Collectors and their passion

Auteur:
Don Duco

Original Title:
Verzamelaars en hun passie

Année de publication:
2010

Éditeur:
Stichting Pijpenkabinet

Archeologie en kunstnijverheid versmelten

03.927  klei-gw-druiventroskop-1
APM 3.927

Het verzamelen van pijpen kent in Nederland een duidelijke tweestroom. Personen als Van der Hoef die de curiositeit en het prestige van het onderwerp zochten naast de archeologische invalshoek waartoe Westerhoff en Lammes behoren. Verzamelaar Niels Augustin is een van de eersten die beide gebieden combineerde. Zijn brede belangstelling voor de archeologie en het actief bezoeken van productiecentra van steengoed bracht hem via het Duitse Westerwald ook op de kleipijp. De link tussen de nog aanwezige nijverheid en de archeologie, die door anderen niet werd gesignaleerd, werd voor Augustin een uitgangspunt. Hij verzamelde de moderne kleipijp naast de archeologische, soms onvermijdelijk met overlappingen. In feite was Augustin in Nederland de eerste die een aanzienlijke verzameling kleipijpen bijeenbracht waarin ook de twintigste eeuw vertegenwoordigd was. Daarvoor reisde hij ook naar buitenlandse steden om op markten en beurzen zijn geluk te beproeven.

In maart 1971 opende Augustin een winkel annex expositie onder de naam In d'ouwe Gouwenaer op de Plantage Kerklaan in Amsterdam waar een permanent overzicht van allerlei soorten tabakspijpen te zien was. De winkel bleek in een behoefte te voorzien. Enkele jaren later werd dit initiatief geprofessionaliseerd in wat hij noemde het kleinste museum van Amsterdam, vanaf april 1974 ook wel gebracht onder de naam Ceramisch Museum. Vestigingsadres was het Frederiksplein waar in een ruim winkelpand naast een museum en studiecentrum met als speerpunten steengoed en kleipijpen ook een antiek- en curiosahandel gedreven werd.

Helaas, het idealisme van Augustin had onvoldoende economische basis en de zaak groeide hem snel boven het hoofd. Zo begon in de marge de verkoop van de eigenlijke collectie waarom het allemaal begonnen was. Bij gedeeltes werden verzamelingen geliquideerd en delen daarvan kwamen uiteindelijk in het Pijpenkabinet terecht, de basis voor het latere Amsterdam Pipe Museum. Soms betrof dat bodemvondsten van uiteenlopende aard, andere keren complete kleipijpen uit Nederlandse of Belgische fabrieken. Eigen aan Augustin was meer de brede belangstelling dan zijn kwaliteitsgevoel. Het overgrote deel van de aanwinsten zijn daarom depotgoed geworden dat zelden wordt getoond.

Naast het verzamelen van pijpen zag Augustin brood in de uitgave van pijpenliteratuur. Zo startte hij in 1973 een reeks monografieën over pijpen en ceramiek, die overigens alleen met steun van anderen konden worden voltooid. Een tweede initiatief dat volgde was de uitgave van het Pijpenprentenboek, een zesdelige serie over de figurale en versierde kleipijp. Hiervan verschenen slechts twee deeltjes, waardoor de intekenaren ontluisterd achterbleven. In 1979 vertrok Augustin naar Willemstad in Brabant en begon daar opnieuw. Ook in die plaats zou zijn initiatief geen commercieel succes oogsten, zodat zijn collectie daar verder werd uitgevent. Moge zijn idealistische initiatieven dan niet houdbaar zijn gebleken, toch moeten we Niels Augustin zien als de initiatiefnemer van het verzamelen van pijpen op het snijvlak van archeologie en historie. Zijn activiteiten hebben voor velen een stimulans betekend die tot de start van een hobby leidde waaraan zij veel plezier hebben beleefd.

Klik hier voor de objecten van Niels Augustin in collectie Amsterdam Pipe Museum.


Folklore als aandachtsgebied

11.136  klei-bruidegomspijp-kastje-1898-1
APM 11.136

In de stroom van verzamelaars en verzamelingen uit de naoorlogse periode zijn ook enkele personen geweest die met gevoel voor kwaliteit een bijzondere verzameling hebben opgebouwd. De verzamelaar Harry Tupan is daarvan een mooi bijvoorbeeld. Begonnen in de jaren zeventig als tiener met het sparen van pijpenkoppen ontwikkelde hij zich al snel naar een nieuw niveau. Naast kwaliteitszin is een serieuze onderzoeksbelangstelling hem eigen, meer dan bij menige andere liefhebber. In de jaren dat hij met de archeologie van de pijp bezig was diepte hij verschillende onderwerpen uit. Zo schreef hij over de Groningse pijpenmakers en publiceerde later over de pijpenmakerij in Leiden. Dankzij zijn bredere horizon stond hij ook open voor andere facetten van de rookcultuur. Zo was hij een van de eerste Nederlandse verzamelaars met een collectie Franse figuurpijpen. Zijn meest kenmerkende studie gaat echter over een volkskundig aspect van de pijp.

