Aanwinsten: Waterpijpen uit China
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2009
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Tijdschrift:
Nieuwsbrief Pijpenkabinet
Beschrijving:
Bespreking van drie typen waterpijpen kenmerkend voor de Chinese rookcultuur.
Wereldwijd zijn er veel plaatsen waar twee hoofdsoorten pijpen worden onderscheiden: de traditionele rookpijp naast de waterpijp. Dat uit zich ook in de taal: de droge en de natte pijp is voor Nederland geen aanduiding, maar in veel andere culturen is dat een hoofdindeling. Vooral in warme streken of op plaatsen met veel stof, is het aanzuigen van rook door water een beproefde manier om zuivere en gekoelde rook binnen te krijgen. In deze Nieuwsbrief bespreken wij drie waterpijpen, die onlangs aan de collectie zijn toegevoegd. Samenhang van de drie voorwerpen is de herkomst: zij stammen alle drie uit China. Verschil in vormgeving en uitvoering maken een vergelijk boeiend.
De zogenaamde opiumpijp
In de antiekhandel zonder uitzondering als opiumpijp aangeprezen, is de hieronder afgebeelde pijp wel de meest karakteristieke Chinese tabakpijp (afb. 1). In feite gaat het om een rookset. In een houder of doos zijn verschillende voorwerpen samengebracht. Het belangrijkste is de pijp met opgaande geknikte steel die aan de basis van een waterreservoir voorzien is. In de kortere omhoogstekende buis is de pijpenkop geplaatst: een afzonderlijk onderdeel dat naar beneden verlengd is tot een smallere buis die in het water eindigt. Deze tweedelige pijp wordt in de houder geplaatst die tevens plaats biedt aan een veelal cilindrische tabakspot. Tussen de twee voorwerpen vinden we de rookgereedschapjes: de ene een pincet, de andere een naald gecombineerd met een borsteltje. Op die plaats bevindt zich ook een ophangoog, waarmee de hele set aan de ceintuur gegespt kan worden.
Het gebruikte materiaal is pakton, een legering van koper, nikkel en zink. Door de Chinezen wordt dit materiaal wel aangeduid als wit koper, maar glanzend gepolijst wekt de legering snel de indruk van zilver. Het metaal oxideert nauwelijks maar kan in de loop van decennia wel dof worden. Veel van dit smeedwerk is met groot vakmanschap tot stand gekomen, overigens meestal in fabrieken. Vooral het laswerk van de naden dwingt groot respect af. Nadat het voorwerp gepolijst is, wordt vaak een gravering aangebracht. De platte vlakken van de doos zijn daarvoor bij uitstek geschikt. Kenmerkende voorstellingen zijn Chinese landschappen, vaak gecombineerd met reeksen karakters met poëtische uitingen. Daarnaast zijn dikwijls galante scènes te zien, zoals bij dit exemplaar waarbij aan de ene zijde een meisje met waaier in een tuin en aan de andere kant een landschap met mannetje op een pier.
Veel van deze pijpen zijn van een inscriptie voorzien die niet verwijst naar de maker, maar naar de handelaar of winkelier die het voorwerp verkocht. Dit exemplaar is echter zonder enige inscriptie of signatuur afgeleverd. De grote mode van dit soort pijpen ontstaat in de jaren 1820 en houdt ongeveer een eeuw stand. Daarna wordt de toeristische productie ingezet en deze vindt zelfs nog tot op de dag van vandaag plaats. In die periode zakt het vakmanschap af tot het ontoelaatbare. Om de verkoop te stimuleren heeft de handel de aanduiding opiumpijp geïntroduceerd die ondertussen algemeen gangbaar is geworden. Doch, dit praktische en compacte rookinstrument blijft een pijp bedoeld voor het roken van tabak.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.616
Een opmerkelijke pakton
Naast de gangbare waterpijp compleet met houder bestaat er een hoge opgaande variant die uit zichzelf kan staan (afb. 2). Deze soort staat bekend als pa-kong en van deze pijpen wordt gezegd dat zij eerder zijn ontstaan. De vroegste voorbeelden zouden zeker achttiende-eeuws zijn alhoewel de productie nog tot in de twintigste eeuw doorloopt. De meeste exemplaren zijn beduidend groter en voornamer dan de pijp die in de foedraal wordt geplaatst: deze pijp is bijvoorbeeld ruim 55 centimeter hoog. Daardoor is het meer een pijp voor gebruik thuis dan een artikel om mee te nemen. Een ophangoog om de pijp aan de ceintuur mee te dragen ontbreekt daarom dan ook meestal.
