De diamantpijp van Goedewaagen, een opmerkelijk vormgegeven holwandige pijp

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
1991

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Een merkwaardige holwandige tabakspijp van Koninklijke Goedewaagen waarvan de vormgeving teruggrijpt op Engelse, Franse en Duitse vindingen van alternatieve materialen.

In het laatst van de negentiende eeuw wordt er in de Goudse pijpennijverheid naast de traditionele perstechniek een gietprocédé geïntroduceerd. Daarbij worden niet langer metalen persvormen gebruikt waarin de pijp met taaie pijpaarde wordt gevormd, maar stapt men over op mallen van gips, die worden volgegoten met een vloeibare klei. Deze werkwijze wordt geïntroduceerd naar aanleiding van de succesvolle verkoop van geglazuurde tabakspijpen van een pijpenfabriek uit de Duitse plaats Grünstadt. Aanvankelijk importeert men deze gegoten producten, maar al spoedig ambieert de Goudse pijpenmaker het dergelijke pijpen zelf te gaan maken.

Het initiatief voor de veranderde technische werkwijze ontstaat min of meer gelijktijdig bij twee Goudse fabrieken. De pijpenfabrikant G.F. van der Want associeert zich met G.A. Barras en start een fabriek, waarvan de werkwijze met gietvormen regelrecht is afgekeken van de gemelde Duitse pijpenfabriek. Hun vroegste producten zijn exacte kopieën van de Duitse exemplaren. Gelijktijdig begint de firma P. Goedewaagen & Zoon met de productie van gietpijpen, al slagen zij er de eerste jaren nog niet in dit product goed te glazuren. De gegoten pijp raakt spoedig bekend onder de naam doorroker. De modellen hangen tussen die van de kleipijp en die van meerschuim en hout. Veel producten worden met een metalen busje aan een roer van pararubber, kunststof of hout gemonteerd. De populariteit van deze gietpijpen komt voort uit de moderne montage maar ook door de doorrokende eigenschappen. De porositeit van de klei neemt bij het roken de tabakssappen vrijwel volledig op en hierdoor kleurt de pijp snel bruin. Dit doorroken wordt een populaire liefhebberij en vanaf 1910 staan deze gietpijpen algemeen bekend onder de naam doorroker. Het succes ervan overschaduwt al snel de traditionele geperste kleipijp.

Nadeel van de gietpijp is de betrekkelijk dunne wand, waardoor de pijp niet altijd een goede warmtegeleiding heeft en tot heet roken neigt. Bovendien zijn er in de vormgeving beperkingen, aangezien het inwendige van de ketel de buitenwand nauw volgt. Vooral bij figurale gietpijpen met bijvoorbeeld een borstbeeld ontstaat een onregelmatige binnenkant met achterhoekse plekken, waar de tabak slecht brandt. Voor de roker betekent dit een ongenoegen en een voor die tijd onaanvaardbare tabaksverspilling.

Reeds aan het begin van de negentiende eeuw hebben werkplaatsen in Duitsland en Frankrijk het nadeel van de onregelmatige binnenkant van de gietpijp weten te ondervangen door bij het gieten een stop in de vorm te plaatsen. Rond deze stop, die de binnenvorm van de ketel heeft, zet zich tijdens het gieten een laagje klei af. Dankzij deze werkwijze wordt het mogelijk de binnen- en de buitenvorm van de pijp onafhankelijk van elkaar te vormen. Het uitwendige voorkomen van het pijpontwerp kan hierdoor louter esthetisch zijn, terwijl de binnenketel wordt afgestemd op de hoeveelheid te roken tabak. Hierdoor kan men ieder denkbaar ontwerp realiseren, zowel qua vormgeving als qua ketelformaat.

Het gebruik van een afzonderlijke stop in de gietvorm raakt ook in Gouda bekend. Dat duurt echter nog tot circa 1920. In februari 1922 wordt de methode van gieten in een vorm met stopper voor Nederland door de NV Goedewaagen gepatenteerd. In die eerste periode maakt men echter nog geen gebruik van de mogelijkheden de buitenvorm van de pijp zelfstandig te ontwikkelen. De stap naar een werkelijk vrij pijpontwerp, los van de traditionele kleipijp en het door de doorroker geïmiteerde houtmodel, ontstaat pas tien jaar later. De reden hiervoor ligt in de geringe belangstelling van de Goudse pijpenfabrikant om tot een werkelijk innoverend pijpontwerp te komen hetgeen uiteraard met de status van hun product te maken heeft, dat ondanks de vernieuwingen nog altijd niet hoog aangeschreven stond.