Het fenomeen van de bruidegomspijp werd de specialiteit van Tupan, mede door zijn woonplaats in Drenthe. Speurend in de Achterhoek en de noordelijke provincies bracht hij een prachtige verzameling van deze bruidegomspijpen bijeen. In een tijd van vernieuwing wilden de bezitters die folkloristische voorwerpen graag doorgeven, zeker aan een jeugdig iemand. Ook hier kenmerkt de verzamelaar Tupan zich als iemand die niet alleen naar de objecten op zoek is, maar die ook bezig is met de kennis die er achter steekt. Volhardend bracht hij de louter door mondelinge overlevering bestaande informatie boven water die met dit merkwaardige huwelijksgebruik samen hing. Uiteindelijk bundelde hij dat tot een rijk geïllustreerde monografie over de bruidegomspijp. Zonder zijn speurzin zou het laatste stukje geschiedenis rond dit gebruik definitief verloren zijn gegaan, terwijl veel van de kwetsbare pijpen uit het zicht verdwenen zouden zijn.

Een ander hoogtepunt bereikte Tupan in 1983 met zijn tentoonstelling in het Drents Museum waar onder de titel Wolken van genot een prachtig cultuurhistorisch overzicht van het tabaksgebruik in Nederland werd getoond. De basis werd gevormd door materiaal uit het museum in Assen, aangevuld met bruiklenen uit diverse andere musea waarvan het Niemeyer Tabaksmuseum de belangrijkste leverancier was. De gelijknamige publicatie die daarbij uitkwam is nog altijd een veel geraadpleegde bron.

Door veranderde interesse besloot Harry Tupan zijn verzameling in de jaren 1980 van de hand te doen. Zijn prachtige bibliotheek over pijpen en tabak werd in 1994 bij Bubb Kuijper in Haarlem geveild. Tegenwoordig zijn de meest representatieve bruidegomspijpen in het Amsterdam Pipe Museum ondergebracht waar zij nog altijd een belangrijk aspect van de expositie uitmaken. Daarnaast zijn ook talloze andere, historische voorwerpen uit zijn collectie overgenomen, waarvan enkele tot de kernstukken van het Amsterdam Pipe Museum behoren.

Klik hier voor alle objecten van Harry Tupan nu in de collectie APM


Engelse veelzijdigheid

11.421  etn-ashanti-zitter-pakje-3
APM 11.421

Kenmerkt de Nederlandse verzamelaar van pijpen zich vaak door een interesse op lokaal niveau, in Engeland is de verzamelaar vaak internationaler georiënteerd. Dat is niet verwonderlijk want het Britse rijk, ooit het centrum van een wereldmacht, onderhield mondiale handelsrelaties. Dat uitgangspunt resulteerde ook in een bredere belangstelling voor vreemde culturen. Representatief daarvoor is de verzamelaar Francis Shillitoe die ten noorden van Londen woonde. Hij was niet minder door de pijp gegrepen dan bijvoorbeeld onze vaderlander Van der Hoef, maar zijn blikveld was duidelijk breder. Vanaf 1930 had Shillitoe vooral belangstelling in de rookculturen vanuit een wereldwijd perspectief. In zijn werkkamer hing zijn verzameling, tentoongesteld in een serie platte rechthoekige vitrinekastjes. Daarin pronkten de merkwaardige rookinstrumenten van verre culturen, keurig tegen zwart fluweel genaaid en geografisch gerangschikt.

Een interessegebied van Shillitoe was de pijp van de Ashanti, een volk in Ghana in West-Afrika met een eigen hoogontwikkeld rookinstrument. Zijn belangstelling was aangewakkerd door het contact met ene Bullwinkle, die in de jaren dertig en veertig het Ashantigebied uitgebreid bereisd had. Tijdens die reizen had Bullwinkle notities over de rookgewoonten daar gemaakt en overal vandaan pijpen meegebracht. Shillitoe bemachtigde wat van zijn materiaal en ook het door hem samengestelde manuscript. Daarmee was de belangstelling in de etnografie voorgoed gelegd.

