Notched tobacco packaging
Author:
Don Duco
Original Title:
Verpakkingen van kerftabak
Publication Year:
2003
Publisher:
Stichting Pijpenkabinet
Description:
Overview of tobacco packages for Dutch smoking tobacco from the period 1700-1900.
Al vanaf de zeventiende eeuw is de tabak verkocht in een toepasselijk stukje papier. Tabak was een kostbaar artikel en moest gemakkelijk en stofvrij kunnen worden meegenomen. Tabakswinkeliers die zichzelf respecteerden zorgden voor pakpapier waarop een reclame-uiting van hun winkel was gedrukt. Dat kon de naam of hun adres zijn, dikwijls opgesierd met een toepasselijke uitbeelding, vignet geheten. De opdruk was reclame voor de winkel in het algemeen en vaak ook voor een bepaald tabaksmerk in het bijzonder.
Omdat de tabakshandel in het begin kleinschalig was, werd het tabaksblad nog door de winkelier zelf gekerfd. Hij gebruikte daarvoor een houten kerfbank die voorzien was van een vernuftig transportsysteem waardoor de snedebreedte kon worden ingesteld en dus steeds gelijk bleef. Bovendien voerde dit machientje de tabaksbladeren automatisch door. Dergelijke machines stonden niet in de winkel zelf maar in de ruimte erachter of boven op de zolder, waardoor die ruimte al snel de naam kerfkamer of kerfzolder kreeg. Het feitelijke kerven gebeurde meestal door een knecht die de tabak voor die dag sneed. De grootte van de kerfbank was afhankelijk van het belang van de tabakszaak en de dagproductie stond in nauwe relatie met de te verwachten verkoop. Vanuit de kerfruimte werd de tabak naar de winkel gebracht waar zij in vaatjes verpakt bleef tot op het moment dat de verkoop plaatsvond.
Na het afwegen op de bekende winkelbalans deed de winkelier de tabak in een pakje. Dat verpakken ging niet uit de losse hand maar gebeurde heel zorgvuldig met behulp van een zogenaamd kardoesblok (afb. 1). Eerst werd rond een eenvoudig rechthoekig houten blok een stuk papier gevouwen en het geheel werd in het kardoesblok geschoven. Wanneer het papier in de juist vorm was gedrukt, werd de houten binnenmal verwijderd. Dan kwam een metalen trechter boven op het kardoesblok te staan (afb. 2). Daarin goot men de afgewogen gekerfde tabak. Om het pakje mooi egaal te vullen werd soms het blok nog een keer in de koker gebracht om de tabak aan te drukken. Dan volgde het dichtvouwen en bij de betere kwaliteiten werd het pakje zelfs met een papieren zegel of met lak afgesloten.
Soorten verpakkingen
Voor de tabak bestaan verschillende soorten verpakkingen. De oudste vorm is de enveloppeverpakking, een couvertachtige vouwwijze van een stukje papier waarin een kleine hoeveelheid tabak werd verpakt. Dergelijke verpakkingen werden ook voor andere producten gebruikt, zoals voor specerijen. Het was gebruikelijk dat de verpakking van een opdruk werd voorzien, maar voorbeelden daarvan bleven niet bewaard. Al in de jaren 1630 of veertig wordt de enveloppenverpakking te klein omdat de tabaksconsumptie toeneemt. Dan ontstaat het meest algemene kardoespakje met een rechthoekig model, gevormd in het reeds besproken kardoesblok. Zo’n pakje heeft nooit echt scherpe vouwranden (afb. 3), maar wanneer verpakkingsmachines in gebruik komen, krijgt het wel een aantrekkelijk opstaand randje (afb. 4). Een andere verpakkingssoort is de bekende puntzak (afb. 5), die vooral voor pruimtabak in gebruik was. De reden voor die specifieke vulling is nog onbekend. Pas ver in de twintigste eeuw komt de pouch, een soort tabakszak met een overstekende flap op de markt.
De tabakshandelaar liet zijn verpakkingspapier met een vignet bedrukken, een afbeelding toepasselijk voor zijn zaak, doorgaans aangevuld met tekst. Dit drukwerk werd door een gewone drukker verzorgd met behulp van een drukblok of cliché dat meestal eigendom van de opdrachtgever was. Dit drukblok ging bij overdracht van de nering vaak naar de volgende eigenaar over. Doorgaans werden dan naam en andere details gewijzigd. Het tekstgedeelte van het drukwerk werd niet met losse drukletters gedrukt, maar was meestal in het blok geïncorporeerd. Behalve de naam van de winkelier of fabrikant wordt het adres vermeld, een merknaam of soortaanduiding en soms nog een aanvullend opschrift.
Met het drukblok wordt het vignet op grote vellen gedrukt die later op het gewenste formaat worden gesneden. De ongevouwen velletjes tabakspapier en de zakjes hingen doorgaans onder handbereik boven de toonbank aan een ijzeren of houten rek in bosjes per soort bijeengebonden en werden per stuk afgescheurd en gevuld. Niet zelden voegde de winkelier na het verpakken met pen of een los stempeltje nog een toelichting over de soort toe, zeker wanneer het pakje ruim van te voren werd klaargemaakt. Een losse letter diende om de kwaliteit aan te duiden, soms wordt ook de snedebreedte van de tabak op het pakje vermeld. Bij sommige vignetten is voor zulke toegevoegde informatie zelfs een aparte invulzone aangebracht (afb. 54, 59, 62).
Voor de klant was behalve de vormgeving van het vignet ook de kleur en kwaliteit van het papier bepalend voor het product dat men kocht. Blauw papier was in de achttiende en negentiende eeuw het eenvoudigst (afb. 23, 35). Dat diende voor de laagste soorten tabak al is het nooit algemeen geworden. Grauw papier was een slagje luxer (afb. 58) maar echte kwaliteitstabak werd in wit papier verkocht. Ook het kleurgebruik van de inkt bepaalt het aanzien van de waar. Talloze handelaren lieten hun vignet in rood drukken om meer op te vallen (afb. 16, 28, 29). Meerkleurendrukken uit de achttiende eeuw zijn nog niet bekend, die ontstaan pas aan het eind van de negentiende eeuw.
De klant die zijn tabak had gekocht wierp de verpakking doorgaans vrij snel weg, wanneer de inhoud thuis in de tabakspot of de tabaksdoos werd gedaan. Zuinige lieden gebruikten het papier voor het maken van aantekeningen, want papier was tot ver in de negentiende eeuw schaars. Vanwege de functie als pakpapier is er van dit eenvoudige drukwerk maar weinig overgebleven.
Druktechnieken
De oudste drukblokken zijn van hout geweest, meestal vruchtenhout met een voorkeur voor peren. De vroege houtsnedes getuigen nooit van grote fijnheid (afb. 6) en verfijning van het drukblok zet pas in de achttiende eeuw in. Dan wordt de houtsnede gedetailleerder uitgewerkt en zien we ook een trefzekerdere lijnvoering (afb. 7). In een aantal gevallen lijkt bijna van een houtgravure sprake te zijn. De scherpste afdrukken zijn echter niet van hout gedrukt, maar van koper- of messingplaat en we duiden ze aan met kopersnede (afb. 8). Op gelijke wijze als bij het drukblok wordt de voorstelling nu uit een dik stuk koperplaat gesneden. Deze werkwijze vergt meer kracht en inspanning bij het maken maar geeft als resultaat een scherpere afdruk. Daarenboven gaat de kopersnede beduidend langer mee.
Bij de uitgebreide vignetten ontbreekt een toelichtende tekst meestal niet. Lijkt het opschrift soms met losse drukletters te zijn gezet, meestal is deze echter in het drukblok zelf opgenomen. Dat betekent niet dat de tekst onveranderlijk is, want wanneer de naam van de eigenaar van de nering veranderde, kon een dergelijke wijziging ook in het drukblok worden doorgevoerd door simpelweg een nieuw stukje hout of koper in te zetten. Makers van drukblokken waren in het aanbrengen van dergelijke veranderingen vaak zeer bedreven.
Naast gesneden drukblokken in hout en metaal zijn er ook vignetten in andere technieken tot stand gekomen. In een beperkt aantal gevallen wordt het drukblok van lood gegoten (afb. 9). Wanneer de mal bewaard blijft, kunnen op gezette tijden nieuwe drukblokken worden afgegoten. Bij de meest vermogende verkopers komt de etsplaat als drukmedium in gebruik. Deze techniek is beduidend verfijnder, alhoewel zij veel sterker aan slijtage onderhevig is. Voor grote oplages is de etsplaat niet geschikt, zodat zij alleen bij exclusieve tabakssoorten wordt toegepast. Het metalen cliché wordt in de tweede helft van de negentiende eeuw omwille van de grote oplages sterker gemaakt door het te galvaniseren.
Pas in de negentiende eeuw komt er in de druktechnieken een versnelde ontwikkeling. De eerste grote verandering is de lithodruk waarbij een op steen geschilderde of getekende afbeelding wordt vermenigvuldigd. Tegen het eind van die eeuw ontstaan rotatiedruktechnieken die talloze nieuwe mogelijkheden geven. Technische innovaties en toegenomen concurrentie tussen de steeds groter wordende tabaksfabrieken zorgen ervoor dat de meerkleurige verpakking zijn intrede doet. Dan ontstaan ook nieuwe verpakkingsvormen zoals de wikkel en het etiket die het verpakkingspapier verzegelen. Het gewone papier maakt plaats voor speciaal klimaatpapier die een garantie voor de versheid moet geven.
Naast het werken met een drukblok, een kopersnede of gegraveerde plaat geplaatst in een drukpers behoort ook het stempelen van verpakkingen tot de mogelijkheden. Daarvoor worden dezelfde materialen gebruikt: hout en metaal, in de late negentiende eeuw aangevuld met rubber. Dat laatst materiaal zorgt met minder kracht gestempeld voor een mooiere afdruk (afb. 10). Het stempelen is echter weinig toegepast omdat de afdruk toch vaak ongelijk van intensiteit is en vooral omdat het tekstgedeelte niet altijd duidelijk leesbaar doordrukte.
De vroegste vorm
De meest algemene tabaksverpakking is het kardoespakje, dat al in de zeventiende eeuw is ontstaan. Vermoedelijk is deze wijze van verpakken van andere producten afgekeken al is niet duidelijk waarvan. Het vroegste voorbeeld van zo’n rechthoekig pakje tabak zien we op een schilderij van de schilder Van Ravesteijn uit 1666 (afb. 11).[1] Zoals bij een stilleven te verwachten is, heeft de schilder niet alleen het volume van het pakje maar ook het vignet nauwkeurig geschilderd. Deze verpakking draagt een toepasselijke voorstelling die eeuwenlang populair zal blijven: een zittende roker met lange pijp, zijn voet rustend op een tabaksrol. Naast het embleem wordt de handelswaar aangeprezen, we lezen "Orientael Virginis toback" en verder "tot Dordrecht, In de Nieustraet in Blienbergh Ao. 1664". De soort wekt hier de indruk dat het om een mengsel van Amerikaanse en Oriëntaalse tabak gaat, verder staat het adres vermeld en het jaartal. Dat jaartal zal niet op de oorspronkelijke verpakking hebben gestaan maar is door de schilder toegevoegd om als datering van zijn schilderij te dienen. Duidelijk is dat de kardoesverpakking met toepasselijke opdruk zich in de jaren 1660 dus al volledig had ontwikkeld.
