Pijpvondsten aan het Bolwerk in Gouda
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2009
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Beschrijving:
Resultaten van opgravingen aan de rand van het stadscentrum in Gouda die nieuwe inzichten in de pijpennijverheid opleveren.
Het terrein dat bekend staat als het Bolwerk is gelegen aan de rand van het oude centrum van Gouda aan het eind van de Raam. Het gebied wordt begrensd door het Nonnenwater, de Gouwe en de Turfsingel en ligt nog net binnen de Potterspoort. De kade van het Nonnenwater heette vroeger Rotterdamse Veer toen op deze plaats nog water liep. Dit water boog indertijd naar de Raam af waar het centrum van de pijpenmakerij te vinden was. Het Bolwerk zelf is een gebied waar weinig nijverheid heeft plaatsgevonden. Wanneer we de kaart van Guicciardini uit 1660 bekijken, zien we hier heel prominent een hof met geometrische tuin en een beperkte bebouwing langs de straten die toen nog aan water grensden. De zijde langs de Gouwe is dan reeds volgebouwd met particuliere woonhuizen, maar aan het Rotterdamse veer liggen rond 1660 nog enkele percelen braak. Nadat een kloostergebouw in dit gebied domineerde, wordt aan de Turfsingel een leprozenhuis gebouwd. In de achttiende eeuw staat dit complex bekend als Proveniershuis, een oudeliedengesticht waar je na inkoop een verzorgde ouden dag kreeg. In de loop van de decennia wordt dit verzorgingshuis uitgebouwd met langs alle zijden van het hof huisjes, terwijl ook de gevelwand aan het Nonnenwater dan volledig volgebouwd is. Tussen 1840 en 1860 maakt het proveniershuis plaats voor de gasfabriek die dit gebied vanaf dat moment geleidelijk gaat domineren.
Gravend op zo’n groot terrein in de Goudse binnenstad zou je verwachten dat werkelijk overal misbakselgoed en breukmateriaal van de pijpenmakerij te vinden is. Een hoofdnijverheid die meer dan twee eeuwen tussen de zestig en vierhonderd zelfstandige bedrijven telde, moet een ongelooflijke hoeveelheid gebroken pijpen nalaten met imperfecties door misvorming, een slordige wijze van afwerken of door bakfouten. Daarnaast is er nog het gewone breukgoed, pijpen die bij het sorteren en verpakken door onhandigheid sneuvelden. De bovengenoemde verwachting is echter niet uitgekomen want bij de opgraving aan het Bolwerk in Gouda zijn in totaal slechts 1574 pijpfragmenten geborgen. De vondsten zijn onder te verdelen in 1016 pijpenkoppen en 558 pijpenstelen.
Met dit aantal geeft het materiaal van het Bolwerk in Gouda een heel ander beeld dan verwacht. Ten eerste is de hoeveelheid stortgoed van bedrijven zeer beperkt en bovendien grotendeels gemengd met huishoudelijk afval. Geen enkele vondstgroep bevatte louter ongerookte pijpen, weggeworpen omdat zij misvormd waren of tot het breukgoed van de nijverheid behoorden. Kenmerkend bij dergelijke stortvondsten is dat we een beperkt modellengamma aantreffen terwijl al het materiaal op aantal wordt gevonden. Immers bij seriële productie is steeds sprake van uniform afval. Hiervan is ter plekke dus helaas niets teruggevonden.
Wanneer we de pijpvondsten uit de 48 sporen vergelijken overheerst een beeld van beperkte variatie en weinig fantasie al dringen zich ook enkele uitzonderingen aan ons op. Zoals opgemerkt betreffen de vondsten in deze wijk overwegend gebruikte pijpen ofwel afval afkomstig uit de huishoudens ter plekke. Incidenteel is dit materiaal vermengd met wat tweede keus pijpen, waarvan overigens de meeste exemplaren gewoon gerookt zijn.
Het zeventiende-eeuwse goed
Het vroegste materiaal dateert uit de jaren 1630. Reeds dan gebruiken de rokers twee kwaliteiten pijpen naast elkaar. Tot de luxe behoort de zogenaamde fijne pijp die aan de kop en de steel geglaasd is, een hielmerk draagt en vrijwel altijd op de steel een gestempelde zwaartepuntdecoratie laat zien. Daarnaast is er de eenvoudige, zogeheten grove soort waaraan nauwelijks afwerkhandelingen zijn verricht.
