Around siderolith, between fine earthenware and proto porcelain

Author:
Don Duco

Original Title:
Rondom siderolith, tussen fijnaardewerk en protoporselein

Publication Year:
2018

Publisher:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Description:
Eugenius Leyhn's factory in Pirna has been the catalyst for a new German type of ceramic known as siderolith. The pipes made of this material, mainly made in Saxony and Thuringia, are discussed here, including counterparts.

Toen Benedict Goes in 1993 zijn 25 eeuwen roken schreef en daarin de ceramische pijp wereldwijd behandelde koos hij voor de hoofdstuktitel Terra incognita.[1] Daarin werden verschillende soorten pijpen voorgesteld, die nog buiten beeld van de verzamelaar en onderzoeker waren gebleven. Het gaat om pijpen die toen nog niet opgemerkt waren, geen populariteit hadden en bovendien slecht te rubriceren waren. Producten waarvan we het materiaal amper konden duiden en in het ongewisse waren over de herkomstplaats en datering. Nu, 25 jaar later, krijgen we geleidelijk grip op de ceramische tabakspijpen die indertijd als alternatief voor het gangbare rookgerei golden.

Door de geschiedenis heen zijn ceramiekfabrikanten voortdurend bezig geweest hun aardewerkscherf door veredeling te verbeteren. Het meest succesvol gebeurde dat in Engeland in de achttiende eeuw, met Josiah Wegdwood als belangrijkste fabrikant. Hij slaagde erin door toevoeging van veldspaat aan de klei de scherf te verharden tot aan steengoed toe. In Duitsland vindt die beweging merkwaardigerwijs op een geheel andere wijze plaats en vooral minder snel. Daar overheerst het streven porselein te ontwikkelen. In de negentiende eeuw zet de scherfveredeling zich voort. Die eeuw wordt de eeuw van de inventies variërend van gewoon aardewerk via veldspaataardewerk naar steengoed en porselein. Talloze fabrieken produceerden tabakspijpen die een stap in deze ceramische evolutie tonen. Eén soort springt er echter uit, dat is de siderolithpijp. Daaraan is dit artikel gewijd.

Van één pottenbakker uit Saksen kunnen we zijn producten volgen en zien we de gang van aardewerk met een hardere scherf naar steengoed om uiteindelijk met porselein te eindigen. In Ruhla in Thüringen volgde men die beweging na. Dat gebeurde op grote schaal waardoor de nijverheid daar al snel domineerde. Dit artikel ontwart de geschiedenis van de ceramische technieken en definieert het materiaal siderolith. Verder bespreekt het de verdienstelijke voorwerpen uit de eerste periode. Het onderscheidt dit van goedkopere wanproducten, voorlopers zowel als gemene imitaties. Daarnaast laat het ook zien hoe het artikel zich geleidelijk tot volwassen steengoed en porselein ontwikkelde. Steeds gaat het om een type aardewerk dat kenmerkend is voor het Duitse taalgebied al is het van oorsprong geïnspireerd op Engelse voorlopers.

Definitie van siderolith

Het woord siderolith ook wel terralith betekent letterlijk ijzersteen of kleisteen. Het is een chique benaming voor een gewone witte of kleurige plastische kleisoort die op dezelfde wijze bereid wordt als alle andere soorten fijnaardewerk. Dankzij het toevoegen van een portie veldspaat neemt de fijnheid en stevigheid van de scherf toe terwijl het materiaal enigszins poreus blijft en dus absorberend is. Ook het stoken van het product gebeurt op de gebruikelijke manier. Duitsers spreken bij fijnaardewerk van Steingut, niet te verwarren met Steinzeug dat in het Nederlands vertaald steengoed heet en in de volksmond bekend staat als Keulse potten. De scherf van siderolith behoort dus tot de categorie aardewerk, het is geen steengoed en zeker geen porselein. Per bedrijf verschilt de receptuur en daarmee de hardheid en de fijnheid. De scherf is soms witachtig, maar kan ook crème tot geelgetint of zelfs bruinig tot rood zijn. Het fabriekseigen element zit in de samenstelling van de aardewerkscherf, het bedrijfsgebonden kenmerk.

Klei voor siderolithproducten kan op verschillende manieren verwerkt worden. Als draaiklei maar ook om met de hand te vormen of te drukken in mallen. Vloeibaar gemaakt is het ideaal om in gipsen mallen te gieten, vooral wanneer het om in reliëf gedecoreerde voorwerpen gaat. In een twee- of meerdelige gietvorm van gips wordt de vloeibare klei ingegoten. Zij blijft een tijdje in de mal staan totdat zich een laag klei heeft afgezet. Dan wordt de vorm leeggegoten. Tijdens het aandrogen springt de gietling los van de vormwand en kan vervolgens worden uitgehaald. Tenslotte volgt drogen en verder afwerken. Na het sponzen van het voorwerp waarbij de vormnaden worden weggepoetst is het klaar voor het bakken.

01-17.704-ruhla-hondenkopje-1
Afb. 1a. APM 17.704
01-17.704-ruhla-hondenkopje-3
Afb. 1b. APM 17.704
02-18.826-ruhla-ornamentpijp-1
Afb. 2a. APM 18.826
02-18.826-ruhla-ornamentpijp-3
Afb. 2b. APM 18.826

Een tweede kenmerk van siderolith is dat er geen glazuur wordt toegepast. Na de eerste ovengang wordt de scherf met een fijne lakachtige verf afgewerkt. Die afdeklaag wordt vervolgens in een moffeloven bij een matige warmte droog gestookt en trekt dan strak. Voor deze verf of laklaag wordt vaak een opvallende maar altijd monochrome kleur gebruikt, zoals donkerbruin (afb. 1) of donkergroen (afb. 2), later is vooral karmijnrood favoriet. In schaarse gevallen en veelal later worden andere kleuren toegepast (afb. 3). Verder is een bronsgetinte vernisachtige afdeklaag populair, die in kleur uiteenloopt van ducatengoud tot donker gebronsd. De monochrome voorwerpen worden vaak opgeschilderd met enkele toefjes contrasterende kleuren, soms ook wel verguldsel (afb. 4). In latere tijd wordt dezelfde scherf gebruikt voor een meerkleurige beschildering in realistische trant, gelijktijdig verdwijnt de handeling van het moffelen van de verf. Daarmee is het typische karakter van siderolith verdwenen en kunnen we beter spreken van koudbeschilderd fijnaardewerk. Het moffelen van de oppervlakteverf is dus een wezenlijk kenmerk van siderolith.

03-18.996a-ruhla-rozettenkop-1
Afb. 3a. APM 18.996a
03-18.996c-ruhla-rozettenkop-1
Afb. 3b. APM 18.996c
03-18.996d-ruhla-rozettenkop-1
Afb. 3c. APM 18.996d
04-18.827-ruhla-ornamentaal-bruin-3
Afb. 4. APM 18.827

In de biedermeiertijd wordt siderolith voor allerhande curiosa en bibelots gebruikt. Voorbeelden zijn mandjes, bloemenkorven, vaasjes, spaarpotten, fidibusbekers en plastiekjes. Een belangrijke lijn, door talloze fabrieken uitgewerkt, is die van tabakspotten met sterk uiteenlopende voorstellingen (afb. 5). Al deze artikelen worden in gipsen mallen geproduceerd die bij deze bedrijven voor een hoge mate van standaardisatie zorgen. Het vakmanschap zit in de modelmakerij waar de ontwerpen tot stand komen en de gietvormen uitgewerkt worden. De aardewerkers werken louter reproductief: van hen wordt alleen gieten, lossen en afwerken verwacht. Vanwege deze gestroomlijnde werkwijze behoren producten van siderolith tot het pre-industriële seriegoed.

Aanvankelijk is siderolith een exclusieve ceramieksoort, met veel zorg afgewerkt en van een bijzondere kleurstelling. Het wordt verkocht aan de elite als een luxueus artikel. Wat dat betreft is het vergelijkbaar met porselein of luxe faience. Over de decennia neemt de productie toe en daarmee de concurrentie en onvermijdelijk zakt de kwaliteit en dus het aanzien. Er komen steeds meer goedkopere voorbeelden op de markt, die betaalbaar zijn voor de opkomende burgerij die verzot is op bibelots en allerhande wonderlijke curiosa. In die periode neemt de gebruikskwaliteit vaak af omdat de scherf zachter en dus breekbaarder wordt en de afdeklaag ook minder kwaliteit heeft. Een zachtere scherf en een kwetsbaardere verflaag degraderen het aanvankelijk exclusieve siderolith tot een massa-artikel dat geen kwaliteit meer uitstraalt. Voor luxe gebruiksvoorwerpen wordt het dan nog nauwelijks toegepast. Het concurrerende product kan slecht tegen stoten en is niet slijtvast.

05-21.796-tabakspot-hoofd-sigarenstandaard-02
Afb. 5a. APM 21.796
05-21.796-tabakspot-hoofd-sigarenstandaard-04
Afb. 5b. APM 21.796
05-21.796-tabakspot-hoofd-sigarenstandaard-12
Afb. 5c. APM 21.796

Naast Saksische vervaardigingsplaatsen voor siderolith zijn Bohemen, het Thüringerwoud en de plaats Nymphenburg in Beieren van belang geweest. Ook in Oostenrijk heeft een aanzienlijke productie bestaan. De bekendste fabrieken zijn Bernhard Bloch in Eichwald in Bohemen en Siderolith und Terracotta Fabrik Johann Maresch in Oostenrijk (tegenwoordig Tsjechië). Zij ontwikkelen zich tot grote bedrijven waar honderden mallen op voorraad stonden die altijd weer aangesproken konden worden. Een serienummer maakte nabestelling eenvoudig en stimuleerde het verzamelen door de consument.

Leyhn uit Pirna

Het oudste bewijs voor het gebruik van siderolith in de pijpenmakerij zien we in bij het bedrijf van Johann Philipp Eugenius Leyhn. Deze ondernemer werd in 1773 in Neuwied (Rijnland-Palts) geboren. In 1812 is hij drie jaar lang als pijpenmaker in Wensdorf actief. Vervolgens vertrekt hij in 1815 naar Pirna bij Dresden in Saksen waar hij twee jaar later met succes de productie van tabakspijpen en andere voorwerpen van siderolith opzet. Kenmerkend is een aardewerkscherf afgedekt met een gemoffelde verflaag, doorgaans in donkerbruin. Waar de voorliefde voor die bruine kleur vandaan komt is niet precies bekend. Naast het woord siderolith die de technische specificaties van de ceramiek aanduidt, kennen we de benaming lavapijpen. Onduidelijk is nog wat daarmee precies bedoeld wordt, maar gezien de kleur van lava gaat het om dezelfde met bruine verf afgewerkte pijpen. Eugenius Leyhn voorziet zijn pijpen van een merkstempel met de naam "LEYHN". Het industriële karakter van deze fabriek wordt al gauw benadrukt door bijgeplaatste gestempelde modelnummers.

06-18.839-leyhn-manskop-1
Afb. 6a. APM 18.839
06-18.839-leyhn-manskop-4
Afb. 6b. APM 18.839
06-18.839-leyhn-manskop-6
Afb. 6c. APM 18.839

De bekendste tabakspijp uit de fabriek van Leyhn is het mannenportret met snor en licht conisch muts op het hoofd (afb. 6), geleverd in verschillende formaten. De modellering van deze pijpenkoppen is heel specifiek met een wat massieve vormgeving, een sterke stilering en weinig details. Die vormgeving wortelt in het gebruik van gipsen vormen en verder in het feit dat de pijpen met een verfstof zijn afgewerkt, die het reliëfwerk nog iets verzwakt. Door met minder details te werken gaan de gipsen productiemallen langer mee. Eigen aan siderolith is het oppervlak ook bij Leyhn afgewerkt met de reeds gemelde gebrande verf die het Japanse lakwerk benadert, maar wel een matter voorkomen heeft. Het ontwerp van het mansportret is overigens niet door Leyhn zelf bedacht maar is nagevolgd van een Belgische of Franse fabriek van kleipijpen.[2] Zo origineel de fabriek in het materiaal is, dat geldt niet voor de ontwerpen die doorgaans aan producten van elders ontleend zijn. Kenmerkend is verder de holwandigheid van de tabakspijp die koel roken garandeert.

