De maïskolfpijp, Missouri meerschaum of barnyard briar

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2008

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Geschiedenis van de maiskolfpijp vanaf haar ontstaan tot heden, met afbeelding van de verschillende soorten maiskolfpijpen.

Speurend in boeken over pijpen wordt de maïskolfpijp maar zelden behandeld. Dat is niet verwonderlijk want het is een van de meest nederige rokertjes, bijna een wegwerper onder de tabakspijpen. Toch is het product om verschillende redenen bijzonder genoeg om er een artikel aan te wijden. Ten eerste is het een nostalgisch voorwerp dat door zijn eenvoud en natuurlijke materiaal toch zijn bestaansrecht heeft bewezen. Verder wordt het al meer dan een eeuw industriematig geproduceerd en heeft dankzij een perfecte marketing een wereldwijde verspreiding gekregen. Tenslotte is de corn cob een van de weinige pijpen van Amerikaanse origine en vormt daarmee een ideale combinatie met de tabak die immers ook daar vandaan komt. Dit artikel gaat in op de geschiedenis van deze merkwaardige pijp en informeert tevens over de vervaardigingwijze, de soorten en modellen en de rookeigenschappen.

Ontstaansgeschiedenis

Jongens op het platteland van de Verenigde Staten rookten dikwijls de zijdeachtige bladeren van de maïskolf als surrogaat voor tabak en het idee om uit de harde kolf van de maïs een pijpenkop te maken zal bij meerdere plattelanders daadwerkelijk tot een pijp hebben geleid. Toch overleefde één naam van de man die aan de wieg van de corn cob pipe heeft gestaan. Dat is John Schranke, een boer uit Missouri.[1] Zijn kostwinning was als veel andere boeren in die Amerikaanse staat de teelt van maïs. Op een zekere dag in 1872 bracht hij een zak met maïskolven naar een houtdraaier in zijn buurt, ene Henry Tibbe.[2] Hij vroeg de handwerksman er pijpenkoppen van de draaien en deze van een houten of rieten steel te voorzien. Tibbe deed wat hem werd opgedragen, maar maakte ook een aantal exemplaren voor zichzelf. Die hing hij in zijn etalage en de verkoop ervan kwam snel op gang.

01-2008-corncob-portret-tibbe
Afb. 1. APM documentatie
02-2008-corncob-fabriek-tibbe-grijs
Afb. 2a. APM documentatie
02-2008-corncob-fabriek-tibbe
Afb. 2b. APM documentatie

Houtdraaier Henry Tibbe heette officieel Hendrik Tibbe en was enkele jaren daarvoor uit Enschede naar Amerika overgekomen (afb. 1). Jarenlang had hij in de Achterhoek een eigen bedrijfje gehad waar bij meubels voor de lokale bevolking maakte maar ook draaiwerk verzorgde voor de daar gevestigde textielnijverheid. Door een ongelukkig toeval ontstond in mei 1862 een geweldige brand in Enschede, waarbij zowel het huis als de werkplaats van Tibbe afbrandden. Vanwege dit verlies besloot Tibbe niet in Enschede te blijven maar verhuisde met zijn vrouw, zijn achtjarige zoon Anton en zijn broer Frits naar Amerika. Daar vestigden zij zich in de plaats Washington in de staat Missouri. In 1869 stichtte hij samen met zijn broer en zoon eenzelfde soort werkplaats als zij in Enschede hadden gehad: zij gingen opnieuw houtwerk draaien voor meubels en andere doeleinden.

Op het moment dat Tibbe de eerste pijpenkoppen op zijn werkbank draaide, zal hij niet vermoed hebben waartoe dat zou leiden want de verkoop van die eerste pijpen vanuit zijn etalage liep al gauw zo goed dat de productie op meer gestroomlijnde wijze werd opgezet. Vijf jaar later, in 1877, moest Tibbe naar een groter gebouw verhuizen (afb. 2). Aangezien in dat pand een smederij had gezeten, werd het mogelijk een stoommachine in de fabriek in te bouwen. Voortaan zou de productie mechanisch plaatsvinden. Gelijktijdig werd zoon Anton partner in de zaak en kreeg het bedrijf de naam H. Tibbe & Son. Nog geen tien jaar later, in 1887, exposeerde de fabriek in Brussel de corn cob en adverteerde zich als Missouri Meerschaum Company, met als ondertitel massaproducenten van barnyard briars.[3] Het fundament voor een succesvol bedrijf was gelegd.

