productielijn sprak ook uit de verpakkingen en winkelkaarten die voor dit materiaal werden ontworpen. Vormgeving en voorkomen moesten ook de kritische, zichzelf respecterende pijproker met de bredere beurs aanspreken.

Het twintigste eeuwse assortiment gietpijpen dat zich in de toonkamer bevond is voor ons overigens veel interessanter en vooral leerzamer dan de gekaste pijp. Die nieuwe productielijn werd kort voor het jaar 1900 opgezet doch werd pas vanaf 1910 lucratief toen in de Nieuwe Fabriek daarvoor een gestroomlijnde productieafdeling kon worden opgezet. Vanwege de grotere luxe van de gietpijp, die tevens een betere winstmarge opleverde, werd dit artikel geweldig succesvol. In vormgeving vertoont het een grotere variëteit dan de gekaste pijp terwijl de oplages beperkter zijn. Voor de klant in spé was het zelf kunnen zien van de variatie in model, afwerking en beschildering van groot belang en de toonkamercollectie bood hiervoor volop gelegenheid.

08-22.160-kameroen-figuurpijp-rood-1
Afb. 8a. APM 22.160
08-22.160-kameroen-figuurpijp-rood-3
Afb. 8b. APM 22.160

In de jaren 1920 voegde de fabriek ook een presentatie van de nieuwe baronitepijp toe. Helaas zijn geen foto's bewaard van dat paneel, maar van dit bord is op een latere inventarislijst wel sprake. Dat het in de toonkamer niet alleen ging om de presentatie van het eigen product bewijst nog een vitrine waarin een merkwaardige verzameling rookpijpen uit allerlei gebieden. Een groep van ruim twintig Kameroenpijpen viel het meest op (afb. 8). In het gesprek gericht op orders en afzet konden zij ontwapenend zijn en de vriendschapsband tussen klant en fabrikant bestendigen. Vooral directeur Dirk Goedewaagen was een liefhebber om andersoortig rookgerei te tonen en hij was er een meester in zo een boeiend gesprek op gang te brengen.

09-21.253-foto-goedewaagen-gouda-shopdisplay-1
Afb. 9. APM 21.253

Na de Tweede Wereldoorlog had de gekaste pijp zijn economische belang definitief verloren. Er waren nog maar een paar kasters en tremsters over die alleen de reguliere gebruikspijpen maakten. Het uitgebreide bestand aan persvormen werd niet meer aangesproken zodat ook het overgrote deel van de pijpmodellen niet langer geleverd kon worden. De panelen in de toonkamer kregen daardoor vooral een curiositeitswaarde. De uitstalling gaf dus niet meer de juiste afspiegeling van wat de fabriek werkelijk maakte en vormde geen economische stimulans meer. In die naoorlogse jaren worden daarom twee assorti-panelen met pijpen toegevoegd waarop de goedlopende modellen zijn samengebracht (afb. 9). Die panelen worden ook wel de zogenaamde Römer borden genoemd, naar de chef verkoop die deze introduceerde. Zij tonen een kant-en-klaar assortiment aan actuele tabakspijpen. Met de installatie van die twee panelen degradeerden de vier oude toonkamerpanelen in feite tot een soort museumverzameling.

Toonkamer versus fabriekscollectie

Naast de toonkamercollectie die te kijk hing was er bij Koninklijke Goedewaagen nog een fabriekscollectie pijpen. Deze aanduiding klinkt meer georganiseerd dan het in werkelijkheid was, want het gaat niet om een collectie in de huidige zin van het woord: een verzameling met zorg aangelegd, uitgaande van weloverwogen selectie.  Hier wordt eerder bedoeld een groep ongeregeld goed, in feite een partij pijpen van allerlei pluimage, misschien beter te beschrijven als incourante waar. Hiertoe worden bijvoorbeeld restpartijen gerekend die niet tot het gangbare fabrieksproduct ofwel het serieproduct behoren.

