Collectors and their passion
Auteur:
Don Duco
Original Title:
Verzamelaars en hun passie
Année de publication:
2010
Éditeur:
Stichting Pijpenkabinet
De criteria van de verzamelaar
Elke verzamelaar laat zich bij het aanleggen van een verzameling leiden door zijn persoonlijke insteek, zijn passie. Factoren als de gebruikswaarde, de artistieke kwaliteit, de achterliggende historie of de onverwachte vormenrijkdom bepalen het uitgangspunt van zijn verzameling. Veel keuzes worden gemaakt op basis van persoonlijke motieven, gestuurd door de tijdgeest en de locatie waar de liefhebber opereert. Daarnaast speelt ook het doel dat de verzamelaar wil bereiken een belangrijke rol in de opbouw van zijn verzameling. Een onderzoeker kijkt anders dan een maniak die de serie compleet wil hebben of de collectioneur van stand die met zijn verzameling louter wil imponeren. Die aspecten zijn in de voorgaande paragrafen al duidelijk naar voren gekomen.
De locatie waar de verzamelaar actief is blijkt van grote invloed op het resultaat. Zo richten veel verzamelaars zich op de traditie van de eigen streek, die zich daardoor onvermijdelijk weerspiegelt in de verzameling. De onderwijzer Laansma verzamelde bodemvondstpijpen uit de omgeving Gouda, waar hij ook woonachtig was, terwijl Tupan de folklore uit de noordelijke provincies bijeen bracht. Copin verzamelde de pijp uit West-België, terwijl Laffont zich juist richtte op de Franse kleipijp. Dat lang niet altijd strikt regionaal wordt verzameld blijkt uit collecties met een bredere horizon. De Nederlands verzamelaar Van der Hoef bracht overwegend West-Europese pijpen bijeen, terwijl de Engelsman Shillitoe een collectie van etnografische herkomst nastreefde.
De tijdgeest in de verzameling zien we terug in de populariteit van de verzamelgebieden die per periode wisselen. Een collectie rookgerei om gewoon te gebruiken is altijd een verzamelmotief geweest maar voorbeelden daarvan zijn zeldzaam. Binnen de collectie van het Amsterdam Pipe Museum liggen de uitersten tussen die van de prins van Wittelsbach en die van Mackenzie. Omdat het bij beide om contemporaine pijpen gaat, kan het verschil bijna niet groter zijn. De belangstelling voor de kleipijp als verzamelobject komt vooral uit de pijproker voort en begint al vóór het jaar 1900. De collectie van Roosevelt is een van de vroegste voorbeelden. De populariteit van de kleipijp als verzamelobject zal vanaf dat moment alleen maar toenemen.
De archeologische interesse start weliswaar bij Westerhoff rond 1850 maar wordt pas een eeuw later een rage. In de jaren 1980 verschuift de verzameldrift naar compleet bewaarde historische pijpen. Meer recent en vooral Amerikaans is de hype voor de twintigste eeuwse bruyèrepijp, zo mooi aangeduid met vintage pipes. De wonderlijke vitrinestukken waaruit je nauwelijks kunt roken en de archeologische brokstukken hebben in nieuwe kringen van verzamelaars afgedaan. Het gesprek is overgegaan op de techniek van maken, merknamen en modelnummers en de vormgeving in het licht van praktisch gebruik. De verwondering voor het artistieke of tijdseigene van de voorstelling is dus verschoven naar de functionele vormgeving. In de toekomst zullen weer andere aandachtspunten overheersen.
Beïnvloeding tussen verzamelaars onderling, vaak in de vorm van een vriendschappelijke competitie, is tevens een belangrijk aspect dat de verzameling bepaalt. Vergelijken we de collecties van Dunhill en Astley, beiden gelijktijdig in Londen actief, dan constateren we dat de overeenkomst frappant is. Het lijkt erop dat de bronnen waaruit men putte dezelfde zijn geweest en voor een deel is dat ook zo. Navolging onder verzamelaars zorgt er ook voor dat een collectie die meetelt een bepaalde basis dient te bevatten. Bij vergelijking worden zelfs de grote collecties afgerekend op het ontbreken van bekende, tot icoon benoemde zeldzame pijpen.
