Thoughts about remains of a stock of pipes from Rijssen
Author:
Don Duco
Original Title:
Gedachten rond een restvoorraad pijpen uit Rijssen
Publication Year:
2009
Publisher:
Stichting Pijpenkabinet
Description:
A stock of pipes from a late nineteenth century local pipe shop recovered and discussed.
De afgelopen jaren schreef ik talloze artikelen naar aanleiding van archeologische vondsten van pijpen of pijpfragmenten. In sommige gevallen ging het om materiaal van eeuwen terug, in andere om meer recente vondsten. Bij al die artikelen ging het er om een beeld te krijgen van de roker van weleer en het soort pijpen dat hij verkoos te roken. Archeologische bronnen zijn daarvoor van groot belang, vooral omdat er vrijwel geen andere mogelijkheid is om de keuze van de roker uit voorbije tijden te achterhalen en in het modepatroon van toen te plaatsen.
Een totaal nieuwe invalshoek om een beeld van het assortiment uit een bepaald tijdvak te krijgen deed zich onlangs voor. Van een zolder in Rijssen kwam een kist tevoorschijn die daar rond 1890 was geplaatst en die gevuld was met incourante pijpenkoppen en -onderdelen uit een winkelvoorraad ter plaatse. De overjarige handelswaar zat verpakt in een blankhouten kist waarin indertijd pakjes blauwsel werden afgeleverd en aan de buitenzijde was deze voorzien van prachtige gesjabloneerde productreclames. De kist was massief afgevuld met restvoorraden, waarbij koppen van pijpen het leeuwendeel vormden, naast tientallen verschillende onderdelen van Duitse pijpen en enig ander spul. Vermoedelijk is de kist gevuld op het moment dat de verkoop van pijpen in die betreffende winkel terzijde werd geschoven en de aandacht naar lucratievere handel werd verlegd. Bij gebrek aan klanten werd deze restvoorraad opgeborgen en ongemerkt verstreek er meer dan een eeuw voordat deze werd teruggevonden.
Hoewel de vondst van een kist met pijpen voor de verzamelaar een droom lijkt, gaat het hier zeker niet om wereldschokkend materiaal. De inhoud bevatte geen enkel bijzonder voorwerp maar wel een opmerkelijk ensemble dat een beeld geeft van het rookgerei gedurende een korte periode in een bepaalde streek. Opvallend is dat het materiaal totaal anders is dan verwacht. Dit artikel gaat in op de verschillende soorten pijpen uit deze kist en schetst zo een beeld van de veranderingen in het rookgedrag in de jaren 1880 in Twente, want Rijssen wordt wel de poort van Twente genoemd. Nadat de pijpenkoppen zijn beschreven volgt een profielschets van de winkel en enig commentaar op het modebeeld van dat moment, uiteraard gekleurd naar de plaats van herkomst. Zo vervult dit epistel dezelfde rol als de archeologische artikelen, zij het dat totaal andere aspecten naar voren komen.
De porseleinen pijpen
In de loop van de negentiende eeuw ontstaat er vanuit Duitsland een groeiende export van pijpen met porseleinen koppen. Het gaat om de bekende ovale ketels, voorzien van een knophiel en een korte insteeksteel met aan het eind een eenvoudige schroefdraad. Zij werden in een vochtzak geklemd waarin in een tegenoverliggend gat een opgaand houten roer werd gestoken, afgemonteerd met een hoornen mondstuk. Dergelijke tabakspijpen duiden we aan met Gesteckpfeifen. De introductie aan het begin van de negentiende eeuw vindt onder de rijkste rokers plaats maar geleidelijk zakt het product af tot aan het boerenmilieu rond 1860 om vervolgens steeds meer een souvenirartikel te worden.
Het aantal porseleinen stummels uit de teruggevonden kist bedraagt 37 stuks. Het materiaal is sterk verschillend van kwaliteit en loopt bovendien uiteen in grootte. Bij de navolgende indeling refereert het formaatcijfer aan de grootte van de pijpenkop, want de productie was al vanaf het begin van de negentiende eeuw gestandaardiseerd. Soms is dit formaatcijfer heel onopvallend op de hiel of op de steel van de pijpenkop gedrukt, al is dat hier niet het geval. De porseleinen koppen zijn als volgt onder te verdelen.
