Claypipes, excavated pipes form the fortification of Boertange 1580-1850
Author:
D.H. Duco (Don Duco)
Original Title:
Kleipijpen
Publication Year:
1993
Publisher:
Stichting Vesting Boertange
Description:
Discussion of the pipe finds in the fortress of Boertange in relation to the users.
Uitgangspunt
De kleipijp wordt algemeen als gidsfossiel van de historische archeologie beschouwd en krijgt, door de hoge omloopsnelheid vanwege haar breekbaarheid, het predikaat van kroongetuige bij het dateren. Wanneer we de reeks vondstbeschrijvingen van kleipijpen over de afgelopen drie decennia beschouwen, blijkt dat de kleipijp inderdaad gebruikt wordt voor het dateren van de site. Bij die opzet wordt aan de kleipijp als courant en betrekkelijk modegevoelig artikel dus steeds de vraag naar een exacte datering gesteld, daarbij strevend naar grootst mogelijke precisie.
In tweede instantie wordt in het vondstrapport de kleipijp doorgaans gebruikt om de ontwikkeling van het rookinstrument in de algemene zin te geven. Gezien de reeds gemelde breekbare aard van de kleipijp komt dit in de praktijk neer op de ontwikkeling van het ketelmodel, aangezien de stelen zich zelden laten reconstrueren. De meeste auteurs neigen in de vondstbeschrijving een algemene historie van het pijpmodel te geven. Deze poging leidt doorgaans tot een incompleet overzicht van de ontwikkeling van de pijpekop, omdat het voorhanden vondstmateriaal nooit een representatief beeld van de ontwikkelingsgang geeft. De pijpfragmenten worden zodoende onterecht verbonden met de ontwikkeling van het pijpmodel, terwijl het in feite gaat om de keuze van specifiek rookgerei van die betreffende site. Bij veel verslagen ontbreekt de interpretatie van het vondstmateriaal naar modebeeld, statusfunctie en gebruikssfeer, hetgeen niet verwonderlijk is. Dit is grotendeels te wijten aan een gebrek aan richtinggevende literatuur. Het accent heeft steeds op de datering gelegen, terwijl beoordeling van mode, kwaliteit en gebruikssfeer als volgende stap veronachtzaamd werden.
Met het verschijnen van het handboek De Nederlandse kleipijp is een afgeronde visie op het dateren van het pijpmodel gepresenteerd (noot 1). Daarmee is de discussie over datering van een vondstinterpretatie grotendeels gesloten, al blijven natuurlijk preciseringen op de datering van specifieke, aan mode en stijl gebonden pijpen altijd mogelijk. Met gemeld handboek in gedachten heb ik de Bourtanger vondst bewerkt zonder stil te staan bij dateringsdiscussies, maar door uit te gaan van de interpretatie van de samenhang van gevonden pijpen. Kortom, een vondstbewerking gericht op inzichten en conclusies van geheel nieuwe aard.
Bij het beschrijven van de vondsten van de vesting Bourtange gaat het overigens niet om het geven van een datering van de bewoningsgeschiedenis van de site, zoals dat bij de reeds gemelde vondstrapporten voorop stond. Dankzij archivalisch materiaal is de vestinghistorie zelf redelijk bekend en de veelal verstrooide, in weinig samenhang aangetroffen kleipijpen kunnen tot die zaak geen wezenlijke bijdrage leveren. Wèl biedt dit vondstcomplex de mogelijkheid inzicht te krijgen in het pijproken in deze specifieke gemeenschap.
Doelen
Bij het presenteren van de vondsten heb ik mij drie doelen gesteld. Primair gaat dat om het bekend maken van het materiaal door beschrijving van mode en stijlkenmerken. Het inventariseren van het archeologische materiaal is immers de eerste opzet van dit boek. Naast een schets van de grootste gemene deler aan kleipijpen wordt vanzelfsprekend aan de uitzonderingen aandacht besteed. Hierdoor gaat het pijpmateriaal van dit vondstcomplex zich van dat van andere sites onderscheiden. Waar mogelijk zijn in de inventarisatie toeschrijvingen wat betreft datering, produktiecentrum en eventueel maker opgenomen.
Onderdeel twee van de gestelde doelen geeft inzicht in de gebruikssfeer van de kleipijp in de vestingstad Bourtange door interpretatie van de gebruikssporen. Het gaat hier om de uitleg van intensiteit van gebruik, slijtagesporen en andere gebruikskenmerken.
Tenslotte evalueert de derde fase het kennisbestand en geeft parallellen en contrasten aan door toetsing van de bevindingen aan de beschikbare literatuur. Daarbij is ook aandacht aan de handelsrelaties tussen de vestingstad Bourtange en toeleverende centra besteed. Voor het eerst komt hiermee enige informatie beschikbaar over de distributie van kleipijpen, waarover nog geen publikaties zijn verschenen.
Methode
Tot heden toe zijn er in Nederland weinig kleipijpen van specifieke sites besproken. Uit de produktiesfeer zijn de meeste publikaties voorhanden. De drie belangrijkste stortcomplexen van pijpenmakers zijn in mijn reeds gemelde handboek beschreven (noot 2). Deze drie hoofdstukken geven vooral inzicht in het assortiment dat de pijpenmaker voerde. Het voornaamste dat hieruit blijkt is het consumentaanbod van verschillende modellen, dat naar de nieuwe tijd toe steeds uiteenlopender wordt. Uit de gebruikssfeer is de inhoud van een beerput of een stortlaag een enkele maal onderzocht (noot 3). Hierbij zijn op micro-niveau conclusies getrokken.
De vesting Bourtange geeft de gelegenheid een overall beeld van het roken en de distributie van pijpen in een enkel (afgelegen) centrum te geven. Ook van deze invalshoek zijn eerdere publikaties bekend. De oudste is die van een havenvondst uit Zwartsluis (noot 4). In een dergelijk groot complex gaat het om het aangegeven en interpreteren van wat men kan verwachten aan materiële overblijfselen in een specifieke streek of cultuur. Wat de gemelde studie van Zwartsluis betreft is deze nog volledig inventariserend. Een interpretatie naar herkomst, mode of gebruik kon in die jaren, vanwege de beperkte stand van kennis rond de kleipijp, niet gegeven worden.
Het vondstcomplex van de nederzettingen op Spitsbergen vormt een eerste voorbeeld van onderzoek waarbij, op grond van de gegevens aan de pijpen ontleend, historische reconstrukties gemaakt konden worden (noot 5). Hier leidden de Nederlandse kleipijpen tot het duiden van de verschillende traankokerijen die daar door Nederlanders uit diverse steden waren opgezet. Het materiaal van Spitsbergen geeft inzicht in een cultuur van zeevaarders, scheepspersoneel, vissers, avonturiers en bannelingen. De soldatencultuur in Bourtange biedt voor het eerst de mogelijkheid op Nederlandse bodem een dergelijk onderzoek naar nieuwe maatstaven te verrichten.
Het merendeel (bijna 98%) van de kleipijpen in Bourtange is in de grachten aangetroffen en biedt absolute noch relatieve dateringsmogelijkheden. Hoewel de exacte vindplaats bekend is, is het materiaal zonder stratigrafie geborgen. Zodoende is er per opgegraven groep kleipijpen zelfs niet een relatieve chronologie te geven. Een datering op stilistische gronden kan dankzij eerdere studies overigens met voldoende zekerheid worden gegeven.
Aangezien de pijpvondsten van Bourtange hoofdzakelijk in de grachtvulling zijn aangetroffen en nauwelijks uit specifieke gebruikssferen afkomstig zijn, is het niet mogelijk een vergelijk te trekken tussen het gebruik van kleipijpen op verschillende locaties in de vesting. Dit was bij de traankokerijen op Spitsbergen wel het geval en leidde tot belangrijke conclusies. Voor Bourtange maakt alleen het materiaal van het Commandeurshuis hierop een gunstige uitzondering. Hieraan zijn in dit artikel enige afzonderlijke alinea's gewijd.
De conclusies aan de hand van het totaal van pijpvondsten schetst een beeld van het roken in een specifieke gemeenschap. Streekgebonden of standgebonden kenmerken laten zich uitlichten en illustreren de specifieke plaats die het materiaal van Bourtange inneemt. Nagenoeg alle interpretaties van het materiaal zijn gedaan op grond van een statistische benadering van de pijpvondsten.
Dateringscriteria
Vanaf 1950 zijn talloze studies aan de datering van de kleipijp gewijd. In de Nederlandse publikaties domineert het werk van F.H.W. Friederich, de pionier op het gebied van de kleipijp (noot 6). Door hem is een rekenkundig systeem opgezet om door metingen aan de pijpekop en vermenigvuldiging van drie verkregen maten tot een produkt te komen, dat op een grafiek in een jaartal vertaald kan worden. Daarbij zijn de pijpen in vijf verschillende typen verdeeld. De methode is op een geleidelijke toename van de ketelinhoud van de pijp gebaseerd. Naast de Friederich-formule is in Amerika het zogenaamde "stem-bore diameter system" uitgedacht. Deze methode werkt met de diameter van het rookkanaal, uitgaande van een veronderstelde wisselende diameter in de loop der tijden. Beide systemen zijn in de eerder gemelde publikatie uitgebreid van commentaar voorzien (noot 7), waarbij de tekortkomingen vooral blijken uit het werken vanuit een grootste gemene deler.
Het door mij geïntroduceerde deduktieve dateringssysteem is minder eenvoudig toepasbaar. Het vraagt een nauwgezette bestudering van de uiterlijkheden van de kleipijp om zo via een optelsom van kenmerken tot een datering te komen. Daarbij blijkt dat de modegevoeligheid van de kleipijp zich op het niveau van de duurdere soorten afspeelt. In de hogere prijsklasse kan de consument kwaliteitseisen stellen wat betreft gebruikte grondstof en bewerking, model en decoratie. Bij dergelijke kleipijpen is het mogelijk op grond van formaat, vorm en afwerking een nauwgezette datering te geven.
Ongelukkigerwijs is de site Bourtange altijd een plaats geweest waar luxe artikelen beperkt aanwezig waren. Het betreft een soldatencultuur en het gebruikte materiaal haalt qua luxe de standaard van het gewest Holland niet. Een nauwkeurige datering van het vondstmateriaal is moeilijk te geven aangezien de gemelde modekenmerken ontbreken. Het merendeel van de vroege produkten bestaat uit grove kleipijpen, die weinig modegevoelig zijn en waarbij een kwart eeuw in datering zelfs speculatief is. Wat betreft het materiaal na 1700 bestaat een grote groep (65%) uit ovale pijpekoppen van de betere kwaliteit, die tot de zogenaamde langlopende modellen behoren. Ook dit materiaal maakt een nauwgezette datering onmogelijk.
De tijdsspanne waarin de vesting gebouwd en bewoond is komt overeen met de periode van gebruik van de kleipijp. De vesting is in 1593 aangelegd en werd in 1851 ontmanteld, hoewel de bewoning ervan in burgerlijke sfeer continueerde. Wat dat betreft overlapt de historie van de site de geschiedenis van de kleipijp volledig.
Statistische analyse op grond van het model
Tellingen van het materiaal geven een eerste inzicht in het vondstcomplex. Uit de zogenaamde A-kenmerken laten zich uiterlijkheden van de kleipijp aflezen: model, makersmerk, decoratie, kwaliteit en afwerking, functie en gebruikskenmerken.