Materiaal en productiewijze

Het materiaal voor de maïskolfpijp is de kolf van een speciale witte maïssoort, die in Amerika collier seed wordt genoemd en vooral in de staat Missouri wordt verbouwd. Vanwege de herkomst worden de pijpen met enige overdrijving met Missouri-meerschaum aangeduid, waarbij de toevoeging meerschuim duidt op het lichte gewicht en de porositeit van het materiaal. Wanneer de maïskolven rijp zijn en de maïs verwerkt is, blijft de harde kern van de kolf als restproduct over, die enkele jaren moet worden bewaard voordat zij tot pijp kunnen worden verwerkt. De productie start met het doorzagen van de kolf, die goed is voor één tot drie pijpenkoppen. Daarna worden de afgezaagde stukjes op de draaibank gezet en aan de buitenzijde afgedraaid om vervolgens de binnenkant open te boren. Tenslotte wordt aan de zijkant nog een gaatje geboord om een steel in te plaatsen.

Aanvankelijk was de productie van de maïskolfpijpen beperkt omdat de draaibank nog met de hand werd aangedreven, al werd hierbij wel een groot vliegwiel gebruikt voor het egaal draaien. De werknemers van Tibbe kregen bij toerbeurt steeds een uur draaiplicht te voldoen. De afgedraaide pijpenkoppen hadden een ruwe buitenzijde, wat er niet fraai uitzag maar vooral onplezierig aanvoelde voor de roker. Om de pijp aantrekkelijker te maken had Tibbe een vulmiddel nodig. Dankzij een goede vriend, de Duitser Ludwig Münch en eigenaar van een drogisterij in Washington, werd met gips geëxperimenteerd. Wanneer dit was opgebracht en was uitgehard, kon de kop geschuurd worden en als deze daarna met schellak werd afgewerkt, kreeg men een prachtig glad oppervlak. Het gips diende niet alleen een esthetisch doel, de pijp nam het vocht ook beter op zodat de aanvankelijk licht vochtige smaak beter werd. Op 6 juli 1878 kreeg Tibbe patent op deze uitvinding.

Na het draaien volgt het schroeien met gasbranders om het materiaal harder te maken. Vooral het schuren van de producten maakt dat het fabriekswerk buitengewoon smerig was, terwijl de lucht van het branden ook niet bepaald aangenaam was. Kortom, de fabriek van maïspijpen bood voor de werknemers zeker geen prettige arbeidsomstandigheden.

Wanneer in 1883 weer een nieuw gebouw wordt betrokken dat opnieuw groter is, kon ook de verkoop nog verder toenemen en daarvoor werd een advertentiecampagne gestart. Spoedig was de maïskolfpijp over heel Amerika bekend en werd de plaats Washington in Missouri het centrum wat betreft de productie daarvan. Ook voor het stadje zelf was de fabriek van groot belang. Niet alleen verdienden inmiddels talloze arbeiders er hun brood, het bracht ook welvaart voor de boeren, die overgingen tot het verbouwen van de speciale maïs voor deze pijpen. Zoon Anton stimuleerde het initiatief voor een elektrische centrale, waardoor de fabrieksproductie sneller kon worden verricht en er zo in de groeiende vraag kon worden voorzien. Voor de inwoners van Washington bracht de elektriciteit meer comfort, zeker als verlichting van straten en huizen. Bovendien leidde dit al snel tot de installatie van telefoonverbindingen. Deze telefooncentrale werd in de fabriek ondergebracht en bleek een dankbare stimulans voor de verkoop van het product.