Aantal | Formaat | Omschrijving | |
6 | 9 | onbeschilderd | |
5 | 8 | onbeschilderd | |
1 | 9 | afbeelding Koning Willem III | |
3 | 8 | idem | |
1 | 7 | handgeschilderde spreukpijp | |
3 | 7 | tweemaal twee ingespannen paarden | |
14 | 5/6 | dierfiguren in landschap | |
3 | 5 | hondenkop met vogel of twee honden | |
1 | 4? | staande boxer |
Voor de roker werd de keuze voor een bepaalde porseleinen pijp door verschillende factoren bepaald. De duur van het roken zorgde ervoor of men een grote ketel verkoos, die men rustig thuis rookte, of dat het om een kleinere kop ging, die gemakkelijk kon worden meegenomen en vanuit de hand werd gerookt. Vanzelfsprekend bestond er een nauwe relatie tussen de grootte van de pijpenkop en de lengte van de steel waardoor de pijp de juiste balans kreeg. Ook de snede van de tabak speelde een rol bij de keuze. Hoe fijner de tabak werd gekerfd deste sneller brandde de inhoud op waardoor een grotere kop te prefereren was. In het formaat van de pijpenkop lag dus de combinatie tussen de snedebreedte van de tabak, de duur van het roken en de rust van de gebruiker besloten. Tenslotte werd de keuze nog gestuurd door het standsbewustzijn ofwel de behoefte goede sier te maken met een pijp. Ketelformaat en steellengte reflecteerden dat in eerste instantie. Uiteraard was er een groep rokers die om status niet taalden.
Behalve preferentie voor het formaat speelde de kwaliteit en daarmee de prijs van de pijpenkop mee in de keuze. Op zich was de porseleinen pijp al een luxe, hoewel er binnen de materiaalgroep een grote kwaliteitsvariatie bestond. De soort porselein en de wijze van decoreren bepaalde de prijs en daarmee weer het aanzien van de roker. De nu teruggevonden pijpenkoppen leveren ons een prachtig inzicht in wat in een winkel in een kleine plaats tussen Deventer en Almelo voorhanden was. Een kwart van de koppen heeft geen enkele decoratie en is dus dienstig maar zonder een speciale uitstraling. Armoedig aan sommige van deze onversierde koppen is wel dat het niet om het mooiste hagelwitte porselein gaat, maar veelal om wat grauwig spul, terwijl ook het oppervlak niet altijd even glad is. Kortom, pijpenkoppen van de laagste prijsklasse en niet geschikt om verder te decoreren.
Wanneer er van gedecoreerde pijpenkoppen sprake is, dan gaat dat helaas niet om mooie, handgeschilderde voorstellingen maar om serieel goed. De meest verkochte voorstellingen in Rijssen waren de en masse gemaakte koppen met een transferplaatje die met een paar opvallende kleuren haastig waren ingevuld. Een duidelijk industrieproduct dus, waaraan weinig te beleven valt. Productietechnisch was het decoreren van deze pijpen een fluitje van een cent. Eerst wordt een plaatje op de pijpenkop aangebracht, dat bestaat uit een met dunne zwarte lijntjes getekende voorstelling. Vervolgens wordt deze met enkele vlotte penseelstreken ingekleurd, waarna het geheel in een moffeloven wordt gefixeerd. Zo ontstaat een weinig indringende decoratie, ontbloot van artisticiteit. Van de belangstelling voor dergelijke pijpen in Rijssen raken wij bepaald niet onder de indruk.
Ook de onderwerpen van dit massagoed zijn nogal banaal. Het gaat overwegend om dierafbeeldingen zoals een vos, hert, ree of zwijn (afb.1-4) geplaatst in een eenvoudig landschapje, links of rechts door een bosje geflankeerd en soms met een heuvel in het verschiet. Dergelijke plaatjes werden bij miljoenen gemaakt en bleven tot ver in de twintigste eeuw populair. Door de opzet steeds iets anders te maken, wekten zij de indruk dat het om handgeschilderde tafereeltjes ging. Wanneer de koppen wat luxer waren, werd de achtergrondschildering hoger opgevoerd waardoor een andere uitstraling ontstond: de contour van het dier op een grondje contrasterend tegen het witte porselein veranderde in een compleet tafereel met een rechthoekige vorm waarbij de witte achtergrond wegviel. Daarmee leken deze pijpen sterker op de dure handbeschilderde producten van een generatie eerder. In die gevallen voegde men vaak een bies van glansgoud rond de ketelopening toe, terwijl soms ook de hiel met goud werd afgewerkt (afb. 5). Naast het wild komen er afbeeldingen voor van bijvoorbeeld de koppen van twee jachthonden (afb. 6) of een staande boxer (afb.7 ). De laatste is als een historische prent in sepiakleuren uitgevoerd, een werkwijze die in de jaren 1870 en 1880 vooral populair was. Deze modegril betekende tevens een productvereenvoudiging, omdat maar één kleur geschilderd behoefde te worden.