Hoewel het pakje tabak dus al vroeg een gepaste bedrukking droeg, is het gezien het hoge aantal analfabeten in die tijd logisch dat een aansprekende afbeelding domineerde, meestal centraal op het pakje. De oudste verpakkingen zijn doorgaans simpel en eenvoudig met een pakkend beeld en weinig tekst, gedrukt met een eenvoudig houtblok waarin de voorstelling is uitgesneden (afb. 44). Al snel wordt dit beeld voorzien van bijgeplaatste initialen van de verkoper om de herkomst persoonsgebonden te laten zijn (afb. 41, 48). De volgende stap is dat onder de afbeelding een tekst wordt toegevoegd, waar te lezen staat wie de leverancier was, waar het product verkrijgbaar was, vaak compleet met de straatnaam en de naam van het pand (afb. 16). Deze tekst duiden we aan met het adres. In latere tijd wordt dit adres aangevuld met een wijknummer (afb. 19), nog weer later verwisseld voor een huisnummer (afb. 26).
In de loop van de achttiende eeuw wordt het hoofdmotief op de tabaksverpakking steeds vaker voorzien van een toepasselijke omlijsting die vanwege de stijlkenmerken voor ons nu enige houvast biedt voor de datering. Daarbij is het echter oppassen geblazen, want de drukblokken bleven doorgaans lang in gebruik en de motieven zijn eindeloos herhaald zonder dat de modekenmerken werden herzien. In de omlijsting herkennen we achtereenvolgens de Lodewijk XIV-stijl (afb. 54), de meer zwierige Lodewijk XV of rococo (afb. 34, 55). Daarna zijn de stijlkenmerken minder expliciet en zien we slechts elementen die refereren aan empire, directoire of biedermeier (afb. 30).
Als thema’s is het tabaksproduct zelf en de tabaksverpakkingen het meest voorkomend. Vooral bij de oude afbeeldingen zijn zij hoofdmotief (afb. 14-18), later worden zij in de marge afgebeeld om de koopwaar te verduidelijken (afb. 12, 19, 20). Ook de plantage met Morianen, negers en soms Indianen wordt dikwijls uitgebeeld (afb. 21-24, 26), evenals de handel gerepresenteerd door kooplieden (afb. 25, 27-31). In abstracte vorm zien we de handel in afbeeldingen van Mercurius (afb. 32, 33), de scheepvaart enzovoort. In andere gevallen is het merk ontleend aan de huisnaam in de vorm van een vaak gefingeerd familiewapen (afb. 48), een gebouw of een gevelsteen. Veel vignetten groeien uit tot complete tafereeltjes en bevatten bijvoorbeeld een stadsgezicht met in de marge andere beeldelementen.
Helaas blijkt het nog niet mogelijk de tabaksverpakkingen in chronologische volgorde te behandelen om zo de ontwikkeling in motieven en stijlen helder neer te zetten. De reden is dat er van het verpakkingsmateriaal zeer weinig bewaard is gebleven en dat het bovendien vaak de vraag is uit welke tijd die voorbeelden stammen. Tenslotte is er nog het probleem of we over de eerste voorbeelden beschikken of over de zoveelste herdruk van een inmiddels gevestigd concept. Om die reden is hier besloten om de vignetten aan de hand van hun beeldelementen te groeperen en deze ook als zodanig te bespreken. In het slot wordt een samenvatting gegeven over de ontstaansgeschiedenis, de iconografie en de veranderingen in het modebeeld.
Beeldelementen uit de tabaksbranche
De uitbeelding van tabak en tabaksverpakkingen is van groot belang geweest voor het tabaksvignet en dat is logisch want zij hebben een nauwe relatie met de inhoud van het pakje. Hoewel je zou verwachten dat de tabaksplant of de tabaksbladeren vaak het hoofdmotief op het tabaksvignet vormen, blijkt dat niet het geval. Bij vroege vignetten domineren de transportverpakkingen en zien we slechts zelden een tabaksplant of een bosje tabaksbladeren. Een prachtig maar primitief vignet toont als merk de lopende vos (afb. 12), omlijst door een krans van bosjes tabaksbladeren die aan de bovenzijde uitmonden in een tabaksrol, een symbool dat nog ter sprake komt. Het interessante van dit drukblok is de primitieve uitvoering met de expliciete zwart-wit werking, de harde vormen door het snijden van het hout en de simpele beeldelementen die voor zich spreken, maar voor ons toch pas in tweede instantie aan het product refereren.
Als uitbeelding beduidend populairder zijn de gangbare soorten tabaksverpakkingen. Het gaat om tonnen, vaten, potten en manden maar ook om rollen en karotten. Deze beeldelementen informeren ons over de indertijd voorhanden tabakssoorten en de wijze van bereiden, transporteren en verpakken. Wie met deze symbolen vertrouwd raakt, is in staat de tabak naar hun herkomst te duiden en in de tijd te plaatsen.
Het oudste beeldelement is de tabaksrol, die in de zeventiende en achttiende eeuw het symbool voor tabak in het algemeen en de tabaksnering in het bijzonder wordt. De grote, cilindrische rollen met de zogenaamde gesponnen tabak staan voor het kwaliteitsproduct aangevoerd uit Amerika. In het land van herkomst werden de tabaksbladeren ineengedraaid tot lange op touw lijkende strengen, die tot grote, zware rollen werden gewonden. Deze bewerking noemde men tabaksspinnen. De rollen werden vanuit Amerika naar Europa verscheept om daar verdere verwerking te ondergaan. Volgens overlevering zouden de eerste tabaksrollen uit Venezuela komen, maar al gauw zijn er in de noordelijke gebieden van Amerika andere teeltgebieden waar de tabak op gelijke wijze werd gesponnen en ook tot rollen werd verwerkt.
De tabaksrol is nu al lang niet meer bekend, evenmin als de gesponnen tabak, maar ruim twee eeuwen geleden was dit een zeer herkenbaar beeldelement voor tabak. Vaak is de tabaksrol in combinatie met andere voorstellingen gebruikt. Een prachtig voorbeeld is het tabaksvignet met het merk vos, dat al ter sprake kwam (afb. 12), waar de tabaksrol als bekroning van de omlijsting is weergegeven. Een ander verpakkingsvignet heeft de contour van een gevelsteen of uithangteken, voorzien van een kroon buiten de lijst (afb. 13). De voorstelling toont een rozijnenvat geflankeerd door twee staande tabaksrollen. Onduidelijk is of het gaat om een specifiek tabaksvignet verkocht vanuit het pand genaamd het rozijnenvat of dat het vignet zowel voor de tabak als voor andere producten adverteerde.
Het tabaksvat is naast de tabaksrol de oudste verpakking die op vignetten voorkomt. In het Amerikaanse Virginia, waar al vroeg tabaksplantages gesticht werden, had men weinig rivieren en dus was er geen vervoer over water mogelijk. Om die reden werden de tabaksbladeren daar in vaten verpakt die over de grond konden worden gerold. Het tabaksvat moet al in de zeventiende eeuw in de uitbeeldingen zijn gebruikt, maar drukwerk hiervan is niet bewaard gebleven. De weergave is niet altijd realistisch: soms zien we duigenvaten met een duidelijke kromming in de buik (afb. 14), die voor vloeistoffen bestemd waren. In werkelijkheid gebruikte men voor tabak volledig cilindrische vaten (afb. 17), niet met ijzeren hoepen maar met tenen banden bijeen gehouden.
Het tabaksvat is doorgaans herkenbaar aan de krans tabaksbladeren die langs de bovenzijde te zien is, al dan niet onder een deksel uitstekend. Bij het bestemmen van het vat moeten we oplettend zijn, want er komen ook talloze vaten met andere handelswaar op de verpakkingen voor. Een mooi voorbeeld van een fout weergegeven tabaksvat toont een eenvoudig vignet met binnen een krachtige maar simpele lijst het tabaksvat als duigenton (afb. 14) , langs de onderrand is een liggende tabaksrol toegevoegd. Hier worden dus twee motieven gebruikt die elkaar in uitbeelding versterken en duiden op het aanbod van twee kwaliteiten tabaksbladeren. Een variant op de gevelsteenversie toont twee staande vaten, de rechter met tabaksbladeren, de linker met andere koopwaar, met opnieuw aan de voet liggende tabaksrollen, terwijl in de lucht nog twee gekruiste tabaksrollen zweven (afb. 15).
Na het jaar 1700 verschijnt een scala aan specifieke verpakkingen die vaak in combinatie worden afgebeeld. De meest kenmerkende is de tabaksmand die werd gebruikt bij de verkoop en het verschepen van de grote Amerikaanse tabaksrollen. Dergelijke platte gevlochten manden duidt men aan met het woord kanaster, al komen talloze spellingvarianten voor als canasser, cnasser, knaster. Het gaat om een doorgaans vierkante mand met opstaande kanten waarover een zelfde soort mand als deksel gaat. Om de inhoud duidelijk te maken staat deze mand dikwijls iets open waardoor we de rollen tabak kunnen zien liggen (afb. 16). In onze optiek is de kanaster een wonderlijke keuze, want de grootverpakking blijft tegenwoordig buiten het blikveld van de consument. Indertijd waren deze kanaster manden echter zo algemeen in gebruik, tot in de tabakswinkels toe, dat deze transportverpakking ook voor de consument goed genoeg bekend was. Zo bekend zelfs dat het woord aan een bepaalde kwaliteit tabak gekoppeld werd, namelijk de Venezuelaanse die standaard in kanasters werd aangevoerd. Deze dure tabakssoort heet in de volksmond kanastertabak. Wanneer de kwaliteit van deze tabakssoort in de loop van de jaren terugloopt, devalueert deze benaming.