Totaal aantal geborgen kleipijpen bedraagt 4386 als volgt te verdelen:
naar periode: |
totaal | |||||||
17e | 2790 | 63,6% | ||||||
18e | 1515 | 34,5% | ||||||
19e | 81 |
1,9% | ||||||
totaal | 4386 | 100% | ||||||
naar kwaliteit: |
17e | 18e |
19e | totaal | ||||
grof | 2529 | 90,6% | 534 | 35,2% | 7 | 8,7% | 3070 | 70% |
fijn | 244 | 8,8% | 939 | 62,0% | 73 | 90,1% | 1256 | 28,6% |
overig | 17 | 0,6% | 42 | 2,8% | 1 | 1,2% | 60 | 1,4% |
totaal | 2790 | 100% | 1515 | 100% | 81 | 1 | 4386 | 100% |
naar herkomst: | 17e |
18e |
19e | totaal | ||||
lokaal | 941 | 33,7 | 620 | 40,9 | 2 | 2,5 | 1563 | 35,6 |
Gouda | 141 | 5,1 | 735 | 48,5 | 67 | 82,7 | 943 | 21,5 |
overig Nederland | 181 | 6,5 | 21 | 1,4 | - | - | 202 | 4,6 |
Duitsland | - | - | 46 | 3,1 | 8 | 9,9 | 54 | 1,2 |
onbekend | 1527 | 54,7 | 93 | 6,1 | 4 | 4,9 | 1624 | 37,1 |
totaal | 2790 | 100% | 1515 | 100% | 81 | 100% | 4386 | 100% |
naar gebruik: |
17e | 18e | 19e | totaal | ||||
zwaar gerookt | 693 | 24,8% | 290 | 19,1% | 6 | 7,4% | 989 | 22,5% |
middel gerookt | 1929 | 69,1% | 1116 | 73,7% | 54 | 66,7% | 3099 | 70,7% |
nauwelijks of niet | 168 | 6,1% | 109 | 7,2% | 21 | 25,9% | 298 | 6,8% |
totaal | 2790 | 100% | 1515 | 100% | 81 | 100% | 4386 | 100% |
Produktbespreking
Zeventiende eeuw
In het tijdvak tot 1620 is het roken maatschappelijk nog weinig geaccepteerd. De rokers komen in de tabakskroeg of tabagie bijeen en het gebruik van tabak als genotsmiddel wordt zodoende een sociale aangelegenheid. De eerste Nederlandse rokers gebruiken pijpen van eenvoudige en lokale makelij. De ketel is klein, omdat de tabak kostbaar is. De steel is onevenredig dik en betrekkelijk kort. De produkten uit deze eerste generatie van het roken kenmerken zich door eenvoud in vormgeving, afwerking en zoals opgemerkt doordat de ketel van de pijp nog uiterst klein is. In Bourtange zijn verschillende van dergelijke produkten gevonden (afb. 1-5). Deze pijpen wijken niet af van de West-Nederlandse exemplaren en zijn wat betreft herkomst en preciese datering niet te duiden.
Aan de reeks vroege produkten laat zich wel de ontwikkeling van de technische kennis volgen (noot 8). Aanvankelijk hebben de vroegste pijpmodellen een glad afgesneden filt of ketelopening (afb. 1). Kort daarop verschijnt de zogenaamde gebotterde filt (afb. 2, 3), waarbij de pijpekop, nadat het persoverschot ofwel de kroon van de ketel is gesneden, met een schijf wordt afgerond. Tenslotte wordt deze filtrand van een radering ofwel de versiering van een kartelrandje voorzien (afb. 4, 5). Daarna verschijnen afwerkingsverbeteringen als het merken van de pijp (afb. 7, 8) en het aanbrengen van een steeldecoratie. Ook het polijsten van het oppervlak van de pijp met een agaatsteen wordt reeds in de eerste periode ontwikkeld.
De vondst van veertien vroege pijpmodellen in de vesting Bourtange veronderstelt dat er vanaf de stichting in 1593 voortdurend rokers hebben verbleven. Onder dit materiaal bevinden zich geen specifieke stijlen, die aan een streek in Nederland te relateren zijn. Wel betreft het onmiskenbaar produkten van Nederlandse makelij; slechts één model vertoont gelijkenis met kleipijpen uit het Engelse Salisbury (afb. 2, noot 9)
Het nauwgezet dateren van deze koppen is helaas niet mogelijk. Enerzijds is de ontwikkelingsgang van kleipijpen uit de eerste generatie onvoldoende bekend. Anderzijds is het zeker niet zo dat de kleinste koppen het oudst behoeven te zijn, zoals vaak beschreven wordt. Evenmin levert de ontwikkeling van de produktietechniek concrete gegevens ten aanzien van de datering.
Voor de bespreking van de kleipijpen uit de vesting Bourtange die na 1620 dateren, is het logisch de ontwikkelingsgang van de kleipijp te volgen. Deze ontwikkeling vindt in West-Nederland plaats, inzonderheid in Amsterdam en Gouda waar de meeste pijpenmakers werken. Wanneer in de jaren na 1620 het roken meer ingeburgerd raakt en de pijp van de tabagie naar het burgermilieu verhuist, vindt een belangrijke ontwikkeling plaats. De pijpenmakers stemmen hun kwaliteit op het burgermilieu af en er ontstaat onder leiding van toonaangevende centra een standaardisatie in kwaliteit. Zodoende zijn er vanaf circa 1630 twee kwaliteiten op de markt: de eenvoudige korte goedkope pijp, aangeduid met grove pijp, die overeenstemt met de povere produkten uit de eerste produktiegeneratie (afb. 6). Daarnaast is er de verfijndere soort, die men fijne pijp noemt. De fijne kwaliteit kenmerkt zich door een gepolijst oppervlak, een van een radering voorziene filtrand en een makersmerk op de hiel van de pijp (afb. 8, 9). Deze betere kwaliteit wordt vanaf 1630 dikwijls van een zwaartepuntdecoratie op de steel voorzien (afb. 10).
Het makersmerk bestaat in het tijdvak 1625-1650 uit figuurmerken en lettermerken. Van de figuurmerken neemt de roos (afb. 8), al dan niet van een kroon (afb. 9) en of initialen voorzien (afb. 10), de voornaamste plaats in. Dit merkteken is aanvankelijk een gangbare aanduiding voor pijpen van de betere kwaliteit, gemaakt van de zogenaamde fijne roosklei. Wanneer dit merkteken door tientallen bedrijven wordt gebezigd, verschuift de reclamewaarde voor de betere soort naar het initiaalmerk (afb. 13-16). Met dit merkteken verbindt de maker zich persoonlijk met het produkt, in plaats van dat hij materiaaladvertentie pleegt met een collectief kwaliteitsmerk.
De fijne produkten uit Bourtange bestaan uit Westnederlandse pijpen uit verschillende steden, die tesamen de dan actuele stijl in de provincie Holland weergeeft (afb. 8-16, noot 10). Hiertussen vallen pijpen uit Hoorn (afb. 13), Amsterdam (afb. 14) en Gouda (afb. 15, 16) op. Daarnaast zijn enige merken niet nader aan een stad te verbinden. Opmerkelijk is het grote aantal pijpen van de Hoornse IP-maker. Kennelijk heeft er in de jaren 1630 geregelde aanvoer vanuit deze stad naar Bourtange plaatsgevonden. Het voorkomen van produkten uit Amsterdam en Gouda laat zich goed verklaren; in beide steden bloeide vanaf 1630 de pijpennijverheid en ontstond vanwege het marktoverschot een handelsfunctie naar elders.
Het dubbelconische model geniet tussen 1625 en 1650 grote populariteit. Dit pijptype is in meer dan tien Nederlandse produktiecentra vervaardigd en laat zich door detailverschillen in model in enkele subgroepen verdelen. Het meest delikaat zijn de sterk dubbelconische ketels met een geprononceerde vlakke hiel. Deze komen in verschillende afmetingen voor (vgl. afb. 11-14).
Het pijpenmerk wordt dikwijls gezet in combinatie met een zwaartepuntdecoratie op de steel. Deze versiering markeert de plaats waar de pijp het beste in de hand ligt. Aanvankelijk bestaat deze uit een instempeling van leliemotieven in ruiten (afb. 10). Later wordt deze functionele versiering meer gestroomlijnd en komen bandstempels in gebruik, die het zwaartepunt van de pijp markeren (afb. 25). De meest eenvoudige met enkele concentrische raderingen, de meer uitbundige tonen kruizenbanden (afb. 23). Na 1660 verschijnt de parelrand in het bandstempel (afb. 26) en tenslotte de zigzag lijnen (afb. 30). De bandstempels zijn minder tijdsintensief bij het produktieproces dan de ruitpatronen en doorgaans worden de gestempelde banden per twee aangebracht. Opmerkelijk genoeg ligt het zwaartepunt meestal voor de twee banden en niet ertussen.
Tot de meest opvallende tabakspijpen behoren twee exemplaren met overvloedige decoratie in barokke trant. De fraaiste toont aan weerszijden van de ketel palmetachtige bladeren, terwijl de hiel gemarkeerd wordt met een gekruld bladmotief. Deze weelderige decoratie ontspringt uit een knoop om de steel (afb. 17). Dergelijke produkten behoorden in hun tijd tot de uitzonderlijkheden onder het rookgerei. Een meer boerse variant is een pijp waarvan de steel en ketel overwoekerd zijn met vrij grof gegraveerde roosjes en verschillende soorten bladeren (afb. 18). Van beide pijpen is de produktieplaats niet met zekerheid vast te stellen, maar deze ligt zeker in het westen van Nederland.
Een populaire uitbeelding uit de jaren 1630 is de Jonaspijp. De ketel stelt het hoofd van de profeet voor, met een gestileerde krans van wier om het hoofd. In de steel is de walvis weergegeven met een opengesperde bek met tanden. Dergelijke pijpen zullen als mascotte door zeelieden gerookt zijn, maar genoten ook populariteit onder de stedelijke bevolking. Het afgebeelde exemplaar (afb. 19) is van het Hoornse type, dat gekenmerkt wordt door een sterk dubbelconische ketel en fijne gelaatstrekken.
Kort voor het midden van de zeventiende eeuw verfijnt de Goudse pijp en ontwikkelt zich uit de dubbelconische ketel een slanke ketel met een lichte buikigheid, die beduidend hoger is en meer tabak kan bevatten (afb. 20-26). Ook de steel wordt in die periode langer tot ongeveer 45 centimeter toe. Deze duurdere pijpsoort krijgt de benaming "porceleijne" soort en dankt dit predikaat aan de fraaie glans die tijdens de nabehandeling met agaatsteen wordt verkregen. Van dit dure goed zijn betrekkelijk weinig voorbeelden in Bourtange teruggevonden. In die tijd wordt het rookmateriaal overvleugeld door uit Groningen aangevoerde goedkopere waar.
Bij de porceleijne pijpen verdringt het bandstempel de gestempelde lelies in ruiten definitief. Doordat de steel niet alleen in lengte maar ook in diameter is toegenomen is een rondgaande decoratie fraaier dan een versiering op de bovenzijde van de steel. Na het midden van de zeventiende eeuw neemt de populariteit van het beeldmerk in Gouda weer toe. Aardige voorstellingen zijn Jonas en de walvis (afb. 20) en het mansportret (afb. 21). Ook gebruiksvoorwerpen en uitbeeldingen van het dagelijks leven komen voor, zoals de voetboog (afb. 22, noot 11) .
Vanaf 1640 neemt de omvang van de pijpennijverheid in de stad Groningen sterk toe (noot 12). Dit zien we duidelijk in de Bourtanger vondsten terug. De stijl van deze Groninger pijpen volgt die uit het westen, al vallen verschillen op doordat er in Groningen in mindere mate van materiaalverfijning sprake is. Zo is het ketelmodel groter en grover uitgevoerd en mist hierdoor de afgewogen verhouding van het Goudse dubbelconische model uit dezelfde periode (afb. 28-32). Ook de afwerkingshandelingen, die zich in het westen steeds verder verfijnen, zijn in Groningen minder zorgvuldig toegepast. Wat dat betreft houdt de Groninger merkpijp het midden tussen de fijne en de grove kleipijp uit de provincie Holland. Met het voorkomen van een radering, een hielmerk en soms een steeldecoratie pretendeert men in Groningen echter op een hogere kwaliteitskategorie aanspraak te kunnen maken. Hetzelfde verschijnsel zien we bij pijpen uit Duitse centra (noot 13).
Ook bij het merken van de pijpen zien we in Groningen een navolging van het westen. Het roosmerk kent in Groningen beperkte belangstelling. De gekroonde roos van de bekende Groninger maker Valentijn Feijt wordt van zijn initialen voorzien (afb. 28). Daarnaast wordt in Groningen uitgebreid gebruik gemaakt van initiaalmerken (afb. 29-38). Verschillende sterk op elkaar gelijkende merken zijn in gebruik. Ook het beeldmerk, dat in Gouda na 1640 algemeen wordt toegepast, raakt in Groningen in zwang. Dit merk wordt daar echter niet populair. Reden hiertoe is vermoedelijk het gebrek aan een bekwame stempelsnijder, waardoor de herkenbaarheid van het merk te wensen overliet. Vandaar dat de beeldmerken zich tot de meest eenvoudige als sterren (afb. 40) en spaakwielen (afb. 39) beperken, die graveertechnisch gezien weinig niveau hebben.
De Groninger produkten hebben over het algemeen een groter formaat dan de importwaar (vgl. afb. 20-26 met 28-33). Reden hiervoor is de gemelde geringere verfijning van het produkt. Bovendien is de stijl minder modegevoelig dan in het westen. Zo blijft het dubbelconische model nog tot aan het eind van de zeventiende eeuw in gebruik. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een vormeloze ketel gemerkt met het DVHB monogram onder een kroon van de pijpmaker David van Hoornbeek, die aan het eind van de zeventiende eeuw werkte (afb. 38). Daarnaast bestaan ook perfectere navolgingen van de Goudse pijp, zoals de pijpen van Jan Marcus Parssens (afb. 34, 35). Hier loopt alleen de radering niet rondom de filt en is het oppervlak van de pijp minder zorgvuldig gepolijst.