Slechts twee voorstellingen uit de teruggevonden partij zijn hoogwaardiger. De eerste is bij aantal aangetroffen, typerend voor een restvoorraad van een winkel. Deze toont een vergelijkbare transfertechniek als bij de koppen met de dierfiguren, alleen is deze verfijnder van uitvoering. Het gaat om een gravureachtige uitbeelding van het borstbeeld van koning Willem III, aankijkend afgebeeld met onder de afsnede in boogvorm "Willem, König von Holland" (afb. 8-9). De Duitse tekst verraadt de buitenlandse manufactuur maar is voor verkoop op de Oost-Nederlandse markt niet bijster geschikt. Weliswaar is men met de Duitse taal vertrouwd doch het woord Holland had voor Twente toch eigenlijk wel Nederland moeten zijn. Opnieuw ondersteunt een sepia veld de voorstelling en geeft deze de uitstraling van een historische prent. De vier bewaard gebleven exemplaren onderstrepen de datering van de kist: na het overlijden van koning Willem III in 1890 waren deze koppen vrijwel onverkoopbaar. De preferentie van de consument verschoof naar het jeugdportret van prinses Wilhelmina.
De andere, luxere pijpenkop is wel handgeschilderd, maar eerder ambachtelijk dan artistiek (afb. 10). Het gaat om een zogenaamde spreukenpijp met de tekst "De Opgaande Zon" geplaatst in een staand ovaal en afgezoomd met vlotgeschilderde bloempjes en ornamentjes in heldere kleuren. Een smalle goudbies rond de ketelopening geeft de pijp een chiquer voorkomen. Hoewel dergelijke koppen nog refereren aan het oorspronkelijke fijngepenseelde handwerk van voor 1850, is hier van een ambachtelijk product sprake, met snelheid gemaakt en bij grote aantallen. De taal van het opschrift werd aan de plaats van bestemming aangepast.
De houten pijpen
Op de Nederlandse markt waren in de tweede helft van de negentiende eeuw ook houten pijpen verkrijgbaar. Vooral in Oost-Nederland genoot de Duitse houten pijp behoorlijke bekendheid. Zij is gemaakt van een betrekkelijk zachte houtsoort waardoor het nodig was de ketel inwendig tegen inbranden te beschermen: om die reden werd deze aan de binnenzijde met plaatmetaal bekleed. Het luxe aspect van deze pijpen wordt benadrukt met een gedrukt metalen klepdekseltje, een montage met gedraaid buffelhoorn en een kleurig borgkoordje met kwastjes. Naast deze beslagen pijpen werden ook enkele vroege gedraaide bruyèrekoppen aangetroffen.
Aantal Omschrijving
2 zachthouten ribbenkoppen gezwart
2 zachthouten stummels calciné geschilderd
6 zachthouten schroefstummels calciné geschilderd
4 bruyère koppen
Qua model zijn de teruggevonden Duitse pijpen regelrecht van de porseleinen pijpenkoppen afgekeken, al zijn zij door hun uiterlijk onvergelijkbaar. Veruit de mooiste kop is een zogenaamde Hongaarse stummel, een ovale ketel die aan de bovenzijde iets cilindrisch verlengd is (afb. 11). Overlangs is deze pijpenkop van ribben voorzien, die gemakkelijk in het zachte hout konden worden gefreesd. Om een chique voorkomen te krijgen is de kop daarna effen zwart geverfd. De pijp werd afgewerkt met een metalen klepdeksel met een brede zilverkleurige rand rond de kop, die met het zwart prachtig contrasteerde. Dit deksel was een standaard toevoeging van fabriekswege, onder het deksel is het hout zelfs niet gekleurd. Aan de binnenkant vertoont het beslag nog de maagdelijke zinkkleur met een vlakke afzonderlijk ingezette metalen bodem onderin de pijpenkop.
Niet minder interessant zijn twee pijpenkoppen van vergelijkbare soort, qua model opnieuw van de porseleinen pijp afgekeken. De eerste heeft de karakteristieke stummelvorm, compleet met hiel al is deze zwaarder uitgevoerd dan gebruikelijk (afb. 12). Daarmee aardt zij eerder naar de pijp van meerschuim dan naar die van porselein. De afwerking verraadt wat de fabrikant met deze pijp wil benaderen, namelijk een pijp van persmeerschuim want de kleuring is hierop gebaseerd. Het oppervlak is voorzien van een oranjebruine verf met een vlekkerig of gespikkeld voorkomen. Hiermee wordt niet het luxe blokmeerschuim nagebootst, maar het goedkopere persmeerschuim dat in die periode vooral uit Thüringen kwam en een soort voorgerookte kleuring kreeg. Dat was gedaan omdat het persmeerschuim nauwelijks vocht opnam en dus nooit mooi verkleurde. De fabrikant kiest met dit laagwaardige houtproduct er dus voor om niet de betere maar juist de goedkopere meerschuimpijp te imiteren. Dit is op zich begrijpelijk, want de consument van deze pijp werd aangemoedigd een persmeerschuimpijp aan te schaffen terwijl een echte kop van zogenaamde blokmeerschuim vanwege de prijs veelal buiten diens bereik bleef. Voor de pijpengrossier leverde de handel in meerschuim de beste winstmarge op, de surrogaatproducten bleven een centenkwestie maar stimuleerden toch de omzet.
