Pamplin pipes
Author:
Don Duco
Original Title:
Pamplin pijpen
Publication Year:
1978
Publisher:
Pijpenkamer Icon
Journal:
Pijpelijntjes
Description:
About the pipe production in the locality of Pamplin, Virginia with their specific pipe shapes made of earthenware or stoneware.
Wie vanuit de Amerikaanse stad Richmond naar het zuidwesten rijdt, komt door het plaatsje Pamplin. Hoewel het een stadje van nauwelijks enige betekenis is, heeft het een voor Amerika uniek verleden. In Pamplin City heeft men namelijk zo'n 200 jaar lang pijpen gemaakt. Een gedenk bord aan de rand van de plaats vestigt de aandacht op deze vroegere industrie.
Wanneer de industrie precies begonnen is, valt niet met zekerheid te zeggen. Men vermoedt dat de eerste pijpen er omstreeks 1740 gemaakt zijn door blanken, die vanuit Europa geëmigreerd, zich in deze streek gevestigd hadden. Een enkele maal wordt wel beweerd dat het de Indianen waren, die deze emigranten het ambacht leerden. Dit is echter niet juist. De oudste Pamplin pijpen zijn huisindustrie produkten en dienden voor eigen gebruik en afzet in de direkte omgeving. De modellen zijn afgekeken van de Oost-Europese pijpen, wellicht het geboorteland van de nieuwe bewoners. Het zijn eenvoudige van roodbakkende klei gemaakte pijpekoppen, waaraan een rieten steel bevestigd werd.
In de huisindustrie is de vervaardigingsmethode van het begin tot in onze eeuw gelijk gebleven. Het waren steeds de vrouwen die de pijpen maakten. De mannen werkten op het land. De klei werd op de eigen akkers of aan de oevers van de beekjes gewonnen. Na reiniging ontstond klei kneedbaar als deeg, die nog met ijzerhoudende verontreinigingen doorkneed werd, om na het bakken de juiste rode kleur te geven.
De pijpmaaksters zaten vaak buiten met een blad op hun schoot. Op dit blad lag een homp klei, de pijpvorm en een afwerkmesje. Met de hand werd een balletje klei van de homp afgenomen en in de vorm gedaan. De vormen van de Pamplin pijpen zijn van wit eikenhout gemaakt (afb. 18). De holte waarin de pijp gevormd werd, bekleedde men met een circa 8 millimeter dikke loodmantel, opdat de vorm langer meeging. De twee helften sluiten met behulp van een scharnier en twee pen-gat verbinding en zorgen ervoor dat de helften goed op elkaar blijven zitten. Met een sikkelvormige beugel kan de vorm dichtgeklemd worden. De vrouwen holden nu de pijpekop uit met een ketelstopper en daarna de steel met een veel dunnere steelstopper. Bij het uithollen van de steel bleef de grote stopper natuurlijk in de vorm zitten, anders zou de klei bij het persen van de steel teruggeduwd worden in de kopholte van de vorm. Vervolgens werd de steelstopper verwijderd en de vorm geopend. Aan de grote stopper werd de pijpekop uit de vorm gehaald en met een mesje afgewerkt. Dit afwerkmesje lijkt erg veel op de smoijer die men in Gouda in de pijpenindustrie gebruikte. Tot slot werd de verbinding kop-steel met een ijzerdraadje gestoken en legde men de pijp te drogen.
Was de klei hard geworden, dan brachten de vrouwen de pijpen naar de stookplaats. Deze stookplaats was zo'n 50 meter van het huis verwijderd, dit om brandgevaar te voorkomen. Bij een kleine brand van ongeveer een uurtje, werden de pijpen geheel droog. Dan volgde de hoofdbrand, waarbij de pijpen in gietijzeren potten geplaatst werden, die men in een houtvuur van notenhout roodgloeiend stookte. Er werd speciaal notenhout gebruikt omdat dit een minimale rookontwikkeling gaf. Wanneer alles weer afgekoeld was werden de rietsteelkoppen met was ingesmeerd. Deze was bestond uit een gekookt mengsel van bijenwas en schapenvet. Met een wollen doek wreef men de pijpen nu tot een eiglans ontstond. De laatste handeling bestond uit het aanzetten van een rietsteel met behulp van een stukje kurk.
