Robert Bon, een zeventiende-eeuwse pijpmaker

Auteur:
Don Duco

Originele titel:
Robert Bon, een zeventiende eeuwse pijpmaker

Jaar van uitgave:
1977

Uitgever:
Pijpenkamer Icon

Tijdschrift:
Pijpelijntjes

Beschrijving:
Het levensverhaal van de Engelse pijpenmaker Robert Bon, werkzaam in Rotterdam en Schiedam.

De Rotterdamse pijpenindustrie begint voor ons in 1627. Uit dat jaar stammen de eerste geschreven bronnen met de vermelding van pijpmakers. In het begin van januari van dat jaar beklagen een zestal pijpmakers zich over de slechte kwaliteit van de pijpaarde. De handwerkslieden vrezen zelfs dat "haere neringe tot ruïne nootsaeckelijck moet geraecken" wanneer in de kleiaanvoer geen verbetering komt (noot 1). Het is dan ene François Jorisz. Dawis die als centrale figuur naar voren komt. Hij is Engelsman, chirurgijn en handelaar in steenkolen en pijpaarde. Van de Staten Generaal krijgt Dawis op 21 januari 1627 het alleenrecht voor de verkoop van pijpaarde in het gewest Holland (noot 2). Op 1 februari van hetzelfde jaar verklaart Dawis dan aan enkele Rotterdamse pijpmakers, die zich nogmaals over de levering van slechte klei beklaagden, dat hij alles zal doen om goede klei te leveren en niet duurder dan 5 gulden per harington (noot 3).

Dat Dawis niet alles over de klei leverantie te zeggen had, blijkt uit een akte van enkele maanden later (noot 4). Het is de in Rotterdam werkende Engelse pijp maker Robert Bon die bij de notaris een handelsovereenkomst laat vastleggen. In die overeenkomst lezen we dat Andries Smith, een Schotse koopman aan Bon tussen de dertig en de vijftig lasten "goede, souffisante schotse cleij omme tabackpijpen aff te maecken" verkoopt. De Schot bevestigt dat de klei ''soo goet is als éénige cleij uijt het eijlant Wicht (Wight)". Bon draait op voor de vracht- en andere kosten. Uit deze overeenkomst blijkt dat het de Hollandse pijpmakers wel toegestaan was voor zich zelf klei in het buitenland te kopen.

Op 4 mei 1627 neemt Robert Bon een leerling in dienst (noot 5). Het is de weduwe van Thomas Engelsde die "haeren adoptiven sone, genaempt Robbert Eeston'' aan Bon uitbesteedt. Aardig zijn de wederzijdse voorwaarden die uit die akte blijken: ".. voor den tijt van seven eerstcomende & achtereenvolgende jaren, ingaande op huijden ende expirerende den vierden Meij anno 1634, omme middelertijt te leeren de wetenschap van Tabacqpijpmaecken, zoveel hij capabel is, met dese conditie, dat den voorn. Robbert Bon den voorn. Robbert Eeston geduyrende den voorsz. tijt sal versorgen ende onderhouden van cost, dranck, cleederen, zoo linnen als wollen, slapen, wasschen, wringen ende voorts wat hij van noode hebben sall...". Verder moet Bon zijn leerling twee werkpakken geven en een mantel. Margareta Engelsde, de stiefmoeder, krijgt nog de som van 20 Carolusguldens toegestoken.

Ter vergelijking volgen hier nog twee andere leerlingaktes. De eerste dateert uit 1632 (noot 6). Ene Balten Pieters wordt daarbij uitbesteed aan de Rotterdamse pijpmaker Robbert Muys voor de tijd van 3 jaar. Behalve voor voedsel, bewassing, onderhoud van kleren, enz. moet Muys zijn leerling in het laatste jaar ook nog "een nieuwe vorm om pijpen in te maecken" geven. Het andere contract loopt ook over een periode van 3 jaar (noot 7). Het is dan John Sampson die de schaf Robert Hamilton in dienst neemt. In de afgesproken tijd moet Robert leren pijpmaken "ende den toubacq te spinnen".