De variant op deze kop is vergelijkbaar, al heeft deze niet het stummelmodel maar is als een zogenaamde schroefstummel uitgevoerd: een ovale ketel die niet in een zak wordt gestoken maar op een vochtreservoir wordt gedrukt (afb. 13). De hiel en de insteeksteel zijn om die reden voor een cilindrische tap verruild. Bij porseleinen voorbeelden is soms wel van een heuse schroefdraad sprake, maar bij deze zachthouten tegenhangers verzeept deze draad zo snel, dat hier voor een eenvoudig klemsysteem is gekozen. De beschildering vertoont hetzelfde vlekkerige patroon van de voorgekleurde pijp van persmeerschuim.
Voor al deze zachthouten pijpen geldt, dat zij voor de meeste rokers een teleurstelling zullen zijn geweest. Hun uitstraling refereerde aan de betere kwaliteiten pijpen, maar bij gebruik zal dat zijn tegengevallen. Het duurt enige tijd eer zich aan de binnenzijde van het metaal van de pijpenkop een koollaagje heeft afgezet en de pijp begint te smaken. Dat moment ligt verdacht dicht bij de esthetische achteruitgang doordat de verflaag niet sterk is en snel slijt of door intrekkend vocht gaat bladderen. Vervolgens bestaat bij dergelijke producten een groot risico van doorbranden. Kortom, het is een prachtig voorbeeld van een laagwaardig artikel, ondanks het feit dat fabrieksarbeiders toch tamelijk veel energie hieraan hebben besteed. De seriematige productie vond weliswaar in een grote discipline plaats, maar gezien de verschillende productiehandelingen zullen zij qua prijs toch niet echt goedkoop zijn geweest.
Aan het eind van de negentiende eeuw slankt de Duitse pijpenindustrie geleidelijk af mede omdat de productie van bruyèrepijpen in de Franse Jura opkomt. Deze nieuwe houtsoort brengt een ware revolutie onder de pijprokers teweeg. Ook hiervan zijn enkele voorbeelden in de kist aangetroffen (afb. 14). Het gaat om ruime pijpenkoppen van een gebogen model. Hoewel de ketelvorm sterk vergelijkbaar is met de doetelknoop uit de jaren 1870 is hier toch sprake van een nieuwe, modieuzere pijp die in Nederland onder de naam eierkop populair zal worden. Het bruyère is mooi dun afgedraaid en daaraan dankt de pijp haar naam, verder valt op dat de boring in de steel nog net zo nauw is als bij de kleipijp. Rond het steeleind is een metalen verstevigingsbusje aangebracht. Helaas zijn deze producten niet gemerkt en daardoor is het niet zeker waar zij gemaakt zijn. Het lijkt er op dat de pijpen uit de Franse Jura toen Twente nog niet hadden bereikt en dat men het nog met houten pijpen uit andere streken moest stellen. Gebrek aan kennis hieromtrent maakt dat deze pijpen nog niet nader kunnen worden geduid.
Kleipijpen en andere producten
Tot de vondst behoorden ook enkele kleipijpen. Twee exemplaren zijn identiek en van een uitzonderlijk type (afb. 15). Het gaat om zachtgebakken pijpenkoppen met een achtkante ketelvorm en een ronde onderzijde overgaand in een oplopende steel die eindigt in een manchet. Het zijn geen Hollandse producten maar import, vermoedelijk vanuit Chemnitz in Tsjechië. In tegenstelling tot de Nederlandse kleipijp heeft de pijp daar een rode of zwartgebakken scherf en wordt gekleurd, waarvoor in de negentiende eeuw een speciale techniek ontwikkeld was met een egaal vlekkerig eindresultaat. Ook deze kleur ontkent het eigen materiaal en lijkt naar de meer populaire persmeerschuimpijp te verwijzen. Voordeel van de Chemnitzpijpen was de hoge porositeit, daartegenover stond het nadeel van een grotere breekbaarheid. Dergelijke pijpen werden in Rijssen afgemonteerd met een separaat mondstuk van eendenbeen dat aan beide einden voorzien is van een metalen montage, het mondstuk zelf is van geelbruine buffelhoorn. Naast de gangbare geperste kleipijpen uit Goudse bedrijven en misschien een eenvoudig versierd exemplaar uit België of Frankrijk was deze pijp beslist een opmerkelijk artikel.