01-05.968-ceramic-pipe-goedewaagen-diamondbowl-1
Afb. 1a. APM 5.968
01-05.968-ceramic-pipe-goedewaagen-diamondbowl-4
Afb. 1b. APM 5.968
01-05.968-ceramic-pipe-goedewaagen-diamondbowl-5
Afb. 1c. APM 5.968

Een van de eerste modellen gietpijpen die een vrije vormgeving laten zien, wil ik hier nader bespreken. Het betreft de holwandige pijp met de deftige aanduiding diamantpijp. Dit model werd in het modellenbestand van de NV Goedewaagen ingeschreven onder nummer 837 en kwam tot stand in het jaar 1934 (afb. 1). In het vormenschrift van de fabriek wordt zij vermeld als Baronite met steel in het midden, het model heeft deukjes. De aanduiding baronite wordt in die jaren door de NV Goedewaagen algemeen voor hun holwandige pijpen gehanteerd. De producten van de concurrerende firma P.J. van der Want Azn., die dit systeem gelijktijdig introduceert maar niet patenteert, worden aangeduid met Wanta-pijp, een woordspeling op de firmanaam en de holle wand van de pijpenkop. De oudere aanduiding van Goedewaagen, namelijk duplex, is een meer begrijpelijk woord voor het dubbelwandige systeem, doch deze aanduiding heeft nooit wortel geschoten. Het woord duplex staat in het modellenboek van Goedewaagen bij de vroegste pijpen steeds vermeld maar wordt later doorgestreept en vervangen voor het marketing technisch meer aantrekkelijke woord baronite.

De lijn van de ketel van de diamantpijp is opmerkelijk en neigt naar een eivorm. De bodem of onderzijde is rond en de steel is halverwege de ketel aangezet. De gefacetteerde buitenzijde van de ketel maakt het product speels terwijl de montage met een separaat roer voor maximaal gebruikscomfort zorgt. De pijp is afgemonteerd met een verguld metalen bandje om de steel waarop het fabrieksmerk is ingeslagen. Het roer is van een imitatie barnsteen met een gelige gemarmerde tint, een kunststof die kleurecht is, slijtvast en geen bijsmaak geeft. Met behulp van een kurkje wordt het roer in de steelopening van de pijpenkop geklemd. Deze flexibele kurkverbinding geeft voldoende stevigheid maar maakt het roer gemakkelijk uitneembaar, zodat de pijp naar believen kan worden gereinigd.

Tenslotte is de kleur van de pijp opmerkelijk. De ketel is oranjegeel gespoten, terwijl de ketelopening een bruingetinte zone vertoont, die de indruk van een reeds ingerookte pijp moet wekken. Deze kleur refereert aan gecalcineerde meerschuimpijpen, die in hete olie werden gekookt en vervolgens aan de ketelopening nog donker werden gebrand. Vanaf 1880 zijn calciné-pijpen de tegenhanger van de ivoorwitte meerschuimpijp. Overigens anticiperen zij vooral op de populaire imitatie persmeerschuim pijp, waarvan het materiaal geen kleurende eigenschappen bezat en daarom altijd werd voorgekleurd alsof zij al lang was gerookt. Een weldoorrookte pijp was in die tijd nu eenmaal nog een status voor prettig en smaakvol roken.

Met de diamantpijp beoogde Goedewaagen dus de positieve eigenschappen van de lichtgewicht baronite te combineren met de luxe uitstraling van de meerschuimpijp terwijl daarin tevens de hygiëne van een oudere, zogenaamde gezondheidspijp verenigd was. Het is niet verwonderlijk dat de diamantpijp daarom tot de originele en luxe artikelen behoorde. Toch was het aspect nieuw aan dit product onvoldoende, want het is duidelijk dat dit pijpontwerp relaties vertoonde met verschillende eerdere inventies.

02-09.749-ceramic-pipe-belgium-egg-shape-1
Afb. 2a. APM 9.749
02-09.749-ceramic-pipe-belgium-egg-shape--3
Afb. 2b. APM 9.749

Een vergelijkbaar ontwerp van een holwandige pijp met hoge steelaanzet komen we als eerste tegen bij de zogenaamde gezondheidspijp (afb. 2). Hier gaat het om een pijp met een onversierde ketel in de vorm van een ei. De steel is niet onderaan de ketel aangezet, maar halverwege de hoogte. De hoge steelaanzet biedt een praktisch voordeel: de bij het roken vrijkomende condens slaat in de tussenruimte van de ketel neer maar kan niet in de hoger aangezette steel komen, zodat de pijp altijd koele, droge rook waarborgt. De gezondheidspijp voldoet optimaal aan de eisen van de hygiëne, het schoonmaken van de pijp. De binnenketel is separaat van de buitenketel gegoten en wordt met een kurkring vastgeklemd. Hierdoor kan de roker de tussenruimte tussen de binnen- en de buitenketel goed reinigen. Nadeel is dat de kurkrand in de verbinding kan gaan lekken.