De tabaksbaal is de variant op de kanaster mand, het gaat weer om een grootverpakking die in de negentiende eeuw zijn intrede doet. Deze balen bevatten losse tabaksbladeren en de oorsprong van deze verpakking ligt in Nederlands-Indië. De vrij slappe verpakking dient niet voor het verpakken van gesponnen tabak maar voor het bijeenhouden van losse bladeren. Vaak is een dergelijke mand, die veel kwetsbaarder is dan de kanaster, met een koord of touw dichtgesnoerd (afb. 43). Op talloze laat-negentiende eeuwse afbeeldingen is de tabaksbaal duidelijk te zien en wordt vaak gebruikt om een persoon op te laten zitten. Vroege vignetten tonen deze verpakkingsvorm nog niet, omdat de tabaksbaal pas na 1870 algemeen werd. Overigens rijst bij dergelijke balen altijd de vraag of deze ook werkelijk tabaksbladeren bevatten of ander bulkgoed.
In de tabakswinkel ging de tabak na te zijn gekerfd in een tabaksvaatje. Dit vaatje is beduidend kleiner, doorgaans minder dan een kwart van het tabaksvat en is van spaan gemaakt, dun gezaagd hout versterkt met houten hoepen die het voorwerp in model houden (afb. 37). In de tabakswinkel hadden deze vaatjes vaak een nummer corresponderend met de melange die daarin werd bewaard. Deze typische winkelverpakking zien we op tabaksvignetten overigens maar zelden. Het blijft wat dat betreft merkwaardig dat er een grote belangstelling voor transportverpakkingen bestond, terwijl de voorwerpen die men in de winkel zelf gebruikte nauwelijks worden afgebeeld.
De opmars van de snuiftabak zorgt opnieuw voor uitbreiding van de tabaksiconografie. Het bekendst is de karot, die in tegenstelling tot de tabaksrol een langgerekte dubbelconische vorm heeft. De tabakskarot bestaat uit gearomatiseerde tabaksbladeren die ingesnoerd zijn door ze met touw te omwikkelen. Eenmaal gedroogd is de tabakskarot keihard en kan jarenlang worden bewaard en bij sommige consumenten onderstreept de ouderdom zelfs de kwaliteit. Voor verwerking tot snuif moet deze karot tot poeder worden geraspt. Dergelijke karotten zijn, soms bij meerdere exemplaren tegelijk gebruikt om de tabaksvoorstelling te verlevendigen. Zij worden wel liggend afgebeeld (afb. 17) maar meestal zijn zij tegen een andere verpakking aangezet (afb. 18, 30, 31). De karot wordt overigens vaak met de tabaksrol verward en dat is niet verwonderlijk. Bij de Hollandse tabakswinkels hing de tabaksrol in de vorm van houten cilinders als uithangteken buiten en zij werden pirette genoemd, terwijl bij de Franse winkels de dubbelconische karot het symbool voor de tabaksnering werd en in afgeleide vorm tegenwoordig zelfs nog is. Belangrijk verschil is, dat het ene tot kerftabak werd gesneden en het andere tot snuif werd vermalen.
Een ander voorwerp gerelateerd aan de gewoonte van het snuiven is de snuiftabakspot. Doorgaans is dit een balustervormige pot met een geelkoperen wat puntig deksel en in de vorm herkennen we de in Delftsblauw beschilderde tabakspotten. Ook over dit voorwerp bestaat nogal wat verwarring want menigeen denkt dat deze potten bestemd waren voor pijptabak. Dat is niet juist, zij dienden in de tabakswinkel voor het opbergen van snuiftabak en de juiste naam luidt dus ook snuiftabakspot. Ter verduidelijking draagt deze pot als opschrift vaak het woord "Rappé" (afb. 19, 20, 26 enz.), soms ook als "Rapé" gespeld, het Franse woord voor geraspt. Met deze potten verschijnt de eerste winkelverpakking op de vignetten.
Aardig is het twee vignetten uit de categorie tabaksverpakkingen met een vergelijkbare opzet maar in detail verschillend nader te beschouwen. Beide tonen verpakkingsmateriaal in een bijna vierkante lijst, een lint of guirlande hangt aan spijkerkoppen langs de bovenzijde. In beide gevallen staat een tabaksvat centraal, alleen is het ene naturalistisch weergegeven, de bekende bladerkrans inclusief (afb. 17). Bij het andere vat ontbreken de tenen banden, deugt het perspectief niet en is de bovenkant onduidelijk gedefinieerd (afb. 18). Op de voorzijde is op dit vat het mengselnummer "275" aangebracht. In beide gevallen is de voorstelling aangekleed met andere verpakkingen, waarbij tweemaal een theebus met de kenmerkende conische bovenzijde en een vlak deksel. Ook zien we bij beide een tabakskarot en een stapel gezegelde kistjes, waarvan de inhoud wel met tabak te maken heeft maar nog altijd niet zeker is. In de ambachtelijke versie zijn op de gearceerde voorgrond nog twee lange pijpen te zien. De andere uitbeelding is uitgebreider en laat een halfgeopende kanaster mand zien, samen met een snuiftabakspot een bosje tabaksbladeren en enig onduidelijk verpakkingsmateriaal. Beide vignetten zijn geïnspireerd op de bovenlichten, de ramen boven de winkeldeur van de tabakszaak of koloniale winkel, waarin een dergelijke voorstelling was uitgestoken.
De gezegelde langgerekte dozen of pakketjes, die bij andere tabaksverpakkingen zo vaak worden afgebeeld, is de zogenaamde brieftabak (afb. 17-20). Het gaat om hoogwaardige pijptabak die bij kleine hoeveelheden in een soort envelop verkocht wordt. Het is een vroeg zeventiende eeuwse wijze van verpakken die tot na het jaar 1800 verkrijgbaar blijft. In de negentiende eeuw wordt aan het tabaksstilleven het laatste artikel toegevoegd: de sigarenkist (afb. 23, 52, 53). Doorgaans gaat het om platte rechthoekige dozen waarbij ter verduidelijking de woorden "Manilla" of "Havana" (afb. 51) worden aangebracht, soms ook gewoon "Sigaren" (afb. 20). Sigarenkisten worden vaak wat vergroot weergegeven, mogelijk omdat men op dat relatief nieuwe artikel extra aandacht wilde vestigen.
Een bijzonder vignet met een gedetailleerde lijnvoering toont een opstapeling van tabaksverpakkingen (afb. 20) geplaatst voor een sokkel met opschrift "Koophandel" langs de bovenrand en "Alle soorten van tabak, snuif en sigaren" in een liggend ovaal. Op de sokkel groeit wat lijkt op laurier. De horizonlijn links achter toont een driemaster. Het is een van de weinige a-typische ontwerpen die blijkbaar ook geen renommee heeft verworven en die voor zover bekend niet door andere handelaren is nagemaakt.
Moren, Morianen, negerslaven en andere figuren
Een geliefd symbool is de Moriaan, een benaming afgeleid van de Moor, die overigens met de tabakshandel niets van doen heeft. Het gaat namelijk doorgaans om een negeruitbeelding, een op de Amerikaanse tabaksplantage werkende negerslaaf die in de tijd van de slavenhandel vanuit Afrika naar Amerika werden vervoerd. Deze uitbeelding is sterk met de tabak verweven en de Moriaan wordt op verschillende wijzen weergegeven. De meest zuivere is de blootshoofdse neger met het kenmerkende kroeshaar (afb. 29). De verentooi die zijn hoofd soms siert (afb. 21, 23, 24) is ontleend aan de Amerikaanse Indianen. De combinatie van negerslaven met veren is louter associatief en niet op enige werkelijkheid gebaseerd. Soms fantaseerde de plaatsnijder verder en lijkt er van een hoofdtooi van tabaksbladeren sprake te zijn, terwijl ook de lendendoek of het schaamlapje wel voor een rokje van tabaksbladeren werd verruild (afb. 29). Voor de consument duidden deze details op de Amerikaanse herkomst.
Als attributen krijgt de Moriaan vaak een lange tabakspijp waaruit soms wolkjes rook kringelen. Ook deze pijp is een historische onjuistheid want de lange pijp is zeker in Amerika een luxe artikel voorbehouden aan Europese handelaren en kolonisten. Ook houdt de negerfiguur soms een bos tabaksbladeren vast (afb. 23), terwijl andere attributen minder voorkomen. Wat misplaatst is bijvoorbeeld een knots die eerder refereert aan het aspect wildeman dan aan het sympathieke voorkomen van de plantageslaaf (afb. 21). De vroegste Morianen gaan vergezeld van een tabaksplant (afb. 21), die in botanisch opzicht vaak niet klopt. Later wordt de Moriaan op een grondlijn geplaatst met tegen de achtergrond de zee met op de horizonlijn vaak een schip, een tabaksvat naast de figuur doet dienst als repoussoir (afb. 23, 26).
Zeldzame uitbeeldingen laten geen negerfiguur zien maar een man met tulband en dan duidt de voorstelling eerder op handel in Oriëntaalse tabak. Illustratief is de afbeelding met onderschrift "De Rokende Moor", waarbij een man met Oosters hoofddeksel en lange pijp geflankeerd wordt door een vat met tabaksbladeren en een wat onbegrepen weergegeven tabaksrol (afb. 22). De uitbeelding van een heuse Indiaan compleet met verentooi en soms zelfs met kenmerkende calumet is van veel later datum. Zij lijkt eerder overgewaaid vanuit de Amerikaanse tabakswinkels waar de zogenaamde "store Indian" in de negentiende eeuw het boegbeeld voor de tabakswinkel werd.
Morianen worden niet altijd alleen afgebeeld, soms zien we ze per twee (afb. 26) of vaker nog per drie (afb. 24). De benamingen van dergelijke verpakkingen spreken van Moriaan, Moor, negerslaaf of anders. Heel treffend maar uiterst naïef is de uitbeelding van "De Drie Slaven" (afb. 24), drie rokende kleurlingen met rokjes aan, de middelste met een verentooi. Twee personen dragen onder de arm een tabaksrol en tussen hen in groeien heel primitief weergegeven tabaksplanten. Toepasselijk wordt de voorstelling aan weerszijden afgesloten met een staande tabaksrol. Hoewel zeventiende eeuws van oorsprong blijven soortgelijke afbeeldingen tot aan het eind van de negentiende eeuw in omloop.
Een variant op dit concept toont drie tabakskooplieden (afb. 25), als Hollanders geklede personen compleet met hoeden, kanten kragen en slobkousen. Twee figuren houden samen een bosje gestileerde tabaksbladeren vast, een tabaksplant groeit op de grondlijn en aan weerszijden zijn weer de kenmerkende tabaksrollen als afsluiting van de voorstelling te zien. Op deze tabaksrollen heeft de handelaar met de letters "RS" het vignet gepersonifieerd. Het onderschrift "De Drie Marijlanders" maakt duidelijk waar de lieden hun handelswaar betrekken. Duidelijk zijn deze primitieve voorstellingen op een eenvoudige grondlijn afgekeken van gevelstenen of uithangtekens, die in veel Hollandse steden te zien zijn geweest.[2]
n een vergelijkbare setting zijn de negerslaven verwisseld voor twee of drie kooplieden ter weerszijden van een tabaksvat, poserend alsof zij in drukke onderhandeling over de leverantie van tabak zijn (afb. 27, 28). Het concept van dit vignet is buitengewoon populair geweest en gaat in zijn vroegste vorm terug tot ruim voor 1750. De opzet is steeds gelijk, al wisselen de details voortdurend. De kleding van de Hollanders is vaak een indicatie voor de datering, al moeten we daarbij oppassen: verouderde kledij kan ook een status zijn voor een langlopend merk dat blijvend vraag geniet. In de verkopende partij kan aardig gevarieerd worden. In plaats van de Europeaan is dit soms een neger (afb. 29), een Indiaan of een figuur die iets van beide rassen vertoont, meestal voorzien van de bekende lange Goudse pijp.