De vier kinderen van zoon Anton, met de namen Anton A., Henry, Madeline en Jon Tibbe zetten het bedrijf voort, echter niet meer als directe leidinggevenden maar als aandeelhouders. De leiding gaat in 1912 op Edmund Henry Otto over en de fabriek wordt uiteindelijk tot een Vennootschap omgedoopt onder de naam Buescher Corn Cob Pipe Company. In 1941 wordt George Buescher voorzitter van de vennootschap. Hij is handelaar in pijpen en verbreedt de productielijn met de zogenaamde hickory pijpen, die van notenhout worden gemaakt. Om dat te realiseren koopt hij de firma Pugh Pipe Co. uit Bowling Green in Missouri, een bedrijf dat in 1894 was opgezet. Zij waren de initiatiefnemers van de in Amerika beroemde Peerless Hickory Pipe. Tijdens de oorlogsjaren was de oogst aan maïskolven schaars waardoor Buescher noodgedwongen miljoenen notenhouten pijpen maakte. Na de oorlog continueerde de productie van deze pijpen onder de naam Ozark Sweet Hickory Pipes. Later komt Buescher ook nog met pijpen van kersenhout op de markt.

Om de grondstof veilig te stellen laat Buescher in 1946 onder toezicht van Dr. Markus Zuber van de Universiteit van Missouri maïs planten. Het doel is een grotere en betere kolf te ontwikkelen, geschikter voor de pijpenproductie. Die veredeling heeft er voor gezorgd dat de kwaliteit van de kolf stukken verbeterde doordat de structuur houtachtiger werd en de diameter bovendien iets toenam. Tegelijkertijd werden de oorspronkelijke gekleurde maïskorrels veredeld tot witte maïs die eenmaal vermalen goed verkoopbaar is, bijvoorbeeld voor tortilla’s. Vanaf dat moment wordt het zaad door de fabrikant aan de boeren verstrekt om zeker van de juiste kwaliteit kolven te zijn. De vraag naar kolven zorgde er in bepaalde tijden zelfs voor dat een lading kolven meer opbracht dan de prijs van de maïs.

In de jaren zestig is de Buescher Company ’s werelds grootste producent van corn cob pipes, van sweet hickory pipes en van cherrywood pipes (afb. 11). De firma produceert dagelijks tussen de twaalf en zeventienduizend pijpen. Inmiddels zijn er zo’n zeventig verschillende modellen ontwikkeld. De productie wordt naar 57 landen afgezet op maarliefst 7000 verkooppunten. Klanten vinden we onder andere op Cyprus, in Saoedi-Arabië, Tanzania en in Tokio. In die periode is de maïskolfpijp een soort anti-statusartikel geworden dat wordt verkocht naast de meest luxueuze producten van bruyère en meerschuim. De fabriek voor maïskolfpijpen wordt dan nog altijd door de familie Otto gerund, vader Carl en zoon Steve Otto.

Het succes van de maïskolfpijp blijkt uit het feit dat de fabriek zelfs in de jaren 1990 nog met 50 man werkt. De dagproductie bedraagt dan zo’n zevenduizend pijpen. Misschien is dit cijfer wat te geflatteerd, zoals vaker in promotieartikelen over fabrieken. Wel is de productie inmiddels volledig gemechaniseerd zodat er per werknemer per dag gemiddeld 140 pijpen worden gemaakt en dat lijkt een reëel getal. De corn cobs worden nog altijd wereldwijd verkocht.

Verschijningsvorm en evolutie

Het is begrijpelijk dat door de grote belangstelling van de maïskolfpijp de plaats Missouri al gauw the world’s corn cob capital wordt genoemd. Toch is de aanduiding Missouri meerschaum pipe wel erg flatteus voor een product dat van maïsafval wordt gemaakt. Hoewel misschien ironisch en als spotnaam bedoeld, zal menige klant de pijp toch vanwege deze pretentievolle naam hebben aangeschaft. Dankzij de lage prijs en het rookcomfort gekenmerkt door een licht zoete smaak werd de populariteit gevestigd. Een andere prachtige aanduiding voor de corn cob is de barnyard briar, de boeren bruyèrepijp en beide benamingen worden het symbool van het landelijke Amerika. De lokale pers beweert dat Missouri tabak in de maïskolfpijp het beste smaakt, een smaak die zo mild is dat alle zorgen en problemen onmiddellijk vervliegen. Maar de beweringen gaan nog verder want de streek van de corn cob moet zo gezond zijn dat Amerikanen daar geboren en opgegroeid gemiddeld groter en sterker zijn dan welke andere Amerikaan ook. Kortom, de lokale trots lijkt niet geheel van chauvinisme ontbloot te zijn.