Tot de categorie gezondheidspijpen rekenen we overigens niet alleen producten die tussen de ketel en de steel ruimte hebben waar het vocht dat bij het roken vrij komt kan neerslaan. Andere voorbeelden hebben een absorberend nicotinesteentje onderin de ketel die voor de gewenste drainage zorgt. Al deze mogelijkheden droger te roken wortelen in de introductie van gesausde tabakken waaraan aromatische stoffen werden toegevoegd, die het vochtgehalte van de rook opvoeren en dus een droger rokende pijp verlangden. De introductie van zogenaamde gezondheidspijpen start reeds in de jaren 1870. Zowel in Engeland als in Frankrijk, al zijn dergelijke pijpmodellen ook in Oostenrijk en Duitsland gemaakt, respectievelijk van klei, keramiek en van blok- en persmeerschuim.

03-00.726-catalogue-gisclon-lille-france-036
Afb. 3a. APM 726
03-00.726-catalogue-gisclon-lille-france-089
Afb. 3b. APM 726

Een vergelijkbare gezondheidspijp vinden we afgebeeld in de fabriekscatalogus van de firma Gisclon te Lille (afb. 3). Deze qua vormgeving goed ontwikkelde pijpenfabriek voert een breed assortiment traditionele geperste kleipijpen. Van het model gezondheidspijp produceert men drie modellen, die in of kort voor 1870 worden ontworpen. Model 863 en 864 met een slanke ketel in twee formaten en model 865 met een kleine eivormige bijna bolle ketel. De steel van deze pijpen is geheel van klei. De beschrijving vermeldt "Pipe Santé Capne. Warren" met de toevoeging van het formaat: "Gde." voor groot, "Moyenne gde." voor middel en "Petite" voor de kleinste versie. Met kapitein Warren wordt mogelijk de Engelse archeoloog Charles Warrren bedoeld, die in die periode opgravingen in Jeruzalem verrichtte. Of hij bekend is geworden door het roken van hygiënische pijpen is evenzeer de vraag als dat we iets weten over de technische details van de tot nog toe nooit teruggevonden Gisclon pijp met zijn naam.

Toevalligerwijs of niet vertoont onze diamantpijp ook een relatie met de bekende maïskolfpijp die vanaf 1870 in Amerika bij grote aantallen zijn gemaakt. Deze pijp wordt uit het vruchthout van de maïskolf gedraaid, een afvalproduct dat massaal voorhanden was. Tot de positieve eigenschappen van het maïshout behoren de minimale aanschafprijs en het lichte gewicht. De absorberende werking van het maïshout zorgt bovendien voor droge rook, terwijl de bijsmaak licht zoetig en dus aangenaam is. Door het zachte vruchthout zijn maïskolfpijpen echter kwetsbaar en branden snel door. Vandaar dat deze soort geen lang leven beschoren is en tot het wegwerpertje onder het rookgerei wordt gerekend.

04-11.895-goedewaagen-plaster-model-warren-baronite-1
Afb. 4a. APM 11.895
04-11.895-goedewaagen-plaster-model-warren-baronite-2
Afb. 4b. APM 11.895
04-11.895-goedewaagen-plaster-model-warren-baronite-3
Afb. 4c. APM 11.895

Zelfs binnen de NV Goedewaagen staat de diamantpijp niet volstrekt op zichzelf. Opmerkelijk genoeg bevindt zich onder de gipsontwerpen van Goedewaagen een glad model baronite pijp die sterke overeenkomst met de Warren pijp van Gisclon vertoont (afb. 4). Het modelnummer "895" is met inkt op het gips geschreven en later doorgehaald. Voor zover wij weten is dit model nooit in productie geweest; een tabakspijp is er niet van bekend. De reden hiervoor is vermoedelijk dat dit opmerkelijke model tussen twee stijlen viel. Het betrof geen traditionele vormsoort die aan de verwachting van de klassieke roker voldeed. Daarnaast was het als ontwerp ook weer niet bijzonder genoeg om in kringen van hippe, modebewuste rokers te scoren. Verder is het onduidelijk of dit ontwerp ouder of jonger is dan de diamantpijp. Het hogere vormnummer doet het laatste veronderstellen, de ingehouden vormgeving echter het eerste. Zeker is dat de modelnummers bij Goedewaagen niet altijd in chronologische volgorde zijn toegekend.