De grove onversierde pijp is in alle centra in Nederland in produktie geweest. De kwaliteitsstandaardisering lijkt ook bij dit produkt een onderlinge afspraak. De pijpen zijn niet gemerkt en de filtradering is alleen aan de zijde van de roker aangebracht (afb. 6, 41, 42). Bij de importwaar is deze pijpsoort niet ter sprake gekomen. Het is moeilijk over dit materiaal met zekerheid determinaties naar tijd en plaats van herkomst te geven. Zeker is wel dat de eenvoudige pijp, zoals die in Bourtange werd gebruikt, voor het merendeel uit Groninger werkplaatsen stamt. De transportkosten van de pijpen maken een belangrijk deel van de verkoopprijs uit. Deze kosten zijn met name voor de goedkope waar te zeer belastend, zodat dit goed vooral uit de regio wordt betrokken.
Twee latere produkten van de grove kwaliteit vallen op. De eerste (afb. 55) is geheel bedekt met een glanzend bruingetinte loodglazuur en deze pijp is kennelijk door een pottenbakker verfraaid. Het glazuren van kleipijpen is weinig toegepast, aangezien de fijne struktuur van de pijpaarde een slechte hechting biedt en de kans op haarscheuren of schilferen groot is. De tweede kleipijp (afb. 56) heeft het model van de porceleijne pijp uit het eind van de zeventiende eeuw, doch is onmiskenbaar lokaal van maaksel. Zowel het ketelmodel, dat inmiddels licht trechtervormig is geworden, als het bandstempel rond de steel zijn regelrecht afgekeken van de Goudse fijne pijp (vgl. afb. 63). Bij deze Groningse versie ontbreekt de rondlopende filtradering, het geglaasde oppervlak en het hielmerk.
De grove pijp uit Groningen kenmerkt zich door een kleinere steelhoek en een zwaarder model (afb. 41, 42), dat sterk neigt naar de daar als fijne pijp gebrachte merkpijp (vgl. afb. 36, 37 met 41, 42). Eén van deze produkten is op de steel van ingestempelde lelies in ruiten voorzien (afb. 43). Een dergelijke afwerking van een grove pijp is voor een Westnederlandse werkplaats niet gebruikelijk. Daar reserveert men de gestempelde steeldecoratie voor de betere waar. Tenslotte zien we onder het materiaal uit Bourtange ook enkele kleiner uitgevoerde grove pijpen, die de indruk van miniatuurgoed wekken (afb. 6). Het betreft echter regulier gebruiksgoed voor de roker met de smalle beurs die zich met minder tabak per pijp tevreden stelt. De differentiatie in formaat is gezien de vondsten uit Bourtange in Groningen meer algemeen dan in het westen.
De pijpenmakers in Groningen voeren relatief veel versierde pijpen in hun assortiment. Niet dat het graveren er tot een technisch hoge ontwikkeling kwam, maar er was vanuit de consument blijkbaar belangstelling voor deze boerse soort. Zo zijn kleipijpen met een bloemenrank op de steel betrekkelijk algemeen (afb. 44, 46, 47). Dergelijke decoraties kennen we uit werkplaatsen in Amsterdam en Gouda (noot 14). In Groningen worden deze versieringen in een geheel eigen stijl geïmiteerd. De gravering daarvan is voor het merendeel opgebouwd uit stippen, die in de vorm geslagen zijn. De decoratie krijgt hierdoor het uiterlijk van een geruwd vlak waarin weinig struktuur te herkennen valt. Slechts één produkt draagt een hielmerk (afb. 44), dat met het radeermes is aangebracht.
Steeldecoraties van Groninger ontwerp zijn eveneens bekend (afb. 48, 49). Ook hier blijkt de roos met stippelvormige bladeren hoofdmotief te zijn, maar stelt de compositie ons alleszins teleur. Van de keteldecoratie met stippelroos is in Groningen een geheel eigen versie tot stand gekomen (afb. 50, 51). Ondanks de reliëfdecoraties behoren deze versierde pijpen tot de grove waar, hetgeen ook door het ontbreken van een hielmerk wordt bevestigd.
De belangstelling voor het decoreren wordt eveneens door de Jonaspijpen van Groninger origine bewezen. Exemplaren van de Hoornse PG-maker zijn reeds ter sprake gekomen (afb. 19) en deze zijn kennelijk gelijktijdig met de andere pijpen uit Hoorn aangevoerd. Zeven Jonaspijpen uit de Bourtanger vondst zijn van Groninger makelij. Afbeelding 53 is afgegoten van een versie uit een Amsterdamse werkplaats. Het formaat is een weinig groter en de detaillering toont enkele aanpassingen, desalniettemin is het karakter van het oorspronkelijke Amsterdamse voorbeeld nog aanwezig(noot 15). De overige exemplaren (afb. 54) zijn van meer povere kwaliteit en hier is het gebruikelijke Groninger pijpmodel van een decoratie voorzien. De uitvoering is echter bovenmatig primitief. Vooral kenmerkend is de stippendecoratie aan weerszijden van de steel, die afgekeken is van produkten uit Hoorn en die in andere steden nooit is toegepast.
Tenslotte zijn er in het vierde kwart van de zeventiende eeuw versierde pijpen die op Goudse tegenhangers zijn geïnspireerd. Het betreft produkten met een versierde ketel (afb. 57-61). De decoratie inspireert zich op Goudse waar (vgl. afb. 93-97) maar is geheel eigen van karakter. Als voornaamste punt valt de grove uitwerking op. Ook in thema's volgen deze Groninger produkten de Goudse kleipijpen: heraldiek, flora en het dagelijks leven. Een duidelijke relatie met de stad Groningen toont de dubbelkoppige adelaar (afb. 57). De Hollandse leeuw als tegenhanger (afb. 58), eveneens in Groningen gemaakt, is ook uit Westnederlandse steden bekend. Bij de uitbeelding van een trompetter en trommelaar is de voorstelling tot het meest elementaire teruggevoerd. Dit produkt draagt ook een makersmerk op de ketel (afb. 60). Wonderlijk primitief tenslotte is de voorstelling van een drinkende Bacchus op een ton gezeten (afb. 61). Deze pijp is volledig in een eigen stijl uitgevoerd.
Commandeurslogement
Een bijzondere plaats nemen de vondsten van het Commandeurslogement in. Hier werd een beerput aangetroffen waarin zich enig pijpmateriaal bevond, dat qua kwaliteitsverhouding afwijkt van het vondstmateriaal van andere lokaties in de vesting. In dit logement verbleef de elite van de vesting en het is niet verwonderlijk dat juist op deze plaats een duurdere soort huisraad is gebruikt. Dat zien we niet alleen in de vondsten van gebruiksceramiek en glaswerk terug, ook de tabakspijpen weerspiegelen een hogere status.
Wat de pijpen aangaat, betreft het de fijne zogenaamde lange Goudse pijp die hier is gevonden. Onder de vondsten treffen we het befaamde Goudse merk WS gekroond aan (afb. 25). Dit produkt, afkomstig uit de werkplaats van Willem Stevens de Jonge in Gouda, behoort tot de fijnst denkbare waar uit de jaren 1650-1670. Ketel en steel zijn op onnavolgbaar zorgvuldige wijze met de agaat gestreept. Echter, de vondsten van het Commandeurslogement leverden niet in alle gevallen oorspronkelijke Goudse produkten op. Naast de duurdere Goudse waar is in dit logement ook de in stijl overeenkomstige lokale pijp gerookt, die ongetwijfeld iets goedkoper was. Deze pijp is minder delikaat van ketelmodel en wat korter van steel. Pas wanneer wij haar naast de Goudse pijp leggen, kunnen we deze mindere kwaliteit vaststellen. De enige complete pijp uit deze groep, van de Groninger maker Jan Marcus Parssens (afb. 35) heeft een steellengte van 42 centimeter. Ten opzichte van de standaardlengte in Gouda in die periode, die dan 45 centimeter bedraagt, wordt de consument roker enkele centimeters aan steel tekort gedaan. Hoewel dit produkt de meest zuivere navolging van de Goudse kleipijp uit een Groninger werkplaats is, valt de mindere afwerking duidelijk op. Zo is de filtradering alleen aan de voorzijde van de ketel aangebracht. Het glazen is minder zorgvuldig gedaan en het bandstempel is opdringerig gestempeld maar te smal van voorkomen. Tenslotte is bij het gevonden exemplaar per ongeluk ook het steeleind grotendeels dichtgeknepen. Ondanks dit gebrek is het produkt gewoon verkocht.
Achttiende eeuw
Voor het achttiende-eeuwse pijpmateriaal van Bourtange is de behandeling aan de hand van de ontwikkeling van de Goudse kleipijp de meest logische. Vanaf 1660, wanneer in Gouda een pijpenmakersgilde wordt opgericht, neemt de nijverheid in die stad een hoge vlucht. Het produkt steekt in kwaliteit en in prijs steeds gunstiger af, zodat de regionale bedrijven het in de concurrentiestrijd moeten afleggen.
Vanaf het begin van de achttiende eeuw ontwikkelt het Goudse pijpmodel zich van trechtervormig (afb. 63-67) naar ovaal (afb. 70-73). Rond 1740 is een fraai afgewogen ovaal model verkregen, dat dan nog slank en wat ijl is (afb. 70) en in de loop van de eeuw buikiger zal worden (afb. 72). Deze pijpsoort is vanaf 1740 algemeen in Gouda in produktie en juist aan dit pijpmodel dankt Gouda haar naam als pijpenstad. Niet alleen het ketelmodel, ook de ragfijne steel met een lengte van een halve meter of meer, bepalen het belang van dit luxueuze produkt. Deze fraaie en elegante pijp, die technisch bezien een knap staaltje vakmanschap uitstraalt, behoort tot de vermaarde handelswaar van de Goudse makers en vindt naar alle delen van de wereld zijn weg.
Goudse handelshuizen stimuleren de verkoop op merk. Sommige kooplieden zijn lid van het pijpenmakersgilde en bezitten een eigen pijpenmerk, waarop zij orders uitbesteden. De bekendste handelshuizen zijn die van de B gekroond (afb. 86, 105), de Leeuw in de Hollandse tuin (afb. 89) en de letter D (afb. 77-80). Daarnaast zijn er voorname pijpenmakerijen die dankzij hun merk een grote omzet realiseren, zoals de 73 gekroond (afb. 88, 99, 102, 103) en de burg (afb. 108). Veel zelfstandige pijpenmakersbazen werken voor de handelshuizen maar zetten bij gebrek aan orders hun eigen merk. Soms is hun produkt goed van kwaliteit, maar blijft de vraag vanwege het onbekende merk beperkt. Dat is het geval met bijvoorbeeld het merk de knol tussen twee messen (afb. 69).
Het aantal pijpenmerken neemt na 1700 snel toe en houdt gelijke tred met het aantal werkplaatsen. In 1749 is dit op een maximum van maar liefst 371 merken (noot 16). Van de merken worden er ongeveer tien met veel succes door handelshuizen geëxploiteerd. Daarnaast is er geregelde afzet uit Gouda van grote bedrijven die samen enkele tientallen merken bezitten. Het merendeel van de pijpenmerken geniet een marginale vraag, overigens met tijdelijke oplevingen. Tenslotte zijn sommige merken na een korte periode van gebruik louter administratieve merken.
Het renommee van de Goudse werkplaatsen zet pijpenmakers in andere steden tot imitatie aan. Niet alleen de Goudse stijl wordt nagevolgd, ook het merk wordt geïmiteerd. In 1739 krijgen de Goudse pijpenmakers merkbescherming voor de provincies Holland en West-Friesland (noot 17). Naast hun persoonlijke merk mogen zij het stadswapen van Gouda voeren als teken dat het produkt in Gouda is gemaakt (afb. 70, 72). Een jaar later wordt het octrooi uitgebreid en behouden de fijne en porceleijne pijpen alleen het wapenschild als bijmerk, terwijl bij de goedkope, grove soort de letter S wordt toegevoegd (afb. 73, 111, 112, 116, 117). Buiten de provincies Holland en West-Friesland blijft de merkimitatie onvervolgbaar.
In totaal zijn 98 verschillende Goudse merken in Bourtange gevonden, hetgeen ongeveer 15 procent van het totaal aantal in Gouda gevoerde merken bedraagt. Van het merendeel van de merken betreft het één of enkele exemplaren. Ruimer vertegenwoordigd zijn het zwijn (11 exemplaren), de both (13), trompetter (14), wapen van Batavia (11), wapen van Haarlem (14), A gekroond (16), D gekroond (19), K (43), BWB (11), 46 gekroond (18), 57 gekroond (22) en 94 gekroond (20).