03-18.155a  overig-maiskolf-klein
Afb. 3. APM 18.155a
04-18.155b  overig-maiskolf-groot
Afb. 4. APM 18.155b

De formaten van de pijpenkoppen variëren zodat in de fabriek de kolven eerst op grootte worden gesorteerd. Hoge ketels worden uit een hele kolf gemaakt, soms wordt er een stuk afgezaagd waaruit nog een klein formaat pijpje kan worden gemaakt. Vervolgens wordt na het draaien de kwaliteit bekeken. De gaafste kolven zijn bestemd voor de mooist afgewerkte pijpen, terwijl de ongeregelde exemplaren voor de goedkoopste producten dienen. Van de left-overs worden miniatuurpijpjes en novelties gemaakt. Aanvankelijk zijn de modellen vrij hoog (afb. 3, 4), de zogenaamde twee uit één kolf pijpen. Zij worden gemonteerd met een ongelede rietsteel, die bij andere lokale Amerikaanse pijpenmakers ook populair is. Een mondstuk heeft de pijp dus nog niet.

05-19.012  overig-tabakspijp-maispijp-lang-1
Afb. 5a. APM 19.012
05-19.012  overig-tabakspijp-maispijp-lang-3
Afb. 5b. APM 19.012

De fabrikant is qua vormgeving van de pijp sterk aan de mogelijkheden van de kolf gebonden. Het meest kenmerkende model is de Mac met een hoge cilindrische ketel aan een lange rechte steel. Dit model is genoemd naar generaal MacArthur, wiens favoriete pijpmodel het was (afb. 8). Sinds 1930 hebben veel pijpenkoppen een licht tonvormig model, dat wordt aangeduid met de modelnaam Legend (afb. 7). Het gaat om de drie-uit-één-kolf pijp, die er beduidend plomper uitziet en sterker op de gangbare bruyère lijkt. Uiteraard kunnen op de draaibank ook meer cilindrische pijpen worden gemaakt, zoals de Washington (afb. 6) of conische pijpmodellen. Dat soms ook bijzondere modellen worden bedacht, bewijst een heel flamboyante maïskolf pijp met een lang rieten roer dat s-vormig gebogen is (afb. 5). De luxe aard wordt onderstreept doordat van een prachtige gave maïskolf gebruik is gemaakt die zorgvuldig met gips is bestreken, is afgeslepen en met lak glanzend is afgewerkt.

06-00.196c  overig-tabakspijp-mais-puur-1
Afb. 6a. APM 196c
06-00.196c  overig-tabakspijp-mais-puur-4
Afb. 6a. APM 196c

Wanneer het echter om productie in grotere series gaat, neemt de gemiddelde kwaliteit af. Het goedkoopste is de natuurkolf met ruwe buitenzijde waaraan geen gips te pas komt (afb. 6). Deze naturel uitvoering geeft het beste vochttransport. Het overgrote deel hiervan wordt verkocht per dozijn, gemonteerd op een kartonnen kaart met reclameopdruk, waarbij rechte en licht gebogen modellen elkaar afwisselen (afb. 13). In de jaren vijftig en zestig worden deze pijpen met een koordje of elastiekje op de kaart vastgezet, later wordt de kaart in zijn geheel in krimpfolie verpakt.