Dergelijke handelsvoorstellingen zijn in de marge opgeluisterd met tabaksproducten. Zoals reeds opgemerkt breidt dit assortiment zich in de loop van de tijd steeds verder uit. De oudste voorbeelden illustreren alleen tabaksrollen en bosjes tabaksbladeren. In de achttiende eeuw verschijnen tabaksvaten en tonnetjes, geleidelijk aangevuld met nieuwe producten (afb. 27). Eerst zijn dat de snuifpot en de karot, vanaf 1820 komen sigaren in de afbeelding voor, meestal als platte kistjes (afb. 23). Wanneer in de winkel ook andere koloniale zaken worden verkocht, voegt men soms een theebus, suikerbrood of een ander product toe (afb. 27, 28, 30). Vooral koffie en thee, de twee andere geliefde koloniale waren, zien we in deze stillevens opgenomen in de vorm van blikken trommels met hun kenmerkende vorm. Dergelijke voorstellingen appelleren aan de exotische herkomst van het product en de bloeiende handel die daaruit voortsproot.
Soms zijn niet de kooplieden afgebeeld maar Mercurius als god van de handel, zoals een primitieve houtsnede met op een lint het opschrift "D’ Oude Koophandel" (afb. 32). Hier is de afbeelding aan koffie, thee en tabak gewijd. Een variant combineert verschillende voorstellingen en is daardoor wat minder overzichtelijk geworden. Hier zien we een staande Mercurius naast een zittende Neptunes en beide goden maken de overzeese handel expliciet. Op de achtergrond van dit vignet zien we het stadssilhouet van Amsterdam (afb. 33). In de beide hoeken zijn tabaksverpakkingen weergegeven. Een heel bijzonder vignet van buitengewoon artistieke allure laat Neptunes als stroomgod zien (afb. 34). Links van het midden zien we zotjes tussen tabaksverpakkingen en op de achtergrond is het landschap met een ruïne gestoffeerd. Gezien de fijnheid van dit exemplaar is het de vraag of een dergelijke voorstelling niet als visitekaartje in plaats van verpakkingsvignet werd gebruikt.
Naast mannen als hoofdmotief wordt de vrouw niet vergeten, al is zij wel sterk in de minderheid. Als zij wordt afgebeeld is dat in de vorm van Fortuna of Esperanza. Een getoogd vignet toont een staande Hoop die wat rommelig is weergegeven en de beschouwer zoekt tevergeefs naar haar attributen: de duif en het anker (afb. 35). Dit vignet is ook een mooi voorbeeld van een sterk verzeept drukblok. De geoefende kijker herkent nog net de tabakswaar: vat, rol en snuifpot, maar het gros van de handelswaar laat zich niet meer thuisbrengen.
Meer volkse uitbeeldingen van mensen komen uiteraard ook voor. Het vignet met de ruiter te paard straalt weer het primitieve van een vroeg tabaksvignet uit al stamt dit exemplaar uit de negentiende eeuw (afb. 36). Algemene voorstellingen zijn de visser (afb. 37) of de jager. Van de laatste beeld ik twee voorbeelden af, een achttiende eeuwse versie met een jager die heel gedetailleerd is (afb. 38), geplaatst in een cirkelvormig medaillon. Door de egale uitwerking is de voorstelling eigenlijk wat onoverzichtelijk geworden en vervloeien de lijnen van de verschillende onderdelen. De latere versie, "Het Wildschut" vernoemd naar een geliefde tabakssoort, is veel transparanter van opzet (afb. 39). Naast deze twee voorbeelden hebben uiteraard tientallen andere persoonsuitbeeldingen als reclame voor tabak dienst gedaan.
Een interessant en tijdgebonden ontwerp dat volledig los komt van de gevestigde traditie, laat twee staande rokers zien (afb. 40). Met hun nauwsluitende, modieuze kledij en lange pijpen met porseleinen koppen zijn zij heel specifiek voor het eerste kwart van de negentiende eeuw. Het kiezen van dergelijke studententypen door een Leidse tabaksfabriek moet commercieel gezien een goede zet zijn geweest. Het ontwerp lijkt weer om een eenling te gaan, een unieke prestatie in opdracht van een lokale tabakshandelaar al getuigt de uitwerking van artisticiteit en het nauwkeurig observeren van details. Toch bestaan ook van deze plaat twee drukken, bij het niet afgebeelde exemplaar blaast de linker roker een wolk rook uit.
Naast personen zijn dierfiguren in de volkse iconografie populair en zij worden ook in de tabaksvignetten afgebeeld. Een prachtig en primitief maar tevens vroeg voorbeeld is de olifant met op de rug een rokende figuur met een uiterlijk tussen een neger en een Indiaan maar met verentooi (afb. 41).[3] Dit vignet gaat vergezeld van de initialen van de winkelier en is onder de voorstelling voorzien van een tekst met uitgebreide opdruk waar de tabak verkrijgbaar is.[4] Een ander vroeg voorbeeld is het tabaksmerk de vos (afb. 12), dat al vanwege de omlijsting ter sprake kwam. Bij het vignet met het lam heeft de ontwerper veel sterker naar een realistische uitbeelding gestreefd. Het ene exemplaar is meer een landelijk tafereeltje (afb. 42), terwijl bij de ander het lam als merkteken geïsoleerd van de tabaksproducten is weergegeven (afb. 43).
Blazoenen en wapenmotieven als beeldelement
Wapens van steden of de wapensetting in het algemeen zijn buitengewoon geschikt om een productmerk cachet te geven en dat geldt ook voor de tabaksbranche. De belangstelling voor blazoenen die altijd een zekere voornaamheid uitstralen, heeft talloze winkeliers tot een merkvignet geïnspireerd. Naast het klakkeloos kopiëren bestaat de mogelijkheid de inhoud van het schild te wisselen, het helmteken te wijzigen of een andere aanpassing te doen.
Een prachtig voorbeeld is een primitieve uitbeelding van het wapenschild van Haarlem (afb. 44). Dit vignet is een onaangepast stadswapen dat tot merkteken verheven is en behoort wel tot de meest eenvoudige voorbeelden voor een tabaksverpakking. Aardig is dat de snijder van het drukblok toch naar enig reliëf heeft gestreefd: de rechter helft van het wapenschild heeft een primitieve schaduw gekregen om dieptewerking te suggereren. Hoewel goed bedoeld is het effect matig en lijkt er eerder van een schaduwdruk sprake. Overigens toont het vignet zelf geen enkele relatie met het tabaksproduct, hier moet de uitbeelding gekozen zijn vanwege de naam van de winkel of de vestigingsplaats.
Het stadswapen van Amsterdam is buitengewoon populair is geweest. Dat is niet verwonderlijk want Amsterdam speelde in de tabakshandel een cruciale rol, niet alleen als havenplaats maar vooral vanwege de tabaksverwerking. Een primitief drukblok met het Amsterdamse wapen is overwegend ambachtelijk van ontwerp (afb. 45). Het gekroonde schild wordt omgeven door dunne gestileerde bladertakken met in de zwikken een koffievat links en een tabaksvat rechts, voorts vullen twee karotten, enkele tabaksrollen en gestapelde gezegelde kistjes de voorstelling aan. Het drukblok wordt gepersonifieerd door een cirkelvorm aan de basis met de initialen van de winkelier "LRD".
Behalve als vignet voor Amsterdamse kooplieden is het wapen van Amsterdam ook in veel andere plaatsen als merkteken gebruikt zoals het afgebeelde voorbeeld uit Kampen (afb. 46). Dit vignet heeft de charme van de houtsnede waarin altijd weer kleine onvolkomenheden te zien zijn. Zo lijken de koppen van de leeuwen niet logisch op hun lichaam te staan en zijn bovendien wat aan de forse kant. Een variant op hetzelfde wapen (afb. 47) vertoont met zijn asymmetrische wapenschild de kenmerken van de Lodewijk XV-stijl. Opvallend is hier de grote verfijning al laat ook deze plaat enkele onvolkomenheden te zien. Aardig is de bladertak onder de voorstelling langs waarin wat verdwaalde Oranjeappels uit sympathie voor het Oranjehuis zijn aangebracht.
Een andere wijze om het merk cachet te geven is om in een bestaande wapenomlijsting een eigen merkteken te plaatsen. Op die manier zijn veel fantasiewapens ontstaan. Dat merkteken kan aan bijvoorbeeld een gevelsteen of de naam van een huis zijn ontleend. Een mooi voorbeeld is de wapenomlijsting waarin op het schild een toren is geplaatst (afb. 48). Volgens oude traditie zijn hier weer de initialen van de handelaar ter identificatie toegevoegd. Zoals zo vaak is de relatie tussen de naam van de nering, het pand en/of de eigenaar hecht. De winkel heet hier "De Gekroonde Burgh" en werd door Abraham Toorenburg geleid. Heraldisch niet heel logisch plaatste de maker van het drukblok een kroon boven de helm op het wapen.
Meer dan bij andere voorstellingen refereert de wapenuitbeelding aan het tabaksmerk van een bepaalde winkel. Een mooi voorbeeld van zo’n tabaksmerk is het wapen van de koning van Engeland, waarbij ter aanvulling een tweede voorstelling is toegevoegd die op het lambrequin is geplaatst namelijk het gezicht op de stad Londen (afb. 49). Opmerkelijk detail is dat de leeuwen van het wapen hun poot op een tabaksrol hebben geplaatst. Bij dit exemplaar is duidelijk sprake van een achttiende eeuwse voorstelling toegepast op een veel latere verpakking, want daarvan getuigt de typografie van het adres. Ook hier gaat het dus om een langlopend merk.