Langzamerhand groeide de pijpenindustrie te Pamplin City. Aan het begin van de negentiende eeuw werden er zoveel pijpen gemaakt, dat zich in het plaatsje grossiers vestigden, die de pijpen van de bewoners opkochten en ze naar andere delen van Virginië, later ook naar de katoenstaten en nog weer later zelfs naar andere werelddelen verscheepten. Rijk werden de pijpmaaksters er niet van. Voor 700 pijpen betaalde de groothandel in 1866 ruim 2 dollar.
Op 2 september 1879 kochten twee Amerikanen, Merrill en Ford grond in Pamplin. William Merrill was afkomstig uit de stad Akron, Ohio, waar in die jaren al een pijpenfabriek werkte onder de naam Akron Smoking Pipe Company. Op het grondgebied in Pamplin wordt nu een pijpenfabriek gesticht. De voornaamste reden tot stichting is de aanwezigheid van goedkope arbeidskrachten. De fabriek krijgt de naam Pamplin Smoking Pipe and Manufacturing Company, Inc. en groeide in enkele jaren uit tot de grootste fabriek van de Verenigde Staten.
In tegenstelling tot de huisindustrie werden in de fabriek machinaal pijpen vervaardigd. De pijpmachines bestonden uit een houten werkbank, waarop een verwisselbare metalen vorm lag. De vorm opende en sloot zich met een voetpedaal en de stoppers schieten daarna in de vorm door een andere beweging met de voet. De werkman aan de pijpmachine hoeft alleen maar een balletje klei in de vorm te leggen en er het pijpje uit te halen. De uitvinding van de pijpmachine was gedaan door Calvin Merrill uit Akron in de veertiger jaren van de negentiende eeuw. In de fabriek te Pamplin werkte men met 8 tot 20 van deze machines en 10 tot 40 werknemers. De lonen waren laag. Alle arbeidskrachten ontvingen 50 dollarcent per dag. Alleen de ovenmensen verdienden goed. Zij kregen 1 dollar per dag.
Bij de fabriek werd tevens een grote ronde oven gebouwd, waarin 200.000 pijpen ineens gebakken konden worden. In plaats van ijzeren potten gebruikte men in de fabriek cylindrische chamotte pijpepotten met een diameter van 25 centimeter en een hoogte van 12 centimeter. De scherf van de pot was 2 centimeter dik, gelijk vele West-Europese pijpepotten. In de wand en de bodem van de potten bracht men ronde gaten aan, ter bevordering van de luchtcirculatie. De oven werd 24 tot 48 uur gestookt. Men stookte met kolen of eierkolen en de temperatuur van de oven was aanmerkelijk hoger dan die de pijpmaaksters van de huisindustrie konden halen. Begrijpelijk is het dat de fabriekspijpen daardoor sterker zijn.
In 1892 wordt de Parnplin Smoking Pipe and Manufacturing Company, Ine. overgenomen door de Akron Smoking Pipe Co. In de fabriek zelf verandert er echter niets. In 1914 vindt weer een verkoop plaats. Verschillende bewoners uit Pamplin en omgeving worden dan eigenaar van het complex. De eerste produkten van de fabriek zijn gelijk aan de huisindustrie pijpen. In de fabriek zijn in het totaal 32 verschillende modellen pijpen gemaakt, waarvan sommige in 4 tot 12 verschillende formaten. Men gebruikte de roodbakkende klei uit Virginië. Later werd ook witbakkende klei uit West-Virginië, Kentucky en Ohio aangewend. De klei werd per spoor aangevoerd. Mengsels van deze kleisoorten geven geelbruine pijpen en latere produkten zijn zelfs lichtgrijs tot bijna wit.