Van groot belang bij het aanleggen van een verzameling zijn verder de factoren daadkracht, budget en smaak. De lef om expertise en eigen inzicht over een voorwerp om te zetten in de daad tot aanschaf is niet iedereen gegeven. Daarnaast bepalen de bereidheid en de mogelijkheid te investeren voor een belangrijk deel het eindresultaat. Een verzameling van gelegenheidskoopjes heeft een geheel andere uitstraling dan een collectie zorgvuldig bijeengebrachte kwaliteitsstukken waarvoor de prijs betaald is. Algemeen geldt dat een goed smaakgevoel garant staat voor de kwaliteit van een verzameling.
De factor smaak is natuurlijk subjectief maar daarom niet minder bepalend voor het resultaat. Smaak ontwikkelt zich als het goed is door veel te zien, vandaar dat dit persoonsgebonden criterium in zekere zin ook regiogebonden is: wie wekelijks het Parijse veilinghuis Drouot bezoekt ontwikkelt een andere, meer gedifferentieerde smaak dan iemand die eenmaal per jaar rondkijkt in de souvenirshops van zijn vakantiebestemming.
Selecteren en bewaren
Logisch is dat verzamelaars ieder op hun eigen wijze opereren waardoor het resultaat dus zeer uiteenlopend is. Naast prachtige homogene collecties rond een bepaald thema zien we onvermijdelijk verzamelingen met grote leemtes en onherroepelijke oververtegenwoordigingen. Sommige verzamelaars verliezen de kwaliteit uit het oog ten faveur van de omvang van hun bezit. Dan prevaleert het vergaren boven het selecteren en zie je door de bomen het bos niet meer. Niet voor niets gaat de zegswijze: een collectie is zo goed als het slechtste stuk. Daarmee wordt op fijne wijze aangegeven dat selectie en kwaliteit de noodzaak bepalen voor een optimaal eindresultaat.
De selectie start wanneer de voorwerpen uit de gebruiksomgeving worden weggehaald. Dat kan in verschillende circuits gebeuren. Voor gebruiksvoorwerpen waartoe de pijp behoort, geldt dat ze na een periode van gebruik als afdankertjes verkocht worden. Dan vinden zij een tweede gebruiker of vaker een bestemming in een verzameling. Vervolgens is het onduidelijk wanneer zij weer op de markt komen. In de vrije handel vind je dus gemiddeld veel voorwerpen van zo'n twintig tot veertig jaar oud. Zeldzamer zijn de oudere zaken afkomstig van een tweede generatie eigenaars. Objecten ouder dan tachtig jaar hebben een veel grotere zeldzaamheidswaarde, zij hebben al een lange tijd overleefd, doorgaans eerst als gebruiksvoorwerp, daarna als curiositeit.
De aandacht die de verzamelaar vervolgens aan een voorwerp schenkt is van doorslaggevende invloed op de toekomst van het object. Door opname in een verzameling komt het voorwerp, in dit geval de pijp, in een beschermde omgeving terecht. Het is door aankoop weggenomen uit de sfeer van de handel of gebruik, beide risicovolle omgevingen voor slijtage, breuk en verlies. Door de pijp voor langere tijd vast te houden in een verzameling, groeit de zeldzaamheidswaarde. In een ideaal geval wordt de pijp in deze periode onderwerp van studie of publicatie, waardoor bovendien het historisch belang toeneemt. Bij verkoop van de verzameling wordt het beschermde leven van de collectie vaak voortgezet door het door te geven aan een volgende liefhebber. Wanneer het object terugkeert in de handel, raakt het tijdelijk los van de beschermde semi-museale koestering totdat het opnieuw bij een verzamelaar een goed tehuis vindt.
Duidelijk mag zijn dat de passie van de verzamelaar voor het voorwerp dus een meervoudig belang heeft. Het selecteren vanuit de tijdgeest is de eerste actie die het object een meer veilige toekomst geeft. Het bewaren op zich zorgt ervoor dat het object de aandacht krijgt die het (soms) verdient. Het weer doorgeven aan een volgende liefhebber is een volgende belangrijke schakel in die keten. Het schept de basis voor een meer gezekerd bestaan voor het voorwerp dat uiteindelijk aan zeldzaamheid en belang wint en museaal kan worden.
Een kenmerk van de particuliere verzameling is verder dat zij na verloop van tijd altijd weer uiteen valt. Soms duurt de liefde van de verzamelaar maar een paar jaar, soms enkele decennia, in gunstige gevallen een leven lang of zelfs nog een tweede generatie. Uiteindelijk wordt het materiaal vervreemd en vindt weer een nieuwe bestemming bij een volgende verzamelaar of bij meerdere liefhebbers. In uitzonderlijke gevallen wordt een deel in een museum opgenomen. Volgens sommige verzamelaars is dat de doodsteek voor de collectie, voor anderen de ideale en ultieme eindbestemming.