Toch was Shillitoe geen specialist maar een zo'n typische algemene verzamelaar die in zijn collectie voorwerpen uit uiteenlopende landen kon tonen. Zoals opgemerkt hebben Engelsen vaker een brede belangstelling voor een verscheidenheid aan culturen, daartoe aangemoedigd door een florerende internationaal georiënteerde antiekhandel. Engelse collecties blijven bovendien vaak langer bijeen omdat men er een sterker ontwikkelde bewaartraditie heeft. Via de antiekhandel of het veilingwezen worden de verzamelingen vervolgens weer doorgegeven. Zo kwam de collectie van Shillitoe in 1990 bij veilinghuis Phillips in Londen onder de hamer, een jaar na het overlijden van de verzamelaar. Het Pijpenkabinet, tegenwoordig het Amsterdam Pipe Museum, wist met name een serie interessante Ashantipijpen te verwerven, die de stijlontwikkeling van de pijpen van dit volk laten zien. Verder scoorde onze collectie slechts enkele andere voorwerpen van gevarieerde herkomst. De prachtigste etnografische pijpen kwamen niet in een pijpenverzameling terecht. Zij verdwenen voor fabelachtige prijzen in de internationale etnografische handel.

Klik hier voor alle pijpen van Francis Shillitoe nu in de collectie APM


Een grote naam in pijpen

18.079  prent-portret-vigee-le-brun-01
APM 18.079

Een voorbeeld van de encyclopedische verzameling zien we bij Alfred Dunhill, de wereldberoemde pijpenfabrikant uit Londen. Hoewel je van Dunhill zou verwachten dat hij zich vooral op exclusieve voorwerpen richt, blijkt dat niet het geval. Alfred Dunhill is de gunstige exceptie op de vaak wat snobistische collectioneur. Reden is dat hij eerder gefascineerd was door kenmerkende rookinstrumenten van uiteenlopende volkeren en de ontstaansgeschiedenis die daarmee verbonden was dan dat hij de behoefte had met zijn collectie te pronken. Expertise was hem bovendien niet vreemd. Een bloeiende nering stelde Dunhill in staat meer aan te schaffen dan welke andere verzamelaar toentertijd dan ook. Vanwege de handelscontacten van zijn firma werden objecten uit alle delen van de wereld naar Londen gezonden.

In 1924 brengt Alfred Dunhill zijn meesterwerk The Pipe Book uit. Wat misschien voor altijd de vraag zal blijven is of Dunhill deze publicatie zelf schreef, want het uitgangspunt is in feite tè wetenschappelijk voor een fabrikant. Uit dit standaardwerk maken we op dat hij toen al een prachtige en rijk gevarieerde collectie pijpen bezat. Toch moeten we ons op de collectie van Dunhill van toen niet blind staren. Het is in feite een verdienstelijke referentiecollectie aanvankelijk nog zonder veel topstukken. Ook blijken lang niet alle afbeeldingen uit zijn boek ook werkelijk in zijn verzameling te zitten. Wanneer hij niet het originele voorwerp bezat, voldeed een gipsafgietsel. Neem bijvoorbeeld de beroemde Hopewell- en platform pijpen die jarenlang in het museum in Jermyn Street hingen, dat waren kopieën uit gips gegoten. Verzamelaars van nu watertanden bij het zien van de zwart-wit foto's van dergelijke stukken in een publicatie, maar de werkelijkheid blijkt dus anders.

Toen de firma Dunhill de collectie na zijn dood overnam werd deze voor het publiek tentoongesteld in het imposante gebouw aan Jermyn Street in Londen. Daarmee veranderde de status van de collectie geleidelijk. Niet langer zijn de wonderlijke en onverwachte stam- en volkeigen rookinstrumenten de drijfveer, maar juist de prestigeobjecten. Het ging nu vooral om de status van een eigen museumcollectie. Geleidelijk verschoof de belangstelling naar de exclusiviteit van het object in plaats van de curieuze verschijningsvorm van de pijp. In die periode werden ook andere stukken aangekocht dan in het begin. Wat bijvoorbeeld te denken van de beroemde reiskist van Sir Walter Raleigh, die gedurende zijn laatste jaren van gevangenschap in de Tower of London hem vergezelde. Weliswaar sluit dit voorwerp aan bij de mythevorming die Sir Walter Raleigh krijgt toebedacht over de introductie van het roken, maar met de feitelijke rookcultuur heeft dit voorwerp niets te maken.

