Ropp, een pijpenmerk met een onverwachte levensloop

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2014

Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Beschrijving:
Over de firma Ropp, pijpenfabrikant te Bussang, Baume-les-Dames en Saint-Claude tussen 1869 en 2000, hun geschiedenis en de gebruikte pijpenmerken.

Tegenwoordig is het pijpenmerk Ropp op de achtergrond geraakt, maar er waren jaren dat iedere pijproker wel een Ropp in zijn rekje had hangen. De populariteit van dit merk was gebonden aan de twintigste eeuw, maar ook in de tijd ervoor was Ropp een gezien merk. Begonnen als maker van weichselhouten pijp, een specifiek soort kersenhout met de Engelse aanduiding cherrywood, transformeerde het bedrijf zeer succesvol tot een volwaardige fabriek van bruyèrepijpen waar alternatieve houtsoorten nog in productie bleven.

In dit artikel wordt de geschiedenis van de beroemde pijpenfabriek Ropp geschetst die achtereenvolgens in drie plaatsen actief was. Gesticht in Bussang verhuisde de fabriek later naar Baume-les-Dames, beiden in de Vogezen. Vervolgens werd de productie opgepakt in Saint-Claude in de Jura. De fabriek is het merk Ropp altijd trouw gebleven waardoor het merk representatief is voor de opgang, bloei en het verdwijnen van de weichselhouten tabakspijp. Daarnaast schreef het merk ook een eeuw bruyèregeschiedenis. In het licht van de fabriekshistorie worden enkele bij Ropp gemaakte pijpen besproken en hun modekenmerken geduid. Het verhaal is illustratief voor de weichselhouten pijp maar laat tevens zien dat de productie geleidelijk kan verschuiven tot een volwassen bruyèrefabriek. In de laatste periode is Ropp nog slechts een merknaam tot deze uiteindelijk, onvermijdelijk uitsterft.

Het merk wordt geboren

De stamvader van de Roppfabriek is Eugène-Léon Ropp (1830-1907) uit Bussang in de Vogezen (Doubs). In 1869 start deze ondernemer met de productie van weichselhouten pijpen op grote schaal door de opening van een fabriek voor tabakspijpen in zijn woonplaats. Hij was hierin niet de enige, de kersenhouten pijp was reeds populair en werd door kleine houtdraaierijen gemaakt, zoel in Oost-Frankrijk als in Duitsland. Ropp pakt het grootser aan. Zijn pipe mérisier wordt gemaakt van de in het wild groeiende weichselboom die bij grote aantallen in die streek voorkomt. Het hout wordt in de directe omgeving geoogst en opgehaald met door een os getrokken wagens. Dat gebeurde tijdens het wat zij noemden oogstseizoen, tussen november en maart. Op het fabrieksterrein werd het hout gedroogd, iets dat normaal gezien vrij lang duurde. Om dit te versnellen ontwikkelde Eugène Ropp een droogsysteem met stoom dat goed paste in de fabrieksmatige aanpak van zijn bedrijf. Hierop werd zelfs een patent verkregen. Dankzij de gestroomlijnde productie zagen zijn pijpen er al snel veel beter uit dan die van andere, lokale makers. Belangrijker was nog dat het stoomdrogen de pijpen ook een betere smaak gaf.

01-21.747-merisier-cilindrical-3
Afb. 1. APM 21.747
02-21.746-merisier-barrel-shape-3
Afb. 2. APM 21.746

De vroegste producten van Ropp zijn eenvoudig en hebben een specifieke vorm. Zij bestaan uit een pijpenkop die uit een stevige tak werd gezaagd en waarin de ketel werd ingeboord. Vervolgens werd aan de zijkant een bescheiden gat geboord, waarin een takhouten steel werd bevestigd (afb. 1, 2). Het mondstuk van de steel werd gemaakt door de twijg simpelweg tweezijdig af te vlakken. Zo ontstonden eenvoudige pijpen bestemd voor de roker met een kleine beurs, eerder voor de plattelander dan voor de stedeling. Uit dit eenvoudige product ontwikkelde zich geleidelijk een modellenassortiment in verschillende uitvoeringen. Grotere formaten kregen een zware dikwandige kop waarin een steel met schroefdraad werd gedraaid, de zogenaamde mérisier vissée. Al snel werd omwille van de duurzaamheid een mondstuk van buffelhoorn toegevoegd (afb. 3).

De duurdere versie die daarna volgde werd bij de steelaanzet zelfs voorzien van een buffelhoornen vochtreservoir, aan de buitenzijde slechts herkenbaar aan een eenvoudige hoornen randje maar met inwendig ruimte om het bij het roken vrijkomend vocht te verzamelen. Het is deze luxe versie die bij de verwende roker uit de stad de belangstelling deed ontwaken en geleidelijk werd die pijp bij de wat artistiek georiënteerde stedeling eveneens begeerd. Het luxere product was overigens in alles beter: het model was meer afgewogen, de afwerking was zorgvuldiger, de montage sterker en het oppervlak was mooier gepolijst. Uiteraard zat het succes vooral in de smaak van de pijp die uitstekend was dankzij het gestroomlijnde droogproces.

03-18.694-ropp-weichsel-4
Afb. 3a. APM 18.694
03-18.694-ropp-weichsel-6
Afb. 3b. APM 18.694
04-01.022-weichsel-automodel-3
Afb. 4a. APM 1.022
04-01.022-weichsel-automodel-4
Afb. 4b. APM 1.022

De natuurlijke uitstraling van de bast van het weichselhout gaf de mogelijkheid tot twee afwerkingen: de écorce vernie ofwel gepolijste, letterlijk gelakte bast en de écorce brute ofwel de ruwe bast. De eerste glanzend strak, de tweede rustiek en mat. Onder invloed van bruyèrepijpen uit Metz komt er zelfs een versie op de markt die met een vogelbot roer gemonteerd wordt. Deze zogenaamde os d'oie ofwel ganzenbot heeft aan het eind weer een beet van buffelhoorn. Zelfs een tabakspijp uit één stuk weichsel wordt bedacht (afb. 4), waarvoor knoestige takken gebruikt konden worden.