07-00.196b  overig-maiskolf-mini-3
Afb. 7a. APM 196b
07-00.196b  overig-maiskolf-mini-4
Afb. 7b. APM 196b

Zoals opgemerkt is de vroegste steel van de maïskolfpijp van riet gemaakt. Daarnaast komen stelen van morellenhout voor. Een andere variant is de steel van maïskolfhout. Voor het uiterlijk van de pijp geeft dit materiaal de beste eenheid maar helaas is deze niet erg sterk. Later wordt een lichte houtsoort gebruikt waarop een maïskolfprint wordt aangebracht om de eenheid in tussen kop en steel te versterken (afb. 7).

Tegenwoordig is de steel het onderdeel waaraan de maïskolfpijp het best dateerbaar is, al dan niet dankzij een specifieke toegevoegde montage. Juist hierin zien we een duidelijke evolutie. De oudste vormen van riet zijn doorgaans kaarsrecht al kwam ook een joyeuze gebogen versier ter sprake. Het contrast tussen de kloeke kop en de dunne steel geeft de pijp een delicaat silhouet en een prachtige balans. In de jaren 1930 wordt de dikkere steel geïntroduceerd, soms van maïskolfhout gemaakt, meestal echter van een lichte houtsoort. Met die dikkere stelen krijgt de maïskolfpijp een grotere overeenkomst met de bruyèrepijp, vooral wanneer deze steel met een zwart nylon of plastic mondstukje wordt afgemonteerd.

08-00.196d  overig-maiskolf-lang-1
Afb. 8a APM 196d
08-00.196d  overig-maiskolf-lang-3
Afb. 8b APM 196d

In andere gevallen wordt het zwarte roer verruild voor een transparant plastic mondstuk. Vooral de geelbruine mondstukken doen de naam Missouri meerschaum eer aan, zij lijken namelijk sprekend op de barnstenen mondstukken van dure pijpen van echt meerschuim. Een luxe toevoeging lijkt een smal metalen bandje om de tige die in eerste instantie overigens functioneel is en het hout tegen het splijten moet behoeden. Op die wijze wordt de duurzaamheid van de steel bevorderd, al gaat de pijp onvermijdelijk dan ten onder aan het doorbranden want maïshout blijft een zacht materiaal.

09-00.196e  overig-tabakspijp-mais-donker-1
Afb. 9a APM 196e
09-00.196e  overig-tabakspijp-mais-donker-4
Afb. 9b APM 196e

Ook wordt de steel wel van bamboe gemaakt, daarvan getuigt een fancy model met gezwarte bovenzijde en extra glans (afb. 9). Die donkergekleurde ketelrand is overigens ontleend aan de meerschuim pijp in gecalcineerde uitvoering. Hoezeer de pijpen een neerslag geven van de gangbare mode in andere materialen wordt ook bewezen door een nieuwigheid uit de jaren zestig. Dan komt een corn cob op de markt met in de steel een papieren filter.

Een zwak punt van de maïskolfpijp is de bodem die snel doorbrandt. Ook kan de steel vlam vatten, die voor de roker een buitengewoon onaangename smaak oplevert. In sommige gevallen wordt daarom een bodem van een hardere houtsoort toegevoegd, zodat de pijp minder snel doorbrandt. In Duitsland werd de maïskolf pijp verkocht samen met een speciale munt met een gaatje erin, die boven de steelaanzet in de ketel werd gelegd. Op die wijze was het inbranden van de steel niet mogelijk. Naast een langere levensduur had dat ook belangrijke gevolgen voor de smaak van de pijp.

Gebruikskwaliteiten

De meningen over de kwaliteit van de maïskolfpijp als rookpijp lopen sterk uiteen. Twee eigenschappen maken de kolven geschikt als pijpenhout: het materiaal is licht van gewicht en absorberend van aard. De zachte houtstructuur zoet de smaak van de brandende tabak licht aan en geeft daardoor een prettig aroma. De reclameslogan die men daarbij hanteert luidt: gemaakt van het zonzoete hart van de kolf en die kwalificatie maakt een roker in spé voldoende nieuwsgierig.