In zijn tijd is de diamantpijp een bijzondere product geweest. In de jaren 1930 is de Nederlandse pijpenroker geen modieuze verschijning meer, belust op de nieuwste modeaccessoires. Het pijproken is afgezakt naar de klasse van oudere, veelal behoudende rokers met een kleine beurs. De sigaret vertegenwoordigt dan het mondaine roken. Een uitbundig pijpontwerp als deze heeft commercieel gezien dus weinig kans van slagen. Dat lijkt ook bij deze pijp het geval te zijn geweest. Het is dus niet verwonderlijk dat de fabrikant de mogelijkheden van de baronite pijp om tot vrij ontwerpen te komen slechts beperkt heeft benut. De markt was ongeschikt om tot economische rendabele prestaties te komen. Het combineren van eigenschappen van drie bestaande populaire pijpen in een nieuw product is een veilige poging om nieuwe afzet te creëren onder een meer vooruitstrevende roker. De introductie van zo’n nieuw ontwerp zou een revolutie onder de rokers kunnen bewerkstelligen, maar de kans was groter dat het een flop zou worden. En dat laatste is het geval geweest. Verkoopcijfers zijn niet bekend, maar de oplage is zeker niet groot geweest.

05-11.837-goedewaagen-plaster-model-baronite-diamondbowl-1
Afb. 5a. APM 11.837
05-11.837-goedewaagen-plaster-model-baronite-diamondbowl-2
Afb. 5b. APM 11.837
05-11.837-goedewaagen-plaster-model-baronite-diamondbowl-3
Afb. 5c. APM 11.837

Nuchter beschouwd is de diamantpijp dus een combinatie van verschillende negentiende eeuwse stromingen rond koel, droog en hygiënisch roken, verwoord op Goudse wijze en tot stand gekomen binnen de beperkte mogelijkheden van het interbellum. Vernieuwend aan de pijp is alleen het buitenontwerp van het product, het "model met deukjes". De vernieuwing hiervan is een bijzondere maar volstrekt op zichzelf staande uiting al is het niet ondenkbaar dat deze oppervlaktebehandeling toen ook al bij de meerschuim pijp bestond. Hoe a-typisch de pijp is blijkt uit het vergelijk met een andere verdienste uit hetzelfde jaar. In 1934 brengt de NV Goedewaagen namelijk ook een serie B.M.-pijpen op de markt, moderne producten uitgevoerd in hetzelfde baronite systeem. Hier is echter sprake van een werkelijk moderne vormgeving, de zogenaamde streamline. Deze producten werden onderwerp van de reclamecampagnes door Goedewaagen gevoerd, terwijl de diamantpijp alleen via de detaillist werd aangeprezen. Vanwege de beperkte belangstelling verdween dit product na enkele jaren uit het assortiment en dat is de reden waarom deze wonderlijke pijp nu tot de zeldzaamheden behoort.

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Leiden, 1991.

Afbeeldingen

  1. Tabakspijp van gietklei met holwandige eivormige ketel met rondom facetten, hooggeplaatste rechte steel gemonteerd met metalen bandje met ingeslagen "GOEDEWAAGEN HOLLAND" en geel kunststof roer. Gouda, NV Goedewaagen, modelnummer 837, 1934-1936.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 5.968
  1. Tabakspijp van gietklei met holwandige eivormige ketel, hoger aangezette oplopende tige met glad eind. Ketel inwendig inzetketel van gietklei met bruingeverfde rand, inwendig drie gaatjes. Oorspronkelijke montage met nikkel bandje met ingeslagen "REGAL" en zwart caoutchouc roer. België ?, 1880-1910.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 9.749
  1. Pagina uit de catalogus van Gisclon, Lille waarop de gezondheidspijp met separate binnenketel en rechte kleisteel. Vormdatum rond 1869-1870. Met details van de pagina en uitvergroting van de pijp. Lille, catalogus firma Gisclon, circa 1875.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 726
  1. Kern of gipsmodel van een gezondheidspijp met cilindrische ketel met ronde onderzijde, steel halverwege de ketel aangezet. Ketel links met inkt doorgekrast modelnummer "895". Gouda, NV Goedewaagen, 1925-1935.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 11.895
  1. Kern of gipsmodel van de diamantpijp met eivormige ketel met rondom facetten, hooggeplaatste rechte steel. Ketel links met inkt verbleekt modelnummer "837". Gouda, NV Goedewaagen, 1934.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 11.837