Sommige fabrieksarbeiders lieten hun fantasie de vrije loop. Zij bedachten figurale pijpen zoals een pijpenkop in de vorm van een klomp (afb. 5). Overigens gaat het hier om de Bretonse sabot en niet om de Hollandse klomp, iets dat aan het model duidelijk is te zien. Dergelijke pijpen waren bestemd voor de souvenirverkoop in Frankrijk. Meer gekunsteld is een pijpenkop verstopt in een hoop met zand die op een kruiwagen ligt (afb. 6). Een vreemde eend in de bijt, maar in stijl wel goed aansluitend is een lange rustieke pijp (afb. 7). Als ketel is hier een bruyèreknol genomen, alleen de steel is van weichselhout. Deze wonderlijke scheppingen vormden de curiosa in het marktaanbod en zijn louter marktaanvullend geweest. Voor een serieuze roker waren dergelijke producten nauwelijks een optie.

05-19.962-sabot-1
Afb. 5a. APM 19.962
05-19.962-wooden-shoe-5
Afb. 5b. APM 19.962
06-20.428-ropp-wheelcarrier-4
Afb. 6. APM 20.428

De pijpen van Ropp worden al vanaf het begin gemerkt met een intaglio stempel met "ROPP BUSSANG", een merk dat tot kort voor 1900 in gebruik bleef (vgl. afb. 3, 5). Alleen de mindere goden verlieten de fabriek merkloos, terwijl voor handelshuizen op verzoek specifieke merken konden worden gezet. Mede dankzij de merkbekendheid gaan de zaken van het familiebedrijf voorspoedig en groeit de fabriek om aan de steeds grotere vraag te voldoen. Het voeren van een compleet assortiment pijpen droeg daar uiteraard ook toe bij.

Al na zes jaar komt zoon Eugène Ropp II (1859-1937) zijn vader bijstaan, dat was in 1875. De productie is inmiddels goed op gang gekomen en men streeft er naar de afzet verder uit te bouwen met export. Aanvankelijk gebeurde dat vooral via Londen waar de familie Ropp goede contacten had. In die stad waren enkele belangrijke groothandelaren in rokersbenodigdheden actief zoals Adolf Frankau en Prag. Zelfs de firma Salmon & Glückstein uitte hun belangstelling voor het atypische product. Terwijl zij doorgaans hun handelsgoederen uitsluitend onder eigen naam aanboden, namen zij de Ropp pijpen onder hun oorspronkelijke merknaam in hun assortiment op.

De nieuwe vestiging

Rond 1890 is de vraag naar weichselhouten pijpen zo groot, dat uitbreiding van de fabriek gewenst is. Omdat in twintig jaar de streek rond Bussang van bruikbaar hout was ontdaan, zoekt men verder in de regio. Vader en zoon Ropp laten hun oog vallen op de plaats Baume-les-Dames, ongeveer dertig kilometer van Besançon gelegen. In 1895 schaffen zij daar een fabriekscomplex aan, een bestaand bedrijf dat voor hun productie buitengewoon geschikt is. Het complex ligt een kilometer buiten het stadje. Belangrijk was de aanwezigheid van stromend water van de rivier Cusancin die de energie voor de productie leverde. Daarnaast was het aanbod aan weichselhout in de streek veel groter, terwijl er in Baume ook meer arbeiders te vinden waren. Kortom, gunstige omstandigheden voor een succesvolle voortzetting van de onderneming.

07-02.645-ropp-rustic-pipe-long-stem-1
Afb. 7a. APM 2.645
07-02.645-ropp-rustic-pipe-long-stem-3
Afb. 7b. APM 2.645

Een jaar later opent de nieuwe fabriek waar al gauw uitbreidingen volgen zodat er zo'n honderd werklieden kunnen werken èn wonen. De fabriek huisvest drie grote haarden die als droogruimtes voor het pijpenhout dienen. Daarnaast is er de werkplaats waar de houtbewerking plaatsvindt. Om aan te geven hoe groot de productie geweest moet zijn, is het veelbetekenend dat er doorgaans 300 ton aan hout ligt opgeslagen. Na vijftien jaar succesvol functioneren overkomt het bedrijf een ramp, in 1910 brandt de fabriek af. Dankzij verzekering en bedrijfskapitaal wordt de fabriek herbouwd. Het hoofdgebouw krijgt dan zelfs twee verdiepingen waar ook de kantoren, de afdeling expeditie en een toonkamer gevestigd worden.

Inmiddels neemt de export van het product drastisch toe. Naast de Engelse markt vindt verkoop plaats naar de Verenigde Staten en zelfs naar Australië en Nieuw Zeeland. Deze toename van afzet was te danken aan de grote activiteit van de Engelse handelshuizen die in die periode ook hun vleugels uitspreidden. Het modellengamma laat zich echter nauwelijks uitbreiden, want de mogelijkheden met weichselhout waren nu eenmaal beperkt. Wel zien we een voortdurende verschuiving van de belangstelling van de consument. Rond 1900 is bijvoorbeeld de zogenaamde eentaks pijp populair (vgl. afb. 4). Wat later ligt het accent weer op een grotere variatie aan luxere producten, bijvoorbeeld voorzien van een buffelhoornen mondstuk. Aangezien Ropp zich op de serieuze West-Europese roker richt worden geen Gesteckpijpen gemaakt waardoor het Duitse afzetgebied grotendeels gemist wordt. Uiteraard is dat een bewuste keuze geweest want de concurrentie met de huisnijverheid in Duitsland was moeizaam.