07-08.009-leyhn-tsjiboek-haasjes-01
Afb. 7a. APM 8.009
07-08.009-leyhn-tsjiboek-haasjes-04
Afb. 7b. APM 8.009
07-16.453-leyhn-tsjiboek-jachtscenes-8
Afb. 7c. APM 8.009

Andere pijpen uit de werkplaats van Leyhn zijn gerelateerd aan de Turkse tsjiboek al worden deze wel aangepast aan de West-Europese smaak. Het eerste voorbeeld is vrij plomp van vorm en heeft een zuiver cilindrische ketel staande op een zware maar onopvallende schotel (afb. 7). Aan de zichtzijde van deze pijpenkop is een reliëf aangebracht van een landschapje met twee haasjes. Zo’n toevoeging is wel heel erg Duits en totaal niet-Ottomaans. Onverwacht nauwkeurig is dat Leyhn zelfs de driehoekige lip die standaard in Turkse zogenaamde tophane pijpenkoppen wordt aangebracht, overnam tot comfort van de roker. Deze lip zorgt ervoor dat tabakskruim en as minder snel in de steel kunnen komen. Fabricage technisch is dat een lastig element dat aansluit bij de Turkse wijze van werken maar in Midden-Europa verder niet is toegepast en dat hoefde ook niet want de roker vroeg er niet om. Alles wijst dus op een zorgvuldig bedacht en precies gemaakt artikel dat verschillende invloedssferen verenigt.

08-16.453-leyhn-tsjiboek-jachtscenes-1
Afb. 8a. APM 16.453
08-16.453-leyhn-tsjiboek-jachtscenes-4
Afb. 8b. APM 16.453
08-16.453-leyhn-tsjiboek-jachtscenes-5
Afb. 8c. APM 16.453

De tweede tsjiboek is eleganter van uiterlijk maar nog minder Turks van uitstraling (afb. 8). Ook hier is het model opgeleukt om bij de Midden-Europese smaak aan te sluiten. De ketel is aan weerszijden voorzien van reliëfwerk omlijst door neo-Lodewijk XV ornamentiek met rocaillevormen. Aan de ene zijde zien we een liggend hert, de andere toont een staand hert met imposant gewei, opnieuw dus de jacht als thema. Om het betrekkelijk saaie bruin te doorbreken is bij deze pijpenkop de decoratie met toefjes verguldsel geaccentueerd. Vanzelfsprekend ontbreekt ook bij deze pijp het modelnummer niet dat verraadt dat deze tsjiboekvorm iets later ontworpen is dan die van de voorgaande afbeelding. Helaas zijn we over andere siderolith pijpen uit de fabriek van Leyhn niet geïnformeerd, maar die hebben zeker bestaan.

De producten van Leyhn zullen niet zonder slag of stoot ontwikkeld zijn. De fabrikant bewijst zijn succes doordat hij talloze hindernissen heeft overwonnen: een stootvaste scherf, de holwandigheid van het product, ook het gebruik van niet te snel slijtende gipsvormen en de toepassing van een duurzame warmtebestendige verf. Nadat het artikel vervolmaakt is experimenteert Leyhn verder om een nog vastere scherf te ontwikkelen die gelijk staat aan het steengoed van Wedgwood. In de laatste paragraaf komt die vinding nog ter sprake. Bekendste voorbeeld daarvan zijn de geelgetinte tabakspijpen die zonder verflaag op de markt gebracht konden worden. Bij dat product gebruikt Leyhn als merk de initialen "EL" in schoonschrift. Uiteindelijk komt Leyhn zelfs tot porselein, vergelijkbaar met het porselein van Meissen. De naam van zijn fabriek wordt bij die mijlpaal omgedoopt in Porzellan- Steingut- und Thonwarenfabrik Leyhn.[3]

In 1834 exposeert Leyhn het zogenaamde Granitporzellan, met een heuse porseleinscherf. Voor dat product krijgt hij terecht een zilveren onderscheiding, de Medaille für Kunst und Gewerbe.[4] In die laatste periode van zijn carrière wordt Leyhn de tweede porseleinfabriek van Saksen genoemd, naast de Staatsmanufaktur zu Meissen wordt er in Saksen verder geen porselein gemaakt.[5] Na een arbeidzaam leven sterft Leyhn in oktober 1847. Als fabrikant heeft hij bijna dezelfde ceramisch-technische verdiensten als Josiah Wedgwood in Barlaston, Engeland. Een belangrijk verschil is dat Leyhn er slecht in slaagde een strak glazuur toe te passen en daarom met gemoffelde verf bleef werken. Overigens verviel bij de ontwikkeling van steengoed de wens voor een harde glazuurlaag. Bij het sterven van Leyhn blijkt zijn fabriek door concurrentie niet langer levensvatbaar en wordt al snel gesloten. De productiematerialen gaan naar andere bedrijven over. Inmiddels is het initiatief van Leyhn ook door andere aardewerkfabrieken opgepakt. In navolging van zijn verdienste ontstaan nieuwe werkplaatsen die soortgelijke producten op de markt brengen.

Een tweede sterk vergelijkbare fabriek waar pijpen van siderolith gemaakt worden is de Keramikfabrik Schiller und Gerbing in de plaats Bodenbach in Bohemen.[6] Hier vindt vanaf 1829 de vervaardiging van pijpen naast ceramische voorwerpen plaats die zowel in gele als in bruine kleur gemaakt worden. De werkwijze is vergelijkbaar met Leyhn en ook daar zien we invloeden uit de Engelse pottenbakkerij waaronder Wedgwood. Het bewijst dat de ontwikkeling tot het veredelen van de scherf definitief op het Europese vasteland was doorgedrongen en een nieuwe beweging opleverde.

Het is zeker dat de vervaardiging van ceramische pijpen van siderolith door Leyhn zeer succesvol is geweest. Archivalisch bewijsbaar trekt Leyhn het voortouw, al is dat wat misleidend omdat we het belang van andere bedrijven niet kennen. Het verspreidingsgebied van zijn producten is nog niet geheel duidelijk. Siderolithpijpen waren in een belangrijk deel van midden Duitsland populair. Daar was dit artikel een welkome aanvulling op de meerschuimen, houten en porseleinen pijpen die algemeen verkrijgbaar waren. Aanvankelijk zijn de siderolithpijpen een chique artikel met een volkomen nieuwe, wat mysterieuze uitstraling bestemd voor de toegewijde roker uit de bovenklasse. In de kern is het ook een gebrekkig artikel omdat de afdeklaag met verf niet ideaal is.

De negentiende eeuwse roker was meer dan ooit op zoek naar het ultieme rookgenot. Deze kon bereikt worden door de temperatuur van de rook terug te brengen. Men wist dat poreus materiaal de beste smaakervaring gaf met blokmeerschuim aan de top. Siderolith werd toentertijd gewaardeerd vanwege de hoge porositeit zo veronderstelde men. De pijp was immers licht van gewicht en zo redeneerde men dus poreus van materiaal. De waarheid was anders. De rokers kenden het fenomeen holwandigheid niet, het werkelijke geheim van het lichte gewicht. De koele rook werd niet veroorzaakt door de absorptie van het materiaal maar door de circulatie van de rook in de tussenruimte van de pijpenkop. De meeste rokers waren bij siderolith pijpen dus volledig onbekend met het technische aspect, zij kenden slechts de positieve uitstraling van het product en die prikkelde de wens zo’n pijp te roken. Niet gehinderd door enige kennis konden rokers eindeloos filosoferen over de aangename eigenschappen van het materiaal dat sprekende aanduidingen kreeg als lavasteen of zelfs graniet.[7] Pas wanneer de pijp in stukken viel werd de ware aard ontmaskerd.

Daarnaast waren kleurstelling en vormgeving van de siderolithpijpen specifiek en vooral aansprekelijk. Zeker wanneer dit artikel luxe was gemonteerd. Dat was mogelijk dankzij nieuwe montages die vanaf 1810 in Nixdorf gemaakt werden in de fabriek van Ignaz Rösler. Zij bestonden uit in reliëf gestanst brons voorzien van verguldsel, dat er buitengewoon luxe uitzag en de status van het product maximaal opvijzelde. Het gaat om een dekselring waaraan een scharnierend deksel, maar ook om een manchetmontage inclusief de bijpassende ringetjes voor de pijpensteel soms nog met een borgketting. Op het dekselplat was vaak een gedrukte reliëfvoorstelling aangebracht met de mythologie of de jacht als thema. Dat de porseleinfabriek in Meissen dergelijke montages voor hun handbeschilderde pijpenkoppen bestelde wijst op de kwaliteit van deze montages. Geheel in stijl droeg het gedraaide buffelhoornen roer, soms zelfs van ivoor, in de uitstraling van de tabakspijp bij. De hoge mate van luxe was dus een gezamenlijke schepping door het beste van verschillende werkplaatsen te verenigen.

Ruhla mengt zich

Waar Leyhn vermoedelijk als een van de eersten in siderolith werkte, wordt de plaats Ruhla de belangrijkste volgeling. Ruhla is een langgerekt stadje in het Thüringerwoud, gelegen aan de rivier de Erbstrom die de plaats in twee bijna gelijke helften verdeelt. Het is een interessante plek met een onverwacht uiteenlopende activiteit op het gebied van het pijpenmaken. Vanouds was hier een metaalnijverheid gevestigd met het accent op de vervaardiging van messen. Ene Simon Schenk start in 1739 met de productie van montages voor tabakspijpen en dit pijpenbeslag wordt al snel een hoofdnijverheid.[8]  Niet verwonderlijk trekt dit ook de productie van en de handel in pijpen aan. De eerste ruwe blokken meerschuim worden in de jaren 1750 tot pijpenkoppen verwerkt. Het gaat om Turkse pijpmodellen die naar Duits fatsoen bijgesneden worden en van een montage worden voorzien. In 1770 wordt die nijverheid verbreed met de vervaardiging van het zogenaamde massameerschuim, een kneed- of gietbare kunstmeerschuim op basis van meerschuimgruis. Deze activiteit wordt een daverend succes, vooral omdat de meeste rokers niet merken dat zij met een kunstproduct van doen hebben. De voordelige prijs is de motivatie die pijpen aan te schaffen. Uiteraard geeft massameerschuim niet de rookkwaliteit die een pijp van blokmeerschuim verschaft.