Tot de bestsellers uit die periode behoorden de koppen afkomstig uit Grünstadt, die daar door de fabriek Bordollo op de markt werden gezet. Het modellengamma van deze pijpen was opnieuw afgekeken van de porseleinen producten, soms ook van korte kleipijpen al dan niet met een decoratie. De kwaliteit van Bordollo zat in de uitstekende doorrokende eigenschap: de poreuze scherf absorbeerde het vrijkomende vocht volledig en maakte dat zij snel bruin kleurden. Juist het kleuren van deze pijpen werd als een bijkomende aardigheid gezien. De echte Bordollo werd van een gestempeld merk met de fabrieksnaam voorzien, in dit geval is slechts een plaatsnaam overlangs op de steel aangebracht en rijst de vraag of het misschien om namaaksels gaat. Van dit model zijn zeven identieke exemplaren aangetroffen (afb. 16).
Het belang van de gewone kleipijp op deze locatie wordt niet duidelijk. Wel blijkt uit het voorkomen van een fors aantal vonkenvangers dat de gekaste Goudse kleipijpen standaard moeten zijn verkocht. Twee soorten pijpendoppen zijn gevonden: de traditionele gevlochten netjes (15 stuks, afb. 17) en de gedrukte metalen doppen (22 exemplaren, afb. 18). De eerste soort was vooral voor kleipijpen bedoeld. Het tweede type doppen is beduidend exclusiever en werd overwegend voor de luxere geglazuurde pijpenkoppen of voor feestpijpen gebruikt. Dankzij hun verzilverde buitenzijde hadden deze mechanisch gedrukte doppen een chique voorkomen. De onaangesproken voorraad vonkenvangers bevestigt de verkoop van kleipijpen op deze plek, alleen door hun breekbare aard of grote omloop waren deze op het moment van wegbergen van de restvoorraad niet meer in de winkel aanwezig.
De winkel achter de kist met pijpen
Helaas is over de locatie en de omvang van de winkel in Rijssen niets bekend. Zeker is wel dat de kist toebehoorde aan een type winkel dat we in de negentiende eeuw volop vinden: een breed gesorteerde algemene winkel waar naast allerlei huishoudartikelen ook pijpen werden verkocht. In een plaats als Rijssen moeten van dergelijke winkels verschillende zijn geweest. Het gaat dus om een zaak waar van alles en nog wat te koop was en dus niet om een gespecialiseerde tabakswinkel. Dergelijke winkels in galanterieën en geschenkartikelen bestonden in verschillende grootten: van het kleine dorpswinkeltje tot een heuse bazaar. De laatste hadden de beste sortering en waren dan ook in staat zelf de montage van tabakspijpen te verzorgen. Daarmee bespaarden zij een paar centen fabrieksloon en konden bovendien exclusieve combinaties leveren. De echte gespecialiseerde pijpenwinkel vond je alleen in de grote steden, vermoedelijk niet meer dan een handjevol over ons land verspreid.
Interessant aan de vondst is dat het gaat om materiaal uit een lokale winkel die zijn assortiment op de regio heeft gericht. Dankzij deze kist weten we welke pijpen er in ieder geval in het winkelassortiment vertegenwoordigd waren. Een feit is dat op het moment van vullen van de kist alleen dat werd weggeborgen dat niet meer als compleet artikel verkoopbaar was. Dat zegt iets over de werkwijze van de winkelier, die niet alleen in complete pijpen handelde maar ook in onderdelen en klaarblijkelijk ook reparaties verrichtte.
De talloze gedraaide benen onderdelen in de kist bewijzen dat deze pijpenwinkel een eigen reparatiewerkplaats had. De uit onderdelen opgebouwde Duitse pijpen van porselein of hout moesten zo nu en dan worden gerepareerd. Kwetsbaar aan deze pijpen waren de porseleinen koppen die door heet roken konden springen of knappen, maar ook door onachtzaamheid konden breken. Het zachte hout van de Duitse koppen brandde ook tamelijk snel door. Verder dienden sommige onderdelen van de pijpen van tijd tot tijd te worden vervangen. Het merendeel van de samengestelde pijpen werden uit buffelhoorn gedraaid en kwam min of meer industriematig tot stand. De schroefdraden waren gestandaardiseerd en het vervangen van het ene onderdeel voor het andere was zelden een groot probleem. Iedere goed gesorteerde winkel had dus een reparatiehoekje, waar pijpen konden worden opgelapt. Daar stonden doosjes met reserve schroeftappen, hoornen onderdelen en vooral de mondstukken die vaak werden stukgebeten. Ook het flexibele stukje aan het boveneind van de steel waardoor het mondstuk ten opzichte van de pijp vrij kon bewegen, was op gezette tijden aan vervanging toe.