De positie van de handel
Het marktaanbod vervult een belangrijke rol bij het aanleggen van een verzameling. Het bepaalt de keuzemogelijkheid voor de verzamelaar. Dit aanbod is interessant omdat het steeds wisselt, niet alleen in detail, maar ook in groter verband. Dat wordt veroorzaakt door het economische aanbod op een bepaalde plaats en vervolgens door de cirkelgang van de tijd. De kleur die in een bepaalde periode overheerst blijft binnen verzamelingen bewaard maar komt later nooit meer in die vorm terug. In een andere tijd zijn weer andere objecten in de roulatie.
Bij het verzamelen hebben opkopers, handelaren, antiquairs en het veilingwezen altijd een belangrijke rol gespeeld. Door de tijd heen zien we dat de invloed van de vier groeperingen onderling verandert. Dat houdt niet alleen verband met de wijze waarop de handel georganiseerd is, maar ook met de prijsstelling van het object. Tot aan de Tweede Wereldoorlog genieten oude en antieke pijpen weinig aanzien, de uitzonderlijke stukken daargelaten. Zij worden verkocht bij boedelverkopingen of in algemene veilingen. Daarnaast is het een voorwerp voor de uitdragerij, de rommelwinkel en soms de antiquair.
De handel in antieke pijpen krijgt pas gestalte wanneer een beter bestedende groep verzamelaars opstaat. Dan wordt het voor handelaren interessant om zich op dit thema toe te leggen en voor zover het voor de omzet dienstig is zal de handelaar zich verdiepen in de achtergrond, zeldzaamheid en waarde binnen het verzamelaarscircuit. Omdat het belang van de handel altijd winstgericht is, overleeft het voorwerp de verzamelaar, doch gaat de informatie over de herkomst doorgaans verloren. Het aantekenboekje of schriftje met notities dat met veel zorg werd bijgehouden, wordt weggegooid wanneer de voorwerpen naar een volgende eigenaar overgaan. In eerste instantie doordat de verzameling verspreid raakt onder talloze kopers maar ook omdat de handelaar er vaak niet bij gebaat is om deze door te geven. Voor veilinghuizen is het zelfs een beleid niets over de herkomst prijs te geven. Vaak bewust, om de sporen van herkomst, onthutsende prijsstijgingen en andere informatie te verbergen.
Pas vanaf de jaren zestig zijn wij beter geïnformeerd over de positie van de handel. Toen ontstond in het licht van de rage om pijpen te verzamelen de gespecialiseerde pijpenantiquair. Die was overwegend in de grote steden gelokaliseerd. In Amsterdam was Niels Augustin de eerste die de verkoop van oude en antieke pijpen oppakte. In Brussel was dat Josse Vandersteen, die in de marge ook zelf verzamelde. In Parijs was Denise Corbier jarenlang actief in het bedienen van de pijpenverzamelaars en in Londen Brian Tipping en later Mick Clements. Daarnaast bedreven sommige particuliere verzamelaars handeltjes om hun eigen liefhebberij te financieren. Bij enkelen daarvan ontaardde dat meer in handelen dan verzamelen.
De vier gemelde gespecialiseerde handelaren van het eerste uur stopten allen rond het jaar 2000. Daarna heeft het veilingwezen de herverkaveling van collecties grotendeels overgenomen. Speelden kleinere veilinghuizen aanvankelijk de hoofdrol, vanaf 2000 zijn het vooral Christie's en Sotheby's geworden, naast het Parijse Drouot. Dat is niet verwonderlijk want de aangeboden verzamelingen hebben een grotere omvang en een hogere waarde gekregen.
In de eenentwintigste eeuw neemt de omloop van voorwerpen rond de tabak een geweldige vlucht. Meer dan de helft van het mondiale museale bezit aan pijpen en rookgerei wordt in de eerste tien jaar van deze eeuw vervreemd. Dat kon mede gebeuren omdat het juist de tabaksindustrie was die de collecties bijeen had gebracht. Nieuwe wetten maakten het onmogelijk met de cultuurhistorie van het roken te markten, tabaksreclame werd in het algemeen zelfs aan banden gelegd. Bovendien was het tabaksgebruik in een kwade reuk komen te staan. De culturele zijde van het roken had geen marketingwaarde meer en een logisch gevolg is dat bedrijven hun bezit afstoten. Naast de museale ontzameling is er een tweede reden van het grote marktaanbod. De actieve verzamelaars uit de jaren zeventig en tachtig waren oud geworden en gingen over tot verkoop, in andere gevallen deden de erven dat. Door beide bewegingen kwamen tussen 2000 en 2010 meer objecten op de markt dan in de vier decennia ervoor.