In de negentiende eeuw zet de productie en handel vanuit Ruhla zich voort waarbij de activiteiten steeds veelzijdiger worden. Belangrijk wordt de verwerking van halffabricaten van elders waarbij slechts gedeeltelijke handelingen aan een artikel worden verricht. Zo ontstond er bijvoorbeeld een belangrijke omzet in het schilderen van porselein. Onbeschilderde porseleinen pijpenkoppen uit andere productieplaatsen worden in Ruhla van een kleurige beschildering voorzien. In het jaar 1860 worden volgens een handelsstaat niet veel minder dan tien miljoen porseleinen pijpenkoppen beschilderd![9] Over de tijd heen is in Ruhla vrijwel iedere pijpensoort gemaakt, soms kortdurend, soms ook over een lange periode. Het werk in meerschuim en zogenaamde massameerschuim is het meest bekend geworden. Daarnaast is er met andere materialen geëxperimenteerd. Keramiek is één daarvan, al start deze activiteit pas ruim na 1810.[10]

De familiebedrijven die in Ruhla gevestigd waren hadden ieder hun eigen specialisme. Het mag duidelijk zijn dat het prestige niet lag in het initiëren en scheppen van nieuwe vindingen, maar eerder in het imiteren van bestaande waar tegen een concurrerende prijs. Om die reden zijn in Ruhla weinig oorspronkelijke producten tot stand gekomen, het kopiëren was de gangbare werkwijze. Wel gebeurde die navolging op technisch verantwoorde wijze en vaak met een grote mate van perfectie. Dankzij de centrale ligging en de goed ontwikkelde handelsfunctie werd iedere activiteit vanuit Ruhla een succes.

09-16.576-stummel-bacchanten-02
Afb. 9a. APM 16.576
09-16.576-stummel-bacchanten-04
Afb. 9b. APM 16.576
09-16.576-stummel-bacchanten-09
Afb. 9c. APM 16.576

Pijpen van siderolith komen al gauw ook in Ruhla in productie. Het is onbekend wanneer die productielijn start, maar zeer waarschijnlijk is dat in navolging van Pirna en Bodenbach gebeurd. Er is geen reden aan te nemen dat Ruhla initieerde in de vervaardiging van siderolith. Daarom moet de start in de jaren 1820 liggen. De omvang van de siderolith pijpenproductie uit Ruhla moet aanzienlijk zijn geweest. Ruhla kopieert de vervaardigingswijze met gipsen gietvormen inclusief het holwandige systeem. Als ontwerpen worden bestaande tabakspijpen overgenomen, al worden zij wel aangepast aan de mode of smaak van de dag en de streek. Werkelijk klein is het aantal nieuwe vindingen. Met andere woorden: het artikel heeft dezelfde uitstraling als de maaksels van elders waardoor het buitengewoon lastig is deze van producten uit andere plaatsen te onderscheiden. In de vormgeving zien we drie duidelijke invloedssferen waaraan hier drie afzonderlijke paragrafen gewijd zijn.

Als voorzet wordt in deze paragraaf één modelsoort nader besproken. Het gaat om het pijpmodel dat bekend staat als stummel, ontwikkeld in de Saksische porseleinfabrieken. De vorm ervan is echter afgekeken van de Goudse kleipijp met zijn ovale ketellijn. De kracht van de porseleinen stummel ligt in de meerkleurige beschildering. Bij siderolith kan daarvan geen sprake zijn en daarom krijgt de pijp een reliëfdecoratie. Een prachtig voorbeeld van een vroege siderolith stummel toont aan de zichtzijde in reliëf een drinkgelag met links een vrouw en rechts een sater met kylix, zij houden ieder een tros druiven in de lucht (afb. 9). De contour van de voorstelling stemt overeen met wat in porselein in die periode uit de fabriek van Meissen kwam.[11] De stummels uit de fabriek van Josiah Wedgwood uitgevoerd in Jasperware vertonen zelfs een nog grotere gelijkenis al is ook daar sprake van een sterkere contrastwerking tussen voorstelling en achtergrond.[12] De siderolith stummel zit daarmee tussen Meissen en Barlaston, maar is geen porselein noch steengoed doch aardewerk. Chique is de vergulde montage met een band van de dekselring onder de hiel langs die ook kenmerkend is voor soortgelijke vroege Meissen pijpenkoppen. Zij was uit nood geboren, het ontbrak de fabrikant aan de juiste lijm om het deksel stevig op de pijp te bevestigen. Het lijkt erop dat de montage uit de productieplaats Nixdorf geïmporteerd is.

10-20.892-ruhla-stummel-vlechtwerk-1
Afb. 10a. APM 20.892
10-20.892-ruhla-stummel-vlechtwerk-3
Afb. 10b. APM 20.892
10-20.892-ruhla-stummel-vlechtwerk-5
Afb. 10c. APM 20.892

Een tweede stummel is duidelijk later van maaksel, dat zien we aan het langgerektere model maar ook aan de decoratie (afb. 10). Hier is het hele oppervlak van reliëf voorzien. Het laat een soort vlechtmotief zien met aan de voorzijde een langgerekte ovaal. Daarin zien we een staand engeltje met een nestje en een liefdesduif in de handen. Het is een mierzoete voorstelling maar wel met een modellering van hoog niveau, zeker wat betreft de prachtig vormgegeven ornamentiek. De afwerking is hier weer de bekende bruine verf, die de fijne reliëfwerking helaas wat verdoezelt. Het intaglio gestempelde modelnummer 137 wijst ook op een latere tijd van ontstaan en een sterk seriematige vervaardiging.

Tussen de beide bruine stummels die in dezelfde techniek zijn gemaakt zit minstens een generatie tijdsverschil. Zekerheid over de productieplaats is niet te geven. De beide exemplaren hebben een verfijning die wijst op een fabriek van niveau. Zij zijn exemplarisch voor de ontwikkeling van de siderolithpijp. De vroegste stummel laat de hoge kwaliteit zien van het aanvankelijke product, zowel in materiaalgebruik, vormgeving als afwerking. De fraaie detaillering en de chique montage dwingen alle respect af. De tweede representeert het ideale serieproduct. Hier is de techniek nog steeds hoogstaand, al vervlakt de uitstraling door sterker seriematig werken. We zullen nog zien dat latere stummels drastisch veranderen waardoor het artikel zijn kwaliteitsstatus verliest.

Frans figuraal als thema

In de plaats Ruhla is de West-Europese kleipijp de belangrijkste inspiratiebron voor siderolithpijpen geweest. De meest opvallende en ook meest letterlijke kopieën zijn afgietsels van populaire Franse figurale pijpenkoppen, een categorie die in deze paragraaf ter sprake komt. Het werk van de grote fabrieken als Gambier en Fiolet is aantoonbaar van belang geweest en is zonder aarzeling nagegoten. Dat imiteren kon straffeloos gebeuren omdat ontwerpen toen nog niet beschermd waren. Een treffend voorbeeld van kopieerwerk is de pasja van Gambier, die in Givet in twee formaten werd geleverd. Ruhla voegt daar nog een derde aan toe.[13] Twee pijpenkoppen hebben een standaard grootte met een hoogte van ruim 8 centimeter (afb. 11). De derde is met een hoogte van zestien centimeter vergelijkbaar met een presentatiepijp en is bestemd voor de onmatige roker, die met zijn pijp extra indruk wilde maken (afb. 12). Overigens gebeurde dat kopiëren minder klakkeloos dan het lijkt. Het concept werd overgenomen, maar de details verschillen daarbij. Zo heeft de kleine pasja in Ruhla aan de onderzijde de saterkop, die bij het oorspronkelijke exemplaar van Gambier ontbreekt. Favoriet bij deze koppen is de effen karmijnrode beschildering die we van Leyhn niet kennen, maar in Ruhla algemeen is toegepast en doorgaans wat later van datering is. De grote kop is na het kleuren nog met een grijszwarte verfstof ingewreven en heeft daardoor een antieke gepatineerde uitstraling gekregen.

11-20.265-ruhla-pasja-4
Afb. 11a. APM 20.265
11-20.265-ruhla-pasja-5
Afb. 11b. APM 20.265
11-20.265-ruhla-pasja-7
Afb. 11c. APM 20.265
12-08.719-ruhla-pasja-rood-04
Afb. 12a. APM 8.719
12-08.719-ruhla-pasja-rood-05
Afb. 12b. APM 8.719
12-08.719-ruhla-pasja-rood-09
Afb. 12c. APM 8.719

Rechtstreekse imitaties van de firma Fiolet uit Saint-Omer komen ook voor. Voorbeelden zijn het borstbeeld van de populaire vrijheidsstrijder Abd-El-Kader (afb. 13) of dat van Méhémet Ali (afb. 14). Bij het eerste exemplaar heeft de rode verflaag nog zijn onverwachte felle kleur behouden. Hoewel er qua vormgeving duidelijk van navolging sprake is, zien we toch eigen vormkenmerken veroorzaakt door de beperkingen vanwege de techniek. Dit wordt een algemeen kenmerk van de siderolithpijp. Bovendien wisselen de formaten tussen origineel en kopie, soms zijn zij groter, dan weer kleiner. Dat laatst kan natuurlijk met de krimp van het materiaal te maken hebben, maar wijst in de meeste gevallen op hermodellering.

13-08.334b-ruhla-abd-el-kader-3
Afb. 13a. APM 8.334b
13-08.334b-ruhla-abd-el-kader-4
Afb. 13b. APM 8.334b
13-08.334b-ruhla-abd-el-kader-7
Afb. 13c. APM 8.334b
14-19.719-mansbuste-fez-1
Afb. 14a. APM 19.719
14-19.719-mansbuste-fez-4
Afb. 14b. APM 19.719

Naast inspiratie op pijpen van grotere fabrieken zijn ook ontwerpen uit de kleine minder bekende fabrieken tot voorbeeld genomen. De prachtige portretkop van de dichter Anacreon werd nagemaakt van een schepping van een nog onbekende Belgische fabriek (afb. 15). De luxe van deze pijpen wordt ook bewezen door een wonderlijke toevoeging. Veel siderolith pijpenkoppen waren namelijk voorzien van een separaat dekseltje van ceramiek, dat met een messing borgkettinkje aan een ceramisch oogje onder de steel van de pijp werd bevestigd. Aan de bovenzijde is dit dekseltje geperforeerd om de luchttoevoer niet te belemmeren. Het is een modekenmerk voor pijpen uit Ruhla, dat vaak is toegepast, al zijn in de loop van de jaren veel dekseltjes gesneuveld waardoor ze zeldzamer lijken. Hoewel de pijp door het toevoegen van zo'n dekseltje tot een volsculptuur wordt, heeft men dat bij het ontwerpen niet altijd begrepen. Veel Ruhla-dekseltjes zijn namelijk ornamentaal gedecoreerd waardoor de eenheid in het pijpontwerp ontbreekt want door het ornamentwerk blijft het dekseltje toch een merkwaardige toevoeging. Een ander voorbeeld toont het borstbeeld van een jonge man met lauwerkrans in het haar, ook hier met een dekseltje waarop het kapsel doorloopt en het borstbeeld completeert (afb. 16). Overigens zijn dergelijke dekseltjes evenmin nieuw en zeker niet Duits van origine. Pijpen op deze wijze afgemonteerd worden ook getoond in een vroege pijpencatalogus van Fiolet.[14] Opnieuw betreft het hier dus de navolging van een bestaand concept.

15-22.528-ruhla-anacreon-dekseltje-1
Afb. 15a. APM 22.528
15-22.528-ruhla-anacreon-dekseltje-6
Afb. 15b. APM 22.528
15-22.528-ruhla-anacreon-dekseltje-7
Afb. 15c. APM 22.528
16-18.838-figuraal-manskop-1
Afb. 16a. APM 18.838
16-18.838-figuraal-manskop-4
Afb. 16b. APM 18.838

Behalve onveranderde afgietsels zijn er in Ruhla ook talloze inspiraties of interpretaties tot stand gekomen. Een populaire voorstelling voor een breed publiek is het borstbeeld van keizer Napoleon (afb. 17). Een mooi en majestueus portret toont een onbekend hoofd waarvan men zegt dat het Nikita, de koning van Montenegro voorstelt (afb. 18). Kleiner en minder sprekend is een portretkop van een man met strakke cilindrische muts met borduurwerk (afb. 19). Van alle drie de ontwerpen is de originele schepping nog niet teruggevonden, maar dat het om ontwerpen uit Ruhla gaat lijkt niet erg waarschijnlijk, al zal in die plaats wel een eigen interpretatie in modelleren zijn toegevoegd. Typerend voor Ruhla is wel dat de gekopieerde pijpen werden aangepast aan de Midden-Europese smaak. Zo werd de manchet verfraaid en van extra ornamentwerk voorzien zoals parelranden of geometrische motiefjes waardoor de pijpen meer fabriekseigen, lees Duitser werden. Opmerkelijk is wel dat de stijl steeds gelijk blijft aan wat Leyhn aanvankelijk al bedacht had.