Toch wijzigt ook een traditioneel bedrijf soms zijn koers radicaal. Van pijpen als specialistisch artikel naar mode accessoires van de hoogste orde. Dan komt onvermijdelijk het moment waarop men liever niet meer geassocieerd wordt met het pijproken en is de tijd rijp de collectie te vervreemden. De veiling van de collectie Dunhill in Londen in 2006 bleek een evenement op zich. Nooit eerder en nooit daarna brachten antieke pijpen zulke gigantische prijzen op. Veel stukken veranderden voor een veelvoud van de waarde van eigenaar. Het was de unieke wereldwijde publiciteit die veilinghuis Christie's aan dit evenement had gegeven samen met de internationale faam die het huis Dunhill had, die voor dit onverwachte veilingresultaat zorgde. Vooral de Amerikanen lieten zich door de deftige naam verleiden om door te bieden. Niet verwonderlijk dat de Stichting Pijpenkabinet, het hoofd koel houdend, uit de Dunhill collectie maar een kwalitatief magere reeks voorwerpen verwierf. Aan de prijzenslag bij Christie's werd nauwelijks mee gedaan.

Klik hier voor alle objecten van Alfred Dunhill nu in de collectie APM


Van verzamelaar naar collectioneur

15.078  pors-cassette-ehder-09
APM 15.078

Sommige verzamelaars hebben dankzij hun ruime financiële middelen de mogelijkheid zeer kieskeurig en selectief te zijn. Zij kunnen het ultieme kopen, qua kwaliteit, zeldzaamheid en navenant hoge prijs. Vanzelfsprekend is deze categorie verzamelaars een heel kleine, zeker op het gebied van zo iets gewoons als de pijp. Bertrand Lazard uit Parijs is zo iemand. Hij verzamelde vanaf de jaren zestig pijpen en zocht steeds naar de hoogst denkbare kwaliteit. Het accent lag bij Lazard op de vermakelijke vormgeving, de uitzonderlijke materialen en specifieke ontwerpen. Iedere veiling bij Drouot was hij present, steeds in de aanslag op weg naar betere stukken. Daarnaast was hij bevriend met de bekende antiquairs op dat gebied: Bryan Tipping in Londen, Denise Corbier in Parijs en Josse Vandersteen in Antwerpen, later in Brussel.

In zijn luxe topappartement met uitzicht over de Tuilleriën tot aan de Sacre Coeur toe stond het voornaamste deel van zijn collectie opgesteld in een immense vitrinekast langs de korte zijde van de wel zeer ruime woonkamer. Daarnaast had hij een kleine werkkamer waar twee wanden gevuld waren met twee afzonderlijke thema's: de kleipijp en de Afrikaanse pijp van terracotta. Pronkzucht is de Franse verzamelaar bepaald niet eigen. Slechts zelden toonde Lazard zijn collectie aan andere verzamelaars of liefhebbers. Zijn drijfveer was vooral het persoonlijk genoegen van het zoeken, vinden en thuis bewonderen van zijn schatten.

De collectie van Lazard was toegespitst op figuraal porselein uit de achttiende en vroeg negentiende eeuw. Voor de doorsnee verzamelaar is dat materiaal onbereikbaar. Bij de specialistische veilingen in Drouot en de antiquairs van de Rive Gauche, daar waar de oliesjeiks shoppen, wist hij een ongekende groep bijeen te brengen. Meer dan vijftig van de meest zeldzame porseleinen pijpen. Niet zonder reden staan diverse van zijn pijpen beschreven in boeken, steeds met de bescheiden vermelding collection privé. Voor de aardigheid had Lazard een deel van zijn vitrine gevuld met karakteristieke pijpen van allerlei slag. Vanzelfsprekend stonden daarin ook de beste voorbeelden: een tomahawk, een calumet, Haida, Eskimo en meer. Daartoe behoorde ook een reeks artistiek gesneden meerschuim pijpen. Het mooiste stuk uit zijn collectie was de porseleinen pijp met het drielinggezicht van de befaamde modelleur Ehder, compleet met roggenhuid foedraal. Uit de collectie kleipijpen was het topstuk de etalagepijp van Abdel-kader, uitgevoerd in meerkleuren email in zuurstokkenkleur.

Het moment te scheiden van zijn pijpen kwam toen een nieuwe passie werd geboren: het verzamelen van oude en antieke foto's over Israël. Een tweede reden was dat hij jarenlang op veilingen tegen dezelfde verzamelaars had opgeboden en daar nu genoeg van had. Het belemmerde hem om zijn doel te bereiken, om de mooiste collectie ter wereld te bezitten. Hoewel het midden jaren 1990 gebruikelijk was tot veiling van de verzameling over te gaan, deed Lazard dat niet. Hij verkocht de pijpen per groep aan verschillende liefhebbers. Het Pijpenkabinet, tegenwoordig het Amsterdam Pipe Museum, kreeg de gelegenheid de collectie klei, de porseleinen pijpen en een fors aantal ceramische stukken over te nemen. Het meerschuim verdween als geheel naar Amerika, de etnografie raakte min of meer verspreid.

Klik hier voor alle pijpen van Bertrand Lazard nu in de collectie APM