Verbreding met bruyère

Wanneer Ropp eenmaal een gevestigde positie op de pijpenmarkt heeft verworven, is het begrijpelijk dat zij naar assortimentsverbreding zoeken. Het renommee van hun fabrieksmerk kan ook voor andere producten worden benut. Een belangrijke stap wordt gezet met de vervaardiging van bruyèrepijpen. Vanaf 1904 verschijnen deze eerste bruyèrepijpen op de markt. In 1908 zijn drie series bruyèrepijpen uitgewerkt met de namen Montagnarde, Norvegienne en Cosaque, uiteraard met als toevoeging het merk Ropp. Bij deze pijpen zorgt een weichselhouten tussenstuk in de steel voor de relatie met het oorspronkelijke product. Een modekenmerk waarvan het onduidelijk is of dit door Ropp geïnitieerd werd of reeds door andere fabrieken werd toegepast. Bij die producten moest een metalen bandje de luxe van de pijp benadrukken. Dat bandje was vaak van verguld metaal. Passend in de tijd zijn de mondstukken van buffelhoorn gemaakt. Onder pijprokers slaan deze nieuwe maaksels geweldig aan.

Een nieuwe serie bruyèrepijpen van Ropp is de Pneumac. Deze pijpen zijn voorzien van een antinicotine systeem. De serie is opnieuw een succes waardoor deze in een brede reeks standaardmodellen beschikbaar komt. In 1912 doet de fabriek een aanvraag voor een brevet met deze vochtsluis. Zo'n actie wijst er op dat de fabriek van aanzienlijk belang was. Kosten en moeite van een dergelijke aanvraag lagen buiten de mogelijkheden van de kleinere fabrikanten. De afzet van bruyèrepijpen gaat voorspoedig, zoals opgemerkt mede dankzij de relaties met de buitenlandse handelskantoren die met de weichselhouten pijp al goede verkoopsuccessen boekten. Rond 1914 is de firma A. Frankau & Co de enige agent voor het Verenigde Koninkrijk en de Britse kolonies. Zij boeken uitstekende verkoopresultaten vooral wanneer door de Eerste Wereldoorlog de Duitse import wegvalt.

Na 1919 overvleugelt de productie van bruyèrepijpen die van het oorspronkelijke weichselhout en ook tijdens het interbellum blijft deze nieuwe productielijn overheersen. Nieuwe pijpmodellen worden gelanceerd onder wonderlijke namen als Roppski, Roppster, Roppestine maar ook Saxo, Aroloen Besco en zo meer. Deze wat populaire namen wijzen op de doelgroep, de nieuwe categorie bruyèrerokers die een populair maar niet te duur product begeren. Daarbij bleef de merkaanduiding Ropp als bijgeplaatst teken van groot belang. Overigens was de vormgeving van dit merk inmiddels veranderd tot een verstrakt liggend ovaal met alleen het opschrift "ROPP" (afb. 4).

08-18.514-briar-pipe-ropp-buldog-2
Afb. 8a. APM 18.514
08-18.514-briar-pipe-ropp-buldog-5
Afb. 8b. APM 18.514
08-18.514-briar-pipe-ropp-buldog-6
Afb. 8c. APM 18.514

Naast de seriepijp worden chiquere tabakspijpen gemaakt, verkocht in een bijbehorend etui. Een prachtige buldog met overhoekse steel draagt het merk "ROPP'S MAKE" en is daarvan een mooi voorbeeld (afb. 8). Ondanks de deftige foedraal is de pijp echter van gewone kwaliteit en overeenkomstig daarmee is het mondstuk van juwelith en niet van echt barnsteen. Opnieuw benadrukt deze pijp de doelgroep van Ropp, namelijk de middenklasse roker en niet de connaisseur.

Verschuiving in de productie van weichselhout naar bruyère had nog een andere reden. In de streek waar de fabriek stond kampte men opnieuw met schaarste aan geschikt weichselhout. Wanneer de fabriek het hout meer dan honderd kilometer verderop moest halen, werd het product te duur. Ook om die reden richtte men zich sterker op de bruyèrepijp, waarvan constante aanvoer van hout eenvoudiger te organiseren was, ondanks het feit dat de herkomst daarvan verder weg lag. Het bruyère komt uit Zuid-Frankrijk of zelfs Italië. Het buffelhoorn voor de roeren kwam in die periode overigens uit Brazilië. Geleidelijk wordt naast hoorn ook het modernere caoutchouc ofwel pararubber gebruikt, dat vooral door de Engelse rokers geprefereerd werd.

Vanwege de bruyèreproductie worden de banden met Saint-Claude aangehaald, waar de pijpenproductie inmiddels een mondiaal aanzien had gekregen. Ropp gaat zelfs zover dat het bedrijf al in 1914 een pijpenfabriek in Saint Claude in de wijk Plan du Moulin overneemt. Vakbekwame werklieden en goed ontwikkelde machines zouden de tekortkomingen van de fabriek in Baume-les-Dames invullen. Uiteindelijk blijkt deze overname geen succes. Het leiden van een fabriek op afstand leverde problemen op. Deze overgenomen fabriek moest enkele jaren later weer worden gesloten. De familie zelf woonde in die tijd overigens in Besançon, een stad met meer allure. Toen de financiële positie van de fabriek gezekerd was, verhuisde ook het kantoorpersoneel en de administratie daarheen.