Andere geliefde wapens zijn die van de stad Rotterdam (afb. 50) of de provincie Holland (afb. 51). De overeenkomst tussen beide vignetten is de aankleding, waarbij langs de voorgrond weer de bekende tabaksproducten staan afgebeeld terwijl in het verschiet de zee te zien is, bevaren door zeilschepen. In een zeldzaam geval is aan de horizon een stadsgezicht afgebeeld. Het feitelijke merkteken, de wapenafbeelding, is centraal bovenaan geplaatst, terwijl de onderheft weer bestemd is voor de aanvullende tekst. Bij de wapens van Texel (afb. 52) en Friesland (afb. 53) is geen vergezicht te zien maar louter een wapen dat aan het tabaksmerk refereert met ervoor op een rechthoekig tableau de uitstalling van tabaksproducten. Wie de beeldelementen vergelijkt ziet veel overeenkomsten en weinig verschil al zorgt de schikking voor een totaal ander eindresultaat.
Tot de categorie wapens rekenen we ook monogrammerken en initialen van tabakshandelaren zoals die van Becker & Zoon & Everts (afb. 54). Dergelijke lettercombinaties zullen met behulp van een cachet op hun brieven geplaatst zijn maar dezelfde initialen werden ook voor hun reclamevignet gebruikt. In de omlijsting zien we bovenaan een negerkop, terwijl langs de onderrand een kanaster mand en rollen gesponnen tabak liggen. Het gegeven dat alleen de tabaksrollen en de kanaster mand zijn afgebeeld zou er op kunnen wijzen dat Becker c.s. zich vooral op Varinas, een bepaalde soort pijptabak richtte en overwegend daarin grossierde. Het bladwerk is heel toepasselijk ontleend aan de tabaksplant en aan bosjes tabaksbladeren. De stijl met de aaneengeschakelde groteske ornamentiek vertoont verwantschap met motieven uit de Lodewijk XIV-tijd. Dit vignet biedt ook de ruimte om met inkt een soortnummer aan te brengen, hier is dat het cijfer "8" en ongetwijfeld correspondeerde dat met het receptenboek van de handelaar en eveneens met het vaatje op de winkelplank waarvoor hetzelfde cijfer in gebruik was. Bij een nieuwe associatie tussen Becker nu met Van Goor wordt een soortgelijk vignet ingevoerd (afb. 55). Nu is de vormgeving wat losser en zwieriger en is sterker als tekenwerk dan als een realistische schildering neergezet. Bovendien vertoont het vignet kenmerken van de Lodewijk XV-stijl. De beeldelementen zijn echter gelijk: het monogram, het negerkopje en de tabaksbladeren, die in een lichte lijst van aaneengeschakelde c-voluten zijn geplaatst. Deze twee vignetten zijn tevens een prachtig voorbeeld van de stijlverandering in het reclamedrukwerk die zich schijnbaar ongemerkt aanpast. Een verandering die overigens niet altijd een verbetering is.
Duidelijk is dat de heraldiek in het verpakkingsvignet een belangrijke plaats inneemt na de tabaksverpakkingen en personen. De meest primitieve merken zijn zonder enige verandering van bestaande heraldische voorstellingen overgenomen. Al gauw wordt de heraldische afbeelding aangevuld met tabaksattributen variërend van eenvoudige tabaksrollen tot hele reeksen verpakkingen. In de meeste gevallen krijgt het wapen de functie van merkteken en wordt er soms een tweede voorstelling toegevoegd, zoals bij het wapen van de Engelse koning. Druktechnisch bezien en qua detaillering zijn de heraldische voorstellingen weer even gevarieerd als andere vignetten: van eenvoudig en klein naar uitgebreid en gedetailleerd. Overigens zegt het formaat en de detaillering niet zozeer iets over de kwaliteit van de tabak die er in verkocht werd als wel over de investeringskracht van de winkelier. Een grotere, meer gerenommeerde en dus kapitaalkrachtige winkel zoekt een betere graveur, gebruikt een koperplaat met mooie gesneden lettering, duidelijke tabakssymbolen en een modieuze stijl. Uiteraard was dat welverzorgde vignet geen garantie voor de meest smakelijke tabak.
Gebouwen, stadsgezichten en overige afbeeldingen
Het tabaksvignet kan als hoofdvoorstelling ook een beroemd of minstens herkenbaar gebouw tonen. Het stadhuis van Amsterdam bijvoorbeeld is bij verschillende tabakshandelaren al vanaf de achttiende eeuw gebruikt. De oudste versies dateren nog uit de tijd dat het pand nog als stadhuis fungeerde (afb. 56). Het is een eenvoudige maar indringende voorstelling van een gebouw dat krap in de lijst past met eronder een opschrift in lopende tekst. Van het afgebeelde drukblok bestaan meerdere versies en de datering is niet altijd duidelijk. Aanvankelijk is de kwaliteitsaanduiding met "N1" die staat voor "nommer één" in de voorstelling opgenomen. Later wordt deze vermelding onder het blok aangebracht. Een negentiende eeuwse uitbeelding laat hetzelfde gebouw zien (afb. 57) nu eerder als een romantisch plaatje met een elegante voorstelling in een rustgevende deels tekstuele omlijsting. In boogvorm lezen we "Koninglyk Paleis van Amsterdam", wat duidt op een datering na 1807. Op een plint langs de voorrand staan een snuiftabakspot, een tafeltabakspot – een zelden afgebeeld voorwerp - en meer.
Een voorbeeld van een ander beroemd gebouw is de afbeelding van "Het Konings Loo" (afb. 58), het stadhouderlijke jachtslot bij Apeldoorn. Hoewel het onderwerp zeker voor de Oranjeklant toepasselijk is, getuigt de uitwerking ervan niet van groot artistiek vermogen. Het jachtslot is weinig gedefinieerd in het houten drukblok uitgesneden, zodat de details en hoofdlijnen door elkaar lopen. Doordat het drukblok blijkbaar al jaren dienst had gedaan en bovendien grof papier is gebruikt, boette de scherpte van de voorstelling nog verder in. De toelichtende tekst onder de gevel is ter identificatie daarom zeker nodig.
Dat het gebouw niet noodzakelijkerwijs gebonden hoeft te zijn aan de plaats van productie of verkoop bewijst ook een prachtig en zeer verfijnd Amsterdams vignet dat als merk "De Burch Te Leyden" toont (afb. 59). Op de voorgrond staan weer de bekende tabaksverpakkingen, daarachter strekt zich de Leidse burcht uit met erboven een tekstlint bovenlangs als toelichting. Onder de tekst is nog een tweede lint aangebracht dat blanco is gelaten en waarop de handelaar zijn soortmerk kon aanbrengen. Detaillist Jan Dionys van der Burgh koos dit motief zonder twijfel als toepasselijke relatie met zijn eigen naam en doopte het pand waarin zijn nering was gevestigd tot "In den Burgh te Leijden". Overigens was de nering in de Amsterdamse Warmoesstraat gevestigd en niet in de sleutelstad.
De koopman of winkelier kan zijn vignet ook op ieder ander gebouw baseren, uit de nabije omgeving of van ver weg. Weinig zwier vertoont het pakpapier van Willem van Haarst uit Amsterdam (afb. 60). De ontwerper voldeed ongetwijfeld keurig aan de opdracht maar miste elk artistiek vermogen. Centraal zien we de Regulierswaag, die hier bijna de uitstraling van een tabaksfabriek heeft en een stijf classicistisch blok is geworden waarvan het perspectief wat wringt. Ervoor staan de bekende tabaksattributen, maar zonder enige relatie met de Waag terwijl zelfs de onderlinge verhoudingen niet kloppen. De voorstelling is geplaatst binnen een lijst die rechtstreeks uit een modellenboek is overgenomen en uit fantasie bladwerk bestaat. De uitwerking van dit vignet, gekenmerkt door een wat ijle tekentrant, vertoont al de eerste kenmerken van het lithografische drukwerk en dat verklaart ook de betrekkelijk late datering van dit ontwerp.
Meer algemeen zijn de voorstellingen van stadsgezichten zoals de haven van Amsterdam met het silhouet van torens en het stadhuis (afb. 61). Hier is de hoofdvoorstelling in een staand ovaal geplaatst, langs de onderrand aangevuld met de bekende tabaksverpakkingen en een tekstlint met opschrift "De Stad Amsterdam". De uitbeelding van het stadsgezicht is voor een tabakshandelaar in Workum wel wat verwonderlijk. In het nu open ovaal aan de bovenzijde zal bij de oorspronkelijke versie het merk of het monogram van de eigenaar gestaan hebben. Bij de Workumse handelaar lijkt het er op dat het stadsgezicht zelf het merk is geworden.
Niet altijd hoeft het om een specifieke stad te gaan, de uitbeelding kan ook gefantaseerd zijn of ontleend aan een ons onbekend stadsgezicht. De haven met zeegezicht en schepen met tegen de horizon een ongedefinieerd stadsgezicht is daarvan een voorbeeld (afb. 62). Het accent van dit vignet ligt op het opschrift "T Bonte Paard", het fabrieksmerk van de leverancier. Van soortgelijke opzet, met een tabaksmerk in de top en een hoofdvoorstelling met topografische strekking, is nog een variant afgebeeld. Hier wordt de handelsweg die de tabak aflegt vooral duidelijk gemaakt door een voor ons onbekende haven aan een bergachtige kust (afb. 63). Op de kade wachten immense partijen tabaksverpakkingen op verscheping. De uitwerking van een dergelijke voorstelling kan sterk variëren en loopt van topografische correcte voorbeelden tot volledig gefantaseerde havengezichten.
Tot slot is er nog een reeks voorstellingen die we als toevallige uitbeelding kunnen zien, maar doorgaans een relatie hebben met het merkteken van de tabak. Een voorbeeld daarvan is een vignet met een zeilende driemaster als symbool van de handelsvaart (afb. 64). Het opschrift "Het Scheepje" is voor het uitgebeelde schip wel wat te bescheiden. In de loop van de negentiende eeuw verandert de iconografische betekenis van het schip van symbool voor de handel naar teken van de vooruitgang en gelijktijdig zien we dan het schoepenrad en de schoorsteen op het schip verschijnen. Hier gaat het nog om het oude vertrouwde zeilschip.
Het tabaksvignet door de tijd
Dit artikel beschrijft het tabaksvignet vanaf het ontstaan in de zeventiende eeuw tot circa 1900, wanneer nieuwe druk- en verpakkingstechnieken voor grote veranderingen zorgen. Het tabaksvignet komt voort uit de behoefte de tabak verpakt te verkopen en tevens voor de eigen nering reclame te maken. De ontwikkeling van het tabaksvignet start rond 1630, maar het oudst bekende voorbeeld stamt uit de jaren 1660. In enkele decennia moet het tabaksvignet dus tot een algemeen gebruik zijn geworden, inclusief een zekere standaardisatie. Voor tabaksvignetten uit alle tijden geldt, dat het om eenvoudig verpakkingmateriaal gaat, dat als regel is weggegooid. De zeldzaamheid maakt het lastig een compleet beeld te krijgen.