Het teruggevonden assortiment pijpen bestaat overwegend uit porseleinen koppen, die ruim zestig procent van het totaal uitmaken. De houten pijpen komen op de tweede plaats met twintig procent, waarvan het bruyère slechts een derde deel bedraagt. De andere pijpen zijn van keramiek en maken vijftien procent van het assortiment uit. Dat deze cijfers vermoedelijk geen relatie met het oorspronkelijke assortiment van de winkel hebben, is wel bijna zeker. Ten eerste is al opgemerkt dat kleipijpen ontbreken, terwijl de teruggevonden vonkenvangers wijzen op de verkoop daarvan. Daarnaast is het niet toevallig dat vooral onderdelen van samengestelde pijpen gevonden zijn. De losse onderdelen blijken bij uitverkoop het moeilijkst te slijten. Een complete pijp vindt altijd een koper, maar met een onderdeel kan een roker alleen iets aanvangen als daarmee een kapotte pijp weer bruikbaar wordt gemaakt.
Als we naar de actualiteit van het materiaal kijken dan constateren we een uiteenlopende datering. Dat is niet verwonderlijk, de restvoorraad werd tegelijkertijd verpakt maar kwam op verschillende momenten de winkel binnen. Dat zien we aan het modebeeld dat de pijpen uitstralen. Heel ouderwets zijn bijvoorbeeld de gezwarte houten koppen (afb. 11), waarvan de productie al in de jaren 1830 startte en die al lang uitverkocht hadden moeten zijn. De imitatie meerschuimkoppen (afb. 12, 13) zijn eveneens ouderwets, maar toch duidelijk moderner, in een assortiment van 1890 zijn zij niet misplaatst. De bruyèrekoppen (afb. 14) daarentegen zijn het modernst en behoren zeker niet tot de belegen voorraad. Het is overigens niet verwonderlijk dat hiervan enkele exemplaren zijn overgebleven: zij vertonen allemaal een kleine imperfectie, waardoor hun verkoop belemmerd werd en zij uiteindelijk in de kist belandden.
De smaak van de lokale roker
Komt de soort winkel uit de vondst niet duidelijk naar voren, de keuze voor de pijproker in de jaren 1880 is wel helder. De pijpen geven een goed beeld waarover de rokers in Rijssen toen in ieder geval konden beschikken. Duidelijk blijkt dat de smaak van het rookgerei in die tijd drastisch aan het veranderen was. Het monopolie van de kleipijp was voorbij, een breed scala aan pijpen van alternatieve materialen bepaalde de markt.
Wat betreft het porselein is de smaak tegenvallend. De laagwaardige kwaliteiten van de koppen met de plaatjes, maar ook de grauwige onversierde ketels geven de roker van de porseleinen pijp van dat moment de status van een verouderde roker, zonder gevoel voor kwaliteit. Hetzelfde geldt voor de consument die koos voor een pijp van imitatie meerschuim maar in feite een falsificaat van zacht hout aanschafte. Onbeantwoord blijft de vraag of echt meerschuim ook tot het assortiment heeft behoord. Uiteindelijk zijn dat artikelen voor de zeer gegoede roker, die eerder klant is in een gespecialiseerde winkel. De plaats Rijssen was voor dergelijke luxe artikelen eigenlijk te klein, ondanks het gegeven dat het belang van de pijp in die periode nog groot was.
Naast een algemene smaakverandering door innovaties op het gebied van het rookgerei is er ook nog sprake van een specifiek marktaanbod vanwege de locatie. De bevolking van Rijssen bestaat voor een groot deel uit handwerkslieden, overwegend eenvoudige personen die met een nering hun brood verdienden. Uit de nabije omgeving kwamen verder boeren hun inkopen doen. Daarnaast was er een kleine groep notabelen. Aan de hand van het teruggevonden materiaal kunnen we de pijpen aan verschillende groepen rokers toeschrijven. De rechtschapen burgerman met een positie in de raad of een openbare functie zal zich een royale stummel hebben aangeschaft met het portret van koning Willem. Daarmee onderstreepte hij zijn gevoel voor het koningshuis en het landelijke gezag in het algemeen. Wie wat minder te besteden had, kon zijn oog laten vallen op een onversierde stummel, zonder maatschappelijke kleur. De spreukpijp moet een geliefd geschenk artikel zijn geweest, veelal onder de betere boerenstand. De bloemendecoratie is ongecompliceerd en sluit het beste aan bij de smaak van het landleven, ook de spreuk is juist voor een boer toepasselijk.