09-01.098  arch-cat-ropp-01
Afb. 9a. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-02
Afb. 9b. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-07
Afb. 9c. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-14
Afb. 9d. APM 1.098

 

09-01.098  arch-cat-ropp-18
Afb. 9e. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-21
Afb. 9f. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-26
Afb. 9g. APM 1.098
09-01.098  arch-cat-ropp-28
Afb. 9h. APM 1.098

 

Uit ongeveer 1920 bleef een prachtig gedrukte fabriekscatalogus bewaard die het belang van het bedrijf op dat moment laat zien (afb. 9). Na een inleiding met aanprijzing van de fabriek geeft deze catalogus een overzicht van het assortiment. De eerste sectie laat het oorspronkelijke product zien, de kenmerkende weichselhouten pijpen. Duidelijk is dat dit product sinds de start van de fabriek geleidelijk exclusiever is geworden al behoort deze nog altijd tot de groep rustiek rookgerei. De tweede helft van de catalogus heeft een volstrekt andere uitstraling. Die is aan de nieuwe branche, de bruyèrepijp gewijd. De eerste drie series zijn de vroegste bruyères van de fabriek: la Montagnarde en Norvégienne, aangevuld met de Pneumac ook wel Pneumatic genoemd. Zij worden alle drie gekenmerkt door het vergulde bandje rond de tige, dat in die tijd bij stoere pijpmodellen bijna standaard was. Voor het interbellum zijn dergelijke ontwerpen echter al wat aan de ouderwetse kant.

10-20.499-briar-pipe-ropp-yeco-pipe-03
Afb. 10a. APM 20.499
10-20.499-briar-pipe-ropp-yeco-pipe-05
Afb. 10b. APM 20.499

Opvallend is verder dat de catalogus twee pagina's toont met in totaal acht bruyères gemerkt met "CHOQUIN FILS A METZ", pijpontwerpen beter bekend onder de naam Origine. Het betreft een modieus ontwerp van de firma Choquin uit Metz, dat binnen enkele jaren geliefd was geworden en ruime vraag genoot. Het feit dat op de beide pagina's met een stempel supprimé is aangebracht, wijst op een tijdelijke licentie door Ropp die klaarblijkelijk vroegtijdig moest worden ingetrokken. Tenslotte volgen in het laatste katern van de catalogus nog enkele onopvallende maar eigentijdse series bruyèrepijpen: Edil, Moroco en Romulus, de laatste gezandstraald. Deze drie series kenmerken zich door een strakke montage met pararubber mondstuk. Zij zijn bestemd voor de moderne roker die een goede maar niet al te dure tabakspijp zoekt. Met vier hoofdlijnen is het aanbod in de catalogus dus betrekkelijk beperkt. Nog altijd kunnen we concluderen dat het totale assortiment zich op dezelfde middenklasse roker richt.

11-19.346-gouda-goedewaagen-catalogue-14-hout-14
Afb. 11. APM 19.346

In Nederland wordt het pijpenmerk Ropp in de jaren twintig bekend dankzij de vertegenwoordiging door Koninklijke Goedewaagen. Wanneer zij hun traditionele fabrieksassortiment van kleipijpen en doorrokers aan het eind van de Eerste Wereldoorlog met houten pijpen wensen te verbreden, kiezen zij voor samenwerking met Ropp. Ter aanvulling van kleipijpen en gietpijpen nemen zij drie series houten pijpen in hun catalogus op. Het gaat om de merknamen Yeco (afb. 10), Edil (afb. 11) en Ropp. Hoewel de eerste twee merken een andere indruk wekken, zijn alle drie de series van dezelfde fabriek afkomstig. Voor de Nederlandse markt ziet Goedewaagen niets in de weichselhouten pijpen, het oorspronkelijke product van Ropp. Met hun kleipijpen en gegoten ceramische product voert de Goudse firma op zich al een aanbod pijpen dat atypisch is voor de tijd. Voor meer curiosa is daarin geen plaats.

Doorbraak als bruyèrefabriek

Onder de bezielende leiding van Jean Ropp, de zoon van Eugène II, werd Ropp na de Eerste Wereldoorlog de bekendste pijpenfabriek van Frankrijk. Dan is het tevens tijd geworden de organisatiestructuur van de fabriek aan te passen. In 1919 richt men de Société Anonyme des Pipes Ropp op, een fabriek die, zoals toen gebruikelijk was aan te geven, goed was voor twee miljoen Franse francs. Dat het nog altijd om een familiebedrijf gaat blijkt uit het feit dat de aandelen van duizend franc ieder volledig in het bezit van de familie zijn. Overigens vormt een honderd procent investering in een pijpenfabriek een onzeker vermogen. De twee productielijnen in weichselhout en bruyère vullen elkaar dan wel mooi aan en kunnen terugval in de omzet compenseren. Dat biedt tot op zekere hoogte een zekerheid die andere pijpenfabrieken missen. Toch is het de concurrentie die maakt dat het economische rendement voortdurend fluctueert.

De scheiding in afzet van de productielijnen weichsel en bruyère lijkt misschien vreemd maar dat gegeven laat zich wel verklaren. Op het Europese vasteland is de bruyèrepijp buitengewoon populair, terwijl de weichselhouten pijp er maar beperkt verkocht wordt. Voor Engeland en kolonies produceerde Ropp echter vooral weichselhouten pijpen. Kort na de Eerste Wereldoorlog gingen er bijvoorbeeld jaarlijks ongeveer 150.000 weichselhouten pijpen naar Engeland en dat aantal was zelfs onvoldoende om in de vraag te voorzien. De bruyèrepijp van Ropp werd in Engeland echter nooit een handelsartikel. Reden daarvoor is dat die pijpen door de gevestigde handelskantoren niet ondersteund werden. De Engelse zakenlieden gaven er de voorkeur aan de producten uit hun eigen fabrieken te verkopen. Alleen voor het atypische artikel klopten ze dus bij Ropp aan.