De vignetten zijn hier iconografisch behandeld, dat wil zeggen naar onderwerp van de afbeelding. Om de ontwikkelingslijn duidelijk aan te geven was het instructiever geweest voor een strikt chronologische bespreking te kiezen. Twee factoren belemmeren dat: de moeilijke dateerbaarheid van de ontwerpen en de lange looptijd van de emblemen. Wat betreft de onderwerpen voor de vignetten zijn de toen gangbare grootverpakkingen voor tabak het meest populair geweest. Zij komen voor als hoofdmotief, vooral bij de vroegere exemplaren; in latere tijd zien we ze frequent als aankleding van andere voorstellingen. Een tweede populaire categorie vormen de negerslaven, Indianen en kooplieden. Ook zij hebben een directe relatie met het product. Regelmatig voorkomend zijn onderwerpen gewijd aan de heraldiek, aan gebouwen en stadsgezichten en de restgroep met varia voorstellingen.
Naast vignetten die uitsluitend voor tabak adverteren, zijn er gecombineerde uitbeeldingen, bedoeld voor winkels waar ook andere producten werden verkocht. De verkoop van tabak vindt namelijk ook plaats in apotheken, drogisterijen en kruidenierswinkels. Later is tabak tevens verkrijgbaar in de koloniale winkel samen met koffie, thee, cacao, suiker en andere exotische waren. De tabakshandel verbreedt zich dus van de tabagie aan het begin van de zeventiende eeuw, via de apotheek naar de drogisterijen en koloniale zaken, al is de gespecialiseerde tabakszaak altijd het best gesorteerd.
Het verpakkingsmerk voor tabak toont verschillende ontwikkelingslijnen. De technische veranderingen lopen van eenvoudig en primitief naar druktechnisch perfect. Door de tijd heen zien we dat de simpele houtsnede zich verfijnt en een betere detaillering krijgt. Verder wijzigt het medium: naast de houtsnede worden later kopersnedes en soms ook etsplaten gebruikt. In de negentiende eeuw zorgt de lithodruk voor aanzienlijke veranderingen.
Daarnaast is er een ontwikkeling in het formaat. Aanvankelijk is het tabaksembleem klein en compact. Niet verwonderlijk, de tabak was duur en werd bij geringe hoeveelheden verkocht. De vroegste vignetten voor tabak meten soms maar 3 bij 3 centimeter. Rond 1650 ontstaan de rechthoekige kardoespakjes die qua inhoud overeenstemmen met onze halfons verpakkingen. Daarop past een groter vignet dat dan ook zijn intrede doet. Tegen het jaar 1700 neemt het formaat opnieuw toe tot een gemiddelde hoogte van 8 en een breedte van 7 centimeter. In de loop van de achttiende eeuw verschijnen pondsverpakkingen op de markt, waarvoor opnieuw een groter en imposanter vignet wordt bedacht. In de negentiende eeuw tenslotte groeit het formaat van het vignet verder naar 11 bij 9 centimeter, maar uitzonderlijke exemplaren zijn zelfs beduidend groter. Toch blijven sommige vroege ontwerpen met een verouderd klein formaat nog lang in gebruik. In de loop van de tijd zien we dus een steeds grote variatie aan formaten naast elkaar.
Ook de motievenschat ondergaat forse veranderingen. Deze loopt van een eenvoudige voorstelling met een simpel motief naar meerdere beeld- en tekstelementen. Het vignet ontstaat als een primitief plaatje, al gauw worden hier de initialen van de handelaar bijgeplaatst, zeker wanneer er risico voor imitatie bestaat. Uit oogmerk van reclame gaat men over tot het toevoegen van een naam om het embleem sterker persoonsgebonden te maken. Vervolgens uitgebreid met een toepasselijke tekst waarin ook het adres van de winkelier is opgenomen, terwijl men aan deze teksten verder bij wijze van advertentie omschrijvingen van de soorten verkochte waar toevoegt. Het beeldelement ontwikkelt zich eveneens. Dat wordt van een enkelvoudige voorstelling meervoudig: naast de hoofdvoorstelling komen de verwijzingen naar de verschillende tabaksproducten, later ook naar een merkteken. Een omlijsting omkadert de voorstelling en scheidt de verschillende onderdelen waarbij de hoofdtekst met adres dikwijls nog buiten de lijst wordt gehouden. De omlijstingen worden vaak in eigentijdse trant uitgevoerd en verraden kenmerken van de toonaangevende stijlen maar vele blijven vervolgens generatieslang in gebruik.
Als wordt afgeweken van de wat obligate tabaksverpakkingen voert de inspiratie voor het hoofdonderwerp terug op de meest voor de hand liggende bronnen. Zo zien we de verbeelding van huizennamen ontleend aan bijvoorbeeld de gevelsteen of winkelnamen afgekeken van het uithangteken. Deze hoofdmotieven worden vaak gecombineerd met de producten uit de eigen nering en vormgegeven naar de mode van de dag. Wars van de ontwikkeling van simpel, bescheiden, enkelvoudig en eenvoudig naar uitgebreid, gecompliceerd, meervoudig en gedetailleerd zien we nog een ander patroon. Zo kan de sfeer van de uitbeelding door de wijze van uitwerken sterk wisselen en deze loopt van eenvoudig en indringend naar schetsmatig tot realistisch of juist romantisch. Een constante is de vrij onverwachte keuze van veel tabakswinkels om hun waar met een vertrouwd simpel vignet te blijven verkopen. Soms is dat zelfs het meest elementaire beeld zoals een primitieve enkelvoudige voorstelling. Wanneer een bepaalde tabakssoort namelijk voldoende vraag genoot, kon zo’n primitief vignet generaties lang een waardevol merk blijven. Wat dat betreft stagneren beroemde merken in feite de ontwikkeling naar nieuwe ontwerpen. Duidelijk mag zijn dat het vignet dus grote variëteit vertoont, al blijven terzelfder tijd bepaalde voorstellingen ook zeer lang onveranderd in gebruik.
Veel winkeliers vermelden onder hun embleem een tekst waarin zij meer over hun nering kwijt kunnen. Zo’n tekst somt de soorten tabak naar herkomst of kwaliteit op, maar ook het adres en de wijze waarop de eigenaar zijn nering uitoefende. Zij duiden op grossiers en detaillisten of lieden die beide vormen van handel beoefenden. Zo wordt er soms gesproken van levering "in het groot" (afb. 23, 49) of "in het gros en bij het pond" (afb. 54). Ook geven zij aan dat de winkelier melangeerde en kerfde en dus breder georiënteerd was dan de handel alleen. Een opschrift als "Fabriceert en Verkoopt" (afb. 26) of "fabriceert alle soorten" verwijst daarnaar. In zeldzame gevallen is er sprake van een onverwachte combinatie als "Tabak, Sigaren, Kruidenierswaren en Scheeps Fietualis" (afb. 30). Een andere winkelier verkoopt "Tabak, Koffij en Thee alsmede alle Soorten van IJzerwaren" (afb. 32).
Aan het vignet wordt ook vaak een kwaliteitsvermelding toegevoegd, waarmee meer over de receptuur duidelijk wordt gemaakt. Voorbeelden zijn "Opregte Virginie Cardoes en Knaster Tabak" (afb. 16), of "Puike Virginiase" of "Beste Portorico". Simpeler zijn opschriften als “eerste kwaliteit” of "puijke". Exclusieve specialiteit spreekt uit het opschrift "Deese en Veelderhande Soorten van keurieuse Snuyf en Canaster Tabacq" (afb. 59). Vaak echter vermeldt het opschrift een algemene aanduiding als "Deze en meer andere soorten van Tabak" (afb. 18) of "Alle Zoorten van Rook en Snuyff Tabak" (afb. 27) dan wel "Alle soorten van Tabak, Snuif en sigaren" (afb. 20). De datering van de tekst spreekt soms uit de taal, zoals de vermelding van "Puyks Puyks Tabak" (afb. 36) in de achttiende eeuw en "Veritable" (afb. 56) onder invloed van de Franse taal. In andere gevallen wordt de kwaliteit of receptuur kenbaar gemaakt met bijgeplaatste merktekens. Met een nummer worden soortgelijke melanges in een bepaalde sterkte of snedebreedtes aangeduid. In zo’n geval is het vignet identiek maar wordt met toegevoegde codes als letters en cijfers een productvariatie uitgedrukt. Deze kunnen ook apart, buiten de drukgang gestempeld zijn.
Het nader duiden van de uitvoering van het vignet in relatie tot het daarin verkochte product is buitengewoon moeilijk. Is er sprake van een primitief vignet dan wil dat niet altijd zeggen dat dit van een kleine, onbelangrijke winkel afkomstig is of om een inferieure tabakssoort gaat. Eerder moet dit gezien worden als een bepaalde marktbenadering door met een klein en bescheiden, soms zelfs sterk verouderd vignet de verkoop van een bepaalde goedlopende melange te continueren. Een fraai uitgewerkt vignet is ook niet synoniem aan een rijke neringdoende of een kwaliteitsproduct. De uitstraling heeft voor een belangrijk deel te maken met de prijsklasse en het renommee van het product en is dus ook hier primair klantgericht. Bij de goedkopere tabakssoorten wordt wel vaker een eenvoudige papiersoort gebruikt bedrukt met een verzeepte voorstelling om te laten zien dat het om gewone tabak gaat. Een verouderd vignet is in die gevallen dus een aanbeveling voor een langlopend en goedverkopend product.
Het grote belang van de Hollandse tabakshandel en -export zorgde ervoor dat de tabaksverpakking ver buiten de eigen stad bekend werd en dus ook werd nagevolgd. Fabrikanten en handelaren probeerden van de renommee van de veel gevraagde soorten te profiteren. Zo ontstonden namaaksels van allerlei aard. De oorspronkelijke winkelier of fabrikant waarschuwde de consument soms voor dergelijke nagemaakte producten. De Amsterdammer Willem Steyn uit de Leidsestraat vermeldt op de achterzijde van zijn verpakking het bestaan van dergelijke namaaksels (afb. 36). Naast regelrechte imitatie zien we ook dat fabrieken in den vreemde het merk van de concurrent overnemen en hun eigen opschrift daarbij plaatsen. Of dit samenwerking betreft of imitatie is niet altijd duidelijk. Een mooi voorbeeld daarvan is een Amsterdams tabaksmerk dat in Pasewalk ten noorden van Berlijn wordt gevoerd (afb. 16). De oorspronkelijke opschriften worden in den vreemde vaak zonder vertaling overgenomen, al bewijzen de spelfouten soms wel dat het om imitatie gaat. In 1880 maakt de wet op de merkbescherming een eind aan veel van deze binnenlandse fraudepraktijken.