Uiterst beperkt in de Bourtanger vondsten zijn de fraai versierde Goudse produkten, die vanaf 1740 door de belangrijkste pijpenfabrikanten zijn vervaardigd. Dergelijke pijpen behoorden indertijd tot de duurste waar. De thema's hiervoor zijn dikwijls nationalistisch van aard of op de export gericht. De ketel voorzien van een wapenschild (afb. 109) waarop de wapentekens van de Zeven Verenigde Provincies zijn samengebracht, vertoont de ultieme verdiensten in graveertechnisch opzicht. De fijnheid van dergelijke produkten is wonderbaarlijk en qua status zijn de twee pijpen van dit soort slecht in het soldatenmilieu van Bourtange te plaatsen. Het meest bijzondere voorbeeld is wel een pijp in de vorm van een tuinvaas in Lodewijk XIV-stijl (afb. 110). De persvorm voor deze pijp is door de Goudse zilversmid Van Oye gegraveerd(noot 18). Tussen twee geprononceerde reliëfbanden is de hoofdvoorstelling aangebracht, die betrekking heeft op de Vrede van Aken, in 1748 gesloten. Aan de voorzijde van de ketel zijn de portretten van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk en haar echtgenoot keizer Frans van Lotharingen weergegeven. Op de achterzijde zien we de wapens van de Oostenrijkse erflanden en van het keizerrijk Hongarije.
Opmerkelijk aan de achttiende-eeuwse pijpen uit Bourtange is de ontdekking van talloze imitatie Goudse pijpen die tot voor kort als authentieke Goudse waar werden beschouwd (afb. 74-85). Het gaat om de imitatie maatpijp, de lange Goudse pijp met de gemelde volovale ketel, hiel en lange rechte steel. In Nederland is met name Alphen aan den Rijn als imiterend centrum bekend (noot 19). In Duitsland is in het Westerwald dit produkt op soortgelijke wijze nagevolgd (noot 20). Wat betreft de produkten uit de vondst van Bourtange is niet te zeggen of het om Groninger pijpen gaat, of dat dit materiaal aangevoerd werd vanuit het Duitse Westerwald of vanuit fabrieken meer in de Noordelijke Duitse staten gevestigd. Ook in Hamburg en andere centra
zijn de Goudse maatpijpen nagevolgd (noot 21).
Het onderscheid tussen de originele Goudse waar en de nagemaakte produkten is een kwestie van details. Het gaat om de wijze waarop het pijpmodel in de vorm is uitgesneden, de verhoudingen van de ketel, de steelhoek en de afwerking van het produkt. De interpretatie van deze factoren is verschillend van aard. Soms is het model te slank (afb. 75, 85), dan weer te laag (afb. 77, 78) of vormt de hiel een anorganische toevoeging aan de ketel (afb. 76, 85). Ook de wijze van gravering van het merk is anders dan in Gouda. Sommige merken zijn slordig en onzorgvuldige namaaksels van de Goudse. De parelomlijsting is grof en onregelmatig, de letters of cijfers zijn slecht gevormd of te groot of te klein. Een kroon wordt soms toegevoegd (afb. 81) of weggelaten (afb. 85), hetgeen in Gouda beslist niet gebruikelijk is. Tenslotte heeft ook het bijmerk niet die perfectie die we bij de Goudse voorbeelden aantreffen (afb. 80), terwijl enkelen zelfs een volkomen vlak schild tonen (afb. 76). Soms zien we tekens die geen relatie met het Goudse stadswapen hebben maar op een andere plaats van herkomst wijzen (afb. 83, 84), terwijl wel de Goudse hielmerken zijn nagezet.
Uit de Bourtanger vondst zijn pijpfragmenten van het zogenaamde exportsoort rijk vertegenwoordigd (afb. 86-92). Het gaat om pijpen met een Goudse verfijning, maar in stijl aangepast aan de mode in Duitsland. De hiel is bij deze modellen verkleind tot een spoor en het makersmerk is op de voorzijde van de ketel gestempeld. De steel is doorgaans kort, van 20 tot 35 centimeter en de zwaartepuntdecoratie is gestempeld (afb. 86, 87) of in reliëf uitgevoerd (afb. 89). Hoezeer dit type voor export bestemd was, wordt bewezen door het geringe voorkomen van dergelijke pijpen in Westnederlandse vondstcomplexen enerzijds en de aanwezigheid van merken van pijpenexporteurs anderzijds (afb. 86, 89). Zo waren de eigenaars van de merken B gekroond, D en de Leeuw in de Hollandse tuin bekend als handelaren op Duitsland en het is zelfs niet onmogelijk dat dergelijke pijpen via Duitse plaatsen in Bourtange terecht zijn gekomen.
Eén exportprodukt is uitzonderlijk (afb. 68). Het is een oversized trechtermodel met op de hiel het wapen van de stad Hamburg. Aan de voorzijde van de ketel is in opdracht het initiaalmerk IP gekroond gestempeld. Kennelijk is deze speciale exportorder vanuit Gouda voor een specifieke Duitse handelaar uitgevoerd. Het blijft vooralsnog onbekend langs welke weg een dergelijke pijp in Bourtange terecht is gekomen.
Meer algemene exportmodellen zijn gemerkt met de naam ISER gekroond dat op de voorzijde van de ketel is gestempeld (afb. 90). Van dit merk zijn maar liefst 37 pijpen geborgen. Bedoeld wordt hier de maker Johann Hartmann Isern uit Hildesheim. Interessant is het te weten dat dit produkt overigens ook in Alphen aan den Rijn is nagemaakt (noot 22). Twee andere koppen tonen respectievelijk een steelintaglio met het opschrift “APFFENBERG” (afb. 91, noot 23) en een initiaalmerk (IIH) van een nog onbekende Duitse maker (afb. 92).
Eenvoudiger van aard, maar opmerkelijk rookgerei is de schelppijp. Aan de basis van de ketel bevindt zich een decoratie van knorren, een krans lobben, die soms op de steel ontspringen en doorgaans tot halverhoogte van de pijpekop reiken (afb. 101-107). Deze pijpsoort is in twee kwaliteiten vervaardigd. De eenvoudige waar kan tot de grove kwaliteit gerekend worden (afb. 106). In het tweede kwart van de achttiende eeuw ontwikkelt zich dit model tot een fijne pijp. Dan is de decoratie fijner uitgevoerd, ontspringt doorgaans op de steel vanuit een band met servetwerk (afb. 103) of een steelring (afb. 104). In sommige gevallen is bij deze pijpen een perkenrand over de buik van de ketel aangebracht (afb. 102-104, 137). De velden in deze band zijn gevuld met schelpjes, een zwemmend zwaantje, kinderborstbeeld of het wapenschild van Gouda. Al deze fijne figuurtjes worden door de vormmaker met een slagstempel aangebracht. Ook de knorrenpijp kent een exportuitvoering die opvalt door zwaardere lobben, die tot aan de ketelopening doorlopen (afb. 105). Ook in het Westerwaldgebied zijn deze knorrenpijpen gemaakt getuige de vondst van een dergelijke kop, waarvan het initiaalmerk GH voor Grenzhausen staat (afb. 137,noot 24). De populariteit van deze pijp in Duitsland wordt mede bewezen door een steelring met "HANOVER PYPEN" (afb. 104), die met oogmerk van export is geplaatst(noot 25). Slechts één opmerkelijk exemplaar met een achtzijdige ketel wijkt van de knorrenpijp af (afb. 108). Dit exemplaar komt zelden in Nederlandse vondstcomplexen voor.
Weinig regulier onder pijpvondsten zijn de zogenaamde Turkenkoppen, waarvan drie fragmenten in Bourtange zijn aangetroffen. Van dit rondbodemmodel stamt de fraaiste uit de werkplaats van Arie van Houten (afb. 99). Een ander exemplaar heeft een opmerkelijke staande ketel en de decoratie is hier op weinig artistieke wijze uitgevoerd (afb. 100). De pijp houdt het midden tussen een hielloos model en een figurale pijp.
Wat de grove achttiende-eeuwse pijpen betreft, onderscheiden we de onversierde pijp en die gemaakt in de traditie van de zogenaamde Goudse zijmerkpijp. Beide soorten hebben een overeenkomstig korte steel met een lengte van ongeveer 23 centimeter. De onversierde pijpen dragen geen enkele decoratie en wanneer een filtradering is aangebracht, beperkt deze zich tot de voorzijde van de ketel. Het model kan wisselen, maar er zijn geen toeschrijvingen naar centrum te geven. Onder de aangevoerde waar zijn bekende Goudse zijmerkpijpen te vinden, die op de ketelzij voorzien zijn van een in Gouda geregistreerd merk (afb. 111-113, 116-117). In totaal zijn 33 verschillende Goudse zijmerken geborgen. Alleen van het merk de olielamp gekroond is een partij van 56 exemplaren in een secreet op de Meestraat aangetroffen. Bij de andere merken gaat het om kleine aantallen met een maximum van dertien exemplaren. Onder de zijmerkpijpen bevinden zich na enig speurwerk ook lokale imitaties, die slechts opvallen doordat de zuiverheid van de Goudse graveringen op primitieve wijze is nagevolgd (vgl. afb. 116 met 123).
Een eigen plaats nemen de pijpen van Evert Pieters Pijl uit Groningen in (afb. 118-120). Deze zijmerkpijpen zijn in feite niet van de Goudse waar te onderscheiden, zij het dat het merk EP gekroond in Gouda in die periode niet wordt gezet. Gezien de technische kwaliteit van het produkt behoorde het bedrijf van Pijl tot de meer gestroomlijnde werkplaatsen, waarvan de organisatiewijze het dichtst bij die van Gouda stond. Zonder twijfel zijn in dit bedrijf ook maatpijpen met de ovale ketel gemaakt. In de Groninger werkplaatsen komen ook nieuwe merken tot stand, zoals de lettermerken IHP gekroond (afb. 121) en DNH gekroond (afb. 122).
In de tweede helft van de achttiende eeuw wordt de produktie van de zijmerkpijp hoofdzakelijk een aangelegenheid voor niet-Goudse werkplaatsen. Uit dat tijdvak stammen zijmerken met de gekroonde vis op de golven voorzien van initialen van de maker (afb. 126-128) en de gekroonde letter N, eveneens van initialen voorzien (afb. 129). Deze produkten worden in grote aantallen in Schoonhoven en Gorinchem geproduceerd en genieten gezien de geringe verkoopprijs snel grote populariteit. In beide steden wordt het pijpenmerk collectief gebruikt en dient een initiaalmerk ter individualisering van de maker. Vandaar de eindeloze reeks lettervariaties op één merkteken.
De Nederlandse markt wordt in de tweede helft van de achttiende eeuw ook door Duitse produkten overspoeld. Met name in het Westerwald, het gebied ten westen van Keulen, groeit de pijpennijverheid boven haar regionale omvang uit. De stijl van deze Duitse produkten is van de Goudse afgeleid, maar vertoont toch specifieke kenmerken. Bij sommige modellen is van smaakverfijning sprake en is een eigen uitgebalanceerd model tot stand gekomen (afb. 131, 135). Ook de decoratie kent artistieke uitlopers (afb. 132), waarbij het met zorg weergegeven Saksische paard qua graveertrant met de Goudse produkten kan wedijveren (afb. 134, noot 26). Daarnaast zijn ook boerse vormen gemaakt (afb. 130, 136). In hoeverre ook pijpen uit bedrijven in Noord-Duitsland - bijvoorbeeld Hamburg en Bremen - op de Groninger markt verkrijgbaar zijn, blijft onbekend. Dit is vooral te wijten aan de geringe kennis die wij van het Noordduitse materiaal hebben.
Negentiende eeuw
Het aantal negentiende-eeuwse pijpen uit Bourtange is gering in aantal. Hiervoor zijn meerdere redenen. De bewonersintensiteit in Bourtange neemt in de negentiende eeuw sterk af. Daarnaast vermindert in de loop van de reeds gemelde eeuw de gewoonte van het pijproken ten gunste van pruimtabak, sigaar en sigaret. Tenslotte komt er na het midden van de negentiende eeuw concurrentie van houten pijpen en pijpen van meerschuim en andere materialen.
Wat de kleipijpen aangaat, is de negentiende eeuw in twee perioden te verdelen. De eerste helft waarin de Goudse bedrijfstak nog de toon aangeeft en het produkt vormgegeven wordt overeenkomstig de Goudse traditie. In de tweede helft van de negentiende eeuw neemt de invloed van bedrijven uit het buitenland toe. Nieuwe centra in Frankrijk en België zorgen voor een impuls in artistiek opzicht. De snel in omvang toenemende huisnijverheid in het Westerwald heeft weliswaar geen innoverend karakter, maar beïnvloedt de prijs van het produkt.