Een paar jaar later, in 1923, blijkt de rek in afzet zich plotseling om te zetten in een krimp. De banden met Saint-Claude worden weer aangehaald om kennis en expertise te zoeken. In een fase van paniek worden de aandelen zelfs volledig naar de Engelse Oppenheimer groep overgedaan. Jean Ropp blijft echter president. Plotseling is de fabriek in een moeilijke fase terecht gekomen. Houtschaarste, afzetproblemen en vooral concurrentie maken dat de omzet dramatisch terugloopt. De jaarproductie ligt in gemeld jaar overigens nog op 530 duizend pijpen. In 1926 volgt weer een aanvraag voor een brevet voor het draaien van bruyèrepijpen en dat toont aan dat het technische niveau van de fabriek nog altijd aanzienlijk was en de bereidheid tot investeren continueerde.

In hetzelfde jaar 1926 wordt het bestuur van de firma uitgebreid. Er wordt kennelijk een gebrek aan inzicht onderkend en de capaciteit van de fabriek moet in overeenstemming worden gebracht met de mogelijkheden voor afzet. Naast Jean Ropp worden twee heren met internationale ervaring in de pijpenhandel aangetrokken: Louis Chapuis en Adrien Comoy worden tot medebestuursleden benoemd. Beide heren zijn respectievelijk in Saint-Claude en in Londen actief in de pijpenfabricage en de pijpenhandel. Met hun expertise leveren zij een betere sturing in de productie en exploreren de mogelijkheden van extra afzet. Het marktinzicht van Chapuis blijkt vooral van groot belang. Hij is de geestelijke vader van de Ropp de Luxe waarbij de weichselhouten pijp opnieuw een hogere kwaliteit krijgt met een afwerking die tot nu toe nooit gerealiseerd was. Dit maakt het mogelijk de weichselpijp voor een betere prijs in de beste rokerskringen te verkopen.

12-02.322-briar-pipe-ropp-poker-3
Afb. 12a. APM 2.322
12-02.322-briar-pipe-ropp-poker-4
Afb. 12b. APM 2.322
12-02.322-briar-pipe-ropp-poker-5
Afb. 12c. APM 2.322

Toch zijn de kleine vernieuwingen in het bestaande product onvoldoende om de markt verder vast te houden, laat staan uit te breiden. De handelspositie van de firma zakt na iedere opleving weer even snel terug. Sommige van die publicitaire activiteiten zijn bekend. In 1933 kiest men bijvoorbeeld voor deelname aan de wereldtentoonstelling in Chicago om de export naar de Verenigde Staten verder uit te bouwen. Hoewel met die deelname veel publiciteit wordt gegenereerd, blijft de verkoop zelf nog achter. Samen met Henri Comoy & Co. wordt in New York een verkoopkantoor geopend die de boost aan het product moet geven. De crisisperiode zorgt echter niet voor de gewenste resultaten.

Na de moeilijke jaren van de crisis volgt de Tweede Wereldoorlog, die het bedrijf in tweeën splitst. Het productiebedrijf in Baume-les-Dames ligt ineens in het door Duitsland bezette gebied, de werkplaats in Saint-Claude is vrij. Vanzelfsprekend levert die tweedeling organisatorisch grote moeilijkheden op. Daarnaast slinken de houtvoorraden in Baume drastisch. Niet verwonderlijk dat de productie geleidelijk afzakt totdat na de Tweede Wereldoorlog er nog slechts ruim tweehonderdduizend pijpen per jaar worden gemaakt, zowel van weichselhout als van bruyère. Door de crisisjaren en de daaropvolgende oorlog is het florerende bedrijf drastisch ingekrompen en liep de productie met ruim zestig procent terug.

De naoorlogse jaren

Na de vrede van 1945 wordt er een nieuwe board aangesteld om een frisse start te kunnen maken. Dan worden Louis en Charles Chapuis benoemd, samen met Adrien Comoy en Arthur Swift. Jean Ropp trekt zich aanvankelijk terug maar treedt later weer toe samen met André Mermet uit Saint-Claude. Oudgediende Jean Ropp neemt uiteindelijk in 1967 afscheid na bijna vijftig jaar leiding gegeven te hebben. Geleidelijk komt men de malaise van de oorlog te boven dankzij een herstart in beide houtsoorten. Toch is er in de pijpenbranche veel veranderd, vooral omdat door het afnemend aantal pijprokers er alom sprake is van overproductie. De Amerikaanse sigaret heeft een groot deel van de markt overgenomen.

13-advertisement-ropp-supreme-1953
Afb. 13. APM documentatie

In de jaren 1950 werken in Baume-les-Dames vijftig tot zestig arbeiders. Ten opzichte van de crisis en de oorlogssituatie heeft het bedrijf zich dus flink hersteld. De belangrijke afnemers zijn overigens nauwelijks gewijzigd. Het gaat om Engeland, de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland, niet verwonderlijk de landen waar Chapuis en Comoy een belangrijke afzet hadden en daarvoor ook Adolf Frankau actief leverde. In de Engelstalige gebieden profiteert de bruyèrelijn van de goede naam van het weichselhouten product, maar zoals voor de oorlog blijft de verkoop ervan in Engeland ondermaats.

14-21.329a-ropp-weichsel-3
Afb. 14a. APM 21.329a
14-21.329a-ropp-weichsel-6
Afb. 14b. APM 21.329a
14-21.329a-ropp-weichsel-7
Afb. 14c. APM 21.329a

Advertentiecampagnes in Engelse vakbladen voor de detailhandel onderstrepen de bekendheid die Ropp tussen de twee wereldoorlogen had verworven en waarop nu wordt voortgeborduurd. In de jaren 1950 adverteert men bijvoorbeeld voor de Ropp Supreme (afb. 13) met: scientifically seasoned wild cherrywood. Een andere pakkende slogan was: Cool from the very first smoke ... and sweet to the last. Tenslotte heeft de gangbare weichselpijp van Ropp de standard zoals die al voor 1900 in productie was, een verandering ondergaan. Deze heeft niet langer een eenvoudige houten steel maar is voorzien van een pararubber mondstuk (afb. 12), de standaard in die dagen (afb. 15).

