Catalogi kleipijpen

Fabrikanten gebruiken een gedrukte catalogus om de winkelier hun assortiment te tonen. In de achttiende eeuw, toen de keuze aan producten nog beperkt was, volstond een simpele modellenpagina met prijslijst. Voor een eenvoudig rokertje als de kleipijp was het met opgave van kwaliteit en lengte duidelijk waar het om ging.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw wordt de lithodruk gebruikt om geïllustreerde catalogi te drukken. Lithografen zijn in staat om de uitbeelding van de pijp een bijna driedimensionaal uiterlijk te geven. Bij elke afbeelding wordt het modelnummer geplaatst dat tevens als bestelnummer fungeert. Ook in de fabriek wordt dit modelnummer gebruikt, het is in de pijpvorm ingeslagen, maar wordt ook bij de voorraad genoteerd.

Hoewel de kleurendruk al een halve eeuw bestaat, wordt het bij pijpencatalogi pas toegepast sinds de eerste wereldoorlog. Toch werden nog lang daarna veel catalogi in zwart-wit gedrukt. Aangezien de catalogus niet gericht is op het grote publiek, maar alleen bedoeld voor de winkelier, was het niet nodig om duur en luxe drukwerk te maken. Met name de Engelse en Duitse fabrikanten houden het maximaal eenvoudig door van simpele lijntekeningen gebruik te maken. Franse en een aantal Nederlandse bedrijven geven in de afbeelding van hun pijpen veel meer invulling en diepte.

In de jaren 1920 komt er een grote vernieuwing door introductie van de fotocatalogus. Alleen de meer gefortuneerde fabrikanten gaan daartoe over. Maar ook dan blijft het handwerk van tekenen, soms kunstig ingekleurd bestaan, vaak zelfs bedrieglijk alsof het een foto is.