De verschijning van de catalogus opgedragen aan een bepaalde verzamelaar of museale collectie, zoals we die vanaf het jaar 2000 zien, luidt ook een nieuw tijdvak in. Deze gedrukte en fraai in kleur geïllustreerde veilingcatalogi worden het statussymbool voor de collectie zoals deze ooit was. Een andere loot die een verschuiving in de handel bracht is het internet. Vanaf het jaar 2000 is dat een platform voor de handel in verzamelaarsobjecten dus ook voor oude en antieke pijpen. Het belang van internet met sites als Marktplaats en Ebay krijgen gestaag een grotere gebruikersgroep waarbij nationale grenzen geen enkele rol meer spelen. De contacten tussen koper en verkoper hebben een mondiale reikwijdte gekregen, waarbij de rol van de antiquair als intermediair geleidelijk wegvalt. Van liefhebber naar liefhebber legt het object steeds grotere afstanden af zonder dat er van tussenhandel sprake is.
De rol van het museum
Het verzamelen laat dus een cirkelgang zien. Een verzamelaar raakt geïnteresseerd en vaak ongemerkt start een verzameling die tot een passie uitgroeit. Het onderwerp wordt verder uitgediept of men verzamelt voor het genoegen door. Bij sommige verzamelaars mondt dat uit in de publicatie over een deelaspect of anders de intentie daartoe. Na een periode van grote activiteit neemt de verzamelaar meestal afstand, het werk is gedaan, het product geleverd en de verwondering maakt geleidelijk plaats voor verveling. De hartgrondige belangstelling en soms ook de hebberigheid verslappen, het resultaat stoft in en al gauw is de tijd rijp de verzameling weer op de markt te brengen. Zij wordt verspreid onder nieuwe gegadigden en zo is de cirkel rond.
Een museum kan deze cirkelgang doorbreken door als permanente instelling objecten of hele verzamelingen uit de roulatie te nemen en een bestendige toekomst te geven. Door zorgvuldige selectie van het materiaal dat anderen bijeen brachten stelt het museum een afgewogen beeld van de materiële cultuur van een bepaald fenomeen samen. Deze selectie is als het goed is gebaseerd op een collectiebeleid dat minder persoonlijk is gekleurd dan de intentie van de particulier.
De Stichting Pijpenkabinet, beheerder van het Amsterdam Pipe Museum, vervult die taak op het gebied van de rookpijp en stelt zich ten doel de materiële cultuur van het pijproken uit alle windstreken bijeen te brengen en voor het nageslacht te bewaren. Voor deelcollecties met een sterke referentiewaarde, zoals de Nederlandse bodemvondsten, geldt een encyclopedisch uitgangspunt, een wijze van verzamelen die in de huidige museale praktijk nog maar zelden voorkomt; opgezette beestjes en munten lijken de enige geaccepteerde uitzondering. Op andere terreinen is de selectie strenger, dan worden alleen de representatieve voorbeelden bewaard. De diepgaande collectie is bedoeld om het kennisweb over productie en gebruik van de pijp als cultuurdrager vast te leggen of waar nodig te reconstrueren. Dit streven staat ten dienste van de maatschappij, waar pijprokers en verzamelaars maar ook onderzoekers en collega-musea meer willen weten over het onderwerp.
De verzamelingen en collecties waarover dit artikel gaat, toont de anekdotische zijde van het verzamelen. Het gaat over de pedigree van de voorwerpen en de appreciatie in de tijd dat het materiaal bijeen werd gebracht. Een aardig verhaal waarin de mens als verzamelend wezen een centrale rol speelt. Binnen de museumcollectie vervullen deze particuliere verzamelingen een dubbele rol. Als groep van één pijpenverzamelaar hebben zij een ensemblewaarde die kleur en invulling geeft aan de persoon die ze bijeen bracht. In haar verzamelbeleid volgt het museum echter geen persoonlijke passie omdat de collectie dan te onevenwichtig wordt. De hoofdreden de objecten in de museumcollectie op te nemen is dat zij naadloos aansluiten bij de verzameldoelstelling van het museum en daaraan een wezenlijke bijdrage leveren.