15-advertisement-ropp-cherrowood-pipes-1965
Afb. 15. APM documentatie

Het gestempelde fabrieksmerk Ropp in ovaal is tot aan de Tweede Wereldoorlog het meest gebruikt. In enkele gevallen wordt wel met "EUG. ROPP" of "J. ROPP" gemerkt, terwijl aan veel merken een serienaam of uitvoering wordt toegevoegd. Na de vrede komt voor de betere kwaliteiten de ovaalvormige aluminium inzet in zwang waarop nog altijd de fabrieksnaam "ROPP" te lezen staat. Bij de duurste pijp is geen blank metaal maar goudkleurig messing gebruikt. Heel subtiel toont het ontwerp een blanke streep door de letters op een derde van de hoogte van de tekst (afb. 14, 18, 23). De goedkopere pijpen dragen een simpel intaglio stempel, soms zijn de letters ter verduidelijking met goudfolie of wit ingevuld (afb. 22). Deze wijze van merken is vanuit Saint-Claude geïntroduceerd, waar men voor de kwaliteit van de pijp ook een hiërarchie in het merken gebruikte. Daarmee creëerde de fabriek voor de consument een herkenbare rangorde in de verschillende prijsklassen.

Advertenties in vakbladen voor de tabaksdetailhandel uit de jaren vijftig geven de innovatie van het product enigszins misleidend weer. In 1953 bijvoorbeeld wordt de Ropp supreme aangeprezen met vulcanite screw maar het gaat in feite om de opvolger van de hoornen exemplaren die al voor het jaar 1900 in productie waren. Niets nieuws onder de zon dus. Uit 1961 is een interessante advertentie bekend voor de air-o-dry. Bij deze pijp wordt het zogenaamde Steel patent bestaande uit een aluminium buisje in de ketelbasis toegepast. De slogan die er bij hoort roept It 's new .. it's dry ... it's cool. Ook hier gaat het niet om een recente uitvinding maar om de incorporatie van een bestaand systeem in een standaard tabakspijp die al in de jaren dertig werd geleverd. Opnieuw is er dus niets nieuws onder de zon, maar dat verschijnsel zien we evengoed bij de andere pijpenfabrieken. De advertenties wekken de indruk dat de oude productielijn uit Baume-les-Dames nog altijd populariteit genoot. Ingewikkeld was het natuurlijk om de toch al behoudende klant te blijven prikkelen. Juist in de na-oorlogse periode waren het die incidentele verkoopimpulsen die de bestaanszekerheid aan de fabriek gaven.

16-18.406-system-pipe-ropp-3
Afb. 16a. APM 18.406
16-18.406-system-pipe-ropp-4
Afb. 16b. APM 18.406

Bekijken we verzamelingen pijpen van rokers uit de jaren 1960 en 1970 dan zien we dat iedere zichzelf respecterende roker wel een Ropp cherrywood bezat maar in welke mate deze pijp meer beviel dan de bruyère tegenhangers, is echter niet bekend. Het blijft daarom moeilijk in te schatten wat rokers van het product vonden. Daarnaast werd de Ropp bruyèrepijp goed verkocht en ook die hing in menig pijpenrekje. Dat op het Europese vasteland de Ropp pijp sterk verschilt met die in Engeland en haar kolonies kwam al ter sprake. Dat onderscheid is altijd zo gebleven.

17-advertisement-ropp
Afb. 17. APM documentatie

In de jaren 1960 verandert de positie van de fabriek. Een vermindering van belangstelling voor de tabakspijp is de eerste reden waardoor er een sterkere concurrentie met de fabrieken uit Saint-Claude ontstaat. Uiteraard is dat mede vanwege het feit dat de bruyèrepijp van Ropp niet van de exemplaren uit Saint-Claude afwijkt en dus mee moet doen in de grote concurrentieslag. Het assortiment bruyèrepijpen is nu eenvoudiger van indeling geworden. Het omvat de series Ropp-De-Luxe (afb. 14), Ropp Extra en Ropp Standard met daarnaast langgesteelde pijpen, giants en zogenaamde junior modellen, pijpen van klein formaat. Het oorspronkelijke weichselhouten product raakt in de jaren zestig op de achtergrond.

Hoe klassiek, internationaal en onveranderlijk de modellenlijn is bewijst ook een Oom Paul uit de latere productiefase (afb. 21), de jaren tachtig, die naadloos aansluit bij het model la Cosaque uit het eerste uur. Duidelijk blijkt dat er van innovatie nauwelijks sprake is, maar dat is in feite normaal want de klassieke bruyère veranderde in de twintigste eeuw maar weinig. Alleen in details als een metalen bandje of een wijziging in het merkteken lezen we de periode van een bepaalde pijp af.