Tot dit materiaal behoorden oude en zelfs antieke pijpen die als curiositeit werden bewaard, als voorbeeld voor wat er in de wereld bestond of bestaan had. In andere gevallen betrof het monsters van concurrerende bedrijven of door klanten ingebrachte pijpen die als voorbeeld voor een bestelling moesten dienen. Ook rekende men daartoe voorraadrestanten van andere fabrieken. Uit de aankoop in het jaar 1880 van materiaal bij Duméril in Saint-Omer bijvoorbeeld waren tijdens het interbellum nog verschillende overdadig versierde kleipijpen voorhanden. Kortom, de zogenaamde fabriekscollectie omvatte een allegaartje van materiaal dat door de tijd heen ongemerkt was gegroeid.

Dergelijke voorwerpen bevonden zich op allerlei plaatsen in de fabriek. De vormmaker had wat van dat spul in zijn vormmakerij. Ook op kantoor en op de expeditie stonden partijen ongeregelde voorwerpen. Daarnaast slingerden er in de fabriek zelf op de productieafdelingen nog allerhande pijpen, vaak proefmodellen en uitprobeersels. Dat was in de tijd van de Raam niet of nauwelijks het geval. De productie van de gekaste pijp was veel strakker georganiseerd en beduidend systematischer. Pas wanneer de ceramische pijp zijn intrede doet, wordt er meer geëxperimenteerd en vindt de productie in kleinere series plaats waardoor er meer variatie ontstaat. Al dit materiaal betrof dus pijpen die men niet tot het reguliere serieproduct rekende.

Deze ongeregelde zaken lagen in dozen, kistjes en bakjes, soms zonder duidelijk doel. Tijdgebrek was vaak de reden dat dit materiaal bleef slingeren. De meest geslaagde exemplaren kwamen vroeg of laat in de toonkamer terecht als voorbeeld van wat men maken kon. Andere bleven jarenlang liggen totdat na een opruiming een nieuwe bestemming werd gevonden, doorgaans als partij ongeregeld naar een bevriende afnemer. De omvang van deze partijen wisselde, dus na opruiming was dit materiaal weliswaar uitgedund doch groeide vanaf dat moment weer aan. Bewaarzucht en zuinigheid zorgden er voor dat rigoureus opruimen er niet bij was.

10-21.655-claypipe-goedewaagen-portorico-halfverglaasd-1
Afb. 10a. APM 21.655
10-21.655-claypipe-goedewaagen-portorico-halfverglaasd-6
Afb. 10b. APM 21.655

Tot de fabriekscollectie zouden we ook de monsters kunnen rekenen, pijpen die niet in de toonkamer lagen maar in het magazijn stonden. Zij werden door de magazijnmeester paraat gehouden en verstrekt wanneer de directie of de verkopers daarom vroegen. Zij waren bedoeld als weggevertje om orders uit te lokken. Bij dergelijke pijpen werd altijd met potlood een modelnummer in de ketel geschreven als referentie voor nabestelling (afb. 10). Veel monsterpijpen zullen uiteindelijk tussen de lippen van rokers terecht zijn gekomen zodat na een paar maal roken het nummer onzichtbaar werd. Het gebruik bij sommige Franse pijpenfabrieken om een touwtje in de steel van monsters te knopen om zo het roken onmogelijk te maken, is uit Gouda niet bekend.

Opheffing van de toonkamer

In 1958 besluit de directie van Koninklijke Goedewaagen de traditionele toonkamer van kleipijpen op te heffen. Merkwaardig genoeg was er in dit vertrek in bijna vijftig jaar nauwelijks iets veranderd en het was duidelijk dat de presentatie al lang niet meer de productie van dat moment reflecteerde. Aanleiding tot ontmanteling van de toonkamer was verandering van koers waartoe inkrimping van het assortiment pijpen behoorde. Ter gelegenheid van de verschijning van de nieuwe pijpencatalogus in 1958 werd het marktaanbod rookgerei drastisch aangepast. De honderden gekaste pijpmodellen uit het begin van die eeuw werden afgeslankt tot slechts vier lange en elf korte pijpen ofwel vijftien stuks in totaal! Deze verandering gebeurde niet uit gebrek aan orders, maar was noodzakelijk vanwege een nijpend tekort aan arbeidskrachten, vooral aan kasters. Dit probleem werd al aan het begin van de jaren 1920 manifest waardoor de eerste afslanking toen al werd ingezet. In 1958 was het nodig om rigoureus een nieuwe koers te varen, veranderingen waren al te lang uitgebleven.