17-16.577-ruhla-napoleon-verguld-1
Afb. 17a. APM 16.577
17-16.577-ruhla-napoleon-verguld-4
Afb. 17b. APM 16.577
18-18.840-ruhla-borstbeeld-deksel-03
Afb. 18a. APM 18.840
18-18.840-ruhla-borstbeeld-deksel-08
Afb. 18b. APM 18.840

Meer algemeen van onderwerp is de uitbeelding van een ridder (afb. 20), hier is de effen kleur verruild voor een goud afwerking verkregen door spaarzaam bronspoeder aan te brengen op een beige ondergrond. Het hogere vormnummer van 150 doet vermoeden dat het om een latere schepping gaat, wellicht verwijst de goudkleur daar ook naar. Een voorbeeld van een kleiner en bescheidener formaat is een curieuze portretkop van een onbestemd landstype (afb. 21) of een Mongool met vertrokken gezicht (afb. 22). Zij zijn naast de grotere portretten in productie voor rokers die minder tabak per pijp prefereren. Een wonderlijke uitzondering is een portretkop van een karikaturale man met scheve mond die qua ontwerp veel moderner aandoet, al is dat vermoedelijk niet zo (afb. 23). Opvallend bij deze pijpenkop is dat de scherf is afgedekt met rode verf die vervolgens weer is gedoezeld met een metaalzwarte tint. Tijdens het gebruik slijt de afdeklaag en kleuren de accenten van de voorstelling aantrekkelijk rood door.

19-14.100-ruhla-portretkop-met-muts-1
Afb. 19a. APM 14.100
19-14.100-ruhla-portretkop-met-muts-4
Afb. 19b. APM 14.100
19a-18.841-ruhla-gezicht-1
Afb. 19c. APM 18.841
19a-18.841-ruhla-gezicht-5
Afb. 19d. APM 18.841

Zoals opgemerkt moet de datering van de Rulaer siderolith pijpen vanaf de jaren 1820 lopen, toen de productielijn werd opgezet, zoals dat toen ook bij andere fabrieken gebeurde. Het figurale werk uit deze paragraaf is echter uit een wat latere tijd. Dit start in de jaren dertig toen de figuurpijp een gevestigde positie had gekregen en subject aan imitatie werd. De bloeitijd loopt door tot in het derde kwart van de negentiende eeuw. Geleidelijk verandert de stijl en loopt de kwaliteit van het materiaal terug.

20-16.578-ruhla-bayard-helm-1
Afb. 20a. APM 16.578
20-16.578-ruhla-bayard-helm-5
Afb. 20b. APM 16.578
21-19.996-manshoofd-baard-1
Afb. 21a. APM 19.996
21-19.996-manshoofd-baard-4
Afb. 21b. APM 19.996

Een artikel dat in siderolith amper is nagevolgd is de gesteelde figuurpijp, door Franse pijpenfabrieken bij grote aantallen verkocht onder de benaming fantaisie. Dat laat zich goed verklaren. Figurale pijpen met een steel van klei behoren tot het eenvoudigere rookgerei, het alternatief voor wie zich geen manchetuitvoering kon veroorloven. De siderolithpijp was aanvankelijk te exclusief om als gewone steelpijp te produceren. Bovendien was door het kleine formaat geen holwandigheid mogelijk. Vandaar dat maar een enkel voorbeeld bekend is. Afgebeeld is een pijp met langs de steel een liggende figuur, de pijpenkop is verborgen in een rieten mand die de man als ruglast draagt (afb. 24). Verder zijn in de latere tijd talloze eenvoudige enkelwandige figurale pijpenkoppen bedacht. Bij die producten werd in de toegevoegde steelmontage vaak een vochtreservoir aangebracht om het hinderlijke tabaksvocht kwijt te raken.

22-15.612-ruhla-mongool-rood-1
Afb. 22a. APM 15.612
22-15.612-ruhla-mongool-rood-4
Afb. 22b. APM 15.612
23-20.397-holwandig-schevemond-1
Afb. 23a. APM 20.397
23-20.397-holwandig-schevemond-5
Afb. 23b. APM 20.397

Aan de reeks portretkoppen lezen we af dat de fabrikanten van siderolithpijpen met zorg een assortiment opbouwden. Daarbij was een ruime keuze voor de roker het eerste uitgangspunt. Dat manifesteert zich in uiteenlopende ontwerpen in een variatie aan formaten.[15] De figuurpijpen laten een mix van vertrouwde en herkenbare personages zien naast enkele exotische uitbeeldingen. Voor een optimaal marktbereik moeten daarvan catalogi bestaan hebben, helaas zijn die niet overgeleverd.

Midden- en Oost-Europese modellen

Naast inspiratie op kleipijpen uit West-Europese bedrijven, zien we een tweede groep pijpen afgekeken van Midden-Europese en vooral Oost-Europese of Ottomaanse pijpmodellen. Het gaat om inspiraties op klei, porselein, hout, meerschuim of andere materialen. Wat betreft de Midden-Europese stijl zien we uiteenlopende modellen. Een belangrijke categorie vormt de koppen met hoge nauwe ketel in kleine modelvariaties met gevarieerde reliëfversieringen. Dergelijke modellen zijn gerelateerd aan pijpen uit vervaardigingsplaatsen als Chemnitz (Tsjechië), Debrecen (Hongarije) maar ook Chioggiotta (Italië). Deze modelsoorten zijn ook wel in West-Europa in de handel geweest en worden wel omschreven als Tetes en terres d’Autriche et de Hongrie.[16]

24-18.823-ruhla-marskramer-1
Afb. 24a. APM 18.823
24-18.823-ruhla-marskramer-5
Afb. 24b. APM 18.823

Veel van dit werk is niet holwandig en behoort duidelijk tot de mindere klasse, zoals ook hun tegenhangers van klei. Dat wordt mede bevestigd door het reliëfwerk dat niet erg spraakmakend is terwijl ook de afwerking vaak minder luxe is. Tot het gewonere genre behoren pijpenkoppen met ornamentale of geometrische decoratie. De motievenschat is bijeengezocht van de genoemde pijpensoorten. Het afgebeelde exemplaar heeft een goudafwerking over de gebruikelijke bruine verf op een roodoranje scherf (afb. 25). Deze pijp krijgt bij slijtage de bijzondere doorbloede uitstraling. Een luxere pijp is op Venetiaanse modelverdienste gestoeld en toont een bundel knorren aan de basis (afb. 26). Hier is in het klepdeksel een ceramisch hondje geplaatst, afgekeken van de houten pijpen uit Midden-Duitsland.

25-16.579-ruhla-hoog-ornamentaal-goudverf-1
Afb. 25a. APM 16.579
25-16.579-ruhla-hoog-ornamentaal-goudverf-4
Afb. 25b. APM 16.579
26-16.219-ruhla-knorrenkop-wingerdrank-hondje-1
Afb. 26a. APM 16.219
26-16.219-ruhla-knorrenkop-wingerdrank-hondje-5
Afb. 26b. APM 16.219

Aantrekkelijker worden de ontwerpen wanneer zij de luxere porseleinen pijpenkoppen als voorbeeld hebben. Een prachtig exemplaar is een hoge vierzijdige ketel met neogotische vensters met traceerwerk, uitgevoerd in de bekende bruine verf (afb. 27). Deze vorm grijpt terug op het populaire porselein uit Pirkenhammer. Pijpen uit die stad waren vaker inspiratiebron, zoals een exemplaar met aan weerszijden een gotisch venster met vogel dat tussen Pirkenhammer en andere hoge Boheemse ketelvormen hangt (afb. 28). Dit product is veel gerookt met als gevolg dat de verf is weggesleten, al heeft de pijpenkop zijn charme behouden. Een derde hoog model aardt niet nawijsbaar naar porselein maar is wel zorgvuldig ontworpen door een populair ketelmodel van een toegevoegde decoratie te voorzien (afb. 29). De pijpenkop toont aan de voorzijde een ornamentaal uitgevoerde maskerkop van een man met een gefantaseerde tulband bestaande uit een soort verentooi opgebouwd uit knorren. Aan beide zijden van de ketel is een rozetvorm toegevoegd. De afwerking is in de gebruikelijke bruine kleur.

27-21.118-gotische-vensters-1
Afb. 27. APM 21.118
28-08.337-ruhla-kerkvensters-1
Afb. 28a. APM 8.337
28-08.337-ruhla-kerkvensters-3
Afb. 28b. APM 8.337
29-20.000-ruhla-baardman-1
Afb. 29. APM 20.000

Een laatste voorbeeld uit de porseleinindustrie is een bijzonder model dat artistiek zeer geslaagd is. Het gaat om een ovale tweezijdig afgeplatte ketel met aan beide zijden magnifiek gemodelleerde staande vrouwen (afb. 30). De vormgeving is van modieuze porseleinen pijpenkoppen afgekeken, al voor 1810 bedacht.[17] De wijze van decoreren met het overtuigende reliëf is echter eerder aan Wedgwood ontleend, teruggrijpend op het zogenaamde jasperware. Het materiaal en de kenmerkende bruine afwerking geven deze pijpenkop de vertrouwde siderolith uitstraling. Gemonteerd met een verguld klepdeksel en een manchetring en lang recht houten roer is het een chique pijp die hoewel anders van kleur dan de porseleinen of steengoed tegenhanger een deftige uitstraling heeft. Ten opzichte van versies van steengoed of porselein is het rookcomfort bij siderolith groter.

30-18.475-ruhla-ovaal-gratien-03
Afb. 30a. APM 18.475
30-18.475-ruhla-ovaal-gratien-05
Afb. 30b. APM 18.475
30-18.475-ruhla-ovaal-gratien-07
Afb. 30c. APM 18.475

Naast porselein was hout in het Midden-Europese gebied een belangrijk materiaal voor pijpen. Veel houtmodellen vertonen een wat rustiek voorkomen gekenmerkt door de cilindrische zogenaamde Hongaarse ketelvorm. Een mooi voorbeeld in siderolith is een pijpenkop waarbij honden op herten jagen (afb. 31). Houtkenmerken bij deze pijpenkop zijn de puntige onderzijde en het bandje tussen ketel en steel die het rustieke benadrukken. Een andere versie toont een soortgelijke jachtvoorstelling opnieuw naar een houten tegenhanger (afb. 32). Het lage modelnummer 30 is wat misleidend want bij deze pijpenkop gaat het juist om een laat maaksel getuige de kleisamenstelling in zachte oranje tint en de weinig degelijke verfafwerking die niet meer gemoffeld lijkt. Het bruine oppervlak is hier traditiegetrouw met goudtoefjes opgeleukt zoals in de vroegste periode gebruikelijk was, hier gaat het echter om een revival van tientallen jaren later en dat zien we aan het gebrek aan subtiliteit. Formeel is dit object geen siderolith meer omdat de verflaag niet gemoffeld is al lijkt dat wel zo.