18-01.069-briar-pipe-ropp-ambassador-1
Afb. 18a. APM. 1.069
18-01.069-briar-pipe-ropp-ambassador-4
Afb. 18b. APM. 1.069

Een volstrekt afwijkend product is de Ropp systeempijp met de afschroefbare weichselhouten ketel (afb. 16). Hier gaat het om de navolging van de populaire Falcon. Advertenties spreken van de replaceable bowl, geplaatst op een kunststof steel van rood nylon (afb. 17). In de handel krijgt deze pijp de naam de Ropp Relax en wordt aangeprezen vanwege zijn wild cherrywood bowl. Hoewel nylon op dat moment een populair materiaal is, draagt het niet bij tot de feitelijke koeling van de rook. Met dit product wordt namelijk het principe van de koudebrug tussen ketel en steel geschonden, zoals dat met de aluminium steel van de Falcon wel het geval is. De Ropp relax wordt overigens goed verkocht in de hype voor systeempijpen, zelfs al geeft deze pijp niet het verwachte optimale gebruikscomfort. Niet verwonderlijk is het dan ook geen blijvertje. Na het een keer geprobeerd te hebben keert de roker het product de rug toe. Ook met deze pijp bewijst Ropp hoe zij de concurrerende fabrieken volgden in hun ontwerplijn al gebeurde navolging wel vanuit bepaalde bedrijfseigen principes.

Einde van de dynastie

In de jaren tachtig zakt de populariteit van de weichselhouten pijp definitief terug. Belangrijke reden is dat de promotie verdwijnt en de consument de betekenis niet langer kent. Gevolg is dat het merk Ropp steeds sterker een bruyèremerk wordt en dus niet anders is dan de andere pijpenmerken.

19-01.098bis  cat-varia-uit-cassette-414
Afb. 19a. APM 1.098bis
19-01.098bis  varia-uit-cassette-415
Afb. 19b. APM 1.098bis
19-01.098bis  varia-uit-cassette-416
Afb. 19c. APM 1.098bis

 

19-01.098bis  varia-uit-cassette-417
Afb. 19d. APM 1.098bis
19-01.098bis  varia-uit-cassette-418
Afb. 19e. APM 1.098bis
19-01.098bis  varia-uit-cassette-419
Afb. 19f. APM 1.098bis

 

Ook de vouwbladcatalogus uit Baume-les-Dames bewijst dat Ropp steeds sterker een bruyèrefabriek is geworden (afb. 19). Zo noemen zij zich Maître Pipier te Saint-Claude al blijven zij ter onderscheid met de andere fabrikanten Baume-les-Dames nog als vestigingsplaats opgegeven. Het assortiment blijkt al even afgeslankt als de fabriek zelf. Op de drieslagcatalogus met in totaal zes pagina's worden nog tien cherrywood pijpen afgebeeld, allen gemerkt met Ropp met de naoorlogse zilverkleurige metaalinzet. Daarbij treffen we ook nog een serie van zes tabakspijpen aan met een stukje weichselhout tussen tige en mondstuk. Zij refereren aan de vroegste series bruyères maar het is de vraag of de consument de betekenis daarvan nog begrijpt. Twee andere pagina's tonen nog zo'n vijftig standaard bruyèrepijpen in verschillende afwerkingen. Zij dragen serienamen als Triumph, Tour d'argent, Chambord en Opéra. Deze pijpen zijn een vervolg op de zege van Ropp in de bruyèrepijp tijdens het interbellum, maar zijn in het dan heersende marktaanbod aan pijpen niet expliciet opvallend. Zij gaan de concurrentie aan met de honderden andere pijpmodellen uit de nog werkende fabrieken in Saint-Claude. Dankzij het renommee van het merk Ropp blijven zij bij de traditionele tabakswinkel toch in het assortiment. Zo continueert een bepaalde verkoop louter vanwege het vertrouwde karakter van het merk.

20-catalogue-ropp-briar-pipes-01
Afb. 20a. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-02
Afb. 20b. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-03
Afb. 20c. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-04
Afb. 20d. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-05
Afb. 20e. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-06
Afb. 20f. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-07
Afb. 20g. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-08
Afb. 20h. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-09
Afb. 20i. APM documentatie
20-catalogue-ropp-briar-pipes-10
Afb. 20j. APM documentatie

De catalogus van Ropp uit circa 1985 laat in een bepaald opzicht een herleving zien (afb. 20). Deze luxe uitgave probeert af te rekenen met het predicaat gewoon. Achter de glossy kaft treffen we acht bedrukte pagina's aan die een beeld geven van het dan heersende assortiment. Ropp blijkt dan met zijn merknaam te mikken op de betere klassieke pijpmodellen. De drie series heten bon goût, silhouette en bellecour. Daarnaast produceert de fabriek nog talloze andere pijpen zoals Sport, Golf, Tonic, Luxe, Bergerac, Baume, Bahamas, Lido, Noblesse en Ariège. Het paradepaardje van dat moment is een luxe artikel onder de naam Marcassin. Het gaat om pijpen van de lichte Finse plataan met een prachtige ijle nervatuur die indringender is dan olijfhout en vooral veel regelmatiger. Die pijpen worden met een bruyère binnenketel geleverd en zij vormen het atypische onderdeel in het assortiment. Met die serie keert de alternatieve houtsoort weer terug in de tabakspijp al is er geen raakvlak meer met het oorspronkelijke weichselhout.

21-19.736-briar-pipe-ropp-altesse-3
Afb. 21a.APM 19.736
21-19.736-briar-pipe-ropp-altesse-5
Afb. 21b.APM 19.736
22-21.751-briar-pipe-ropp-leespijp-3
Afb. 22a. APM. 21.751
22-21.751-briar-pipe-ropp-leespijp-5
Afb. 22a. APM. 21.751

Ook in de jaren 1980 blijft de cherrywood pipe in productie, maar de bruyèrepijp is in toenemende mate de dobber waar de fabriek op drijft. Na een geleidelijke teruggang wordt de fabriek uiteindelijk te koop gezet. Bernard Amiel van de Société Amiel Diffusion is in 1989 de eerste gegadigde doch tot een formele overname komt het niet. Uiteindelijk wordt het bedrijf in 1990 aan de Cutty Ford Entreprises verkocht, niet verwonderlijk gezien de jarenlange bemoeiingen van de heren Chapuis en Comoy, de eigenaren van het grote Cutty Ford concern. Een jaar later sluit de fabriek zijn deuren. Slechts twee werklieden verhuizen naar de Chacomfabriek in Saint-Claude om daar de oude productielijn te vervolgen. De gebouwen worden verkocht aan de gemeente Baume-les-Dames, sommige bijgebouwen worden door particulieren overgenomen. In feite blijft weinig meer dan de merknaam voor een bepaald segment bruyèrepijpen bestaan.