Was de beurs nog minder breed, dan kon de roker zijn toevlucht zoeken tot een kleinere stummel, de formaten vijf en zes. In dat marktsegment belandde hij al snel in de goedkopere, simpele dierenafbeeldingen. Dergelijke pijpen zien we vooral bij de boerenstand en eerder bij de knechten als zondagse pijp dan bij de boer zelf. Qua uitstraling waren deze pijpen begeerlijk en vertrouwd, maar goedbeschouwd zijn het in feite sterk afgezakte producten. Wat eens een luxe pijp was voor de burgermansklasse werd nu onder de boerenstand gesleten. De slordig uitgewerkte plaatjes waren uiteindelijk alleen geschikt voor rokers met een nauwelijks ontwikkeld smaakgevoel. Een pronkfunctie hebben deze pijpen niet, behalve dan voor een ongeletterde landarbeider.
Onverwacht is de laagwaardige kwaliteit van de houten pijpenkoppen, voornamelijk aangeschaft door de gematigd alternatieve roker met de kleine beurs. Ook hier geldt dat we niet weten welke luxe tegenhangers ter plekke verkrijgbaar waren. Zoals al opgemerkt bevorderden de lichte houtsoorten en het plaatmetaal de smaak van de tabak niet; het duurde lang eer zo’n pijp comfortabel rookte. Ook de kwetsbare verf kwam al ter sprake. Wel moeten we ons bedenken dat deze houten stummelkoppen wellicht niet als complete pijpen op de markt werden gezet, maar gebruikt werden ter vervangingen van stukgerookte pijpenkoppen. De winkelier bood daarmee een goedkoop alternatief om een nog goed functionerend roer weer tot een bruikbare pijp te maken. Een vorm van zuinigheid die in de negentiende eeuw nog heel gewoon was.
De vondst van twee Chemnitz pijpen is ronduit onverwacht. Dit is eerder een kunstenaarspijp met een joyeuze uitstraling dan een standaard artikel voor een bepaald type roker. De montage met een eendenbeen roer versterkt het mondaine voorkomen nog eens. Wie aan klei gewend is zal deze pijp zeker hebben gewaardeerd, want de zachtgebakken scherf uit Tsjechië rookt buitengewoon mild en heeft een goede vochtabsorptie. Voorbeelden van dergelijke pijpen zijn op de Nederlandse markt tot nu toe onbekend. Weliswaar werd veel goed uit Chemnitz wereldwijd verkocht, maar het modellengamma sloot slecht aan bij de traditie van de Nederlandse roker.
In de veranderende maatschappij van rond 1890 verruilde de jonge, aankomende notabele de lange Duitse pijp steeds vaker voor een mondaine bruyère. Met zo’n prachtpijp, voor het eerst rond 1880 geleverd en voorzien van een hygiënisch kunststof roer, kon hij ruimschoots met de gegoede sigaarroker rivaleren. Door die keuze verdween de oubollige lange porseleinen pijp en transformeerde het silhouet van de roker naar een vlotte, meer dandyachtige verschijning. Het kleinere ketelformaat paste bovendien beter bij de sterker gearomatiseerde tabakken van die periode.
Naast de ongetwijfeld veel verkochte kleipijpen werd in deze winkel dus een keur aan andere pijpen aangeboden. De verschuiving van het roken uit klei naar porselein en hout heeft rond 1890 al doorgezet, maar volgens welk modepatroon en wat daarin de uitschieters waren blijft ons onbekend. Deze modeverandering ligt in de tijd besloten, want in de jaren 1880 werd de sigaar een geduchte concurrent van de tabakspijp. De sigaar drong geleidelijk op het platteland door en werd er onder de betere stand een geliefde wijze van roken. Wie het bij een pijp hield, moest sneller met iets speciaals komen wanneer hij als roker het respect wilde behouden. Daartoe diende een pijp met een actuele voorstelling of een product van alternatieve materialen of met een bijzondere montage. Uiteindelijk overwint in deze race de bruyèrepijp, al gebeurt dit pas ver na het jaar 1900.
Nawoord
Door naar een kist met teruggevonden restmateriaal van een winkelier uit Rijssen te kijken alsof het archeologisch materiaal is, komt een schat aan informatie vrij die er voor zorgt dat we ons een beeld kunnen vormen van de lokale roker en de keuze voor zijn pijp. Al krijgen we geen inzage in het complete assortiment van indertijd, het materiaal geeft wel een beeld van wat in ieder geval in het assortiment van deze winkel werd geleverd. Opvallend daarbij is dat de kwaliteit daarvan niet mee valt.