Bij het opheffen van de toonkamer werden de pijpen van de panelen in een ruime kist op een van de zolders van de fabriek gestald. Het houtwerk van de panelen werd afgevoerd. Voor de grote toonbankvitrine werd onderhands een koper gevonden. Zo belandde het materiële archief van de pijpenfabricage achteloos in een zolderhoek met een onduidelijke toekomst. Bij deze toonkamermodellen werden ook nog partijen slingerende pijpen uit de productieafdelingen gevoegd. Overigens stond die actie in het licht van verandering van kleinschalige naar massale productie van aardewerk die de fabriek nastreefde. Die mechanisatie vroeg om ruime werklokalen zodat herbestemming van veel productieruimtes logisch was.

In de nieuw ingerichte toonkamer lag het accent op de serviezen en het andere aardewerk. De laatste vijftien modellen gekaste pijpen kregen er samen met een groep gietpijpen een bescheiden plaats. Toch bleven deze pijpen een zeker deel van de omzet uitmaken en waren vooral goed voor de naamsbekendheid van Koninklijke Goedewaagen. Tussen 1958 en 1963 werd ook het pijpenmagazijn uitverkocht om ook deze ruimte voor productie te gebruiken maar tevens om geld te genereren voor machines en andere investeringen.

Dat uitventen gebeurde aan de toonaangevende winkeliers in de pijpenbranche. De eerste bij naam bekende klant is mejuffrouw Plankeel, de laatste eigenaresse van de firma Wasmann uit Amsterdam. Zij kocht in 1960 uit de oude voorraden allerlei ongeregelde goederen die in hun pijpenwinkel vlot verkoopbaar waren. In 1963 volgden dankzij de presentatie op een souvenirbeurs verschillende andere tabakswinkeliers als klant. De belangrijkste afnemer was Van Eskert uit Haarlem die een aanzienlijk deel van de restvoorraad overnam. Hierover schreef ik al eerder een verhaal.[3]

Een derde belangrijke koper was de sigarenwinkelier Van Stro op de Bloemenmarkt in Amsterdam. Hij kocht wat Van Eskert liet staan. Later knutselde hij zelf met glazuur, voegde eigen roeren toe en bracht zo meer variatie in het assortiment dan ooit geweest was en zeker historisch juist is. Andere Nederlandse tabakswinkeliers kochten kleinere partijen zodat dit nauwelijks sporen naliet. Een sigarenzaak in Hoorn schafte bijvoorbeeld een partij pijpen met souvenirplaatjes aan die overigens moeilijk verkoopbaar bleken. Verder verliet materiaal de fabriek als geschenk aan vaste afnemers maar het gebeurde ook nogal eens dat pijpen door werklieden werden meegenomen. Zo dunde de restvoorraad geleidelijk uit.

De start van een tweede vestiging in Nieuw Buinen in 1963 sloot aan bij de nieuwe koers van Koninklijke Goedewaagen. Door gebrek aan arbeidskrachten in Gouda werd de serieproductie naar Drenthe verlegd. Met het zogenaamde grote plan besloot de directie tot liquidatie van de Goudse vestiging en in fasen wordt het fabrieksgebouw aan het Jaagpad leeggeruimd. De toonkamer verhuisde opnieuw en werd met het kantoor samengevoegd op de zolder van het oude ovengebouw, het verst van de Nieuwe Vaart gelegen. Omdat daar nauwelijks nog ruimte was, werd de laatste curiosa weggegeven aan wie dat wilde hebben. Toen het fabrieksgebouw aan het Jaagpad uiteindelijk verkocht werd, was er van het oude toonkamermateriaal en de proefmodellen niets meer over. In 1977 werd aan de Wachtelstraat een nieuw kantoor ingericht, wederom samen met een showroom. Inmiddels domineerde toen het zogenaamde moderne Delftse aardewerk en nam de tabakspijp nog slechts een ondergeschikte plaats in. In die fase werden alleen nog gegoten pijpen gepresenteerd, het gekaste product was definitief verdwenen. Historisch materiaal was aan de Wachtelstraat niet meer te vinden.