31-19.999-hongaar-herten-1
Afb. 31a. APM 19.999
31-19.999-hongaar-herten-3
Afb. 31b. APM 19.999
32-18.835-hongaar-herten-1
Afb. 32a. APM 18.835
32-18.835-hongaar-herten-3
Afb. 32b. APM 18.835

Ook de meerschuim pijp kent tegenhangers in siderolith, zij het beperkt. Hier zijn het echter vooral kleinere formaten die er op wijzen dat zij het alternatief zijn voor de klant die zich geen echte meerschuim pijp kan veroorloven en zelfs in het massameerschuim niet kan slagen. We zien voorbeelden met eenvoudig reliëfwerk met bijvoorbeeld een zittende vrouw met boek (afb. 33). Een zweem naar het kalmasmodel vertoont de hoge ketel met een uitstaande ketelopening en een kam langs de onderzijde van de steel. Het oppervlak is opgesierd met gestileerde bladmotieven geordend rondom een ovale cartouche met wat schuinse knorren gevuld (afb. 34). De decoratie heeft geen relatie met wat bij meerschuim gebruikelijk was doch is eerder van porseleinen pijpenkoppen afgekeken.

33-16.175-ruhla-vrouwtje-1
Afb. 33. APM 16.175
34-16.217-ruhla-hoog-jachttafereel-zwart-01
Afb. 34a. APM 16.217
34-16.217-ruhla-hoog-jachttafereel-zwart-04
Afb. 34b. APM 16.217
35-16.218-ruhla-trompetvorm-cartouches-1
Afb. 35. APM 16.218

Overwegend met pretentie, maar in tweede opzicht van mindere kwaliteit is een hoge cilindrische ketel met in reliëf de voorstelling van honden die op een zwijn jagen (afb. 35). De witte scherf, zwarte afdekverf en het lichte gedrukte metalen klepdekseltje wijzen op een eenvoudig product onder de kwaliteit van het siderolith, al voldoet deze pijpenkop sec gezien wel aan de definitie. Het gaat immers om fijnaardewerk afgedekt met een verflaag. In dit geval is niet goed vast te stellen of de verf in een moffeloven gehard is, feitelijk een van de hoofdkenmerken van siderolith. Opvallend is hier het modelnummer 857 dat eerder in het register van ceramische fabriek thuishoort dan in een pijpenmakerij. De herkomst is opnieuw niet bekend. Een andere meerschuimvorm zit tussen de lagere zakvorm en de hogere Hongaar en heeft panelen rond de ketel en steel (afb. 36). Deze pijp verraadt zich als een slechte kopie van meerschuim door zijn gemene laklaag die niet langer des sideroliths is. Ook in deze categorie zijn vergulde en gebronsde pijpen uitgevoerd, zoals een aan een meerschuimvorm ontleende afgeplatte zakvormige pijpenkop (afb. 37). Hoewel klein van bestek is van een sterke modellering sprake en geeft de goudafwerking de pijpenkop een hogere statuswaarde.

36-16.580-ruhla-meerschuimmodel-1
Afb. 36. APM 16.580
37-16.581-meerschuimvorm-afgeplat-1
Afb. 37. APM 16.581
38-19.522-ruhla-engel-1
Afb. 38. APM 19.522

Bij de eenvoudige pijpontwerpen zien we soms aardige en onverwachte varianten. Zo bestaat er een pijpenkop met vochtsluis aan de ketelbasis (afb. 38). Aan de voorzijde van de ketel is in reliëf een geknielde engel te zien. Invloeden van Wedgwoodpijpen zijn onmiskenbaar. De meest extreme schepping is wel een namaaksel van een gesneden hertshoorn pijp uit Meiningen, die zonder enige verandering in siderolith wordt gekopieerd en een effen bruine beschildering krijgt (afb. 39). Ook hier is het de messing montage in Nixdorfer stijl die voor het luxe aanzien zorgt. Naast deze siderolith uitvoering is zelfs een versie in porselein bekend.

39-15.614-ruhla-hertshoorn-imitatie-dieren-01
Afb. 39a. APM 15.614
39-15.614-ruhla-hertshoorn-imitatie-dieren-03
Afb. 39b. APM 15.614
39-15.614-ruhla-hertshoorn-imitatie-dieren-07
Afb. 39c. APM 15.614

Tenslotte zijn er de invloeden uit Oost-Europa en vooral de Oriënt, het rookgerei kenmerkend voor het Ottomaanse rijk. Veel van dit werk is aangepast aan de lokale smaak zoals we al zagen bij de twee tsjiboekvormen uit het assortiment van Leyhn (vgl. afb. 7, 8). Interessant is een ouderwets pijpmodel in Turkse stijl dat hier heel on-Ottomaans is opgeleukt met elementen uit twee totaal verschillende sferen. We zien naast elkaar Turkse portretten en gotische ornamenten (afb. 40). Let vooral op de twee getulbande gezichten aan weerszijden van de manchet, een decoratie die bij geen enkele andere pijpenkop op deze wijze voorkomt. Afbeeldingen van mensen komen op Ottomaanse pijpen sowieso zelden voor, de Islamitische kunst blinkt uit door ornamentwerk. Dit model is in Ruhla bedacht en grijpt terug op historische pijpmodellen die in die periode al niet meer gerookt werden. Oost-Europees maar niet Ottomaans is een cilindrische ketel met een gestileerd Turkenportret aan de voorzijde (afb. 41). Ook hier komen verschillende invloeden samen. Meer algemeen van vormgeving zijn de tsjiboekvormen zoals de rondbodemtsjiboek (afb. 42) naast de schoteltsjiboek (afb. 43). Eigen aan Midden-Europa is bij het laatste voorbeeld een reliëfje aangebracht met een liggende jachthond zoals we ook bij Leyhn zagen.

40-14.246-ruhla-turks-portretkopjes-01
Afb. 40. APM 14.246
41-16.156-ruhla-knorren-turkenkop-1
Afb. 41. APM 16.156
42-18.825-tsjiboek-kelkvorm-1
Afb. 42. APM 18.825

Interessant tot besluit is een pijpmodel van Perzische origine met de zuiver cilindrische ketel en de verzwaarde basis (afb. 44). Opnieuw is het model aan de smaak van de doelgroep aangepast. De ketel is rondom voorzien van drie Gorgonenkoppen ieder met een dubbele luchtinlaat. Als gebruikelijk is het model van elders gekopieerd maar gecombineerd met lokale bedenksels inclusief een grapje met betrekking tot de luchttoevoer. De ketel is namelijk van een gesloten messing deksel voorzien en er zijn in de ketelwand drie extra rookkanalen aangebracht. Als je licht in de pijp blaast dan komen rookpluimen uit de Gorgonenkoppen. Deze kop is mede speciaal vanwege het ketelinterieur met een veer om druk op de tabak te houden. Dit exemplaar is gemerkt met de letters GZ voor Gemineer Ziegler.[18] Dankzij dit merk is deze pijpenkop de enige die met zekerheid aan een maker uit Ruhla is toe te schrijven. Ziegler komt met dit kwaliteitsproduct overigens zeer dicht bij de verdienste van Leyhn.

Siderolith in afwijkende kwaliteiten

In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien hoe Leyhn de eer van de productontwikkeling krijgt en de plaats Ruhla de variëteit en duur in de productie van siderolithpijpen brengt. Alle besproken pijpen kenmerken zich door een verfijnde scherf en een degelijke gemoffelde verflaag. De modelvariëteit is groot, zo ook de technische uitvoering met name in de hardheid van de scherf en de duurzaamheid van de afdeklaag. Het beeld dat daarmee van de siderolithpijp gegeven wordt is nog verre van compleet. We zijn in het ongewisse over de rol die andere ceramische bedrijven in de vervaardiging van siderolithpijpen gespeeld hebben. Bovendien kennen we de werkwijze van Ruhla onvoldoende, die naast productie ook een aanzienlijke tussenhandel in pijpen pleegde en artikelen bij andere makers bestelde voor assemblage tot een waardig eindproduct. Dit hoofdstuk bespreekt de siderolithpijpen in het licht van de veel bredere categorie ceramische pijpen. Het geeft een overzicht van de pijpen die nauw verwant zijn aan siderolith maar door kwaliteit van de scherf of afwerking net wel of net niet tot die categorie behoren. Doel is tot een scherpere definitie van siderolith te komen om vast te stellen wat daar binnen en wat daar buiten valt.

43-22.653-ruhla-tsjiboek-hond-1
Afb. 43. APM 22.653
44-16.220-ziegler-gorgonenkop-01
Afb. 44. APM 16.220

Het mag duidelijk zijn dat siderolith van hoog tot laag bestaat, de onderstroom is eenvoudig en staat dicht bij de kleipijp, de toplaag is luxueus en loopt bijna tot op het niveau van het steengoed door. Daarmee beweegt de ceramiekscherf zich van pijpaarde en kalkaardewerk tot de met veldspaat versterkte scherf van siderolith. Daarna gaat het materiaal geleidelijk over in steengoed en protoporselein, eventueel zelfs porselein. Dat is begrijpelijk wanneer we bedenken dat het streven van de fabrikanten die dit product maakten niet stopte totdat ook steengoed en porselein gemaakt kon worden. Leyhn is daarvan het schoolvoorbeeld. Zo’n verglijdende schaal noodzaakt een ordening in soorten, compleet met een heldere definitie. Die indeling is te geven op basis van hardheid van de scherf met inbegrip van de specifieke afwerkwijze met gemoffelde verf die siderolith kenmerkt.

45-17.703-ruhla-soldatenkop-1
Afb. 45. APM 17.703
46-18.830-ruhla-gambierkop-1
Afb. 46a. APM 18.830
46-18.830-ruhla-gambierkop-4
Afb. 46b. APM 18.830
47-22.007-ruhla-michelangelo-1
Afb. 47. APM 22.007

In deze paragraaf reizen we langs uiteenlopende objecten die niet of net niet aan het criterium siderolith voldoen. We duiden hun specifieke voorkomen waarom zij wel of geen echt siderolith zijn. We beginnen met de beste voorbeelden en eindigen met het ondermaatse. Het zijn zeker niet de meest interessante voorwerpen omdat het oogmerk van de maker doorgaans op eenvoud en een lage prijs gericht was. Als eerste wordt een enkelwandige pijpenkop afgebeeld met het portret van een huzaar (afb. 45). Het gaat om een vroeg product dat des sideroliths behandeld is, doch de luxe van de holwandigheid en het royale formaat ontbreken. De modellering sluit overigens perfect aan bij de trage vormgeving van de siderolithpijpen. Zonder twijfel is het een artikel uit een gevestigde siderolithfabriek, al toont het voorwerp door het formaat minder exclusief.

Drie andere figurale pijpenkoppen voldoen qua scherf en afwerking eveneens aan de definitie van siderolith al zijn zij kwalitatief wat minder. De eerste toont het karakterportret van een man in de stijl van Gambier (afb. 46). Hier is de vormgeving van een bestaande kleipijp overgenomen, alleen de afwerking met een lichte verf en toefjes goud is kenmerkend voor siderolith, zij het dat de tint volstrekt atypisch is. Een tweede voorstelling is sterker gestileerd waarbij vooral de afwerking met verf ondermaats is (afb. 47), deze verf lijkt wel gemoffeld maar is niet slijtvast en atypisch van kleur. De derde pijp, een majestueuze portretkop van Homerus met lauwerkrans, blijkt kwalitatief absoluut inferieur (afb. 48). De pijp mist de sterke en kenmerkende modellering terwijl hier de scherf en de afdeklaag mager zijn. De eerste is bros en dus kwetsbaar, de tweede niet slijtvast en neigt tot schilferen. Verder heeft het goud niet de tint van bladgoud, er is sprake van bronsverf.