Aan het begin van de negentiende eeuw verdwijnt de sterke scheiding tussen grove en fijne pijpsoorten. Er blijven weliswaar kwaliteitsverschillen maar er zijn geen aparte pijpsoorten voor een bepaalde kwaliteitskategorie. Zodoende is de grove pijp na 1800 niet meer afwijkend van model, doch volgt de lijn van de betere kwaliteiten. De zijmerkpijp, die vanaf de zeventiende eeuw in gebruik is geweest, verdwijnt van de markt. Hiervoor in de plaats komen verschillende modellen korte pijpen, waarvan de ketelvormen van de basistypen ovaal, kromkop en rondbodem zijn afgekeken. Over de gehele linie topt na 1800 de kwaliteit van de beste soort af.
Het Goudse ovale model blijft ook gedurende de negentiende eeuw in volume toenemen. De slanke ovale ketel, die in de tweede helft van de achttiende eeuw een wonderlijke spanning uitstraalde, raakt door verdere groei overbelast en krijgt een waterhoofdig voorkomen (afb. 140-142). De benaming bomkop voor deze grote koppen is terecht en het model is illustratief voor de Biedermeier tijd, waarin van overvloed in vormgeving algemeen sprake is. Een mooi voorbeeld hiervan is de spreukpijp met op het tekstlint een Duitstalige tekst maar op de hiel gestempeld met het befaamde oer-Goudse merk het melkmeisje (afb. 138). Vanwege zijn opmerkelijke steellengte van ruim 85 centimeter behoorde dit produkt tot de trots van de fabrikant en deze kleipijp figureerde als zodanig op meerdere tentoonstellingen (noot 27).
Kenmerkend voor de artistieke teruggang van het Goudse produkt is de vondst van een ovale ketel met het wapen van de stad Gouda (afb. 139). Deze pijp behoort tot het genre dat in de achttiende eeuw het meest prestigieus uitgevoerd was (afb. 109). In de tijd na 1820 laat zich ook in de reliëfdecoratie het verval van de pijpennijverheid aflezen. Hoewel voldoende kenmerken van vakgraveerkunst aanwezig zijn, vertoont de wijze waarin deze decoratie in de pijpvorm is aangebracht minder zwier dan bij produkten van een eeuw eerder.
Zoals opgemerkt wordt na 1850 de smaak niet meer exclusief door Gouda bepaald. Ook andere produktiecentra, met name de Franse, leveren hun bijdrage aan het pijpmodel. Dit betekent dat het marktaanbod van kleipijpen gemengde invloeden vertoont. In Westnederlandse vondstcomplexen zien we de stijl verbreden met korte rookpijpen in Belgische en Franse stijl. Merkwaardig genoeg zien we in Bourtange in de periode na 1850 juist overwegend Gouds materiaal. Een verklaring kan alleen worden gegeven vanuit de veronderstelling dat de rokende bevolking tot een zeer behoudende groepering behoorde.
Twee vondsten van afwijkende aard markeren het einde van het tijdperk van de kleipijp. Het is de ketel van een korte pijp (afb. 143) met aan weerszijden een armoedig gegraveerde druiventros omgeven door een wingerdrank. Het is de meest recente rookpijp van de Bourtanger pijpvondsten. Tenslotte is er een figuurpijp waarvan de ketel een hondekop voorstelt, compleet met colbertrevers en vlinderdas op het borstbeeld en een hoge hoed op de kop (afb. 144). Een dergelijk produkt is een flauw aftreksel van de Franse karikatuurpijpen uit de negentiende eeuw. Door Goudse bedrijven is deze pijp in de eerste helft van de twintigste eeuw als belleblaaspijpje gebracht. Gezien de gebruiksdevaluatie van rookpijp naar belleblaaspijp markeert geen produkt het einde van het tabaksgebruik uit kleipijpen beter dan deze hondekop.
Gebruikssfeer
Inzicht in de gebruikssfeer krijgen we door interpretatie van de gebruikssporen, die zich bij kleipijpen tot roetaanslag aan de binnenzijde van de ketel van de pijp beperken. Hoewel deze gebruikssporen in de grond minder worden, verdwijnen zij niet. De tellingen in dit opzicht zijn in zekere mate subjectief, want het gaat om de graad van zwarting aan de binnenzijde van de ketel. Er is een verdeling gemaakt in drie kategorieën: niet of nauwelijks gerookt, flink gerookt - tussen enkele malen en enkele tientallen malen - en tenslotte de zwaar gerookte pijp. Bij deze laatste is duidelijk een koolaanslag aan de binnenzijde van de ketel afgezet. Andere pijpen zijn geheel doorgerookt en vertonen aan de buitenzijde een donkerbruine nicotineverkleuring van honderden malen rookgenoegen. Soms is er ook een zwarte rand langs de buitenzijde zichtbaar. Deze roetband kan misleidend zijn, aangezien zij ontstaat wanneer de pijp met een walmende kaars of olielamp wordt aangestoken. Gebruikt de roker een houtspaander of zwavelstokje, dan zal de buitenzijde van de ketel schoner blijven.
Ten opzichte van vondstcomplexen uit beerputten in de Amsterdamse binnenstad, is het pijpmateriaal in Bourtange zeer intensief gebruikt. In Amsterdam is minder dan één procent van de pijpvondsten zwaar gerookt, terwijl dikwijls meer dan de helft nauwelijks is gebruikt. Naast de eenvoudige kwaliteit van het pijpmateriaal bevestigt dus ook de gebruiksintensiteit de materiële armoede binnen de vesting.
In een maatschappij waarbij hergebruik en zuinigheid kenmerkend zijn, mag men verwachten dat de kleipijp ook na breuk niet onmiddellijk wordt weggegooid. Verschillende voorbeelden van herbruikte pijpen zijn in Bourtange gevonden, waarbij de sterk ingekorte steel opnieuw als mondstuk dienst is gaan doen. Dit gebruik is pas vast te stellen wanneer in de ingekorte pijp door de tanden een mondstuk is uitgesleten (afb. 56, 60, 147). Bij de drie afgebeelde pijpen gaat het om tot een neuswarmertje ingekorte pijpen.
Naast voorbeelden van pijpen met een ingesleten mondstuk is er een tweede soort kleipijpen met aangevijld steeleind gevonden (afb. 146, 148). Bij deze produkten is de steel conisch bijgesneden om aan deze pijpen een roer van een ander materiaal te bevestigen en slijtage van tanden ontbreekt derhalve. Drie van dergelijke houten stelen, wel aangeduid met pijpenmof, zijn geborgen. Zij hebben een lengte van 8 tot 12 centimeter en zijn van vlierhout gemaakt. Vanwege de merendeels holle kern van deze heestersoort leent de vlier zich bij uitstek voor dit doel.
Het afbreken van de steel van de pijp had in de zeventiende eeuw een duidelijke gebruiksreden. Rokers die de pijp tussen de tanden klemden, kregen na jaren roken een slijtkanaal in hun gebit (noot 28). Wanneer zo'n kanaal, dat ontstond omdat de pijpaarde geleidelijk in het tandglazuur sleet, te ruim was, kon de roker daartussen zijn pijp niet meer vastklemmen. Dan waren er twee oplossingen: de steel afbreken zodat een dikker stuk tussen de tanden geklemd kon worden, of de pijp op een andere plaats houden en onvermijdelijk een nieuw kanaal inslijten. Uiteraard duurde het jaren voordat de gebitsslijtage zo sterk was, dat men er zijn pijp niet meer tussen kon houden. De reeds gemelde opgravingen op Spitsbergen hebben verschillende schedels aan het licht gebracht, waarin deze slijtsporen aan het gebit goed te zien zijn. Ook in Bourtange is een schedel uit de eerste helft van de zeventiende eeuw aangetroffen met overeenkomstige sporen.
Tenslotte is er nog een dubbelconische pijpekop geborgen (afb. 145), die aan de bovenzijde kennelijk beschadigd is geweest en tot tweederde van de hoogte is afgevijld. Zuinigheid bij een dergelijke grove pijp kan men alleen in afgelegen centra verwachten. Veel andere vormen van hergebruik zijn gezien de fragmentarische aard van de pijpvondsten niet herkenbaar.
Interessant is de vondst van een pijp met ovale ketel met als hielmerk het politieke merk de keeshond (noot 29). Deze pijp draagt nog zijn oorspronkelijke vonkenvanger van gevlochten messingdraad. Dergelijke vuurkorfjes komen al in de achttiende eeuw in zwang. Opvallend fraai is het kettinkje van dit exemplaar gevlochten, waarmee de dop aan de steel is geborgd. Bij deze vondst is bovendien om de afgebroken steel een messing bus geschoven waarin met behulp van een nageltje een mondstuk van organisch materiaal heeft gezeten. Dit laatste is helaas verloren gegaan.
Tot wering van brand en ter voorkoming van schroeigaatjes in kleding werden vuurkorfjes of vonkenvangers gebruikt. Hiervan zijn verschillende exemplaren in Bourtange teruggevonden (afb. 149-151). Er is enig inzicht in de soort pijpen die bij deze brandpreventieve dekseltjes past. Detectorvondsten van andere lokaties hebben de laatste jaren meerdere voorbeelden aan het licht gebracht, overigens doorgaans zonder bijbehorende pijp (noot 30). Uiteraard werden deze kapjes, wanneer de pijp brak op een andere pijp overgezet.
Voor de betere kwaliteit tabakspijp gebruikte de roker een gevlochten netje van koperdraad (afb. 149). Deze vonkenvanger verschijnt aan het begin van de achttiende eeuw en blijft tot aan het begin van deze eeuw in gebruik. Naast messingdraad is ook ijzerdraad gebruikt, dat in de grond in een paar jaar tijd echter wegroest. Wanneer de roker van betere huize is beschikt hij over een zilveren pijpedop, die dezelfde koepelvorm heeft als de eenvoudige gevlochten voorbeelden.
De achttiende-eeuwse pijp van grove kwaliteit wordt vaak met een eenvoudig messing dekseltje afgesloten (afb. 150). Dit dekseltje heeft een lichte koepelvorm met enkele luchtgaatjes en de rand is ingeknipt en gevouwen. Door de aaneengesloten rij omgevouwen stripjes ontstaat een enigszins flexibele rand, waardoor het deksel gemakkelijk op de pijpekop is vast te klemmen. Ook deze dekseltjes werden met een kettinkje en oog aan de steel geborgd.
Wanneer de houten pijpen en de pijp van porselein algemeen in gebruik komen, komt een vonkenvanger met een scharnier, die we beter met klepdeksel kunnen aanduiden. Eén zo'n voorbeeld is in Bourtange gevonden (afb. 151) en diende tot afsluiting van een houten pijp.
Tenslotte bevindt zich onder de vondsten nog de klep van een pijpekas, een houten foudraal voor het bewaren van een kleipijp. Dergelijke foudralen zijn vanaf het begin van de achttiende eeuw in gebruik en blijven dat tot ongeveer 1900. Het dekseltje van het onderhavige exemplaar behoorde tot een kas die aan de buitenzijde rijk van messingbeslag was voorzien. Dergelijke artikelen verwachten we in een middenklasse milieu en zijn wat Bourtange aangaat niet goed te duiden.
Conclusies
Dit artikel inventariseert en beschrijft de kenmerken en gebruikssporen van de kleipijpen gevonden in de vesting Bourtange. Daarmee wordt duidelijk welke soorten er voorkomen en dat dit materiaal gemiddeld intensiever gebruikt is dan in stedelijke gebieden. Zoals ook uit het andere vondstmateriaal is te concluderen, heeft het deze afgelegen gemeenschap niet aan handelskanalen ontbroken om over gebruiksvoorwerpen te beschikken. Wat de pijpen betreft is dit noodzakelijk, aangezien in Bourtange geen kleipijpen zijn gemaakt. Reeds vanaf de bouw van de vesting worden pijpen zowel uit nabijgelegen steden als uit verafgelegen provincies aangevoerd. Alle stijlen die we in de stedelijke cultuur tegenkomen, zijn ook in de Bourtanger vondst vertegenwoordigd. Wel is het zo, dat de verhoudingen qua kwaliteit en herkomst verschillen. Over het algemeen is de kwaliteit eenvoudig en zijn de goedkopere lokale produkten oververtegenwoordigd ten opzichte van de duurdere pijpsoorten uit het verre Holland.
Het koppelen van het vondstmateriaal aan een meer specifieke gebruikersgroep dan "de soldaten van Bourtange" is alleen mogelijk gebleken bij een beperkte groep pijpen gevonden nabij het Commandeurslogement. Deze pijpen uit de periode 1660-1665 zijn van de betere kwaliteit, hetgeen de status van de vindplaats ook doet verwachten. Verder is het merendeel van de vondsten uit de grachten afkomstig, waar het bij het slechten van de wallen in de negentiende eeuw is gestort. Het betreft dus een secundaire vindplaats, waardoor meer specifieke conclusies op grond van vondstomstandigheden onmogelijk worden. Zodoende geeft dit vondstmateriaal niet de mogelijkheid de soldatencultuur in verschillende sociale gelederen onder te verdelen.