Wat er nog rest van de toonkamer

Inmiddels is het bijna zestig jaar geleden dat de oude fabriekstoonkamer werd opgeheven. Het is tijd geworden een balans op te maken van het materiaal dat uit deze toonkamer bewaard is gebleven. De inventaris van indertijd bestond uit drie grote wandpanelen waarop vierhonderd gekaste pijpen hingen. Daarnaast was er de platte toonbankvitrine met nog zo'n tweehonderd gietpijpen, in latere jaren nog met een paar honderd stuks aangevuld. Een momentopname van de toonkamer telde dus een collectie Goedewaagen pijpen van zo'n achthonderd stuks.

Naast de toonkamermodellen zijn er de voorwerpen uit de zogenaamde fabriekscollectie, bestaande uit proefmodellen, curiositeiten en oude voorwerpen in een nog veel grotere variëteit. Ook dat gaat om een partij van vele honderden stuks. Onduidelijk is verder de omvang van de monsterpijpen die in de jaren vijftig nog in de fabriek stonden. Zeker is dat al het materiaal een herbestemming vond, waar mogelijk als handelsgoederen, verder ook als weggevertjes of in minder gunstig geval verdwenen in de broekzak van werknemers.

11-14.295-claypipe-goedewaagen-houtmodel-1
Afb. 11a. APM 14.295
11-14.295-claypipe-goedewaagen-houtmodel-2
Afb. 11b. APM 14.295

Om tegenwoordig bij pijpen van Goedewaagen nog een scheiding te maken tussen toonkamermodellen, de fabriekscollectie en monsterpijpen is niet eenvoudig. De meeste pijpen van de panelen uit de modellenkamer zijn niet herkenbaar omdat de messingdraadjes zijn weggeknipt. Voor zover bekend bestaan nog slechts vier pijpjes compleet met het oorspronkelijke draadje waarmee zij aan de panelen in de toonkamer waren bevestigd (afb. 11). Vier stuks op vierhonderd exemplaren is slechts één procent. Toch is van die groep zeker meer bewaard gebleven maar omdat de verzamelaars de draadjes verwijderd hebben, zijn zij nu niet meer herkenbaar. In de voormalige pijpencollectie van Douwe Egberts bevonden zich bijvoorbeeld talloze van dergelijke pijpen met messing draadjes, zij waren later verwijderd.

Vooral uit de zogenaamde fabriekscollectie zijn talloze pijpen door werknemers meegenomen, soms ook door lieden van buiten. Zoals al opgemerkt werd de kist met toonkamermodellen en proefmateriaal tussen 1958 en 1963 geleidelijk door Jan en alleman geplunderd. Van de lieden die daaruit hun keuze maakten, hebben we nu een aardig beeld. De loodgieter van de Koninklijke Goedewaagen ontdekte deze kist met toonkamermateriaal op de zolder als eerste en maakte er na iedere dakreparatie een keuze uit. Dat gebeurde tot het jaar 1963. Zo bouwde hij zijn eigen pijpenverzameling op die hij niet veel later verkocht. Een bureaukracht van de fabriek ontdekte deze bron eveneens en nam zijn deel. Maar er waren nog meer personen, die bij naam onbekend zijn gebleven. Eén werknemer van Goedewaagen was heel kies en nam een prachtige set Dumérilpijpen mee. Zij waren overgebleven als voorbeelden van een grote aankoop in het jaar 1880 in Saint-Omer. Deze bijzondere pijpen werden mij op een determinatiemiddag in Gouda eens getoond maar de eigenaar wilde zich niet verder bekend maken. Zij sluimeren nog ergens in een doosje. In vijf jaar tijd verspreidden de getuigenissen van twee generaties productontwikkeling zich en verdwenen uit het zicht.