Uit 1634 is weer een akte over Robert Bon bekend (noot 8). Dan koopt hij honderd tonnen "Vrekense kleij" van de Keulse koopman Hendrick Witshelde. De Keulse koopman, die de klei uit het plaatsje Frechen betrokken heeft, bevestigt dat ze "bequaem is om tabacqspijpen van te maeken". De prijs is drie Hollandse guldens per ton. Bon zal de Keulenaar pijpen leveren, die van de koopsom van de klei afgetrokken worden. Het geschrift spreekt van "hondert gros pijpen, het gros tot 12 sts. halff geborduyrde ende halff gladde, beijde slechte''. Het woord slechte ofwel gewone slaat hier op de kwaliteit van de pijpen. Met halff gladde pijpen worden waarschijnlijk de geglaasde pijpen bedoeld.

00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-1
Afb. 1a. APM 248
00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-2
Afb. 1b. APM 248
00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-3
Afb. 1c. APM 248
00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-4
Afb. 1d. APM 248

Een halff geborduyrde pijp beeld ik bij dit artikel af (afb. 1). Behalve dat de pijp met de agaat gestreept is, is de steel geborduurd met lelies, waartussen het naamstempel van de maker. De pijp is te Amsterdam gevonden, tegenover het Rembrandthuis. Misschien wil de vindplaats iets over het afzetgebied van de pijpmaker zeggen.

Eerst in 1644 duikt onze Robert Bon weer op (noot 9). Hij is dan van Rotterdam naar Schiedam verhuisd en woont aan de Boompjes. Op 14 mei van dat jaar koopt hij van Thomas Poeselwith, eveneens pijpmaker, een huis aan de Westmolenstraat te Schiedam. Poeselwith, ook wel Poslewith, Posselwith enz. was in 1639 in het bezit gekomen van het pand aan de Westmolenstraat (noot 10). Bij de koopakte uit 1639 was hij pijpmaker van beroep. Dit is niet verwonderlijk. Drie jaar eerder, namelijk op 1 maart 1636 ging Thomas in ondertrouw met de weduwe van Nicolaas Fielder, een Schiedamse pijpmaker (noot 11). Bij dat huwelijk was hij soldaat onder de compagnie van luitenant-colonel Asseleij en het is heel wel mogelijk dat hij de pijpmakerij van Fielder heeft voortgezet.

Behalve het huis van Thomas Posselwith koopt Robert Bon meer. Dat blijkt uit een akte van ruim een maand later, waarin hij een Rotterdamse pijpmaker en een balansmaker uit dezelfde stad vraagt bij de notaris een verklaring af te leggen (noot 12).

00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-5
Afb. 1e. APM 248
00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-6
Afb. 1f. APM 248

In die verklaring lezen we dat beide Rotterdammers getuige waren van de verkoop van het pand aan de Westmolenstraat in maart 1644. Bij die verkoop kocht Bon van Posselwith, die dan gewezen tabakspijpmaker genoemd wordt, ''alle zijne gereetschappen tot het tabacqpijpmaecken behoorende".

De verkoop geschiedde onder voorwaarde dat Posselwith nadien geen pijpen meer zou maken, noch handel in pijpen zou drijven in Schiedam. Posselwith zou zelfs naar Engeland vertrekken en hij beloofde dat hij "aen den cooper zoude overwijsen alle zijne calanten, zoo van binnen als van buijten van de omleggende plaetsen en dorpen". In diezelfde akte verklaren de Rotterdamse pijpmaker Benjamin Possell en de pijpmaker Marmeduyck Plats uit Schiedam "hoe dat zijluijden beijde nu eenige daegen geleden den voorn. Thomas Posselwit binnen sijn eijgen huijs met harde woorden hebben hooren seggen ende verhaelen, hoe dat hij den requirant (Robert Bon) wilde bederven".