48-18.836-ruhla-homerus-bruin-01
Afb. 48. APM 18.836
49-11.046-ruhla-dubbelgezicht-1
Afb. 49. APM 11.046
50-21.937-ruhla-rood-vrouwenkopje-1
Afb. 50. APM 21.937

Het dubbelportret van een vrouw in Etruskische stijl is geen standaard tabakspijp maar een sigarenhouder volledig afgewerkt als siderolith (afb. 49). De degelijkheid spreekt mede uit de messing steelmontage. Het kleine en simpele vrouwenkopje is wel voor tabak bestemd geweest (afb. 50). Vooral deze pijpenkop is een wat onbeholpen ontwerp dat alleen geschikt is voor de niet kritische consument. De effen karmijnrode kleur van beide koppen is het alternatief van het standaard bruin en kwamen we al bij andere pijpen tegen. Dankzij deze opvallende kleur scoorde deze uitvoering indertijd bij de consument die minder te besteden had. In een ander opzicht afwijkend is het portret van een man met negroïde kenmerken en een fez op het hoofd (afb. 51). Van verfijning is geen sprake, dat uit zich vooral in de niet-gemoffelde beschildering waarbij tevens het meerkleuren palet verschijnt. De pijp heeft nog de oorspronkelijke steel van eenvoudig gedraaid hout zonder verguld metaal als toevoegsels. Ook dat wijst op eenvoud.

51-20.206-ruhla-negerkop-1
Afb. 51. APM 20.206
52-21.586-negerkop-gekleurd-01
Afb. 52. APM 21.586
53-21.585-negerkop-verentooi-1
Afb. 53. APM 21.585

Tot slot worden nog twee pijpenkoppen afgebeeld die ook duidelijk van mindere kwaliteit zijn, maar alleszins aarden naar de producten uit de hoogtijdagen. Het gaat om portretten van een Arabier (afb. 52) en een negertype (afb. 53). Beide pijpen hebben een systeem met afsluitend keteldekseltje waardoor de lucht door de mond van de voorgestelde wordt aangezogen. Wanneer je zachtjes in de pijp blaast dan verschijnt er een rookwolkje uit de mond van de uitgebeelde figuur, uiteraard tot vermaak van de omstanders. Ook deze pijpen zijn van een mindere kwaliteit, dat bewijst de slijtage van de verf maar ook het net iets te dunne messingplaat van de montages. Een vergelijkbaar maar anders vormgegeven product heeft hetzelfde systeem (afb. 54). In navolging van de Franse figuurpijp zijn email ogen toegepast. Kwalitatief is dit product weer beter, vooral omdat de afdekverf en de montage degelijk zijn.

54-09.934-mansportret-emailogen-deksel-1
Afb. 54. APM 9.934
55-18.833-manskop-driekantesteek-1
Afb. 55a. APM 18.833
55-18.833-manskop-driekantesteek-4
Afb. 55b. APM 18.833
56-18.834-mannenhoofd-hoge-hoed-1
Afb. 56. APM 18.834

Bij al deze mindere goden gaat het om burgerlijke producten in serie gemaakt, weinig gedetailleerd van ontwerp en met een povere afwerking. Het zijn pijpen geïnspireerd op beter al ontbreekt het raffinement. De productieplaats van dergelijk goed is over het algemeen onbekend. De pijpen kunnen uit een pijpenmakerij stammen, maar zijn ook in aardewerkfabrieken gemaakt. Andere voorbeelden van deze zogenaamde siderolith producten zijn pijpenkoppen in meerkleuren opgeschilderd die vrolijke karikaturale portretkoppen tonen (afb. 55, 56). De scherf voldoet wel aan de definitie siderolith maar hier ontbreekt de kenmerkende gemoffelde afwerking en zijn we weer terug bij het koud beschilderde aardewerk. Ook deze twee pijpen stammen uit een onbekende werkplaats.

57-18.832-ruhla-pispotman-1
Afb. 57a. APM 18.832
57-18.832-ruhla-pispotman-3
Afb. 57b. APM 18.832
58-18.831-bebel-1
Afb. 58a. APM 18.831
58-18.831-bebel-4
Afb. 58b. APM 18.831

Tot het ondermaatse rekenen we verder nog gewone geperste pijpenkoppen met een gelige of roodachtige scherf. Zij behoren tot de eenvoudige ceramiek omdat zij van pijpaarde of kalkaardewerk gemaakt zijn. Bijmenging met veldspaat voor veredeling van de scherf heeft niet plaatsgevonden. Na een biscuitbrand worden zij opgeschilderd of in een effen toon gelakt om de indruk van siderolith te wekken. In feite kan elke pijpenmaker of pottenbakker dit artikel maken. Een met goedkope rode verf afgewerkte manchetkop van een kakkende man is daarvan een mooi voorbeeld (afb. 57). Als je naar de laklaag kijkt proef je al bijna de bijsmaak. Het gegeven dat dergelijke pijpenkoppen enkelwandig zijn en in een eenvoudige tweedelige mal gemaakt zijn speelt niet mee in de beoordeling. Holwandigheid maakt ook geen onderdeel uit van de definitie voor siderolith. Het is louter een zaak van kwaliteit van de scherf en van de gemoffelde afdeklaag.

Hoewel siderolith een modeartikel is dat tussen 1820 en 1860 bloeit, loopt de feitelijke productie langer door. Voorbeeld van een laat object is het hoofd van de politicus August Bebel die bewijst dat de vervaardiging zelfs tot na het jaar 1900 continueerde (afb. 58). De terugloop in kwaliteit is dan evident zichtbaar aan de brossere scherf en vooral de minder duurzame verflaag in een aangepaste kleur. De pijp zal dus sterker slijten en sneller schilferen. Daarmee sluit het product aan bij de veranderde doelgroep, niet langer de elite maar eerder de lagere middenklasse. Bovendien wordt een pijp met een politiek statement zelden voor langdurig gebruik gemaakt, het is eerder een rageartikel. Van commercieel belang lijkt dan geen sprake meer. Het is een van de vele probeersels uit Ruhla en is verstoken van de oorspronkelijke luxe aard van siderolith.

Van siderolith via steengoed naar protoporselein

Vanuit het volwassen siderolith product gaat de ontwikkeling van de scherf door. Zoals over Leyhn al rond 1820 gezegd werd, blijft de keramiekfabrikant zijn aardewerkmassa verder ontwikkelen. Daarbij wordt de ceramiek uit Engeland als uitgangspunt genomen, vooral de artikelen van Josiah Wedgwood. Daar heeft men al in de achttiende eeuw een veredelde scherf ontwikkeld die als het ideale voorbeeld wordt gezien. De pottenbakkers in Saksen en Thüringen inspireren zich vooral op deze Engelse verdienste. Wonderlijk genoeg is de scherf van het Rijnlands steengoed voor andere Duitse staten blijkbaar geen inspiratiebron. Het Duitse grès werd vooral voor drinkgerei en opslaggoed gebruikt en zag men vanwege de hoogglans niet als waardig. Onverwacht is ook dat de pottenbakkers volledig voorbij gaan aan de experimenten van Johann Friedrich Böttger die kort na 1700 het beroemde en begeerde Böttger Steinzeug ontwikkelde. Dit zeer verfijnde rode aardewerk heeft net als het Engelse jasperware en basaltware een door en door gekleurde steengoed scherf en een mat voorkomen. Hoewel dat in dezelfde streek gepresteerd werd lijkt dat resultaat een eeuw later volledig vergeten. Het wiel moest dus opnieuw worden uitgevonden.

Siderolith is dus het eindproduct wanneer het over aardewerk gaat. Sec genomen werd siderolith geboren omdat een sterke, beheersbare glazuur een probleem was. In een fraaie zorgvuldige afwerking is het een volmaakt artikel, al blijft de verflaag altijd de zwakke zijde. Zou een hardere scherf ontwikkeld kunnen worden, dan is de afwerking met verf niet meer noodzakelijk. Een biscuitproduct dus zonder dat een tweede ovengang nodig is. Dan is er niet langer sprake van aardewerk maar van steengoed of porselein. Zij vallen buiten het bestek van siderolith, maar passen wel binnen de resultaten van de beoogde scherfveredeling door de siderolithmakers ingezet. Bovendien is dit materiaal in veel gevallen naast siderolith geproduceerd.

Hoe de scherfveredeling in het Duitse taalgebied verliep, is helaas niet bekend. Zowel in Engeland als in Europa gebeurt iedere ontwikkeling stapsgewijs en vaak op meerdere plaatsen tegelijk. Siderolith evolueerde en transformeerde geleidelijk tot een steengoedscherf. Daarvan zijn verschillende voorbeelden bekend. De verharding gebeurt door aan de aardewerkscherf meer veldspaat toe te voegen zodat de baktemperatuur kan worden opgevoerd tot 1200 à 1400 graden. Dat resulteert in een hogere mate van versintering van de scherf. Verschillende pijpen zijn bewijzen van deze experimenten.

59-17.733-gesteck-groen-1
Afb. 59a. APM 17.733
59-17.733-gesteck-groen-3
Afb. 59b. APM 17.733
59-17.733-gesteck-groen-4
Afb. 59c. APM 17.733

Als overgang naar een nieuwe scherf wordt een stummel afgebeeld met een modieuze bolle ketel (afb. 59). Op de zichtzijde van de pijpenkop is een klassiek weergegeven Mercuriuskopje te zien in een cirkelvorm die weer in een gestileerd wapenschild is geplaatst. De decoratie is simpel en strak aangebracht zonder echt artistiek te zijn. Het vochtreservoir van de pijp is van dezelfde ceramiek gemaakt en toont een knorrenversiering. Bij dit product realiseerde de fabrikant een zeer dunne aan steengoed geparenteerde scherf in grijswitte kleur. Een scherf die in principe zonder verf gebruikt kon worden, doch ongeschikt is om zichtbaar te blijven puur vanwege de grauwe tint. Daarom is als afwerking een effen groene verf toegepast die duidelijk van het siderolith is afgekeken. Esthetisch gezien is het eindresultaat van matige kwaliteit omdat het oppervlak van de verf niet strak en glad is geworden. Dat is aan het moffelen te wijten. Toch gaat het om een interessant tussenproduct waarvan de scherf veredeld is, maar de afwerking nog ondermaats blijft. De aanduiding siderolith is vanwege de harde scherf niet meer van toepassing. De dunwandige vaste scherf is voor de roker overigens geen zegen, hete rook is een onvermijdelijk gevolg en kwalificeert de pijp als verre van mild van smaak.

60-17.734-gesteck-bluchner-3
Afb. 60a. APM 17.734
60-17.734-gesteck-bluchner-4
Afb. 60b. APM 17.734
61-20.163-ruhla-luther-1
Afb. 61a. APM 20.163
61-20.163-ruhla-luther-2
Afb. 61b. APM 20.163
61-20.163-ruhla-luther-8
Afb. 61c APM 20.163

Van vergelijkbare steengoed maar een schakel verder in de ontwikkeling toont een sterk gebolde stummel met een nieuwe grijsgroene tint (afb. 60). De pijpenkop draagt in reliëf het profielportret van generaal Blücher. Hier zijn materiaal en kleur op Wedgwood gebaseerd, ook de fijnheid van de scherf stemt daarmee overeen. Deze pijp kon zonder glazuur of verf afgeleverd worden, dat was mogelijk omdat de scherf vast en dicht is, maar bovendien een aantrekkelijke egale kleur heeft. Met dit product hebben we het siderolith definitief verlaten en spreken we van steengoed of eventueel protoporselein. Wat betreft de oplage is het bij een bescheiden productie gebleven. In tegenstelling tot de siderolithpijpen bleek dit steengoed minder comfortabel door gebrek aan absorptie. Bewust of onbewust merkte de roker dat waardoor de vraag stagneerde.