De vondst bewijst vooral dat de pijpen die de verzamelaar tegenwoordig opduikt niet tot het gewone goed behoren. Zij zijn veelal bewaard gebleven omdat zij kwalitatief beter waren of artistiek interessanter. Als herinnering aan een overleden dierbare werden de beste of meest geliefde pijpen bewaard. Daarmee geven zij een vertekend beeld van de eenvoud die het rookgerei vaak vertoonde. De materiële cultuur van de roker uit het laatst van de negentiende eeuw komt zodoende niet tot uiting in dat wat bij particulieren bewaard bleef, maar wel wat deze kist bloot gaf. Van dergelijke eenvoudige pijpen zal een klein aantal in de toekomst nog als archeologische vondst tevoorschijn komen, de andere zijn voorgoed uit het zicht verdwenen.
Het plaatsje Rijssen ligt veertig kilometer ten noorden van Aalten, waarover ik het afgelopen jaar een verslag schreef gewijd aan de pijpen van rokers uit de zeventiende eeuw.[1] Ook over die periode was uit die regio geen informatie bekend. Onverwacht daarbij was dat men in de jaren 1630 en 1640 zeer goed geïnformeerd was over de keuze aan rookgerei in de rest van Nederland. Twee en een halve eeuw later blijkt men in Rijssen opnieuw goed op de hoogte van het aanbod, zelfs uit centraal Europa. Wat dat betreft loopt de smaak in de provincie minder achter dan vaak wordt verondersteld. Wel is in beide gevallen sprake van het meer eenvoudige materiaal. De luxe die we onder het steedse rookgerei vinden, zien we in de provincieplaats niet terug. Deze vondst is daarvoor illustratief: zij toont de eenvoud en de weinig ontwikkelde smaak van de provinciale roker van weleer.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2009.
Afbeeldingen
- Stummel met ingeschilderd plaatje van vos in landschap. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.622 - Stummel met ingeschilderd plaatje van hert in landschap. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.623 - Stummel met ingeschilderd plaatje van hert in landschap. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.624 - Stummel met ingeschilderd plaatje van hert in landschap. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.625 - Stummel met ingeschilderd plaatje van een staand hert, de afbeelding uitgebreider en de ketelopening en hiel voorzien van glansgoud. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.626 - Stummel met ingeschilderd plaatje van twee jachthonden. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.627 - Stummel met ingeschilderd plaatje van een staande boxer tegen een sepia gekleurde achtergrond. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.628 - Stummel met ingeschilderde transfer met borstbeeld van koning Willem III toegepast op modelformaat 9. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.620 - Stummel met ingeschilderde transfer met borstbeeld van koning Willem III toegepast op modelformaat 8. Duitsland, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.619 - Stummel met handgeschilderde voorstelling met centraal opschrift "De Opgaande Zon" afgezoomd met vlotgeschilderde bloempjes en strikken. Duitsland, Bohemen, 1870-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.621 - Hongaarse stummel van hout met ribbendecoratie en klepdeksel, het hout gezwart. Duitsland, 1860-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.631 - Houten pijp met stummelmodel maar afgekeken van een voorbeeld van meerschuim en beschilderd in persmeerschuim kleuren. Duitsland, Thüringen, 1860-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.632 - Houten pijp met model van zogenaamde schroefstummel maar afgekeken van een voorbeeld van meerschuim en beschilderd in persmeerschuim kleuren. Duitsland, Thüringen, 1860-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.633 - Houten pijpenkoppen van bruyère, zogenaamde eierkop met ruime ketel en dunne wand. Frankrijk ?, 1885-1895.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.634ab - Manchetkop met tienkante vorm, afgewerkt in vlekkenkleuren en gemonteerd met een zilverkleurig klepdeksel en manchetring, voorzien van een oorspronkelijk eendenbeen roer met hoornen mondstuk. Tsjechië, 1875-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.629 - Stummel ketel van gietklei met transparant glazuur. Grünstadt, firma Bordollo ?, 1870-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.630 - Vonkenvanger of vuurkorfje van gevlochten ijzerdraad met messing borgkettinkje. Nederland, 1875-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.635 - Gedrukt verzilverd dekseltje met borgketting en steeloogje. Duitsland ?, 1880-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet zonder nummer - Een gedeelte van de restvoorraad uit Rijssen die niet in de collectie is opgenomen.
Noten
[1] Don Duco, Kleipijpen uit de Kerkstraat in Aalten, Amsterdam, 2008.