Door de verbeterde stooktechniek kon men in de fabriek ook geglazuurde pijpen maken. Op de geglazuurde pijpen vinden we een zoutglazuur, dat verkregen werd door, wanneer de oven op zijn heetst was, ongeveer 200 pond zout naar binnen te gooien. Deze glazuurwijze was overgenomen van de potters in Ohio. Het glazuur vinden we echter alleen op de steengoed koppen, die in de pijpenindustrie shakers genoemd werden (afb. 9). De gewone aardewerken koppen werden aangeduid met de term hamburgs (afb. 1).
De stelen voor de pijpen haalde men uit Oost-Virginië. Het riet hiervoor werd op 2 à 3 meter lengte afgesneden door mannen in bootjes. Na het drogen werd het op lengte gezaagd en doorboord. Met behulp van een machine kon men ook gebogen stelen leveren. Naast rietstelen zijn ook pijpjes met een busje en een vulcanite steel bekend, echter deze pijpen zijn wel zeldzaam (afb. 5, 16). De afzet van de pijpen geschiedde in dozen van 50 of 100 stuks, ook dozen van 1 gros werden verzonden. De pijpen beschermde men tegen breuk door dennenaalden of zaagsel. Naast de fabrieksmatige maaksels verkocht de Pamplin Smoking Pipe and Manufacturing Company, lnc. ook handgemaakte pijpen, die van de vrouwen uit het plaatsje opgekocht werden.
Een reclame van de fabriek uit de dertiger jaren vermeldt dat er per dag 25.000 pijpen gemaakt worden. Dezelfde advertentie leert ons dat de oveninhoud 200.000 pijpen bevat. Een gemakkelijk rekensommetje verklapt ons dat er dus áán keer per week gestookt werd. In diezelfde tijd beweerde de Pamplin fabriek in 1739 te zijn opgericht. Een andere reclame wijst erop dat de fabriek alle soorten pijpen maakt, die uit klei vervaardigd kunnen worden. Men spreekt dan van red clay als het aardewerken koppen betreft en fire clay wanneer het steengoed produkten betreft. Voor nieuwe modellen staan ontwerpers en kunstenaars ter beschikking van de klant.
In 1941 werden in de fabriek te Pamplin de laatste pijpen gemaakt, nadat in 1938 het bedrijf nog door een nieuwe eigenaar was overgenomen, die het fabriekscomplex pas op 2 oktober 1951 verkocht. Reden tot stopzetting van de produktie waren de sterk gestegen lonen en de dwang van de loonwetten. Bovendien verminderde de vraag naar de toch wel primitieve Pamplin pijpen snel.
De huisindustrie heeft het nog een tijdje volgehouden, toen in de fabriek al geen pijpen meer gemaakt werden. De laatste pijpmaakster was Mrs. Betty Price. Zij leerde het ambacht in 1866 van haar moeder toen zij 8 jaar was! Op het hoogtepunt van haar leven maak te zij 40.000 pijpen per jaar. In 1953, het jaar waarin ze op 95-jarige leef tijd stierf, maakte ze nog 500 pijpen.
De bekendste pijp die in Pamplin gemaakt is, is wel de Powhatan. Van dit model wordt wel beweerd dat het tot het oudste type behoort. Het is een eenvoudige, dikwandige onversierde kop van rood bakkende klei gemaakt. Met een loden stempel is op de steel het opschrift "ORIGINAL" gestempeld (afb. 2). Mogelijk is dit opschrift aanvankelijk als tabaksreclame bedoeld en later traditiegetrouw op de pijp gestempeld. Dat het een bestseller geweest moet zijn bewijzen de 12 verschillende formaten die van deze pijp bekend zijn. Hoewel de naam Powhatan een Indiaanse naam is, heeft de pijp niets met de Indianen te maken.
Andere typen pijpekoppen dragen namen als: Zuvee of Zoo, afgeleid van Zooland in Africa, een land waarheen men deze pijpen exporteerde; Red Cloud, een Indianen naam; Wigwam; Hayiti (afb. 3); Catlins (afb. 7); Ole Virginny; Pow(w)ow en Akron shaker. De laatste naam is een pijpmodel dat nagemaakt is van de pijpenfabriek te Akron, Ohio. Een van de meest besproken types is wel de novelty pipe, ook wel Century of Progress, hatchet of tomahawk pijp genoemd (afb. 17). In Pamplin zelf noemt men deze kop the Boot Pipe. Deze pijp is alleen fabrieksmatig gemaakt en was bedoeld om verkocht te worden op de Chicago World' s Fair in 1933. De verkoop hiervan bleek echter geen succes.