Een fraaie tegenhanger is een stummel in okergele kleur (afb. 61). Interessant genoeg is het pijpmodel hier niet aan de porseleinen stummel gerelateerd, maar heeft een Duits model afgekeken van een meerschuimen of houten voorbeeld. Dat wordt bewezen door de zwaardere uitvoering en de dikke steel waarbij de hiel ontbreekt. De decoratie is aan Luther opgedragen. Ook hier vervalt het predicaat siderolith omdat de pijp zonder afwerking wordt geleverd en dat was mogelijk omdat de scherf prachtig verfijnd en egaal van kleur was. Dit product draagt de signatuur van Leyhn, maar we weten dat deze pijp later ook in Ruhla is gemaakt.[19]

62-11.017-geel-chinees-hoed-3
Afb. 62a. APM 11.017
62-11.017-geel-chinees-hoed-5
Afb. 62b. APM 11.017
62-11.017-geel-chinees-hoed-6
Afb. 62c. APM 11.017

Van dezelfde materiaalsoort zijn ook enkele portretpijpen gemaakt. Een man met oosterse uitstraling (afb. 62) en een Romeinse soldaat (afb. 63) worden hierbij afgebeeld. De eerste figuur heeft een klepdeksel van ceramiek waarin de motieven van de hoed zich voortzetten en die voor een prachtige eenheid in het ontwerp zorgt. Bij de andere pijpenkop is een traditioneel klepdeksel met een gedrukte voorstelling gebruikt die de pijp er wat gewoner doet uitzien. Ook deze stukken zijn van de initialen EL in schuinschrift voorzien, gezet in Pirna zowel als in Ruhla. Het kleine portretkopje is een sigarenhouder en heeft niet alleen een andere kleur, maar is bovendien van een nog vastere steengoed dan wel protoporselein gemaakt (afb. 64). Ook hier benadrukt de messing manchet de duurzaamheid.

63-16.575-ruhla-krijger-met-helm-01
Afb. 63a. APM 16.575
63-16.575-ruhla-krijger-met-helm-04
Afb. 63b. APM 16.575
64-16.574-sigarenpijp-mannekop-1
Afb. 64. APM 16.574

Wanneer de steengoedscherf eenmaal ontwikkeld is en in verschillende kleuren geleverd kan worden, is het logisch de afdekverf definitief achterwege te laten. Op dat moment staat het product gelijk aan steengoed van Wedgwood ook wel Barlaston ware genoemd. Alleen de vormgeving neemt een andere wending, het gaat uiteindelijk om producten in Duitsland gemaakt en bestemd voor de Duitse roker. Van die eigen lees Duitse vormgeving zijn talloze voorbeelden in steengoed uitgevoerd die gerelateerd zijn aan pijpen van andere materialen. Voorbeeld hiervoor is een hoge cilindrische ketel afgekeken van een houtmodel pijp maar nu in steengoed nagemaakt (afb. 65). Het snijwerk van het hout is plastisch in ceramiek verbeeld en toont een jachtscene. Een ander voorbeeld is een pijpenkop met een cilindrische ketel met een uitstaande filtrand, een echte meerschuimvorm inclusief het snijwerk van een familiewapen (afb. 66). Beide tabakspijpen zijn in steengoed uitgevoerd en hoefden geen nabehandeling te krijgen. Jammer is dat deze en veel andere eenlingen nog ongedetermineerd zijn qua tijd en plaats van ontstaan. In feite zijn zij de nieuwe categorie terra incognita.

65-14.499-steengoed-jachtscene-01
Afb. 65. APM 14.499
66-21.021-hongaar-wapen-1
Afb. 66a. APM 21.021
66-21.021-hongaar-wapen-5
Afb. 66b. APM 21.021

De laatste stap die Leyhn al met succes had genomen is de realisatie van de scherf met een witte kleur. Ook daarin ging Engeland voor. Reeds in de achttiende eeuw werd daar al een witte scherf ontwikkeld. Deze is in 1844 in de Copeland factory geperfectioneerd tot het zogenaamde parian ware dat in 1851 op de International Exhibition in Londen werd getoond. Maar zij waren niet de enige en zeker niet de eerste. Parian ware is porselein met een witte scherf en een marmerachtig oppervlak. Net als bij steengoed kan de gietling ook hier zonder verdere afwerking in omloop gebracht worden en dat houdt de productieprijs laag. In Engeland kreeg het materiaal al gauw de aanduiding statuary porcelain omdat het ideaal was om marmeren beelden en beeldjes na te bootsen. Wanneer Duitsland met dit materiaal volgt is onduidelijk, maar het technische kunnen was al door Leyhn ontwikkeld. Deze slaagde er in de witte scherf te maken die tussen steengoed en porselein lag.

67-15.094-parian-blauwe-camee-01
Afb. 67a. APM 15.094
67-15.094-parian-blauwe-camee-03
Afb. 67b. APM 15.094
67-15.094-parian-blauwe-camee-04
Afb. 67c. APM 15.094

Een prachtig voorbeeld à la Wedgwood is een cilindrische pijpenkop met camee decoratie (afb. 67). Het model wordt weliswaar Hongaarse kop genoemd, maar oogstte vooral in midden-Duitsland grote populariteit. De scherf is grijswit, de decoratie aan de zichtzijde is van dezelfde ceramieksoort alleen dan in het bekende Wegdwood blauw uitgevoerd. De lauwertakken die de figuur omranden zijn niet in groene ceramiek uitgevoerd  maar gemakshalve met groene verf beschilderd. De productieplaats moet hier Ruhla zijn, met als voorbehoud dat dergelijke pijpen ook in andere plaatsen gemaakt zijn. Later in de negentiende eeuw ontstaan nieuwe producten tussen steengoed en porselein. Een simpel voorbeeld is een pijpenkop met ornamentele decoratie (afb. 68). In de aard is dit Duits porselein, maar soortgelijke pijpen zijn ook in Engeland gemaakt. Met een gekleurde scherf in pasteltinten zal tijdens de art nouveau periode een nieuwe golf van biscuitpijpen op de markt komen.[20] Van die pijpen zegt men dat ze Oostenrijks van makelij zijn, tot nu toe behoren ook zij voor ons tot het gebied van de terra incognita.

Vanzelfsprekend bestaan er meer overgangsvormen van siderolith naar steengoed en porselein. Zij zijn interessante getuigenissen van de ontwikkeling van scherf en glazuur bij de Duitse ceramiekfabrieken. Jammer is dat het bij de meeste producten onduidelijk is waar zij ontstonden. In pijpenfabrieken of dat het een zijlijn was van bedrijven die allerhande ceramische artikelen maakten.

Slotwoord

Siderolith pijpen uit Pirna, Ruhla en andere productieplaatsen hebben indertijd een grote bekendheid gekregen en een ruime verspreiding. Dat is niet in de laatste plaats dankzij hun intrigerende naam die zoals vermeld positieve associaties opwekte. Verder zorgde de siderolithpijp met zijn opvallende verschijning en zijn fraaie afwerking dat deze bij rokers diepe indruk maakte en vaak aanleiding tot gesprekken gaf. Aanvankelijk waren het de luxe producten die werden aangeschaft door verwende pijprokers die met iets nieuws goede sier wilden maken. Al snel verschijnen er goedkope varianten op de markt tot zelfs wangedrochten toe. Tezamen zorgen zij voor een breed aanbod aan curieuze producten. Dit artikel heeft een fors aantal van dit soort scheppingen voor het voetlicht gehaald en in het licht van de geschiedenis besproken.

68-02.214-parian-driegezicht-1
Afb. 68a. APM 2.214
68-02.214-parian-driegezicht-3
Afb. 68b. APM 2.214
68-02.214-parian-driegezicht-4
Afb. 68c. APM 2.214

Het mag duidelijk zijn dat het produceren van pijpen in fijnaardewerk geen eenvoudige opdracht is geweest. De hardheid van de scherf samen met een slijtvaste afdeklaag stellen fabrikanten steeds weer voor technische problemen. Siderolith is een heel specifieke oplossing die een periode buitengewoon succesvol is gebleken en een brede variatie aan pijpmodellen heeft opgeleverd. Ontwerptechnisch en qua kleur is het een bijzonder product, zeker wanneer het luxe gemonteerd wordt en dat gebeurde in de eerste periode. Zo was het een waardig alternatief voor andere exclusieve rookpijpen. Technisch gezien is het product nooit ideaal geweest. Het slijten van de verflaag tastte de duurzaamheid van het artikel aan. Weliswaar kon dat deels worden opgelost met het zogenaamde bleeding, een bijzonder patine door slijtage verkregen. Of dat door iedere roker begrepen en gewaardeerd werd is de vraag.

De eenvoudige varianten die al gauw op de markt verschenen hebben het product geen goed gedaan en pijpen van een lage kwaliteit moeten voor veel rokers een teleurstelling zijn geweest. Breukgevoeligheid, schilferen, bladderen maar erger nog bijsmaak zijn negatieve factoren. De onderstroom heeft de populariteit van siderolith dus sterk aangetast. Toch waren de eerste heuse siderolithpijpen door kleur en voorkomen niet in de laatste plaats door hun intrigerende naam uiterst begerenswaardig. Zij werden het pronkstuk van de roker, mede door de positieve gebruikseigenschappen.

De overgang naar steengoed vormde geen oplossing voor het probleem van de verfslijtage. De hardere scherf bood minder absorptie en dus een beperkter rookgenot. Voor de pijpenfabrikant moet het duidelijk geweest zijn dat de oplossing daar niet lag. Terwijl Leyhn om de status tot steengoed en porselein doorgaat, blijft Ruhla langer pijpen met een fijnaardewerkscherf produceren. Het groene en geelgetinte steengoedproduct blijkt het beste alternatief om de kwetsbare afdeklaag te omzeilen maar was ondanks de holwandigheid nooit echt comfortabel.

Dit artikel heeft een duidelijke definitie van het materiaal gegeven, heeft het assortiment aan siderolith pijpen getoond, heeft de alternatieve materialen geduid en heeft de gang van de techniek beschreven. Daarmee is het chapiter terra incognita minder schimmig geworden al rijzen er bij het groeien van de kennis altijd weer nieuwe vragen.

De Duitse belangstelling voor de siderolithpijp ging aan de West-Europese roker grotendeels voorbij. In England, maar ook in Nederland, België en Frankrijk gebruikte de pijproker nog overwegend kleipijpen, de opkomende figuratie vanuit Frankrijk was de eerste vernieuwing en stond anno 1820 nog in de kinderschoenen. Wanneer de West-Europese roker werkelijk goede sier wilde maken en een alternatieve pijp zocht dan kwam porselein of meerschuim het eerst in het vizier. Niet verwonderlijk dus dat het woord siderolith uitsluitend in het Duitse taalgebied voorkomt, er lijkt zelfs geen vertaling in enige andere taal te bestaan. Die behoefte ontstaat nu pas, nadat het materiaal degelijk geduid is.

 

© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2018.