De kleipijpen uit Bourtange maken een interessante vergelijking mogelijk met pijpvondsten uit een andere afgesloten gemeenschap: de walvisvaart-basis op Spitsbergen. In beide gevallen bestaat de populatie uit een maatschappij van mannen in werkomgeving, respectievelijk soldaten en zeelieden. Het lijkt erop dat in dergelijke mannengroeperingen de esthetiek een beduidend mindere rol speelde dan in de burgerlijke sfeer waarin sexen gemengd leven. In ieder geval geven de pijpvondsten uit Bourtange een armoedige indruk van twee en een halve eeuw geïsoleerd soldatenleven.
Aan de centra waar kleipijpen gemaakt zijn, is in de literatuur ruimschoots aandacht besteed. Weinig is er echter over de distributie van pijpen bekend. Dit is niet verwonderlijk. De handelsafspraken voor pijpen werden zowel door de maker als door kooplieden onderling geregeld terwijl de aflevering door schippers gebeurde. Deze schippers verzorgden het transport en regelden tevens de betaling. Weliswaar zijn er tarieflijsten van verzendingen bekend, maar geen tabellen waaruit de frequentie of de gebruikte handelsroutes blijken. Particuliere archieven die hierover kunnen informeren zijn niet bewaard.
Dankzij de regiogebonden kenmerken van kleipijpen biedt het vondstmateriaal van Bourtange de mogelijkheid de herkomstplaatsen van de pijpen vast te stellen en zodoende enig inzicht in de distributie van de kleipijp te geven. De in Bourtange gebruikte pijpen zijn steeds voor een belangrijk deel uit de stad Groningen betrokken, behalve in de negentiende eeuw wanneer de pijpenproduktie daar is gestopt. Voor de zeventiende en achttiende eeuw gelden percentages van respectievelijk ruim 70 en 40 procent (noot 31). Import van grotere afstand komt in alle perioden voor, in de zeventiende eeuw op aanzienlijke schaal uit de provincie Holland (ruim 25%, noot 32) en in de achttiende eeuw met name uit Gouda (48%) en in mindere mate uit andere plaatsen en de Duitse gebieden (9%).
Sedert de eerste publikatie waarin van de vondst van pijpen in Bourtange melding wordt gemaakt in 1860 (noot 33) - tevens de eerste Nederlandse publikatie over pijpen! - zijn kennis en inzicht enorm toegenomen. Zowel materiaalvergelijking als archiefonderzoek hebben hieraan bijgedragen. De kennis op het gebied van produktie, distributie en gebruik kan ongetwijfeld nog worden uitgediept. Met name serieuze aandacht voor gesloten vondstcomplexen uit woongemeenschappen kan hiertoe dienen. Het materiaal uit Bourtange heeft hiertoe een welkome impuls gegeven. Hopelijk zullen in de toekomst meer van dergelijke vondstcomplexen voor bestudering beschikbaar komen.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Leiden, 1993.
Afbeeldingen
Afb. 1 | omschr. Takspijp, gebotterde filt, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1595-1615 |
afm. | 2.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4428 |
Afb. 2 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt met groef, brede vlakke hiel, onversierd |
prod.pl. | Nederland? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1615-1630 |
afm. | 3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1811 |
Afb. 3 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 9 |
dat. | 1600-1615 |
afm. | 2.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3950 |
Afb. 4 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt met radering, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1600-1620 |
afm. | 2.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 473 |
Afb. 5 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt met radering, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1600-1620 |
afm. | 2.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 471 |
Afb. 6 | |
omschr. | Tabakspijp, klein formaat, filtradering voorzijde ketel, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1665 |
afm. | 3.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 526 |
Afb. 7 | |
omschr. | Tabakspijp, glad afgesneden filt, hielmerk ster in contour |
prod.pl. | Amsterdam? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1600-1620 |
afm. | 2.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 775 |
Afb. 8 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk vijfbladige roos |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1615-1625 |
afm. | 3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 464 |
Afb. 9 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk vijfbladige roos met kelkbladen gekroond |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1625-1635 |
afm. | 3.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3808 |
Afb. 10 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk vijfbladige roos gekroond met initialen IC, zwaartepuntdecoratie van ruiten met ingezwenkte zijden en gevuld met vier lelies, steelraderingen |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1625-1635 |
afm. | 3.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 419 |
Afb. 11 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk BC gekroond omgeven door vier hartvormige bladen |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1630-1640 |
afm. | 3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 496 |
Afb. 12 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk huismerk met letter A met kruis en initialen IA |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1630-1640 |
afm. | 3.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1140 |
Afb. 13 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk IP gekroond |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1635-1645 |
afm. | 3.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2775 |
Afb. 14 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk TM monogram |
prod.pl. | Amsterdam, Thomas Michielsz.? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1635-1645 |
afm. | 3.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 199 |
Afb. 15 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk IW met ster |
prod.pl. | Gouda, Joost Witjes? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1635-1645 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1794 |
Afb. 16 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk CD met ster |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 7 |
dat. | 1645-1655 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 615 |
Afb. 17 | |
omschr. | Tabakspijp, barokversiering van palmetachtige bladeren en gekrulde bladeren die uit een knoop om de steel ontspringen, filtradering voorzijde ketel |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1635-1645 |
afm. | 3.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 770 |
Afb. 18 | |
omschr. | Tabakspijp, barokstrooibloemen van stippelroosjes op de ketelzijden en een vierbladige lelie op de achterste ketelnaad, perken met stippen langs de ketelopening |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Slootvulling |
complex | Boven B 3 |
dat. | 1635-1645 |
afm. | 3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3881 |
Afb. 19 | |
omschr. | Tabakspijp, Jonasfiguur, gestileerde wierkrans om het hoofd, de steel aan weerszijden geruwd, filtradering, hielmerk lelie in ruit |
prod.pl. | Hoorn, Pieter Gerritsz.? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1630-1640 |
afm. | 3.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3796 |
Afb. 20 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk Jonas en de walvis |
prod.pl. | Gouda, Jacobus de Mol? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1660-1690 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3762 |
Afb. 21 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk mansportret |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1660-1685 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3766 |
Afb. 22 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk voetboog |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1665-1680 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3765 |
Afb. 23 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk achtpuntige ster in parellijst, zwaartepuntdecoratie van kruizenbanden met stippen en raderingen |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1665-1680 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 15 |
Afb. 24 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk EB in tandlijst |
prod.pl. | Gouda, Jan Jacobsz. de Vrient |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1670-1685 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 271 |
Afb. 25 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk WS gekroond, steelintaglio van twee banden met raderingen |
prod.pl. | Gouda, Willem Stevens de Jonge |
vindpl. | Beerput Commandeurslogement |
complex | B 2 |
dat. | 1650-1675 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3901 |
Afb. 26 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk SHVS, steelintaglio raderingen afgezoomd met parelranden |
prod.pl. | Gouda, Steven Hendricksz. van Steijn |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1670-1685 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3801 |
Afb. 27 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk wapen van Haarlem |
prod.pl. | Gouda, Jan Cornelisz. Zorg |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1675-1700 |
afm. | 3.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3670 |
Afb. 28 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk roos gekroond met initialen VF, steelintaglio van twee banden met raderingen |
prod.pl. | Groningen, Valentijn Feijt |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1670 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 523 |
Afb. 29 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk VHF monogram gekroond, steelintaglio van band met raderingen |
prod.pl. | Groningen, Valentijn Feijt? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1645-1675 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2464 |
Afb. 30 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk VF gekroond, steelintaglio van vier banden met dubbele zigzag lijnen |
prod.pl. | Groningen, Valentijn Feijt |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1640-1675 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 516 |
Afb. 31 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk MHB monogram, steelintaglio van twee banden met raderingen |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1675 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 954 |
Afb. 32 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk MP monogram, steelintaglio van twee banden met raderingen |
prod.pl. | Groningen, Marcus Parssens |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1665 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3804 |
Afb. 33 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk MP monogram |
prod.pl. | Groningen, Marcus Parssens |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1665 |
afm. | 3.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 188 |
Afb. 34 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk IM monogram, steelintaglio van twee banden met raderingen |
prod.pl. | Groningen, Jan Marcus Parssens |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1655-1670 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 485 |
Afb. 35 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk IM gekroond, steelintaglio van twee banden met zigzag lijnen tussen raderingen, mondstuk glad afgesneden en deels dichtgeknepen |
prod.pl. | Groningen, Jan Marcus Parssens |
vindpl. | Beerput Commandeurslogement |
complex | B 2 |
dat. | 1655-1670 |
afm. | 3.8, steel 42 cm |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3902 |
Afb. 36 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk HH monogram gekroond, steelintaglio van drie banden met raderingen |
prod.pl. | Groningen, Hendrik Hendrikx |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1665 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 16 |
Afb. 37 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk II met ster, onversierde steel |
prod.pl. | Groningen, Jan Jansen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1655-1675 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3842 |
Afb. 38 | |
omschr. | Tabakspijp, gladde filt, hielmerk DVHB monogram gekroond |
prod.pl. | Groningen, David van Hoornbeek |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 190 |
Afb. 39 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk rad |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1675 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1066 |
Afb. 40 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk ster |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1650-1670 |
afm. | 3.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2106 |
Afb. 41 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, onversierd |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1665 |
afm. | 3.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1014 |
Afb. 42 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, onversierd |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1640-1670 |
afm. | 3.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3844 |
Afb. 43 | |
omschr. | Tabakspijp, onversierde filt, zwaartepuntdecoratie van lelies in ruiten |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1650-1670 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2400 |
Afb. 44 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk radering, bloemenrank steel |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1645-1655 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2140 |
Afb. 45 | |
omschr. | Tabakspijp, onversierde filt, glad afgesneden mondstuk, onversierd |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.7, steel 14.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 609 |
Afb. 46 | |
omschr. | Pijpesteel, bloemenrank in reliëf op de bovenkant van de steel, aan weerszijden van de steel een achtbladige bloem tussen bladertakken en de einden afgesloten met een vierbladige lelieachtige bloem |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Watergat Kroonwerk |
complex | B 6 |
dat. | 1645-1655 |
afm. | L: 12 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4056 |
Afb. 47 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, bloemenrank in reliëf op de bovenkant van de steel aan weerszijden twee takken met stippelvormige bladeren en aan de einden afgesloten met een vierbladige lelieachtige bloem |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1655 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3840/P 3777 |
Afb. 48 | |
omschr. | Pijpesteel, bloemenrank in reliëf aan weerszijden van de steel, driemaal herhaald een vierbladige bloem, takjes en afgesloten op de bovenste steelnaad met een ruitvorm gevuld met stippen en met boogjes langs de buitenrand |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1645-1660 |
afm. | L: 11.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 451 |
Afb. 49 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, decoratie aan weerszijden van de steel van een vierbladige stippelroos geflankeerd door een geometrisch patroon van stippen en aan beide zijden afgesloten met driehoeken met veervormige bladmotieven voorzien |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1650-1670 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 809 |
Afb. 50 | |
omschr. | Tabakspijp, ketelversiering van een stippelroos met kelkbladen, aan weerszijden van de steel een slingerende bladerrank met enkele stippelroosjes in de bochten en aan het eind |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1650-1675 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 520 |
Afb. 51 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, decoratie stippelroos met krans van stippelvormige kelkbladen |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1650-1680 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 519 |
Afb. 52 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, zijkant ketel in reliëf van een drieklaver |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1650-1675 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 774 |
Afb. 53 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, de ketel het hoofd van de profeet Jonas in hoogreliëf uitgevoerd, op de steel getande kaken van een walvis |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1635-1655 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 401 |
Afb. 54 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, de ketel het hoofd van de profeet Jonas in lineaire graveertrant, de steel aan weerszijden geruwd en met een gestileerde walviskop |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1670 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3792 |
Afb. 55 | |
omschr. | Tabakspijp, gladde filt, ketel en steel bedekt met bruingetint loodglazuur, rechts ketel aanbaksel |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 413 |