Deze grove kleipijp ontstaat kort voor 1630. Analoog aan de populariteit van het roosmerk op de hiel bij de beste kwaliteiten, plaatst men bij de grove pijp op de ketelzijde een gestileerde roos in reliëf, opgebouwd uit vijf of zes stippen rond een centrale stip. Soms zijn om de weergave van de roos te verduidelijken tussen de stippen streepjes geplaatst bij wijze van gestileerde kelkbladen. Van dergelijk goed, dat in de hele provincie Holland wordt gevonden, is de productieplaats dikwijls moeilijk aan te geven. Tot nu toe waren dergelijke pijpen alleen toe te schrijven wanneer een specifieke lokale ketelstijl te signaleren was. Het Goudse aandeel hierin werd tot voor kort minimaal gedacht. De vondsten aan het Bolwerk tonen echter aan dat Gouda in dit grove goed een geweldig marktaandeel moet hebben gehad. Aangezien dergelijke pijpen in een stad als Amsterdam buitengewoon populair waren, heb ik lang in de veronderstelling geleefd dat deze productielijn eerder in Amsterdam dan in Gouda thuishoorde.
De vondsten aan het Bolwerk maken het dus noodzakelijk het beeld van de Goudse nijverheid tussen 1630 en 1660 drastisch te herzien. Naast de prachtig afgewerkte kwaliteitspijp die in de jaren 1620 ontstond, waren er in Gouda dus evengoed pijpenmakers die zich toelegden op de productie van grove eenvoudige pijpen. In korte tijd moet Gouda daarmee een aanzienlijk marktaandeel hebben verworven. Het roosmerk, in de twintigste eeuw wel aangeduid als Tudorroos, zal onveranderd zo’n vijftig jaar populair blijven om daarna geleidelijk te verdwijnen, al worden de laatste voorbeelden van dergelijke versieringen tot in de jaren 1730 gemaakt. De geweldige variatie aan modellen met de zijmerk roosjes van het Bolwerkterrein overziend, moet Gouda in de productie hiervan dus een zeer groot belang hebben gehad. Het lijkt er zelfs op dat deze productielijn belangrijker is geweest dan die van de fijne kwaliteit pijpen.
Naast de pijpen met de reliëfroosjes neemt het aantal volledig onversierde grove pijpen in de loop van de decennia toe. Dat is niet verwonderlijk want het roosmerk, aanvankelijk bedoeld als kwaliteitsteken, raakte na 1640 uit de gratie. Bij het minderen van de vondsten met reliëfrozen vermeerdert het percentage onversierde grove pijpen en die beweging zet zich voort tot circa 1700. De bewoners van het Bolwerk bleven dus een voorkeur voor eenvoudige pijpen houden, de mode hierin veranderde echter geleidelijk.
Helaas is het niet mogelijk de ontwikkeling van de beide grove soorten tot in de details te schetsen. Wat betreft de ongemerkte pijpen en die met een eenvoudig roosmerkje laat zich een uitgewerkte chronologie niet reconstrueren. De persvormen voor deze pijpen gaan één tot twee jaar mee en worden geregeld voor nagenoeg identieke vervangen. Daarnaast blijkt de grove pijp in zeer grote aantallen bij verschillende bedrijven in de maak waardoor een opeenvolging van persvormen zich niet laat achterhalen. Het belangrijkste is echter dat we geen idee hebben wie zich met de productie van dit materiaal bezig hielden. Gebeurde dit in de marge van de grotere bedrijven als aanvulling op hun assortiment of waren het vooral de kleinere werkplaatsen waar de grove soort als specialiteit werd gemaakt omdat men aan de betere kwaliteiten niet toe kwam.
Gelukkig bieden de gemerkte kleipijpen betere mogelijkheden tot onderzoek. Deze kunnen scherper gedateerd worden. Daarnaast weten we over de bedrijven meer omdat een aantal makers bij naam bekend is en daarvan zelfs levensbeschrijvingen zijn gemaakt.[1] Zo kunnen we de pijpen toeschrijven en de vondsten in een chronologie plaatsen. Vervolgens is het mogelijk aan te geven welke producten in de wijk gangbaar waren en welke producten hier incidenteel verzeild raakten.
Bij het gemerkte materiaal van het Bolwerk is het opvallend dat zowel de grote makers vertegenwoordigd zijn als de pijpen uit de kleine, onbekende werkplaatsen. Dat kleipijpen uit de mindere bedrijven overheersen is niet verwonderlijk. Hun verdienste was niet zo groot en daardoor was ook de prijs lager. Middels prijsconcurrentie probeerden de kleine ondernemers hun waar aan de man te brengen, terwijl de aanzienlijke bedrijven vooral voor vaste leveringen met een zekere omvang werkten. Zij konden hun producten gemakkelijker buiten Gouda wegzetten.