 

Afbeeldingen

  1. Tabakspijp met geribde bekervorm ketel en hondenkop als hiel. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, 1830-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.704
  1. Tabakspijp met bekervorm ketel met ribben en rozetten. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, 1830-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.826
  1. Tabakspijp met bekervorm ketel met gestempelde motieven. Thüringen, Ruhla, model 136, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.996acd
  1. Tabakspijp met ornamentwerk en wingerd in de panelen. Thüringen, Ruhla, model 261, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.827
  1. Tabakspot in de vorm van een hoofd van een man met smokers’ cap. Oostenrijk, J&G, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.796
  1. Tabakspijp in de vorm van het hoofd van een man met snor en muts. Saksen, Pirna, Eugenius Leyhn, 1830-1845.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.839
  1. Tabakspijp tsjiboekmodel met jachtscene. Saksen, Pirna, Eugenius Leyhn, model 65, 1835-1845.
    Amsterdam Pipe Museum APM 8.009
  2. Tabakspijp tsjiboekmodel met twee herten. Saksen, Pirna, Eugenius Leyhn, model 74, 1835-1850.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.453
  3. Tabakspijp stummel met twee drinkers met druiventrossen. Thüringen, 1800-1825.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.576
  1. Tabakspijp met slanke stummel ketel met engeltje. Thüringen, Ruhla, model 137, 1830-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.892
  1. Tabakspijp met borstbeeld van een pasja, een saterkop op de onderzijde van de ketel. Thüringen, Ruhla, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.265
  1. Grote tabakspijp met borstbeeld van een pasja, een saterkop op de onderzijde van de ketel. Thüringen, Ruhla, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 8.719
  1. Tabakspijp met borstbeeld van Abd-El-Kader, het portret van Hercules op de onderzijde. Thüringen, Ruhla, model 22, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 8.334b
  1. Tabakspijp met borstbeeld van Méhémet Ali. Thüringen, Ruhla, model 151, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.719
  1. Tabakspijp met hoofd van Anacreon voorzien van een dekseltje. Thüringen, Ruhla, model 165, 1840-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.528
  1. Tabakspijp met hoofd van een jonge man met lauwerkrans en dekseltje. Thüringen, Ruhla, model 129, 1835-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.838

17.     Tabakspijp met borstbeeld van keizer Napoleon. Thüringen, Ruhla, model 15, 1840-1865.
          Amsterdam Pipe Museum APM 16.577

  1. Tabakspijp met borstbeeld van onbekende vorst. Thüringen, Ruhla, model 98, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.451
  1. Tabakspijp met hoofd van een man met bontmuts. Thüringen, Ruhla, model 15, 1840-1865.
    Amsterdam Pipe Museum 14.100
  1. Tabakspijp met borstbeeld van een ridder. Thüringen, Ruhla, model 150, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum 16.578
  1. Tabakspijp met hoofd van een landstype met karakteristieke muts. Thüringen, Ruhla, model 82, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.996
  1. Tabakspijp met hoofd van een Mongool met vertrokken gezicht. Thüringen, Ruhla, model 21, 1835-1875.
    Amsterdam Pipe Museum APM 15.612
  1. Tabakspijp hoofd man met scheve mond. Thüringen, Ruhla, model 152, 1830-1865.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.397
  1. Tabakspijp met langs de steel een man met ruglast. Thüringen, Ruhla, 1860-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.823      
  1. Tabakspijp met cilindrische ketel met geometrische decoratie. Thüringen, Ruhla, model 180, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.579
  1. Tabakspijp met Italiaans ketelmodel met knorrendecoratie en wijnrank, een hondje op het deksel. Thüringen, Ruhla, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.219
  1. Tabakspijp met hoge cilindrische ketel met gotische vensters. Thüringen, Ruhla, model 46, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.118
  1. Tabakspijp met hoge cilindrische ketel met aan weerszijden een vensterraam met vogel. Thüringen, Ruhla, model 175, 1845-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 8.337
  1. Tabakspijp met hoge ketel met portret van een man met soort tulband. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 211, 1830-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.000
  1. Tabakspijp met afgeplatte ovale ketel met vrouwen in reliëf. Thüringen, Ruhla, 1810-1840.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.475
  1. Tabakspijp met Hongaarse ketel, honden jagen op een hert. Thüringen, Ruhla, model 100, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.999
  1. Tabakspijp met Hongaarse ketel en jachtvoorstelling. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 30, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.835
  1. Tabakspijp met cilindrische ketel met zittende vrouw met boek. Thüringen, Ruhla, model 94, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.175
  1. Tabakspijp met hoge Hongaar ketel met honden die op een zwijn jagen. Thüringen?, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.217
  1. Tabakspijp met ovale cartouche met schuinse knorren. Thüringen, Ruhla, model 140, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.218
  1. Tabakspijp met meerzijdige meerschuimvorm ketel. Thüringen, Ruhla, 1850-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.580
  1. Tabakspijp met afgeplat meerschuimmodel en ornamentje op de ketel. Thüringen, Ruhla, 1860-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.581
  1. Tabakspijp met ovaalvormige ketel met metalen vochtsluis. Thüringen, Ruhla, model 312, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.522
  1. Tabakspijp afgegoten van een hertshoorn tabakspijp uit Meiningen. Saksen, Pirna/Thüringen , Ruhla, Eugenius Leyhn, 1830-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 15.614
  1. Tabakspijp met bolle Turkse ketel met ornamentwerk. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 10, 1830-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.246
  1. Tabakspijp met cilindrische ketel en Turkenportret. Thüringen, Ruhla, 1835-1875.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.156
  1. Tabakspijp met rondbodem tsjiboek. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, 1830-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.825
  1. Tabakspijp met tsjiboek met trechtervormige ketel op schotel. Thüringen, Ruhla, model 142, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.653
  1. Tabakspijp met cilindrische ketel op verzwaarde basis, Gorgonenkoppen. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 186, 1840-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.220
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend het hoofd van een huzaar. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 5, 1830-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.703
  1. Tabakspijp met figurale ketel van een landstype. Thüringen, Ruhla, model 146, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.830
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend een man met lange baard in twee punten. Thüringen, Ruhla, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.007
  1. Tabakspijp met figurale ketel met borstbeeld van Homerus met lauwerkrans in het haar. Thüringen, Ruhla, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.836
  1. Sigarenpijp met figurale ketel met twee vrouwenportretten in Etruskische stijl. Thüringen, Ruhla, 1840-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 11.046
  1. Tabakspijp met figurale ketel van een eenvoudig vrouwenhoofd met bladertooi. Thüringen, Ruhla?, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.937
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend een neger met fez met kwast. Thüringen, Ruhla?, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.206
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend een Arabier met tulband en messing dekseltje met systeem. Thüringen, Ruhla?, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.586
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend een neger met een metalen dekseltje als verentooi. Thüringen, Ruhla?, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.585
  1. Tabakspijp met figurale ketel van een man met grimmig gezicht, een koepelvormig messing deksel. Thüringen, Ruhla, Gemineer Ziegler, model 72, 1830-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 9.934
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellend een manshoofd met driekante steek. Thüringen, Ruhla, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.833
  1. Tabakspijp met figurale ketel van een man met bakkenbaarden en hoge hoed. Thüringen, Ruhla, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.834
  1. Tabakspijp met figurale ketel voorstellende een kakkende man. Thüringen, 1860-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.832
  1. Tabakspijp hoofd man Bebel met opschrift "UNSER BEBEL". Thüringen, Ruhla, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.831
  1. Tabakspijp met bolle stummel ketel met Mercuriusportret. Thüringen , Ruhla, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.733
  1. Tabakspijp met bolle stummel ketel met borstbeeld van Von Blücher. Thüringen, 1840-1860.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.734
  2. Tabakspijp met Duits stummelmodel opgedragen aan Luther. Saksen, Pirna/ Thüringen, Ruhla, Eugenius Leyhn, 1830-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.163
  3. Tabakspijp met figurale ketel met Aziatische persoon met hoed. Saksen, Pirna/ Thüringen, Ruhla, Eugenius Leyhn, 1835-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 11.017
  4. Tabakspijp met figurale ketel met hoofd van een Romeinse soldaat. Saksen, Pirna/ Thüringen, Ruhla, Eugenius Leyhn, 1835-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.575
  5. Sigarenhouder met figurale ketel met het borstbeeld van Michelangelo. Thüringen, 1850-1880.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.574
  1. Tabakspijp met hoge Hongaar ketel met jachtvoorstelling. Thüringen, 1830-1870.
    Amsterdam Pipe Museum APM 14.499
  1. Tabakspijp van steengoed gebaseerd op een meerschuim pijp met reliëfwapen. Thüringen, Ruhla?, 1835-1855.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.021

67.     Tabakspijp van parian ware met Hongaars model met camee in blauw. Thüringen, Ruhla, 1810-1850.
          Amsterdam Pipe Museum APM 15.094

68.      Tabakspijp van parian ware met drie vrouwenportretten rond de ketel. Duitsland, 1870-1910.
           Amsterdam Pipe Museum APM 2.214

 

Noten

[1]     Benedict Goes, 25 eeuwen roken, de verwonderlijke vormgeving van de pijp, Leiden/Abcoude, 1993, p 59-62.

[2]     Don Duco, Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall, Amsterdam, 2004, p 42, afb 84. Model 130 le marin. Fabrikant Wingender-Knoedgen bedenkt deze algemene naam ten behoeve van de verkoopbaarheid, de identiteit van de uitgebeelde is onbekend.

[3]     Addressbuch der jetzt bestehenden Kaufleute und Fabrikanten in Europa ... Zweyte, ganz neu aufgenommene, mit vielen Städten und Addressen vermehrte und verbesserte Ausgabe, Vol. 1, p 154. Leyhn (Eugenius) Besitzer der Steingut und Pfeiffenkopffabrik auf Wedgwoods Art.

[4]    Walter Morgenroth, "Ein Pfeifenkopf aus Siderolith", Knasterkopf, Mitteilungen für Freunde irdener Pfeifen 10, 1997, p 53. Leipziger Zeitung, 25 oktober 1847.

[5]     Friedrich Georg Wieck, Industrielle zustände Sachsens: Das gesammtgebiet des sächsischen manufakturund fabrikwesens, handels und verkehrs, p 290. In 1834 stelt Eugenius Leyhn uit Pirna in een expositie zogenaamd Granitporzellan tentoon dat aan Wedgwood gerelateerd is.

[6]    Walter Morgenroth, "Ein Pfeifenkopf aus Siderolith", Knasterkopf, Mitteilungen für Freunde irdener Pfeifen 10, 1997, p 52.

[7]     Lavasteen ofwel lava wordt in de literatuur niet zorgvuldig omschreven. Slechts éénmaal wordt een definitie gegeven: Het zou om pijpaarde gaan die met meerschuimgruis en lijm werd aangelegd. Dat klinkt plausibel, maar in de verwerking zijn die ingrediënten onverenigbaar.

[8]     Otto Pollner, "Ruhla, ein deutsches Saint Claude? ", Le Livre de la Pipe 1996 , 1996, p 47-51.

[9]     Staat van 1860, meldt: 9.600.000 beschilderde porseleinen pijpenkoppen.

[10]    Leipziger Literaturzeitung, Breitkopf, 1810, Vol 24, p 1460. Naast meerschuim en hout wordt nog niets vermeld over klei of keramiek.

[11]    APM 18.691, APM 22.814 en APM 22.903.

[12]    Goes, (25 eeuwen roken), Leiden, 1993, p 58.

[13]    APM 14.369 Gambier modelnummer 748, APM 8.718 grootformaat, modelnummer onbekend.

[14]    Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, p 37, afb 72-74. Catalogus uit 1846. Het vroegste ontwerp stamt uit de jaren 1830.

[15]    Ron de Haan, "De productie van kleipijpen in Ruhla (Thüringen)", PKN Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, Jaarboek, 2014, p 55-67.

[16]    Duco, (Century of Change), Amsterdam, 2004, p 30, afb 53.

[17]    Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln, Kunstwerke in Porzellan, München, 1989, p 36, afb 8.

[18]    Gebrüder Ziegler A.G., werkzaam 1767-1961, gesticht door Severus Ziegler.

[19]    APM 10.117a gipsen gietvorm van de Luther pijp in 1995 in Ruhla als bodemvondst aangetroffen.

[20]    APM 14.084, APM 16.920 en APM 19.417.