Dat Robert Bon inderdaad bedrogen werd door Thomas Posselwith bewijst een aantekening van 12 augustus 1644 (noot 13). Twee andere Rotterdamse pijpmakers, te weten Reijer Tomasz. en Willem Willemsz., verklaren nu "dat sij op Saterdach verleden, wesende den sesten deser maent Augustij, sijn geweest ten huijse van Tomas Posselwit, tabacqpijpmaecker, wonende tot Schiedam voors. ende sulcx is voorgevallen, dat naementlijck hij Reijer Tomasz. tsijn Tomas Posselwits huijsings sijnde, gesien heeft, dat denselven Tomas aldaer hadde staen sekeren hoven (oven), daerinne was staende een pot vol tabacqspijpen, dien hij aldaer hadde gebacken. Waerop den voors. Reijer Tomasz., tselve gesien hebbende ende bevont denselven hoven warm te wesen, jegens den voors. Tomas seijde: "Wel, mij dunckt, dat ghij hiermede pijpen backt?". Waerop denselven Tomas repliceerde ende seijde: "lck back die voor mijn calanten?".

07-00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-7
Afb. 1g. APM 248
08-00.248  bodem-dubbelconisch-robert-bon-8
Afb. 1h. APM 248

Een klein jaar later doet Robert Bon zijn huis aan de Westmolenstraat weer over aan Thomas Posselwith, die in die akte als tabacqvercooper vermeld staat (noot 14). De prijs bedraagt 390 carolus guldens, 110 minder dan bij de verkoop van een jaar daarvoor. Wellicht zit dit verschil in de klantenkring die Bon geheel of gedeeltelijk van Posselwith overnam of in gereedschappen die Bon behouden heeft. In de jaren 1649 en 1650 duikt Posselwith nog op met transacties over klei (noot 15). Hij wordt dan koopman en burger van de stad Schiedam genoemd.

Robert Bon vinden we in een notarieel protocol van 30 april 1648. Van Lucas de Rou koopt Bon dan een partij "Engelsche aarde'', die in het pakhuis van De Rou ligt (noot 16). Na betaling van de koopsom, zijnde 284 gulden, is Bon pas toegestaan de klei uit het pakhuis te halen. De ontruiming van het pakhuis moet in de periode van drie maanden gebeuren en Bon is verplicht het pakhuis schoon op te leveren. Robert Bon bekent verder dat hij aan de koopman De Rou acht tonnen toebackpijpen heeft verkocht. Wel wordt bepaald dat Lucas de Rou alle gebroken pijpen aan Bon terug geeft in ruil voor hele pijpen. De acht tonnen pijpen kosten 72 gulden en 5 stuivers, een bedrag dat in mindering gebracht wordt op het tegoed van de klei.

Het laatste levensteken van Bon vinden we in 1652 (noot 17). Hij woont dan op de Schiedammerdijk. Getuigen verklaren dan dat op de achtste mei van het jaar 1652 de Schiedamse pijpmaker Alexander Stuwaert, een Schot van geboorte, in en bij Bon's huis kabaal heeft gemaakt. Het stuk vermeld verder dat "hij zijn boosheijt niet en conde wreken, hadde alle de toebacxpijpen aen stucken geslagen, die hij hadde cunnen becomen ende eene geheel en uutstellplanck gansch met zijn geweer aen stucken gehouden''. De notaris is zelf ter plekke geweest om de aangebrachte schade op te nemen. Helaas heb ik na 1652 niets meer over Robert Bon terug kunnen vinden. Het is heel goed mogelijk dat Bon niet lang na de vernielingen in zijn bedrijf is overleden. Bij de eerste akte in 1627 zal Bon zeker 25 jaar oud geweest zijn. In 1652 moet hij dan toch over de vijftig zijn. Een respectabele leeftijd voor het midden der zeventiende eeuw.