10-00.196a  overig-tabakspijp-mais-poker-1
Afb. 10a APM 196a
10-00.196a  overig-tabakspijp-mais-poker-5
Afb. 10b APM 196a

Nadeel is dat het maïshout echter niet al te lang absorbeert en wanneer dit hout na een tijdje verzadigd raakt, begint de tabak wat muffig en bitter te smaken. Wanneer de bittere smaak doordringt is het tijd de pijp weg te gooien en voor een nieuwe te vervangen. Uiteraard hangt de gebruiksduur van de tabakssoort af en de wijze van roken. Wie harder aan zijn pijp trekt zal deze sneller moeten vervangen. Het tussentijds laten drogen van de pijp blijft een vereiste. Overigens wordt de vochtopname gestimuleerd door een behandeling met gips die een grote verbetering betekent al gaat het aanzoetend aspect van het kolfhout daarmee deels verloren. Andere voordelen van de maïskolf zijn dat men de pijp niet hoeft in te roken.

11-00.196f  hout-buescher-1
Afb. 11a. APM 196f
11-00.196f  hout-buescher-4
Afb. 11b. APM 196f

Behalve een beoordeling van de gebruikskwaliteit van de pijp speelt de uitstraling een belangrijke tweede rol. Hoewel er duidelijk sprake is van eenvoud in materiaal en beperkte gebruiksduur staat exclusiviteit in model daar tegenover. Al is het model dan soms vergelijkbaar met pijpen van hout of meerschuim, de uitstraling is toch volstrekt anders. Zoals opgemerkt wordt de maïskolfpijp eerder als een anti-status artikel gezien dan als een luxe voorwerp. De gedachte dat de pijp van afvalmateriaal is gemaakt, is wat dat betreft al bepalend. Ook is het oppervlak nooit mooi egaal. Anderszins geven de oudste voorbeelden met de hoge ketels en de dunne lange stelen de roker wel een bijzonder cachet. De maïskolfpijp begint zijn opmars als pijp voor de plattelander maar werd al snel wereldwijd bekend. Het is een pijp met een mid-west uitstraling, een plattelandsding maar de populariteit neemt snel toe. Alfred Dunhill signaleerde de corn cob al aan het begin van de jaren 1920 in Londen en New York en daar krijgt zij ook de belangstelling van de erudiete en meer welgestelde roker.[4]

Vanwege de positieve eigenschappen is het niet verwonderlijk dat talloze beroemde rokers de corn cob graag rookten, niet alleen door de smaak, ook vanwege de specifieke uitstraling. Liefhebbers zijn bijvoorbeeld generaal Douglas MacArthur, maarschalk Foch, maar ook Mark Twain die als kind in Missouri verbleef. Eén van de burgemeesters van New York, La Guardia, was bovendien een fervent roker van maïskolfpijpen. Fabrieksmanager Otto senior houdt de publiciteit van de pijp overigens goed in de gaten, een man als MacArthur ontvangt op gezette tijden een serie nieuwe corn cobs. Sommige personen beweren dat zelfs Popeye the Sailorman uit een cob corn rookte, maar gezien de vorm van deze getekende pijp valt dat te betwijfelen.

14-2008-corncob-reclame-buesscher
Afb. 12. APM documentatie
13a-2008-corncob-winkelkaart-2
Afb. 13. APM documentatie
13b-2008-corncob-winkelkaart-3
Afb. 14. APM documentatie
15-2008-corncob-winkelkaart-1
Afb. 15. APM documentatie

Op de Nederlandse markt is de maïskolf pijp vanaf het begin verkrijgbaar geweest. Bewijzen daarvan zijn de vondsten van gegoten loden bodems, die heel typisch Hollands ervoor dienden de doorgebrande pijp een langer levensduur te geven. Begon de pijp op de bodem te lekken, dan werd wat vloeibaar lood in de ketel gegoten en was het probleem verholpen. Een roker wil zijn geliefde, goed doorgerookte pijp met een heerlijke diepe smaak nu eenmaal niet graag missen, zelfs al verloor deze door het lood zijn lichte gewicht. Uiteraard gebeurde dat in een tijd dat lood nog geen negatieve uitstraling voor de gezondheid had. Of de verkoop naar Nederland, waar deze pijp alom bekend is geweest, een relatie had met het gegeven dat de fabriek aanvankelijk door een Nederlander was opgezet, is niet duidelijk. Voor de Hollandse roker was de maïskolfpijp vermoedelijk een welkome afwisseling op de kleipijp, zeker op een moment dat de bruyèrehouten pijp voor velen nog te duur was.