De hierbij afgebeelde aanwinst is weer van pakton gemaakt al is de legering iets grauwer dan bij de vorige pijp. Beduidend luxer is echter dat de pijp op alle denkbare plaatsen voorzien is van een subtiele gravering. Over het oppervlak domineert een strooipatroon van bladertakken die worden afgewisseld met dieren waaronder vleermuizen en kraanvogels. Een afzonderlijk scène is aangebracht op de ronde voorzijde van het waterreservoir: hier zien we drie staande Chinezen met voor hen een meisje met opgeheven handen. Op de bodem van de pijp is een uitgebreide signatuur gegraveerd. Het feit dat de gravering van de karakters duidelijke burijnsteken laat zien, zou er op kunnen wijzen dat de decoratie niet met de hand gestoken is maar door stansen of etsen is aangebracht.
Ook hier gaat het niet om een uniek stuk maar om een seriematig artikel, volgens de literatuur gemaakt door de firma Chang-te-tai te Suchow. De datering van deze pijp zal rond 1900 liggen hoewel het object ook enkele tientallen jaren ouder kan zijn. De productie in dergelijke bedrijven was gestandaardiseerd en kon generaties lang ongewijzigd blijven. Daardoor wordt het dateren een zaak van ervaring en echt veel vergelijkingsmateriaal is niet voorhanden.
De seriematige productie wordt ook bewezen door de bij de pijp behorende tabakspot die met behulp van een lip om de ketel kan hangen. In feite brengt deze toevoeging de functie van rookset terug: de tasvorm is de tabakspot met aan weerszijden een cilindrische houder voor de rookgereedschapjes. Dit accessoire is op soortgelijke wijze gedecoreerd als de pijp hoewel de graveertrant en de motieven in feite niet bij de pijp zelf aansluiten want hier zijn op een gegranuleerd fond bloementakken aangebracht. Dergelijke onvolkomenheden waren in China blijkbaar van ondergeschikt belang. Aan de binnenzijde van het deksel is weer een uitgebreide signatuur aangebracht.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.611
Het boerenontwerp van bamboe
De derde aanwinst betreft een heel specifieke waterpijp die veel minder bekend is (afb. 3). Deze soort bleef beperkt bewaard omdat zij van bamboehout gemaakt is, dat onvermijdelijk door het vocht zal gaan barsten en de pijp onbruikbaar maken. Het waterreservoir van deze pijp is uit een compartiment bamboe gesneden, waarbij de beide tussenschijven de zijkanten van het reservoir vormen. Het standvlak is verkregen door het bamboehout simpelweg af te vlakken. Ook hier gaat het weer om een in serie gemaakt voorwerp uit een gevestigde werkplaats. Daarvan getuigen de montages van pakton waarbij een bijna geelkoperen legering is toegepast.
Het metalen onderdeel waar de steel en de ketel samenkomen is zwaar uitgevoerd met een dikke rechthoekige plaat op het hout. De ketelinzet is vergelijkbaar met de andere waterpijpen, al is hier een tapse buis gebruikt die in het water eindigt, In de ketel ontbreekt het rooster om de tabak op te branden niet. De grotere eenvoud van dit product blijkt vooral uit dit rooster. Bij veel pijpen is dit met zorg vormgegeven en vertoont een sierlijk geometrisch patroon met vijf gaatjes, een geluksmotief of ander symbool. Hier is sprake van een eenvoudige rechte spijl van roodkoper die dwars door de ketel loopt.
De pijp is afgemonteerd met een opgaande bamboehouten steel met een lichte buiging. Als mondstuk is een tapse messing huls aangebracht met een eenvoudig glad verstevigingsbandje. Dit mondstuk is wat ijl uitgevoerd ten opzichte van de zware ketelhouder al zorgt een gelijke kleur voor voldoende eenheid.
Ook dit exemplaar is van een merkteken voorzien: drie Chinese karakters in een rechthoek ingeslagen in het hout direct onder de metalen montageplaat. Helaas zijn de tekens zelf gesleten en niet meer goed leesbaar. De aankoop in Hanoi zegt weinig over de herkomst: veel Aziatische antiquiteiten worden van de ene naar de andere plaats gesleept totdat zij die plek bereikt hebben waar ze tegen de hoogste prijs kunnen worden verkocht.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.614
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2009.