Ik wil dit artikel eindigen met een lijstje waarop Rotterdamse en Schiedamse pijpmakers, allen tijdgenoten van Robert Bon. Voor de naam staan de initialen en erachter het jaar waarin ik ze ben tegengekomen.

 

  Rotterdam  
LB Laurens Bayle (Beile) 1627
RB Ritsert Beijle 1627
RB Robert Bon 1627-1643
FB Francois Bijrd 1627
RC Richard Carter 1627
WC William Colman (Coolman) 1627
LC Laurens Crooswijk (Crowfurd) 1627
RE Robbert Eesten 1627
RH Robert Hamilton 1638
RH Richard Hill 1627
DFH Daniël Fransz. Huijs 1630
RL Rogier Lincolne 1630
RM Robbert Muijs 1632
IN Jorijs Nicoll  1638
BP       Balten Pietersz. 1632
BP Benjamin Possell 1644
IS John Sampson 1638
RT Reijer Tomasz. 1644
WW     Willem Willemsz. 1644
     
  Schiedam  
RB Robert Bon 1644-1652
NF Nicolaes Fieler          -1635
MP Marmeduijk Flats   1644
TP Thomas Pouselwith 1639-1645
AS Alexander Stuwaert 1652
     

              

© Don Duco, Amsterdam/Leiden, 1977.

 

 Afbeeldingen

  1. Tabakspijp met dubbelconisch model, hielmerk RB initialen, steel bovenzijde stempel met 'ROBERT BON' in rechthoek. Rotterdam, Robert Bon, 1625-1635.
    Amsterdam, Pijpenkamer Icon Pk 248

Noten

  1. Gem. Archief Rotterdam, Notaris. Wagensvelt 140 / 210 , 12 jan. 1627. Het zijn de pijpmakers: Richard Carter, William Colman, Francois Bijrd, Richard Hill, Laurens Baijle en Laurens Crooswijck.
  2. Mr. R. Bijlsma: ‘Engelsche tabakspijpmakers in Oud-Rotterdam’, Rotterdamsch Jaarboekje 1916, pag. 44/45.
  3. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Wagensvelt 140/214 en 143/167, 3 februari 1627. Het zijn de pijpmakers: Willem Crooswijk, Ritsert Beijle en Willem Coolman.
  4. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Wagensvelt 1 32/81, 16 april 1627. Bon is toegestaan 4 maanden na levering te betalen.
  5. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Wagensvelt 143/189, 4 mei 1627.
  6. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Gerrit van der Hout, 268/38, 12 augustus 1632. De vader van de leerling is "varendeman".
  7. Gem. Archief Rotterdam, Notaris J. van Aller, 86/77, 5 januari 1638.
  8. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Gerrit van der Hout, 295/74, 16 oktober 1634.
  9. Gem. Archief Rotterdam, Rechterlijk Archief 342/42, 14 mei 1644. Bon wordt in deze akte Robrecht genoemd. Thomas Posselwith koopt diezelfde dag een huis en erf op de Haven te Schiedam. Zelfde bron.
  10. Gem. Archief Rotterdam, Rechterlijk Archief 340/309, 16 april 1639; Thomas betaalt 200 Carolusguldens.
  11. Gem. Archief Rotterdam, ondertrouw registers 1 maart 1636. Thomas hertrouwt op 1 september 1646.
  12. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Jac. Delphius, 391/273, 30 juni 1644.
  13. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Gerrit van der Hout 271/164, 12 augustus 1644.
  14. Gem. Archief Rotterdam, Rechterlijk Archief 342/171, 8 juli 1645.
  15. Gem. Archief Rotterdam, Certificaatboek 579/452, 24.12.1 649; Rechterlijk Archief 465, 28 april 1650 en R.A. 343/175 van 8 mei 1650.
  16. Gem. Archief Rotterdam, Notaris Pieter van der Licht, 549/ 177, 30 april 1648.
  17. Gem. Archief Rotterdam, Notarieel Archief 669/114, 11 mei 1652.