Tegenwoordig bestaat de fabriek in Missouri nog altijd. De familie Otto heeft na drie generaties plaatsgemaakt voor een driemanschap: Michael Lechtenberg, Robert Moore en Larry Horton. Geheel overeenkomstig de tijd heeft men het productieproces nog verder gemechaniseerd en gelijktijdig het aantal modellen drastisch teruggedrongen zodat efficiënte maakbaarheid een lage prijs garandeert. Vrijwel alles kan nu machinaal geschieden. Toch zijn de verkoopprijzen inmiddels drastisch opgelopen. Kreeg je als consument in 1948 nog een set van drie pijpen thuisgestuurd voor slechts één dollar (afb. 14), daarna neemt de prijs steeds verder toe (afb. 15, 16). In 1960 kostte een pijpje tussen de 25 cent en de $ 3,50; kort voor het jaar 2000 varieert de prijs van $ 2,20 voor de meest eenvoudige producten tot twintig dollar voor de duurste soorten. Anno 2008 is de prijs dankzij de voortgaande mechanisatie niet veel veranderd. Dan noteren de corn cobs tussen de 4 en de 28 dollar.

Overigens is het goed nog te vermelden, dat er in de wereld zeker geen sprake is van één fabriek voor maïskolfpijpen. In dezelfde plaats Missouri waren nog twee concurrerende fabrieken gevestigd, die nu ter ziele zijn. Ook in andere plaatsen in Amerika was de maïskolfpijp bron tot inspiratie, al werd nergens de productie zo grootschalig uitgevoerd als in de fabriek door Tibbe gesticht. Zo figureert de corn cob reeds in 1895 in de catalogus van de Akron Smoking Pipe Company in Ohio, een fabriek die dit product naast zijn standaard kleipijpen leverde.[5] Behalve Amerikaanse voorbeelden zijn ook Canadese pijpen bekend, zoals die uit de plaats Huntingdon in de staat Quebec, Canada (afb. 10).

Tot besluit

In 1965 werd het plaatsje Missouri verkozen om de wereldkampioenschappen voor pijproken te houden. De deelnemer Frank Frankenberg uit St. Louis won de race en werd wereldkampioen. Niet toevallig rookte hij uit zo´n pijpje, toen voor de prijs van 59 dollarcent. Frankenberg wist 3,3 gram Burley tabak één uur, 33 minuten en 23 seconden brandend te houden.[6] Op het moment dat de pijp uitging, viel de kop van de steel, een mooi bewijs van de beperkte levensduur van de maïskolfpijp.

Ruim veertig jaar later schaart de maïskolf zich in de reeks van pijpennamen met nostalgische bijklank als doorroker en kleipijp. Hoewel de verkoop continueert is het gebruik teruggedrongen tot een ervaringsartikel. Als echte pijproker wil je een keer zo’n product gerookt hebben om over de smaakervaring te kunnen meepraten. Vervolgens keer je weer snel naar de vertrouwde bruyère terug.

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2008.