Van de derde categorie, de monsterpijpen, die als gratis voorbeeld de fabriek verlieten en in de ketel een modelnummer dragen is nog flink wat over. Zij zijn vooral van belang omdat zij met zekerheid de modelnummers aangeven, die soms niet meer op andere wijze zijn vast te stellen. Kenmerk is verder dat zij ongebruikt zijn, al vertoont een enkel exemplaar inmiddels wel een verkleuring doordat deze bij een verzamelaar jarenlang in een rokerig vertrek hing. Uit het herkenbare potloodhandschrift (vgl. afb. 10) blijkt dat het jarenlang dezelfde werknemer was die deze pijpen van een nummer voorzag en dat geeft nog een extra punt van herkenning. Een enkele uitzondering daargelaten.

Van deze monsterpijpen werd door Koninklijke Goedewaagen een belangrijke schenking gedaan aan museum De Moriaan in Gouda. Dat gebeurde al in 1938 op verzoek van de toenmalige conservator Bert Helbers, die de laatste Goudse pijpenfabrieken wilde documenteren. Ook al die pijpen dragen in de ketel het bekende modelnummer in het ouderwetse potloodhandschrift. De toen geschonken verzameling werd rechtstreeks vanuit de magazijnvoorraad bij elkaar gezocht, op het moment dat het pijpenpakhuis nog functioneerde. Interessant is dat zij bewijzen wat er op dat moment nog aan gekaste pijpen op voorraad was. Helaas werd, om onduidelijke reden, het Goudse museum toen nauwelijks met lange pijpen bedeeld.

De toonkamercollectie in het Amsterdam Pipe Museum

Het Amsterdam Pipe Museum heeft zich de afgelopen veertig jaar toegelegd op het bijeenbrengen van een overzichtscollectie pijpen van Koninklijke Goedewaagen. Die verzameling is samengesteld uit incidentele aankopen doch vanwege jarenlange aandacht hiervoor is deze deelcollectie de meest gezaghebbende geworden. Dankzij bronnen van verschillende aard kan het museum tegenwoordig een behoorlijk compleet beeld van de productie van Goedewaagen over de afgelopen honderd jaar geven. Die studiecollectie is samengesteld uit toonkamermodellen, pijpen uit de fabriekscollectie en monsters. Dit materiaal is vervolgens aangevuld met pijpen van restvoorraden uit sigarenwinkels en materiaal uit particulier bezit. Als uitgangspunt voor deze toonkamercollectie geldt primair de verscheidenheid, waarbij uiteraard gestreefd wordt naar een optimale kwaliteit, bij voorkeur zelfs onverkleurd. Bij pijpen uit de antiekhandel en van de rommelmarkt is daarvan doorgaans geen sprake.

12-04.170c-klei-gw-weense-hondsigaar-1
Afb. 12a. APM 4.170c
12-04.170c-klei-gw-weense-hondsigaar-4
Afb. 12b. APM 4.170c

De kist met toonkamerpijpen van de zolder is een belangrijke bron voor onze museumcollectie gebleken, zij het uit de tweede hand omdat het verzamelen van Goedewaagen pijpen pas in 1970 begon. In de jaren 1970 startte Niels Augustin de verkoop van zijn Goedewaagen collectie, waarvan de basis door de reeds gemelde loodgieter van Goedewaagen was ingebracht. Die pijpen kwamen dus uit de tweede hand in onze collectie terecht. De kleipijpen uit het museum van Douwe Egberts werden rond 1960 van mejuffrouw Plankeel aangeschaft doch vonden pas in 2003 een plaats in onze collectie (afb. 12). Met het verstrijken van de jaren kwam het materiaal uit de derde of zelfs de vierde hand tot ons, maar de herkomst is goed te volgen. Daarbij zijn de handel en de verzamelaars beiden bron geweest.