Ongetwijfeld moet het gebruik van merkpijpen per milieu sterk verschild hebben. Dat is inherent aan de altijd wisselende smaak van de roker in persoon en diens bestedingsmogelijkheden. Ook de plaats van aanschaf is daarop van invloed, die weer in relatie staat met het leefpatroon, de vriendenkring en zelfs de religie van de betrokkenen. Kortom het is een grillig samenspel van factoren die nauwelijks reconstrueerbaar is. Bij kleinverbruik is bekend dat de meeste rokers hun pijpen in de wijk zelf hebben gekocht, dat zal ook in Gouda waar het aanbod groot was het geval zijn geweest.
Kenmerkend voor dit gebied, gelegen aan de rand van de stad, is dat in deze wijk vooral de eenvoudige producten werden gebruikt. Dat levert opnieuw een interessant gegeven op: omdat niet het beste materiaal uit de grootste bedrijven werd gebruikt, maar juist de mindere pijpen bevinden zich daaronder tal van exemplaren afkomstig van kleinere werkplaatsen die niet zo succesvol bleken, slechts een kortere periode actief waren en waarvan het materiaal dus ook schaarser is. Het gaat om gemerkte producten die veelal niet op aantal verscheept zijn, maar in de eigen regio aftrek vonden. De vondst van onbekende merken levert nieuwe toeschrijvingen van pijpen aan Goudse makers op. Daarbij gaan we uit van het standpunt dat de productie in Gouda zo groot was dat er geen pijpen uit andere plaatsen werden aangevoerd.
De maker op het merk wapen van Gouda - de eerste eigenaar is helaas van naam onbekend - levert de vroegste kwaliteitspijp die in deze wijk algemeen werd gerookt. Deze pijpen zijn in verschillende sporen gevonden en moeten op dezelfde plek zijn aangeschaft. De keuze voor dit merkteken sluit aan bij de gedachte dat de consument juist een merk waardeert waarmee hij een bepaalde band had. Uiteraard was het Goudse wapen nergens meer populair dan in de stad Gouda zelf. De eigenaar van het merk maakte overigens een mooi verzorgd product dat ook naar andere delen van de Republiek werd verscheept.
In latere jaren worden zijn producten verwisseld voor pijpen met een weifelend model dat tussen het gedrongen dubbelconische en de modernere slankere ketel ligt. Maker is Daniel Joosten die zowel merkte met zijn initialen DI op de hiel (afb. 1) als met een roosje (afb. 2). Dat laatste merk is heel eenvoudig vormgegeven met een centrale stip met eromheen zes stippelvormige blaadjes. Je zou kunnen zeggen dat de twee merken de overgang markeren tussen het populaire roosmerk dat tot 1630 regeert en het initiaalmerk dat daarna meer geliefd wordt. Uiteraard kan het gebruik van twee merken ook een marketingstrategie zijn.
De goede kwaliteit van de pijpen van Daniel Joosten steken schril af bij de producten met het hielmerk GI (afb. 3), eveneens op het Bolwerk gerookt. Hier is het model inmiddels geïnspireerd op de slanke, dubbelconische ketel, maar hoewel modieus is het qua afwerking toch een prestatie die ver achter blijft bij de andere reeds besproken merkpijpen. Zo ontbreekt bijvoorbeeld de verglazing volledig. Van een andere kleine maker is een pijp gemerkt met de initialen HWR (afb. 8), ook van deze maker is niet bekend wie hij was. Dit model is atypisch en zouden wij nooit als Gouds aanmerken, ware het niet dat de onderhavige vondst een misbaksel betreft gemaakt van zogenaamde te korte klei waardoor direct achter de ketel een wonderlijk brokkelige breuk ontstond.