Na 1850 wordt het voorkomen van de tabaksverpakking steeds sterker door tabaksfabrieken bepaald. Geleidelijk verliest de tabakswinkel zijn functie als kerverij. In de fabriek gaat mechanisatie en standaardisatie domineren en dat weerspiegelt zich in de verpakking. In de periode tussen 1860 en 1890 verlegt de winkelier zijn onderscheidingsdrift van het tabaksvignet naar het sigarenzakje, dat als verpakking van een luxer product meer aandacht verdient. De handgemaakte kardoesverpakking verdwijnt tegen het eind van de negentiende eeuw. In de speciaalzaak blijft het mengen van tabak nog voor een kleine kring rokers gewoonte, maar de meeste kerftabak komt dan uit de tabaksfabrieken. Gestimuleerd door deze tabaksfabrieken nemen de verpakkingen mede dankzij veranderde druktechnieken een nieuwe wending. Zo wordt er na 1900 veel vaker kleur toegepast. In die periode verwisselt men ook de vierkante pakjes voor grotere meer langwerpige waarbij een binnenvel met klimaatpapier een garantie voor de versheid van de tabak geeft, terwijl vervolgens een lange smalle wikkel als advertentie van het product dienst gaat doen. Ondanks die ontwikkeling blijven sommige traditionele verpakkingen nog tot ver in de twintigste eeuw in gebruik.
Het dateren van de vignetten blijft een groot probleem. Alleen genealogisch onderzoek naar de eigenaar kan tot een nauwkeurige datering leiden. Vaak blijkt dan dat de stijlkenmerken zo langlopend zijn, dat zij nog nauwelijks in relatie staan tot de gebruiksperiode. Hetzelfde geldt voor de papiersoorten waarin ook grote continuïteit en weinig ontwikkeling te zien is. Misleidend daarbij is vaak nog de slechte staat van het papier van dit reclamedrukwerk.
Dit artikel maakt duidelijk dat het tabaksvignet een boeiend aspect toont van de tabaksconsumptie. Ondanks het gegeven dat een dynamische ontwikkeling ontbreekt, informeert het ons toch over de rol van de tabakshandel en de wijze van verpakken. Deze inventarisatie beschrijft de traditie van het verpakken door de eeuwen heen, inclusief de meest kenmerkende veranderingsprocessen. Daarbij blijft de factor kwaliteit en smaak van de oorspronkelijke inhoud van de verpakking ver buiten ieders bereik. De tabak zelf ging in rook op en bezorgde de consument het nodige genoegen, maar zijn smaakbeleving zullen wij nooit kunnen terughalen. Ons rest niet meer dan de stukjes vergeeld of verkleurd papier die bij toeval bewaard zijn gebleven.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2003.
Afbeeldingen
- Kardoesblok van eikenhout. Gelderland, 1800-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.944a
- Vultrechter van zink. Harderwijk, Tabaksfabriek De Olifant, 1850-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.944b
- Pakje tabak in eenvoudig dichtgevouwen verpakking uit een kardoesblok met aan de voorzijde wapen van Amsterdam gehouden door stedenmaagd en Mercurius, langs de onderzijde aanprijzing van de waar. Amsterdam, Hermanus Oldenkott & Zoonen, 1921.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 433
- Machinaal verpakte kardoesvorm verpakking met opstaand randje langs de boven- en onderzijde, merk wapen van Amsterdam. Amsterdam, Hermanus Oldenkott & Zoonen, 1930-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.747
- Puntzak met eenvoudige maar treffende houtsnede van een rokende Indiaan, dergelijke verpakkingen in latere tijd doorgaans voor pruimtabak gebruikt. Nederland, 1995.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.000
- Drukblok van hout met wapen van Amsterdam gehouden door leeuwen. Nederland, 1750-1820.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.278
- Drukblok van hout met gedetailleerde voorstelling van een staande Moriaan met verentooi en opschrift "DE JONGE AMERIKAAN", aan de bovenzijde weggesneden opschrift. Nederland, 1775-1800.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.818
- Drukblok uit messingplaat gesneden met staande Indiaan met lange rokende pijp, opschrift "DE ROOKENDE MOOR", initialen van de eigenaar op het tabaksvat. Leeuwarden, Simon Hendrik Taconis, 1780-1810.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.142
- Loodcliché met gegoten voorstelling. Bergen, Poulain-Devaux (1772-1950>), 1820-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.514
- Rubberen stempel met afbeelding van een bloeiende tabaksplant en tekst onder de plaat. Lieshout, A. v.d. Boogaard, 1920-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.264
- Detail uit het stilleven van Van Ravesteijn met een kerftabaksverpakking.
Uit: Georg A. Brongers, Nicotiana Tabacum, the history of tobacco and tobacco smoking in the Netherlands, Haarlem, 1964, p 125.
- Tabaksmerk met lopende vos geplaatst op een grondje omlijst door bosjes tabaksbladeren en bekroond door een tabaksrol. Groningen, 1750-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.196
- Verpakkingsmerk met rozijnenvat met aan weerszijden een tabaksrol in getoogde lijst met erboven een kroon. Groningen, 1800-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.006
- Tabaksvat abusievelijk als tonvorm weergegeven met bladeren langs de bovenzijde, aan de basis een tabaksrol in rechthoekige lijst met inspringende hoeken. 1800-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.162
- Verpakkingsvignet met twee vaten, de rechter met tabak met ervoor twee liggende tabaksrollen, in de lucht twee gekruiste tabaksrollen, de omlijsting getoogd, eigenaarinitialen "IS". Groningen, J. Schaapschoe,1780-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.071
- Tabaksvignet met geopende kanaster mand waarin tabaksrollen als wapen afgebeeld en bekroond, gehouden door staande leeuwen,langs de bovenzijde "De Volle Knaster", onderlangs tekst, aan weerszijden zegel met reclame van een tabaksfabriek in Pasewalk. Amsterdam, Hendrik Meijer, Pasewalk, G.E. Walter, 1780-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.078
- Verpakkingsvignet met bovenlicht versie met in staande rechthoekige lijst met uitspringende hoeken centraal een tabaksvat, links de kanaster mand met erachter een theebus, rechts een snuifpot ervoor gezegelde kistjes, langs de bovenrand lint met "Het Habansvat", boven langs de lijst ruimte om een soort- of kwaliteitsnaam in te vullen, aan de onderzijde buiten de lijst ´J.G.M.´. 1820-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.305
- Verpakkingsvignet met met bovenlicht versie met centraal een vat of zak waarop het cijfer "275", rechts een theeblik met cijfer "2", links een tabakskarot en drie gezegelde kistjes, onder buiten de plaat uitgebreide tekst. Groningen, L. Groeneveld, 1810-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.137
- Tabaksvignet met op een kunstlijn staan tabaksverpakkingen met rechts van het midden een tabaksvat met bladerkrans, op het water op de achtergrond twee zeilschepen, omlijsting in afgeleide Lodewijk XV ornamentiek met in een boogvormig lint midden boven "De Koophandel". Harlingen, T.H. van Rees, 1780-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.091
- Tabaksvignet met rechthoekig basement of sokkel met in ovaal op de sokkel "Alle Soorten Van Tabak, Snuif en Sigaren", bovenop groeiende plantjes, ervoor een groep tabaksverpakkingen, links op de achtergrond een zeilschip. Amsterdam, L. Corstius, 1820-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.073
- Tabaksvignet met staande Moriaan met verentooi, een lange pijp rokend en een knots in de linkerhand op een grondje, rechts naast hem een grote gestileerde tabaksplant. Nederland, 1700-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.156
- Tabaksvignet met staande neger met tulband met pluim, een tabaksrol in de linkerhand, een tabaksvat naast hem op de sokkel waarop de tekst "De Rokende Moor", het geheel in een staand ovaal. Groningen, W. Papink van Stedum, 1780-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.018
- Verpakkingsvignet met in staand ovaal een rokende negerslaaf met verentooi en lange pijp staande naast een tabaksvat, langs de onderrand "De Rookende Amerikaan", eronder naam en adres eigenaar. ’s-Gravenehage, W.J.A. Reuser, 1830-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.171
- Tabaksvignet met op een eenvoudig recht grondje drie staande rokende negerfiguren, de middelste met verentooi, tussen hen tweemaal een tabaksplantje, de voorstelling aan weerszijden afgesloten met een staande tabaksrol, onderlangs "In De Drie Slaven". 1750-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.065 - Tabaksvignet met drie staande tabakshandelaren op een eenvoudig langgerekt grondje, twee houden een tabaksbosje vast, een tabaksplant op de grondlijn, de voorstelling afgesloten met staande tabaksrollen waarop de initialen "RS", onder buiten de voorstelling "De drie Marijlanders". Groningen, R. Smith, 1780-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.057 - Tabaksvignet met tegen een verticaal gestreept veld in een gedrukt cirkelvormig medaillon twee negerfiguren bij tabaksverpakkingen, een zeilschip op de horizonlijn, bovenlangs "De Twee Mooren", onderlangs de eigenaarsnaam, op een liggend veld in een spaarveld het adres. Harlingen, P.R. Snijder, 1800-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.150 - Tabaksvignet met in een rechthoek drie tabakshandelaren met tweekante steek op, een tabaksvat uiterst rechts, schepen op de horizonlijn, op een lint langs de bovenzijde "De 3 Tabaks Handelaars", onder de afbeelding tekst. Amsterdam, Gebroeders Verweyde, 1770-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.124 - Tabaksvignet met in een vierkant met verzwaarde hoeken twee tabakshandelaren bij een ton, een schip op de horizonlijn rechts, tabaksverpakkingen in beide onderhoeken, een lint aan spijkerkoppen met "De Tabaks Handelaars", onderlangs uitgebreid adres. Amsterdam, A.F. Mackenstein & Zoon, 1800-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.126 - Tabaksvignet met naast een groot tabaksvat een staande koopman rechts en een rokende Moor links, een tabaksrol in de arm, op de horizonlijn aan weerszijden een zeilschip, onder de plaat onderschrift "De Handelaars" en lopende tekst. Amsterdam, C. Smit, 1790-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.090 - Verpakkingsvignet met in een staand ovaal aankijkend afgebeeld een staande tabakshandelaar met driekante steek en frak, een bosje tabaksbladeren in de opgeheven rechterhand, ter weerszijden tabaksverpakkingen, het ovaal met loof afgedekt en een gestrikt lint aan de bovenzijde, bovenlangs "De tabaksplanter", onderlangs "Krultabak" en een lopende tekst. Groningen, A.H. van der Wal, 1820-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.151 - Verpakkingsvignet met in een liggend ovaal rechts van het midden twee personen, op de achtergrond schepen en een berg, onderlangs in een tekstvak "De Tabakshandel" en daaronder een compartiment met rechthoekig tekstvak waarin "J.H. Schroder", Amsterdam, Jan Hendrik Schroder, 1800-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.068 - Tabaksvignet met in een liggende rechthoek een zittende Mercurius met vleugelhoed en slangenstaf op een theekist, op een vat rechts "Tabak", uiterst links een koffievat en een baal, op een boogvormig lint langs de bovenzijde "D´Oude Koophandel". Groningen, J. de Jonge Hoogland, 1800-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.041 - Tabaksvignet met in een rechthoek met ingezwenkte kanten een staande Mercurius met slangenstaf, op een lint bovenlangs “Amsterdam” en het gekroonde stadswapen, langs de onderrand in een liggend ovaal naam van de handelaar en diens adres, boven buiten de plaat "Halfcnasser". Amsterdam, J.F.D. Eberstein, 1790-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.082 - Tabaksvignet met in een wervelende omlijsting van c-voluten een vliegende vogel, eronder rechts een zittende Neptunes als stroomgod met een ton waaruit een bron vloeit, links vier zotjes bij enkele tonnen, langs de onderrand in een smalle cartouche "Amsterdamse Tabaksfabricq van C.E. Jordan". Amsterdam, C.E. Jordan, 1755-1765.