Afb. 56 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, bandstempel van raderingen afgezoomd met parelranden, ingesleten mondstuk |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1675-1700 |
afm. | 3.6, steel 10.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3755 |
Afb. 57 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterd, gladde filt, aan weerszijden van de ketel een dubbelkoppige adelaar |
prod.pl. | Groningen, David van Hoornbeek? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 545 |
Afb. 58 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterd, gladde filt, aan weerszijden van de ketel een Hollandse leeuw met sabel en pijlenbundel, de leeuw aan beide zijden naar de roker gekeerd |
prod.pl. | Groningen, David van Hoornbeek? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 524 |
Afb. 59 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, aan weerszijden van de ketel een papegaaitulp op steel met bladeren |
prod.pl. | Groningen, David van Hoornbeek? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 9 |
Afb. 60 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterd, gladde filt, links ketel tussen elkaar kruisende bladertakken een staande trompetter, rechts ketel tussen bladertakken een staande trommelaar, op de overgang naar de steel links in reliëf DVHB monogram |
prod.pl. | Groningen, David van Hoornbeek |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 4, steel 9.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 610 |
Afb. 61 | |
omschr. | Tabakspijp, gladde filt, links ketel op een ton zittend een dikke naakte Bacchus met een roemer aan de mond, tussen bladertakken, rechts ketel een op een blok zittende man met vuurtang in de rechterhand, met de opgeheven linkerhand die een tabakspijp vasthoudt, eveneens tussen bladertakken, de vormnaden van de ketel met een kam afgestreken |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3799 |
Afb. 62 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, hielmerk posthoorn, steelintaglio van raderingen afgezoomd door parelranden |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 17 |
Afb. 63 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk zespuntige ster, steelintaglio van raderingen afgezoomd met zigzag banden |
prod.pl. | Gouda, Gerrit Simonsz. Sandijck? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1700 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 18 |
Afb. 64 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, geglaasd, hielmerk DN met stippen |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1700-1725 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2029 |
Afb. 65 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk schaatsenrijder, steelintaglio raderingen met parelranden afgezoomd |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1700-1730 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 606 |
Afb. 66 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk schenkkan gekroond, steelintaglio raderingen met parelranden afgezoomd |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1700-1730 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3744 |
Afb. 67 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk IAN gekroond, steelintalgio raderingen met parelranden afgezoomd |
prod.pl. | Gouda, Jan Verbanck |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1700-1730 |
afm. | 4.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 422 |
Afb. 68 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk wapen van Hamburg, ketelmerk IP gekroond in contour, steelintaglio van raderingen aan weerszijden afgezoomd door een band met parelranden geflankeerd door zigzag banden |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1710-1735 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 413 |
Afb. 69 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk knol tussen twee messen |
prod.pl. | Gouda, Krijn Veverloo |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1715-1740 |
afm. | 3.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1666 |
Afb. 70 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk hoed gekroond, bijmerk links en rechts hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Cornelis van Leeuwen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1740-1775 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2701 |
Afb. 71 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk scheepje, steelintaglio "KOFFY" |
prod.pl. | Gouda, Pieter van der Heul |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1730-1750 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1072 |
Afb. 72 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, hielmerk 46 gekroond, bijmerk links hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | - |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2707 |
Afb. 73 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk BVM, bijmerk Gouds wapenschild met letter S, steelintaglio "M.V.WYMEN, IN GOUDA" |
prod.pl. | Gouda, Martinus van Wijmen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1765-1775 |
afm. | 5.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3754 |
Afb. 74 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk vogel, bijmerk links wapenschild, rechts vormmerk stip |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2261 |
Afb. 75 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk vogel |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1173 |
Afb. 76 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk zespuntige ster gekroond, bijmerk links wapenschild, rechts stip |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1750-1820 |
afm. | 4.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2356 |
Afb. 77 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk D |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 6 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4364 |
Afb. 78 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk D gekroond, bijmerk links Gouds wapenschild |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1780 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 781 |
Afb. 79 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk D, bijmerk links Gouds wapenschild |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2736 |
Afb. 80 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk D gekroond, bijmerk links Gouds wapenschild, vormmerk rechts twee stippen |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2233 |
Afb. 81 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk K gekroond, bijmerk links Gouds wapenschild, vormmerk rechts initiaal |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 6 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4313 |
Afb. 82 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk K |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | |
complex | |
dat. | 1760-1820 |
afm. | 5.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 348 |
Afb. 83 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk 46 gekroond, bijmerk links wapen van Hamburg |
prod.pl. | Westerwald/Hamburg? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 7 |
dat. | 1760-1830 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 376 |
Afb. 84 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk 99 gekroond, bijmerk links gestileerde lelie dubbelkoppige adelaar |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1770-1830 |
afm. | 5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2538 |
Afb. 85 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk 61 gekroond, bijmerk Gouds wapenschild, steelring onleesbaar |
prod.pl. | - |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 7 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 5.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 302 |
Afb. 86 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk B gekroond, steelintaglio "IN GOUDA", steel getordeerd met afwisselend raderingen en insnijdingen |
prod.pl. | Gouda, Bastiaan Overwesel |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1740-1775 |
afm. | 4.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2038 |
Afb. 87 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk 17 gekroond, steelintaglio "T. VAN...", steel getordeerd met afwisselend raderingen en insnijdingen |
prod.pl. | Gouda, Thomas van Dalom |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1730-1760 |
afm. | 4.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 994 |
Afb. 88 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk 73 gekroond, bijmerk links Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Arie van Houten |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1745-1780 |
afm. | 4.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1694 |
Afb. 89 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk Leeuw in de Hollandse tuin, steelreliëf "F. VERZYL, IN GOUDA" tussen gladde banden, gevolgd door getordeerde banden glad afgewisseld met gearceerd |
prod.pl. | Gouda, firma Frans Verzijl en Zoonen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1750-1785 |
afm. | 4.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3841 |
Afb. 90 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk ISER gekroond met bladmotief, vormmerk rechts spoor stip |
prod.pl. | Hildesheim, Johann Hartmann Isern |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1780 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1714 |
Afb. 91 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk staande leeuw, steelintaglio "APFFENBERG" |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1790 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 943 |
Afb. 92 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk IIH gekroond met stip, vormmerk links spoor stip |
prod.pl. | Duitsland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1497 |
Afb. 93 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, pareldecoratie op de ketelnaden en driemaal langs de onderhelft van de ketel |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1660-1680 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3854 |
Afb. 94 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, aan weerszijden van de ketel staande man met pijp gekleed in een pofbroek, tussen de benen links de letter B en rechts G, steel geometrisch geordende rank met bladeren |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1670-1690 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 11 |
Afb. 95 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links een lopende Moor met tabakskarot onder de arm en een zeer lange pijp in de hand, rechts een staande Moor met in beide handen een tabakskarot, links naast de figuur een tabaksplant in bloei, de ketelnaden afgezoomd met parelranden |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1700-1720 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 531 |
Afb. 96 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links ketel haan, rechts ketel hen, de ketelnaden afgezoomd met parelranden |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1700-1720 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3812 |
Afb. 97 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links ketel bloemboeket in een buikige pot op voet, rechts ketel bloemboeket in een emmervormige pot |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 20 |
dat. | 1700-172 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 407 |
Afb. 98 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, aan weerszijden van de ketel een druiventros gekroond, parelrijen op de ketelnaden |
prod.pl. | Gouda (Leiden?) |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1680-1710 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3853 |
Afb. 99 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, de roker aankijkend een Turkenkop met kort haar en een korte baard, in de oren oorbellen, een band met zigzag lijnen met bladmotiefjes om het hoofd, ketelmerk 73 gekroond op onderzijde, steelintaglio met "IN GOUDA" |
prod.pl. | Gouda, Arij van Houten |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1745-1775 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3786 |
Afb. 100 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, Turkenkop met bekervormige ketel zonder hiel, het portret aan de onderzijde van de ketel van de roker afgewend, de muts met een kroonvormige voorzijde en door een band met rozetjes rondom het hoofd, bovenhelft van de ketel geglaasd |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1710-1745 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3795 |
Afb. 101 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, onderzijde ketel acht knorren, ketelmerk Job op de mesthoop |
prod.pl. | Gouda, Jacobus Versluijs? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 9 |
dat. | 1725-1750 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3952 |
Afb. 102 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, knorren met perken gevuld met rozen met zes stippelvormige bladeren, het wapenschild van Gouda en lelies, ketelmerk 73 gekroond |
prod.pl. | Gouda, Arij van Houten |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1775 |
afm. | 4.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 462 |
Afb. 103 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, knorren met perken gevuld met rozen met zes stippelvormige bladeren, wapenschild van Gouda, borstbeelden, ketelmerk 73 gekroond, om de steel knopen met knorren en arceringen en een verdikte band met vier velden met servetwerk |
prod.pl. | Gouda, Arij van Houten |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1775 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 403 |
Afb. 104 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, knorren met perken, allen gevuld met een roos met zes stippelvormige bladeren, ketelmerk scheepje, steelring raderingen afgezoomd met "HANOVER PYPEN" |
prod.pl. | Gouda, Willem van Noppen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1750-1775 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 293 |
Afb. 105 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, zes zware knorren tot aan de filtrand, ketelmerk B gekroond |
prod.pl. | Gouda, Bastiaan Overwesel |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1730-1755 |
afm. | 4.7 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3860 |
Afb. 106 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, acht knorren aan de basis van de ketel |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1740-1780 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3859 |
Afb. 107 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, knorrendecoratie met lijnen ertussen en aan de onder-achterzijde een gestileerde lelievormige bloem |
prod.pl. | Duitsland? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1775-1820 |
afm. | 5.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3851 |
Afb. 108 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, achtkant afgevlakte ketel, ketelmerk de burg |
prod.pl. | Gouda, Coenraad Blom |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1750-1775 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3852 |
Afb. 109 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, aan de voorzijde gekroond wapenschild waarin de wapens van de Zeven Provinciën zijn samengebracht, aan weerszijden gehouden door een staande leeuw, de voorstelling geplaatst op een grondlijn met afhangend lambrequin afgezoomd door een lint met "EENDRAG M.MAGT", palmetbladen aan weerszijden langs het wapenschild, hielmerk fruitben, bijmerk links hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Jan Nieuwveld |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1748 |
afm. | 4.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 414 |
Afb. 110 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, vaasvormig model gewijd aan de vrede van Aken, om de ketel twee rondlopende reliëfbanden met vier vierpassen en bloem- en bladmotieven op de bovenste en staande knorren op de onderste, aan de voorzijde borstbeeld van keizer Frans I links en keizerin Maria Theresia rechts, opschrift "KEISER, KEISERIN", achterzijde het wapenschild van de Oostenrijkse erflanden en dat van Hongarije, hielmerk liggende leeuw, bijmerk links hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Matthijs van der Helm? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1748-1750 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 400 |
Afb. 111 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf schenkkan gekroond met palmtakken en vier sterren, bijmerk aan weerszijden spoor Gouds wapenschild met letter S |
prod.pl. | Gouda, Jan Weldrager |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1775 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 405 |
Afb. 112 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links in reliëf bril gekroond, bijmerk aan weerszijden spoor Gouds wapenschild met letter S |
prod.pl. | Gouda |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1765 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 458 |