13-21.657-claypipe-goedewaagen-knophiel-halfverglaasd-1
Afb. 13a. APM 21.657
13-21.657-claypipe-goedewaagen-knophiel-halfverglaasd-2
Afb. 13b. APM 21.657

Personen die bij Van Eskert kochten en wiens verzameling later naar ons museum over ging zijn er legio. Uit grotere verzamelingen zoals die van Niels Augustin en Fred Tymstra werden respectievelijk 48 en 79 exemplaren verworven, een kleinere aanvulling is die van de erven van Ivo Tribioli met 11 stuks (afb. 13). Een onbekende verzamelaar uit Rotterdam, wiens pijpen in 1984 via een antiquair in Brussel werden uitverkocht, was goed voor 44 modellen. Bronnen uit de derde hand zoals de verzameling van Stan Koning in veiling bij Mak van Waay in Amsterdam leverde 28 aanwinsten op.

14-17.786-goedewaagen-doorroker-landschap-01
Afb. 14a. APM 17.786
14-17.786-goedewaagen-doorroker-landschap-03
Afb. 14b. APM 17.786
14-17.786-goedewaagen-doorroker-landschap-04
Afb. 14c. APM 17.786

Het aanleggen van een fabrieksoverzicht gegoten pijpen was beduidend lastiger. Aan de gietpijp is nauwelijks aandacht geschonken omdat deze voor de verzamelaar te modern was. Bij de genoemde schenking van Goedewaagen aan museum De Moriaan in 1938 werd dat materiaal bijvoorbeeld ook niet geïncorporeerd. Van de gietpijpen hebben we voor onze collectie gelukkig ook verschillende belangrijke aankopen kunnen doen. Reeds in 1976 stuitte ik op allerlei ongeregelde toonkamermodellen en proefpijpen toen de zoon van een werknemer deze bij een Dordtse antiquair bracht. Pas in 2006 kwam van dit materiaal de bulk nota bene via een kringloopwinkel in de handel (afb. 14).

15-06.524b-ceramic-goedewaagen-baronite-eland-1
Afb. 15a. APM 6.524b
15-06.524b-ceramic-goedewaagen-baronite-eland-4
Afb. 15b. APM 6.524b

Ook een paar andere aankopen hebben er voor gezorgd dat we nu toch over een behoorlijke overzichtsverzameling gietpijpen beschikken. Rechtstreeks uit de Goedewaagenfabriek afkomstig is een groep pijpen, zogenaamde speciale opdrachten, die in de jaren twintig en dertig tot voorbeeld bij nieuwe orders dienden (afb. 15). Zij bleven ongemerkt zo'n veertig jaar in een lade van een antieke kast liggen. Een belangrijke uitbreiding is ook de gift van Tobie Goedewaagen uit 1977, die van de toen actuele producten een courant overzicht schonk. Dat ging om panaches, de muziekserie en enkele baronite pijpen (afb. 16). Inmiddels zijn deze pijpen ruim een generatie oud en laten zien hoe de laatste producten van Goedewaagen er uit zagen.

16-10.268bis-halfdozijndoos-goedewaagen-musique-2
Afb. 16a. APM 10.268bis
16-10.268bis-halfdozijndoos-goedewaagen-musique-3
Afb. 16b. APM 10.268bis

Naast grote aankopen rechtstreeks van de bron is er sprake van incidentele vondsten. De pijpenverzamelaar Mommersteeg uit 's-Hertogenbosch leverde in 1976 enkele proef- en toonkamermodellen die hij eerder bij Niels Augustin had aangeschaft (afb. 17). De Leidse verzamelaar Bob Slingeland bezat via een werknemer bij Goedewaagen allerlei ongeregelde Goedewaagenpijpen die in 1987 werden overgenomen. Zij zijn voorbeelden van pijpen door tijd en ruimte verspreid geraakt die uit de zoveelste hand werden overgenomen. Een onverwachte aanvulling op deze studieverzameling zijn enkele vroege monsters van Goedewaagen aangetroffen bij een bruyèrefabriek in Saint-Claude (afb. 18). Die producten waren daar generaties in het fabrieksarchief blijven liggen, zoals pijpen van andere fabrieken bij Goedewaagen bewaard bleven.