Evenals bij de verzamelaar is de visie van de museumconservator nooit geheel vrij van eigen inzichten. Dat hebben talloze conservatoren van musea al bewezen door deelcollecties van te grote omvang aan te leggen, anderen hebben dat gedaan door deze met ontzameling uit te dunnen. Beide exercities waren vaak een pas op de plaats. Collectioneren op museaal niveau is een kunst en geen eenvoudige opdracht. Een verzamelaar is altijd te vroeg of te laat, maar ook te actief of te passief. In veel gevallen slaat men aan het verzamelen op een moment dat de kansen in feite al voorbij zijn, de keuze beperkt is en vooral de prijs sterk opgelopen.
Ondanks de talloze verkopingen van museale collecties die het afgelopen decennium hebben plaatsgevonden en ook nog zullen plaatsvinden, zal de Stichting Pijpenkabinet er naar blijven streven haar collecties bijeen te houden en deze als een museaal instrument haar functie te laten vervullen. Als archief van driedimensionale objecten, als onderzoeksbasis en als plaats van genoegen voor verzamelaars en geïnteresseerden om er welkom te zijn voor nadere verdieping maar ook voor het simpelweg genieten en verwonderen. Daar wordt aan toegevoegd de presentatie op het web zodat de functie van kennisoverdracht niet tot de museumlocatie beperkt blijft
Tot besluit
In het voorgaande kwamen ruim twintig verzamelaars en museumcollecties aan bod, waaruit het Pijpenkabinet, tegenwoordig het Amsterdam Pipe Museum, de afgelopen decennia heeft kunnen putten. Zij laten zien dat het verzamelen van pijpen zeker anderhalve eeuw een liefhebberij is die op allerlei verschillende niveaus is beoefend. Deze webpresentatie is enerzijds een ode aan deze verzamelaars en hun werk, anderzijds geeft het een inzicht en verklaring van de wording van het Amsterdam Pipe Museum tot nationale collectie.
In dit artikel hadden gemakkelijk andere verzamelaars en musea naar voren gebracht kunnen worden, waaruit het Pijpenkabinet in het verleden objecten heeft verworven. Wat te denken van Grootenhuijs, Laansma en Tymstra die allen jarenlang de kleipijp als bodemvondst verzameld hebben. Tymstra groeide later door naar de historische kleipijp. Het belangrijkste materiaal uit deze collecties kwam eveneens bij het Amsterdam Pipe Museum terecht. Een ander voorbeeld is de verzameling van Josse Vandersteen wiens figurale pijpen ook voor een belangrijk deel naar Amsterdam verhuisden. De verzamelingen van mevrouw Philipoom en die van Van Oosten-Grunhagen waren gericht op de curieuze veelal versierde pijp terwijl de garage vol met gereedschap uit Andenne of het materiaal uit de toonkamer collectie van Commoy-David andere voorbeelden zijn van groepen die nu in het Amsterdam Pipe Museum vertegenwoordigd zijn. De rode draad in het verzamelbeleid wordt met de hier behandelde voorbeelden echter voldoende inzichtelijk.
Logischerwijs is dit verhaal geschreven aan de hand van de collecties die in het Amsterdam Pipe Museum aanwezig zijn. Onvermeld blijft wat niet verworven werd. Uit een gezaghebbende collectie als die van Madame de Westphalen werden geen objecten verkregen, evenmin als uit het opgeheven privémuseum van Larsen in Kopenhagen. Ook over de collecties die al generaties lang elders in museum depots sluimeren, zoals de beroemde verzameling van Dr. Paul Hendrickx, wordt niets vermeld. Tenslotte blijven verschuivingen binnen het museale veld waaronder de overgang van de unieke collectie van Reemtsma, buiten het blikveld omdat zij aan de positie van het Amsterdam Pipe Museum niets hebben veranderd. Die bewegingen zouden in een ander artikel nog eens naar voren kunnen komen.
Als curiositeitartikel heeft de rookpijp zich inmiddels bewezen. Zes generaties verzamelaars zijn natrekbaar en leverden voldoende bewijs dat de pijp als cultuurhistorisch fenomeen het waard is om te worden verzameld, bestudeerd en bewaard. Het museum vormt daarin de permanente factor die dankzij haar bewaarfunctie ook toekomstige generaties gelegenheid biedt te genieten, te bewonderen en te leren.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2010.