Afbeeldingen

  1. Portret van Hendrik Tibbe (* Enschede 1819, † Washington 1897), houtdraaier en ondernemer.
    Uit: Pfeife und Feuerzeug, 1969, nr. 2.
  2. De fabriek van Hendrik Tibbe in Washington, Missouri waar de massaproductie van maïskolfpijpen tot stand kwam.
    Uit: Pfeife und Feuerzeug, 1969, nr. 2.
  3. Tabakspijp van maïskolf met hoge licht conische ketel, vlakke bodem, steel van riet op eenderde van de bodem aangezet. Missouri, Washington, 1890-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.155a
  4. Tabakspijp van maïskolf met hoge licht gebolde ketel, vlakke bodem, steel van riet op een kwart van de bodem aangezet. Missouri, Washington, 1890-1920.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.155b
  5. Tabakspijp van maïskolf met hoge cilindrische ketel, afgeronde onderzijde, de steel op eenderde van onder aangezet en van dunne bamboe met s-vormige bocht, twee knopen, de derde is het knopmondstuk. Kolf met gips behandeld en met gelakte buitenzijde. Missouri, Washington, 1950-1960.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.012
  6. Tabakspijp van maïskolf, de zogenaamde Washington met cilindrische ketel zonder nabehandeling, licht houten roer met links in tekstschild "INDIAN SUMMER", transparant geelgetint mondstuk. Natuurkolf zonder nabehandeling. Ketel onderzijde etiket met "MISSOURI CORNCOBS MO. PIPE INC.". Missouri, Washington, 1970-1980.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196c
  7. Tabakspijp van maïskolf, de zogenaamde Legend, hier met klein formaat licht tonvormige ketel, zonder nabehandeling, houten roer met opdruk van kolfmotief, busje en plastic mondstuk. Missouri, Washington, 1960-1975.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196b
  8. Hoge maïskolfpijp, de zogenaamde Mac met steel op eenderde aangezet, buitenzijde in gips met transparante lak, lange opgaande blankhouten steel met zwart metalen bandje en transparant geelgetint gebogen plastic mondstuk. Missouri, Washington, 1990-1995.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196d
  9. Tabakspijp van maïskolf met cilindrische ketel met verdikte afgeronde filtrand, buitenzijde met gips bestreken, gelakt en aan de ketelopening bruinzwart gebrand. Onderzijde intaglio stempel met zwart ingekleurd "MISSOURI ORIGINAL MEERSCHAUM", bamboe roer met zwart plastic mondstuk. Missouri, Washington, 1960-1970.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196e
  10. Tabakspijp van maïskolf met cilindrische ketel met vlakke bodem, aan de zij aangezette rechte houten tige. Maïskolf ketel aan de buitenzijde gepolijst, onderzijde rond etiket in groen met "SUNDAY COB PIPE, HUNTINGDON QUEBEC, CANADA". Zwart plastic mondstuk met afgeplatte beet. Canada, Huntingdon, 1960-1975.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196a
  11. Kersenhouten pijp uit het assortiment van Buescher, hier vormgegeven naar het model van een maïskolfpijp. Op de bodem gemerkt met een etiket van Buesscher, in de steel een papieren filter in plastic huls. Missouri, Washington, 1960-1970.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 196f
  12. Advertentie voor Buescher’s maïskolfpijpen, Pfeife und Feuerzeug, 1969, nr. 11.
    Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie
  13. Advertenties voor maïskolfpijpen die de kaart met een dozijn pijpen laat zien, uit Tobacco, July 1965.
    Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie
  1. Twee advertenties uit de pijpencatalogus van een groot verzendhuis met de standaard cob corn en de Mac. New York, Wally Frank, 1948.
    Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie
  2. Advertentie voor de standaard cob corn in een pijpencatalogus. New York, Wally Frank, c. 1977.
    Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie
  3. Schrijven van de fabriek over aankomende prijsverhogingen. Missouri, Washington, december 1996.
    Amsterdam, Pijpenkabinet documentatie


Noten

[1]    Anoniem, ‘Zur Geschichte der Maiskolben-Pfeife’, Pfeife und Feuerzeug, 1969, nr 2, p 10.

[2]    ‘No shortage of corn cobs’, Tobacco, July 1965, p 51. Stelt het begin op 1872, de fabriek van Tibbe zou in 1869 gesticht zijn.

[3]    Carl Ehwa, The book of Pipes & Tobacco, New York, 1974, t.o. p 60.

[4]    Alfred Dunhill, The Pipe Book, Londen, 1969, p 193.

[5]    Byron Sudbury, ‘An Illustrated 1895 catalogue of the Akron Smoking Pipe Co.’, Historic Clay Tobacco Pipe Studies, 1986, vol 3, p 31.

[6]    Paul Terstraeten, ´Steek ´ns op´, Nieuwsblad voor pijprokers, VI-1, p 2.