Afb. 113 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links in reliëf vliegend draakje |
prod.pl. | Gouda, Dirk van Asperen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1700-1725 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3816 |
Afb. 114 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf spoor Fortuna, rechts ketel in reliëf PE gekroond |
prod.pl. | Groningen, Peter Eltjes |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1730-1750 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 409 |
Afb. 115 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf WT gekroond, vormmerk links hiel stip |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | |
dat. | 1720-1750 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 846 |
Afb. 116 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links in reliëf 18 gekroond, bijmerk spoor aan weerszijden Gouds wapenschild met letter S |
prod.pl. | Gouda, Huijg Mansvelder |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1785 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 17 |
Afb. 117 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf 52 gekroond met omschrift "ANTHONY NOBEL IN GOUDA", bijmerk spoor aan weerszijden Gouds wapenschild met letter S |
prod.pl. | Gouda, Anthony Nobel |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1770-1800 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 298 |
Afb. 118 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf EP gekroond met stip |
prod.pl. | Groningen, Evert Pieters Pijl |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1760 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 571 |
Afb. 119 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf EP gekroond met stip |
prod.pl. | Groningen, Evert Pieters Pijl |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1760 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 605 |
Afb. 120 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf EP gekroond |
prod.pl. | Groningen, Evert Pieters Pijl |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1760 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1479 |
Afb. 121 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf IHP gekroond |
prod.pl. | Groningen, Jan Hendrik Pottema |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1740-1780 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 487 |
Afb. 122 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, links in reliëf DNH gekroond |
prod.pl. | Groningen, Daniël Nienhuis |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1720-1760 |
afm. | 3.9 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2546 |
Afb. 123 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, links in reliëf 18 gekroond |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 3 |
dat. | 1720-1760 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 1984 |
Afb. 124 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, in reliëf aan weerszijden van de ketel decoratie van stippelroos met vier stippen in het hart |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1710-1750 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2101 |
Afb. 125 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, ketel links in reliëf IG gekroond met HVAH en cirkels over het initiaalmerk WVM heengeslagen |
prod.pl. | Gorinchem, Huibert van Outheusden (de vorm afkomstig van Willem van Montfoort uit Gorinchem) |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 9 |
dat. | 1780-1800 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3951 |
Afb. 126 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, ketel links in reliëf vis op golven gekroond met "HVDO" |
prod.pl. | Schoonhoven, Hendrik van den Oever |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1770 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 421 |
Afb. 127 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, ketel links in reliëf vis op golven, erboven "D:VIS" |
prod.pl. | - |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1780 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 461 |
Afb. 128 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, ketel links in reliëf vis op golven, erboven "D:V" |
prod.pl. | - |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1750-1780 |
afm. | 4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 497 |
Afb. 129 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, ketel links in reliëf N gekroond met erboven "HAB" |
prod.pl. | Gorinchem, Hendrik Aalbregts |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1775-1795 |
afm. | 3.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3773 |
Afb. 130 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, op de bovenzijde van de steel bij de ketel een liggende meermin met gekrulde staart aan weerszijden van de steel |
prod.pl. | Westerwald |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1770-1840 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 412 |
Afb. 131 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, onversierd |
prod.pl. | Westerwald? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1770-1820 |
afm. | 4.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 10 |
Afb. 132 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, aan de basis van de ketel een opengesperde vissebek |
prod.pl. | Westerwald? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1750-1800 |
afm. | 4.6 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3800 |
Afb. 133 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, aan de basis van de ketel een opengesperde vissebek |
prod.pl. | Groningen? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 6 |
dat. | 1740-1800 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4342 |
Afb. 134 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketel voorzijde in reliëf decoratie van een springend Saksisch paard naar links gekeerd en geplaatst op een grondje binnen een medaillon met symmetrische omlijsting van bandwerk met gestileerde bladeren, omschrift binnen het medaillon "P.H. IN HOHR BEI COBLENZ" |
prod.pl. | Höhr, Peter Heuser? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1780-1820 |
afm. | 4.1 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 418 |
Afb. 135 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, ketelmerk WD, vormmerk links spoor stip |
prod.pl. | Westerwald, Wilhelm Dorn? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1770-1820 |
afm. | 4.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 2161 |
Afb. 136 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, Turkenkop met eenvoudig gestileerd gezicht en band rond het hoofd waarop zigzag lijnen, bloem aan weerszijden van de ketel bij de steelaanzet |
prod.pl. | Westerwald |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | |
dat. | 1780-1820 |
afm. | 5.4 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 9 |
Afb. 137 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, knorren met perken gevuld met afwisselend een stippelroos en een gestileerde lelie, hielmerk GH, steel geslingerde bladerrank met bloem bij de ketel |
prod.pl. | Duitsland, Westerwald |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1720-1780 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3835 |
Afb. 138 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, tekstpijp met op de voorzijde ketel in reliëf een lint met "DIE ERHO(LUNG)", over twee gekruiste takken met bladeren, hielmerk melkmeisje, bijmerk links hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Cornelis Prince/firma Jan Prince & Cie |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1820-1880 |
afm. | 5.8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 488 |
Afb. 139 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, wapenpijp met in reliëf op de voorzijde ketel wapenschild van Gouda met doornenkrans in lint met "PER ASPERA AD ASTRA", gehouden door staande leeuwen met afgewende koppen, geplaatst op een grond met servetwerk en afhangende guirlandes, hielmerk trompetter, bijmerk links hiel Gouds wapenschild |
prod.pl. | Gouda, Maarten van Zutphen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1840-1870 |
afm. | 5.3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 399 |
Afb. 140 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, grootkop, hielmerk 94 gekroond, bijmerk weerszijden hiel Gouds wapenschild met letter S, steel geruwd, steelintaglio "..GOUDA" |
prod.pl. | Gouda, firma Jan Prince & Cie |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 1 |
dat. | 1850-1895 |
afm. | 5.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3073 |
Afb. 141 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, grootkop, hielmerk GN gekroond, bijmerk aan weerszijden hiel Gouds wapenschild, steel geruwd |
prod.pl. | Gouda, F. Sparnaay & Zoon |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1840-1880 |
afm. | 6.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 277 |
Afb. 142 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, grootkop, hielmerk 90 gekroond, bijmerk links hiel Gouds wapenschild, steel geruwd |
prod.pl. | Gouda, firma P. van der Want Gzn. |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1850-1900 |
afm. | 6.2 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 131 |
Afb. 143 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, model naar izabé, aan weerszijden druivetros met wingerdranken, blaadjes op de ketelnaden |
prod.pl. | Gouda? |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1870-1900 |
afm. | 4.5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 156 |
Afb. 144 | |
omschr. | Tabakspijp, figuurpijp, hondekop met hoge hoed en borstbeeld waarop vlinderdas en reverkragen |
prod.pl. | Gouda, firma P.J. van der Want Azn.? |
vindpl. | |
complex | Losse vondst |
dat. | 1900-1940 |
afm. | 4 (fragment) |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 4139 |
Afb. 145 | |
omschr. | Tabakspijp, afgevijlde ketel, hielmerk onleesbaar |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1640-1660 |
afm. | 3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 16 |
Afb. 146 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, afgevijld steeleind, onversierd |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1645-1670 |
afm. | 3.5, steel 5 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3808 |
Afb. 147 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering voorzijde ketel, afgevijld steeleind, onversierd |
prod.pl. | Groningen |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | - |
dat. | 1650-1675 |
afm. | 3.7, steel 8 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3875 |
Afb. 148 | |
omschr. | Tabakspijp, gebotterde filt, afgevijld steeleind, onversierd |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1660-1680 |
afm. | 3.9, steel 4,3 |
mat. | Pijpaarde |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 460 |
Afb. 149 | |
omschr. | Tabakspijp, filtradering, geglaasd, hielmerk keeshond, Tijmerk hiel Gouds wapenschild, vonkenvanger van gevlochten messingdraad met dito kettinkje en borgoog, steelmontage met een messing koker met manchetband en v-vormig uiteinde voor een houten of benen roer |
prod.pl. | Alphen aan den Rijn, Cornelis van Rijk |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 6 |
dat. | 1770-1790 |
afm. | 5.8, steel 5,3 |
mat. | Pijpaarde, messing |
techniek | Gekast |
inv.nr. | P 3693 |
Afb. 150 | |
omschr. | Vonkenvanger, de rand ingeknipt en gevouwen |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1720-1800 |
afm. | Diam. 2.4 |
mat. | Messing |
techniek | Gedrukt, ingeknipt |
inv.nr. | C 101 |
Afb. 151 | |
omschr. | Klepdeksel met scharnier en klip, gecontourneerde rand, graveersteekjes |
prod.pl. | Nederland |
vindpl. | Grachtvulling |
complex | A 2 |
dat. | 1800-1900 |
afm. | Diam. 2.7 |
mat. | Messing |
techniek | Gedrukt, gegraveerd |
inv.nr. | C 100 |
Literatuur
Articus, Rüdiger, ‘Vom Rauchen und den Tabakpfeifenmachern in Schlesewig-Holstein’. In: Knasterkopf, Heft 2, 1990, 11-36.
Baart, J. e.a., Opgravingen in Amsterdam. Twintig jaar stadskernonderzoek. Haarlem, 1977.
Berg, R.V. van den, Tweeduizend aardewerk pijpen uit Zwartsluis, voorkomende typen en merken. Oude Pekela, 1974.
Duco, D.H., Goudse pijpen. De geschiedenis van de pijpenmakerij in Gouda vanaf haar ontstaan tot heden met een bijlage van de merken. Amsterdam, 1978.
Duco, D.H., De techniek van het pijpmakersbedrijf te Gouda. Oxford, 1980.
Duco, D., ‘Een putvondst uit Den Haag’. In: Pijpelijntjes, Jrg. VI, nr. 4, 1980, 7-10.
Duco, D.H., De tabakspijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden. Oxford, 1981.
Duco, Don, ‘Belastingheffing om concurrentie te beslechten’. In: Pijpelijntjes, Jrg. VIII, nr. 3, 1982, 2-17.
Duco, D.H., Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940. Lochem, 1982.
Duco, D., ‘Alphen als concurrent van de Goudse pijpmakers’. In: Pijpelijntjes, Jrg. X, nr. 4, 1984, 1-14.
Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren. Leiden, 1987.
Duco, D. & Schmaedecke, M., ‘Tonpfeifenfunde aus der Grabung Kapuzinergasse in Breisach am Rhein’, Fundberichte aus Baden-Württemberg, Band 13, Stuttgart, 1988.
Duco, D.H., De tabakspijp als Oranjepropaganda. Leiden, 1992.
Friederich, F.H.W., Pijpelogie, vorm, versiering en datering van de Hollandse kleipijp. Voorburg, 1975.
Haquebord, L., The Rise and Fall of a Dutch Whaling-Settlement on the West-coast of Spitsbergen. Groningen, 1981.
Kügler, M., Tonpfeifen. Höhr-Grenzhausen, 1987.
Maat, G.J.R., ‘Slijtkanten in het gebit door het roken van stenen pijpen’. In: P.K.N., Jrg. IV, nr. 13, z.jr., 5-7.
Meulen, J. van der, De Gouwenaar van Alphen aan den Rijn. Alphen aan den Rijn, 1986.
Oswald, Adrian, Clay Pipes for the Archaeologist. Oxford, 1975.
Ritmeester, P., ‘Pijpenvondst in het Observantenklooster te Amersfoort’. In: P.K.N., Jrg. V, nr. 19, 1982, 50-54.
Smiesing, P.K., ‘Pijpekoppen uit een late vuilnisbelt’. In: P.K.N., Jrg. III, nr. 9, 1980, 12-16.
Toms, Henry, ‘Landesherrliche Verordnungen über die Markierung von Tonpfeifen im Raum Niedersachsen’. In: Knasterkopf, Heft 3, 1990, 20-31.
Tupan, ‘De Groninger tabakspijpmakers in de zeventiende en achttiende eeuw’. In: Cultureel Maandblad Groningen, Jrg. XIX, nr. 9, 1979, 229-245.
Westerhoff, Dr. R., Oudheidkundige verhandeling en aanteekeningen betrekkelijk de kleine rookpijpjes waaruit naar 't volk hier en daar gelooft, de reuzen, alven, feeën en aardmannetjes oudtijds gerookt zouden hebben. Groningen, 1860.
Noten
- Duco, De Nederlandse kleipijp.
- Duco, De Nederlandse kleipijp, hfst. De pijpen van de II-maker, 49. Uit het assortiment van Jan Danens, 51 en De productie van Arie van der Kleijn, 63 e.v.
- Duco, Een putvondst; Ritmeester, Pijpenvonsst, Smiesing, Pijpenkoppen.
- Van den Berg, Tweeduizend aardewerk pijpen.
- Haquebord, The Rise and Fall.
- Friederich, Pijpelogie.
- Duco, De Nederlandse kleipijp, 132-141.
- Voor een uitvoerige behandeling van de techniek zie: Duco, De techniek.
- Oswald, Clay Pipes, 55, afb. 1-9.
- Voor een gedetailleerde beschrijving van de regionale verschillen in de zeventiende eeuw zie: Duco, De tabakspijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden.
- Alle Goudse pijpenmerken zijn benoemd volgens de lijst (met afbeeldingen) in: Duco, Merken van Goudse pijpenmakers.
- Informatie over Groninger pijpenmakers in: Tupan, De Groninger tabakspijpmakers; Duco, De tabakspijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden, 200 e.v.
- Duco & Schmaedecke, Tonpfeifenfunde, 784, abb. 2:4-8.
- Duco, De Nederlandse kleipijp, 84 (afb. 422-424).
- Duco, De Nederlandse kleipijp, 92 (vgl. afb. 476-479).
- Duco, Goudse pijpen. 157
- Voor uitgebreide toelichting op de merkenproblematiek zie inleiding in: Duco, Merken van Goudse pijpenmakers.
- Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, 42.
- Don Duco, ‘Alphen als concurrent’. J. van der Meulen, De Gouwenaar van Alphen aan den Rijn.
- Over de Duitse imitatie van Nederlandse pijpen zie: Duco, Belastingheffing; Kügler, Tonpfeifen.
- Articus, Vom Rauchen.
- Duco, Alphen als concurrent, 7 (afb. 25).
- De naam luidt volledig Sapffenberg en komt vaker op pijpvondsten voor. Het is onduidelijk of het een Duitse handelaar betreft die zijn pijpen in Nederland bestelde of dat het om een Duits produkt gaat.
- Kügler, Tonpfeifen, 68 (afb. 6).
- Toms, Landesherrliche Verordnungen, 25.
- Toms, Landesherrliche, 23, "Das springende Pferd".
- Catalogus der voortbrengselen van Nederlandsche Volks- en Kunstvlijt toegelaten ter tweede Algemeene Tentoonstelling geopend binnen Haarlem in juli 1825. Haarlem, 1825, 256. Cornelis Prince: (o.a.) Drie stuks 33 duims pijpen met devies: die erholung.
- Maat, Slijtkanten.
- Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, 52 (afb. 52).
- Baart e.a., Opgravingen in Amsterdam, 365 (afb. 687).
- Bij dit percentage is uitgegaan van de naar herkomstplaats te determineren pijpen.
- Idem noot 31.
- Westerhoff, Oudheidkundige verhandeling, 3.