17-05.769-goedewaagen-fabrieksgebouw-3
Afb. 17a. APM 5.769
17-05.769-goedewaagen-fabrieksgebouw-5
Afb. 17b. APM 5.769

Door herkomstonderzoek te doen en de resultaten in de collectiedatabase van het Amsterdam Pipe Museum te noteren, is nu duidelijk geworden welk deel van de showroom c.q. fabrieksverzameling van Goedewaagen museaal bewaard bleef. De totale collectie Goedewaagen pijpen van ons museum ligt op ruim tweeduizend stuks. Van die deelcollectie bestaat minder dan een derde uit gegoten pijpen. De rol van Van Eskert blijkt in de opbouw van de verzameling heel groot. In totaal brachten zij direct en indirect 420 exemplaren in, grotendeels gekaste pijpen en slechts 33 gietpijpen. Zij zorgden dus voor twintig procent van deze deelcollectie. Langs andere wegen kwamen nog eens driehonderd pijpen aantoonbaar uit de fabriekscollecties. Dat betekent dat het Amsterdam Pipe Museum ongeveer 700 objecten uit het voormalige fabrieksbezit van Goedewaagen conserveert. Anno 2015 is de uitbreiding van de deelcollectie Goedewaagen pijpen vrijwel tot stilstand gekomen. In de komende jaren komt er misschien nog een pijpje per jaar bij. De collectie heeft haar maximale compleetheid wel bereikt.

Tot besluit

Dit artikel behandelt de toonkamer van de Koninklijke Goedewaagen in haar gang door de tijd. Het laat zien hoe de fabrikant met een modellenkamer zijn product presenteerde en hoe dat in de loop van de jaren veranderde. Tevens gaat het in op de verschuivingen in het assortiment. Verder wordt het opheffen van de toonkamer en de uitverkoop ervan behandeld totdat het materiaal dat over is een nieuwe, deels museale bestemming krijgt. Het definieert de pijp niet naar vorm of gebruik maar naar herkomst. Het maakt onderscheid tussen een regulier handelsartikel tegenover toonmodellen of archiefexemplaren. Gebruikspijpen die als serieproduct langs de geëigende kanalen de fabriek verlieten, blijven in dit artikel dus buiten beschouwing.

18-18.597-ceramic-goedewaagen-baronite-delft-blue-1
Afb. 18a. APM 18.597
18-18.597-ceramic-goedewaagen-baronite-delft-blue-4
Afb. 18b. APM 18.597

Dankzij foto's kennen we het uiterlijk van de toonkamer van de Koninklijke Goedewaagen. We weten op welke wijze de fabriek hun producten presenteerde. Voorts is duidelijk geworden wat de rol van deze toonkamer is geweest tot aan het moment van ontmanteling in 1958 toe. Vervolgens is in kaart gebracht wat er met dat materiaal gebeurde en langs welke kanalen een deel van het fabrieksbezit een nieuw leven kreeg als museaal object.

Vanaf het moment dat de Goedewaagen pijp mijn aandacht heeft, ben ik bezig de fabrieksgeschiedenis te reconstrueren om de ontwikkeling van de pijp in kaart te brengen. Daarbij hoort ook het aanleggen en documenteren van een collectie pijpen. Aansluitend daarop is in de afgelopen jaren herkomstonderzoek gedaan om de pedigree van deze objecten zorgvuldiger vast te leggen. Dit artikel vloeit daar uit voort. Anders dan bij de meeste deelcollecties kon bij de pijpen van de Koninklijke Goedewaagen nog met zekerheid een herkomst gegeven worden. Die vastgelegde kennis is basis om later een betere interpretatie van de voorwerpen te kunnen geven.