23-10.297-briar-pipe-ropp-pompei-1
Afb. 23a. APM. 10.297
23-10.297-briar-pipe-ropp-pompei-5
Afb. 23b. APM. 10.297

De cherrywood pijp verdwijnt uiteindelijk volledig naar de achtergrond. Ook de marketing wordt aangepast aan de nieuwe situatie. De aanduiding Ropp, Pipes de Saint-Claude wordt standaard en de twee eerdere productieplaatsen worden definitief vergeten. In de jaren 1990 blijft Ropp als merknaam van Chacom nog op de markt. In lijn met de markering van Cutty Ford Entreprises worden nieuwe initiatieven ontplooid. Zo wordt vanaf 1992 bijvoorbeeld met een jaarpijp gestart. In de jaren 1990 produceren vijf personen nog zo'n 42.000 Ropp pijpen per jaar.

In de eenentwintigste eeuw vernemen we niets meer over het merk. Het voortgaande afslanken van de pijpenindustrie, vooral in het Juragebied van Frankrijk, is reden dat het belang van de merknaam Ropp verdwijnt. Van de weichselhouten pijp is alleen de souvenirversie nog over, die nauwelijks een serieuze uistraling heeft. Deze pijp wordt al lang elders gemaakt. Een merk komt op die producten niet meer voor en dat is niet verwonderlijk. Een pijpenfabrikant weet dat de roker die pijp niet langer serieus neemt en een zichzelf respecterende pijproker hoopt nooit zo'n product ten geschenke te krijgen. Zo verdween de naam Ropp van het pijpentoneel al is het goed mogelijk dat zij op een dag weer zal terugkeren wanneer voor een specifiek product een passende merknaam nodig is.

 

© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2014.

 

Afbeeldingen

  1. Tabakspijp van weichselhout met pokermodel. Baume-les-Dames, Eugène Ropp, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.747
  2. Tabakspijp van weichselhout met kenmerkend weichselhout model. Baume-les-Dames, Eugène Ropp, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.746
  3. Tabakspijp van weichselhout met rustiek gebogen model met buffelhoornen mondstuk. Bussang, Eugène Ropp, 1885-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.694
  4. Tabakspijp uit één stuk weichselhout. Baume-les-Dames, Eugène Ropp, 1905-1925.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.022
  5. Tabakspijp van weichselhout in de vorm van een Bretonse klomp. Bussang, Eugène Ropp, 1880-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.962
  6. Tabakspijp van weichselhout in de vorm van een kruiwagen met hoop zand. Bussang, Eugène Ropp, 1875-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.428
  7. Tabakspijp van bruyère met rustieke ketel in de vorm van een wortelknol met weichselhouten steel. Bussang, Eugène Ropp, 1880-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.645
  8. Tabakspijp van bruyère met buldog ketel in pijpenetui. Baume-les-Dames, Ropp, 1930-1950.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.514
  9. Catalogus van Ropp met het dan actuele assortiment. Baume-les-Dames, Ropp, 1920-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.098
  10. Tabakspijp van bruyère met buldog ketel in eenstuksverpakking met etiket van het Yeco patent. Baume-les-Dames, Ropp, 1920-1935.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.499
  11. Cataloguspagina van de serie Edil pijpen gemaakt door Ropp in Baume-les-Dames. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1922-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.346
  12. Tabakspijp van weichselhout met poker model, gemerkt Ropp Supreme. Baume-les-Dames, Ropp, 1950-1960.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.322
  13. Advertentie voor de Ropp Supreme. The Tobacco World, October 1953.
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  14. Tabakspijp van weichselhout met rustieke ketel, gemerkt Ropp de Luxe. Baume-les-Dames-, Ropp, 1960-1970.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.329a
  15. Advertentie voor de Ropp Cherrywood Pipes. Tobacco, September 1965.
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  16. Tabakspijp, zogenaamde systeempijp met weichselhouten schroefketel bekend onder de naam Ropp Relax. Baume-les-Dames, Ropp, 1960-1970
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.406
  17. Advertentie Ropp Relax met verwisselbare ketel. Tobacco, 1966
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  18. Tabakspijp van bruyère met klassiek gebogen model, serie Ambassador. Baume-les-Dames, Ropp, 1960-1975.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.069
  19. Vouwblad catalogus. Baume-les-Dames, Ropp, 1970-1980.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.098bis
  20. Fabriekscatalogus Baume-les-Dames, Ropp, 1970-1980.
    Amsterdam Pipe Museum, documentatie
  21. Tabakspijp van bruyère met model Oom Paul, serie Altesse. Baume-les-Dames, Ropp, 1970-1980.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.736
  22. Tabakspijp van bruyère met klassiek model leespijp met billiard ketel, serie Ropp Lord. Baume-les-Dames, Ropp, 1970-1980.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.751
  23. Tabakspijp van gezandstraald bruyère met model Canadien, serie Pompei. Baume-les-Dames, Ropp, 1980-1990.
    Amsterdam Pipe Museum APM 10.297

Literatuur

Jacques Cole, The GBD St, Claude story, London, 1976, p 147-156.
Jacques Cole, "Ropp is King", Tobacco, December 1982, p 20-21.