Vaak is het niet eenvoudig vast te stellen of een pijp uit de huisindustrie of uit de fabriek afkomstig is. Brosse, zachtgebakken pijpen zijn altijd uit de huisindustrie. Ook de pijpen waarvan met zekerheid te zeggen valt dat ze van vóór de oprichting van de fabriek dateren leveren geen problemen op. Van pijpen met een mold mark ofwel een reliëfmerkje op de bodem aan de binnenzijde van de ketel wordt verondersteld dat ze fabrieksmatig gemaakt zijn. Een kenmerk voor factury-made pijpen is vaak de raised dot mark of wel het reliëfpuntje op de bodem van de ketel. Fabrieksmatig zijn ook de shakers ofwel de steengoed pijpen, al dan niet met zoutglazuur bedekt.
Vijf jaar na het overlijden van Betty Price, de laatste pijpmaakster, werd bij grondwerkzaamheden in Pamplin een partij van 15 tot 20.000 pijpen aangetroffen in de kelder van een drugstore. Van heinde en ver kwamen schatgravers, die in 5 dagen tijd kans zagen alles mee te nemen wat nog aan pijpen aanwezig was. De meeste pijpen vonden hun weg naar verzamelaars al dan niet door tussenkomst van antiquairs. Wie tegenwoordig de stad Pamplin bezoekt kan in de beekjes en langs de wegen nog stukjes pijp vinden, de herinnering aan de grootste pijpenindustrie van Amerika.
© Don Duco, Amsterdam/Leiden, 1978.
Afbeeldingen
- Pamplin pijp, zgn. hamburg-pijp van bruine klei, een van de oudste facturymade pijpen. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.706 - Pamplin pijp, de original of Powhatan, een van de oudste pijpen te Pamplin gemaakt, home industry product. Pamplin, 1900-1950.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.703 - Pamplin pijp met opschrift hayiti of hayti, uit huisindustrie en uit fabrieksproduktie bekend. Pamplin, 1900-1950.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.717 - Pamplin pijp, zogenaamde zu vee of zoo, een van de oudste home-industry modellen. Pamplin, 1900-1950.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.718 - Pamplin pijp, vroeg fabrieksprodukt, waaraan een metalen busje en rubber steel hoort. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.722 - Pamplin pijp, huisindustrie pijp, zeldzame exemplaren van dit type dragen als opschrift original of florence op de steel. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.714 - Pamplin pijp, fabriekspijp met raised dot mold mark. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.721 - Pamplin pijp, fabrieksprodukt. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.707 - Pamplin pijp, de zgn. ale virginny shaker, een steengoed pijp met zout-glazuur, mold mark. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.709 - Pamplin pijp, fabrieksprodukt met raised dot mold mark. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.710 - Pamplin pijp, fabriekspijp van grijsbakkende klei, vaak geglazuurd. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.720 - Pamplin pijp, in vier formaten in de Pamplin-fabriek gemaakt, raised dot mold mark. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.711 - Pamplin pijp, fabrieksprodukt, maar ook in de huisindustrie gemaakt. Pamplin, 1880-1920.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 5.990 - Pamplin pijp, idem afbeelding 13. Pamplin, 1900-1940
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.715 - Pamplin pijp, factury made, steengoed met aanbaksel op ketelwand. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.726 - Pamplin pijp, fabrieksprodukt, hardgebakken aardewerk. Pamplin, 1900-1940.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.713 - Pamplin pijp, the Boot Pipe ofwel the Novelty Pipe, gemaakt ter gelegenheid van de World's Fair, in 1933 te Chicago gehouden. Pamplin, 1932-1933.
Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 6.727 - Gereedschappen uit de productieplaats Pamplin.
Literatuur
Artikelen van: Edward F. Heite, James L. Murphy, Byron Sudbury en Iain C. Walker.