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.003 - Verpakkingsvignet met in een rechthoek met toog een staande Hoop te midden van tabaksverpakkingen, onder de plaat "In de Hoop" en daaronder aanbeveling van de koopwaar en adres. Haarlem, Broekmeijer, 1850-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.158 - Tabaksvignet met in een liggende rechthoek een naar links gekeerde ruiter te paard, uiterst links een staande tabaksrol, boven buiten de plaat "No. Portorico", onder de plaat tekst met "Willem Steyn, Amsterdam". Amsterdam, Willem Steyn, 1820-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.016a - Verpakkingsvignet met in een rechthoek met bovenrand in afgeleide Lodewijk XV-stijl een staande visser met harpoen over de schouder, een grote vis hangt aan zijn linkerhand, links een groot tabaksvat, erachter een snuiftabakspot, rechts een tabaksvaatje, langs de onderrand "De Visscher", boven buiten de plaat "Tabak", eronder opschrift. Lemmer, H.W. Brandsma, 1800-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.212 - Tabaksvignet met in een cirkelvormig medaillon een naar links gekeerde jager met aangelegd geweer, een hond voor hem, eronder "De Jager" en daaronder binnen een liggende rechthoek tekst in dubbel gearceerde lijst. Amsterdam, C. Prange & J.F.D. Eberstein & Co., 1810-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.280 - Tabaksvignet met staande jager met het geweer in de aanslag, ornamentele omlijsting waar doorheen een lint slingert met opschrift "Havana, Java, Manilla, Rencurei", onderlangs "Het Wildschut", daaronder adres. Amsterdam, J.P. Schalekamp, 1820-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.056 - Tabaksvignet met twee staande rokers in modieuze kledij met lange pijpen met porseleinen koppen bij een tafel waarop een tabakskistje, eronder tekst. Leiden, J.G. Oosterbaan, 1810-1830.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 26.554 - Tabaksvignet met in een liggende rechthoek een rokende Moriaan zittend op een olifant met in de bovenhoeken de initialen "IL", op de grondlijn twee gestileerde planten. Onder de plaat adres en aanbeveling. Amsterdam, Johan Laurens ?, 1750-1800.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.001 - Verpakkingsvignet met centraal in een liggend ovaal een staand lam, een tabaksvat uiterst rechts, links in de verte een dorpsgezicht, onder buiten de plaat tekst "Wed. Johs. Meursinge en Zoon", Meppel, weduwe Johannes Meursinge & Zoon, 1820-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.170 - Verpakkingsvignet met in een rechthoekige omlijsting opgebouwd uit c-voluten tabaksvaten en ander verpakkingsmateriaal, in een cirkelvorm in de lucht een staand lam of schaap, onder buiten de plaat aanprijzing van de waar en prijs. Sneek, Douwe Egberts de Jong, 1800-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.153 - Verpakkingsvignet voorstellend het wapenschild van Haarlem met rechts een schaduwpartij. Haarlem, C. Broekmeijer, 1750-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.181 - Verpakkingsvignet met gekroond wapenschild van Amsterdam tussen dunne gekrulde bladertakken met in de zwikken een koffievat links, een tabakston rechts en andere verpakkingen, aan de basis eigenaarsinitialen "LRD". Onbekend, 1780-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.176 - Tabaksvignet met wapen van Amsterdam met keizerskroon en gehouden door staande leeuwen, onder de plaat vrije tekst. Kampen, J.G. van Riemsdijk, 1750-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.193 - Tabaksvignet met wapen van Amsterdam met keizerskroon en gehouden door staande leeuwen in Lodewijk XV stijl uitgewerkt, tekst aan de basis met bladertak met Oranjeappels omzoomd. Amsterdam, Hermanus Oldenkott & Zonen, 1760-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.357 - Tabaksvignet met heraldische voorstelling met op het schild een toren met de initialen "AT" van de eigenaar, omlijsting van helm met dekkleden, erboven een kroon. Amsterdam, Abraham Toorenburgh, 1750-1790.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.377 - Tabaksvignet bestaande uit het wapen van de koning van Engeland gehouden door staande leeuw en staande eenhoorn met op een lint "London", eronder een afhangend lambrequin waarin het gezicht op de stad Londen, onderhelft tekst. Amsterdam, J.W. Harmsen & Zoon, 1840-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.270 - Tabaksvignet met stilleven van tabaksverpakkingen waarachter water met een zeilboot en op de horizonlijn een stadsgezicht, boven een lint met opschrift "Cnasser" doorbroken door een cirkelvormig medaillon waarop het wapen van Rotterdam met opschrift "T Wapen van Rotterdam", onder tekstblok. Amsterdam, De Koning, 1780-1840.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.029 - Tabaksvignet met uitstalling van verpakkingmaterialen waarachter zee met zeilschip, in de lucht binnen een omlijsting van fijne bladertakken wapen van Holland met op lint "Het Wapen van Holland", eronder naam en adres. Alkmaar, P. Smits, 1820-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.179 - Tabaksvignet met binnen een ovaal lint waarop "Het Wapen van Texel" afbeelding van het wapen van Texel, langs de onderrand op een vlakke plaat met gladde plint tabaksverpakkingen, onder naam en adres. Amsterdam, J.B. Levelt, 1800-1860.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.025 - Tabaksverpakking met in een liggend ovaal wapen van West-Friesland gehouden door staande leeuwen, omlijsting bekroond door slangenstaf en drietand, langs de voorrand op een sokkel de uitstalling van tabaksverpakkingen en op de voorzijde in rechthoek adres. Leeuwarden, M.J. Gijswijk, 1790-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.183 - Tabaksvignet met in rechthoek centraal in een liggend ovaal drie initialen omlijst door lofwerk met een maskerkopje bovenaan, langs de rand tabaksrollen en een kanaster mand, ter weerszijden ruimte voor kwaliteitsaanduiding, het cijfer met de hand in te vullen, onderzijde opschrift. Amsterdam, Becker & Zoon & Everts, 1740-1770.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.044 - Tabaksvignet met in rechthoek centraal initialen "BVG" omgeven door a-symmetrische cartouche van smalle bladeren, langs de basis een kanaster mand en gestapelde tabaksrollen, eronder naam en adres. Amsterdam, Becker & Van Goor, 1760-1790.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.053 - Tabaksvignet met stadhuis van Amsterdam waarboven de kwalificatie "N1", bovenlangs "Het Amsterdamse Stadhuis", eronder aanprijzing van de waar en adres. Amsterdam, Hendrik Wiens, 1740-1780.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.012 - Tabaksvignet met paleis op de Dam in Amsterdam in boogvormige lijst met "Koninklyk Paleis van Amsterdam", op de basislijn snuiftabakspot en tafeltabakspot, eronder naam en adres. Amsterdam, D. van der Linden Vooren, 1820-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.221 - Tabaksvignet met gevel van jachtslot Het Loo, langs de onderrand "Het Koningsloo", daaronder aanprijzing van de tabak. Amsterdam, Wilhelmus Hendrikus van Olden, 1750-1800.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.108 - Tabaksvignet met afbeelding van de burcht uit Leiden met ervoor een uitstalling van tabaksproducten, bovenlangs "De Burch te Leyden" en een blanco lint voor een merkopschrift, onder buiten de plaat vermelding van de waar en de naam en het adres van de winkelier. Amsterdam, Jan Dionys van der Burgh, 1750-1800.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.034 - Tabaksvignet met afbeelding van de waag op de Botermarkt in Amsterdam, op lint bovenlangs "De Regulierswaag", ervoor tabaksverpakkingen, eronder het adres. Amsterdam, Willem van Haarst Junior, 1830-1870.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.308 - Tabaksvignet met in een staand ovaal stadsgezicht op Amsterdam met torens die fier uit het silhouet steken, zeilschepen op het water van het IJ, in de hoeken tabaksverpakkingen en lint met "De Stad Amsterdam", onderlangs adres van de verkoper. Workum, Carel Troste en Zoon, 1780-1840.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.129 - Tabaksvignet met in een lijst bovenaan als merk een paard waaronder een lint met "T Bonte Paard", hoofdvoorstelling een zeegezicht met zeilschepen, een stad aan een verre kust, op de voorgrond tabaksverpakkingen, onder uitgebreid opschrift met aanprijzing van de winkelwaren, naam en adres. Amsterdam, H. Weyland Junior, 1760-1820.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.064 - Tabaksvignet met in een liggend ovaal bovenaan tabaksmerk de zittende vos, in een vierkant schepen in een haven met bergen op de achtergrond, manden , tabaksrollen en andere tabaksvormen op de voorgrond, eronder in liggend ovaal adres. Amsterdam, Henricus Oldenkott & Comp., 1780-1840.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.097
- Tabaksvignet met driemaster met gehesen zeilen op de golven, eronder "Het Scheepje" en de naam, het adres en de winkelwaren van de eigenaar. Amsterdam, G.A.F. Twenhafel, 1800-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 25.146
Noten
[1] Georg A. Brongers, Nicotiana Tabacum, The history of tobacco and tobacco smoking in the Netherlands, Haarlem, 1964, p 125.
[2] J. van Lennep & J. ter Gouw, De Uithangteekens, in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd, Amsterdam, 1868, deel II, p 146. “en nog voor weinig jaren had een kruidenier, in de Peperstraat te Groningen, de Drie Marylanders uithangen”.
[3] Ibidem, p 323. "Aan een tabakswinkel op den Buitenkant tusschen de Bantammerstraat en de Kraansluis hing in de vorige eeuw de Witte Oliphant uit; op den rug van ’t beest zat een moriaan, die rookte uit een pijp met een dopje!".
[4] Tekst luidt: "Deze opregte …onne tabak is t… by Johannis Lubelink en zoon Op .ytekand, van … N….Eyland, T…de Kraen-…, en bantemer-stra(at) De Witte Oliphant, Tot Amster(dam) ".