Het lijkt misschien onterecht dat de Koninklijke Goedewaagen een onevenredig grote aandacht bij mijn onderzoeken naar Goudse pijpen heeft gekregen. Naast boekpublicaties ook nog verschillende artikelen. Daarvoor is echter een duidelijke reden. Deze fabriek is exemplarisch geworden voor het functioneren van het fabrieksbedrijf in het algemeen omdat er zowel producten als archiefmateriaal bewaard is gebleven. Van andere fabrieken rest ons vrijwel niets en kunnen we de geschiedenis dus amper reconstrueren, laat staan schrijven.

 

© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2015.

 

Afbeeldingen

  1. Toonkamerpaneel met de langste soorten pijpen, inclusief bovenmaats, krullen en lakpunten. Gouda, Firma P Goedewaagen & Zoon, 1906 of eerder.
    Uit: Eigen Haard, 1906
  2. Toonkamer paneel met korte kleipijpen, de rechter zijde afgesneden. Gouda, Firma P Goedewaagen & Zoon, 1906 of eerder.
    Uit: Eigen Haard, 1906
  1. Foto van de toonkamer van Koninklijke Goedewaagen aan het Jaagpad in Gouda, 1945-1955.
    Amsterdam Pipe Museum APM 10.014l
  1. Foto van de sectie korte pijpen in de toonkamer van Koninklijke Goedewaagen, Gouda, 1925-1940.
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  1. Foto toonkamer Koninklijke Goedewaagen met centraal de grote tafelvitrine, 1930-1940.
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  1. Gelakte krulpijp met plaatje van een Hollandse molen in kartonnen verpakkingsdoosje. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1920-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 5.842b
  1. Miniatuur geschenkdoosje met lange pijpjes en bedrukt etiket. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, model 0000, 1920-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 13.659
  2. Tabakspijp met negerfiguur gebruikt ter animatie van verkoopgesprekken bij de Koninklijke Goedewaagen. Kameroen, Graslanden, 1900-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.160
  1. Persfoto van het zogenaamde Römer paneel met assortiment klei- en gietpijpen. Koninklijke Goedewaagen, 1958-1962.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.253
  1. Tabakspijp met in de ketel handgeschreven potlood modelnummer. Gouda, Firma P. Goedewaagen & Zoon, model 144, 1910-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.655
  1. Tabakspijp nog voorzien van een oorspronkelijk messingdraadje waarmee deze aan het toonkamerpaneel hing. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1900-1915.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.295
  1. Sigarenhouder met hondje, gebruind en verguld. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, model 567, 1895-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 4.170c
  1. Kleipijp met glazuurband uit de collectie van Ivo Triboli. Gouda, Firma P. Goedewaagen & Zoon, model 75, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.657
  1. Tabakspijp met volsteel in gietklei, beschildering winterlandschap. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, model 713, 1910-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.786
  1. Tabakspijp in baronite uitvoering met eland en letterwoord. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1925-1935.
    Amsterdam Pipe Museum APM 6.524b
  1. Verpakkingsdoos met moderne gietpijpen van de muziekserie. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1975.
    Amsterdam Pipe Museum APM 10.268bis
  1. Doorroker tabakspijp met plateelbeschildering met reclame voor de Goedewaagen fabriek. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, model 683, 1912-1918.
    Amsterdam Pipe Museum APM 5.769
  1. Baronite tabakspijp met souvenirafbeelding uit de monstercollectie van Comoy-David in Saint-Claude. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, model 762, 1930-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.597


Noten

  1. D.H. Duco, Koninklijke Goedewaagen, een veelzijdig ceramisch bedrijf, Leiden, 1999, p 63, afb. 79 en p. 132, afb. 206.    
  2. S. Abrahams, 'Van Gouwenaars', Eigen Haard, XXXII, 1906, p 412.    
  3. Don Duco, Interessante rekeningen van een uitverkochte fabrieksvoorraad, Amsterdam, 2013.