De volgende stijl die in deze wijk populair wordt is de volwaardige fijne tot porceleijne lange Goudse. Het gaat om een product met een maximale verdienste zowel qua balans in het model als verfijning van de afwerking. Op de steel is dan het zwaartepunt met de lelies in ruiten populair, afgewisseld met een rondgaande radering. Bij het product met het merk PC (afb. 4) is nog sprake van losse steelstempels, bij de pijp met als merk hoorn met ster wordt van een stempel gebruik gemaakt waarmee vier lelies tegelijk kunnen worden gestempeld. Deze verandering laat de toenemende economisering in de pijpenmakerij zien; het zijn de eerste tekenen dat er op de productiehandelingen wordt beknibbeld. Dat door de rokers op het Bolwerk niet de mooiste producten werden gekozen, blijkt uit de vondst van een pijp met in de ketelwand een oneffenheid veroorzaakt door verontreiniging. Uiteindelijk veroorzaakten deze insluitsels een gat in de pijpenkop. Deze pijp moet van kort voor 1663 dateren, het merk posthoorn met ster werd bij de merkvergelijking en –zuivering van dat jaar geroyeerd.[2]
Naast deze besproken voorbeelden gebruikten de rokers in deze wijk nog talloze andere merken, zoals de II of II gekroond, HI, ADS en meer. Degelijke pijpen hebben dezelfde statuswaarde en ieder voorwerp kenmerkt zich op zijn eigen wijze door een bepaalde mode en stijl. Onder het rookgerei maakte het gemerkte goed een percentage uit wisselend van een paar tot circa dertig procent afhankelijk van het niveau van het milieu. Je zou kunnen zeggen dat het bij meer merkpijpen om rijkere rokers gaat, maar misschien is het juister deze lieden aan te duiden als personen met een grotere hang naar status.
Tot de latere merken behoren de talloze lettercombinaties met drie of vier initialen. Vooral de merken met vier letters zijn kenmerkend voor een plaats waar het aantal zelfstandige bedrijven zo groot is dat er onvoldoende onderscheid is in slechts twee initialen. Verschillende exemplaren met vier letters werden gevonden en gemiddeld zelfs meer dan bij andere vondstlocaties in Nederland. Helaas daaronder geen nieuwe merken. De vierletterige merken verdwijnen wanneer tegen het jaar 1700 de hielen van de pijpen kleiner worden waardoor dit soort merken onleesbaar worden. Min of meer gelijktijdig introduceren de Goudse pijpenmakers het cijfermerk.
De combinaties van drie letters blijven tot aan het eind van de negentiende eeuw in gebruik. Van deze lettercombinaties worden nog enkele nieuwe exemplaren afgebeeld (afb. 6-10). Zij zijn een dankbare toevoeging aan de reeds gepubliceerde merken en hoewel sommige van deze merken wel al bekend waren, kunnen zij nu pas met zekerheid aan Gouda worden toegeschreven. Het zoeken naar een passende maker leverde helaas geen resultaat op; het goochelen met namen bij deze lettercombinaties is een riskante zaak en toeschrijving is pas verantwoord wanneer ook de persoonsinformatie overeenstemt.
De meest gezaghebbende lettermerken uit de latere tijd zijn de OA, IAK en de TIP. Zij stammen uit werkplaatsen met een grote productie en worden ook elders in Nederland bij hoeveelheden gevonden. Dat geldt vooral voor de pijpen van Thiel Jansz. Proost, die een buitengewoon succesvolle verkoop had. Het gaat opnieuw om luxe producten bestemd voor de rijkere roker.
Tot het atypische rookgerei in deze wijk rekenen we een groengeglazuurde Jonaspijp, waarvan twee bij elkaar behorende steelfragmenten in verschillende putten werden aangetroffen. Deze vondstomstandigheid is tevens een bewijs dat er indertijd met het grondverzet meer verstoord is dan archeologen hopen. De late Goudse Jonaspijp is geen schoonheid, de ketel is tamelijk onvast van vorm en het graveerwerk is lineair, brokkelig en wat rommelig. Toch is dit product, geheel bedekt met glanzend transparant groen loodglazuur, een opmerkelijke rookpijp geweest omdat het lijnenspel onder de strakke glazuurhuid juist heel mooi uitkomt. Het moet duidelijk zijn dat dit een pijp is in de hoogste prijscategorie want na het vormen en bakken was een tweede ovengang voor het glazuren noodzakelijk.
Een andere opmerkelijke vondst is een stuk steel van een presentatiepijp, een groot formaat pijp die voorzien is van met de hand ingesneden ringen die steeds met het radeermes zijn aangezet (afb. 11). Of een dergelijk object daar ter plekke is gemaakt of alleen in een werkplaats of pijpenwinkel te kijk heeft gehangen is helaas onduidelijk. De datering moet rond 1650 liggen en daarmee sluit dit fragment aan bij een reeks soortgelijke producten van grote en middelgrote Goudse makers.
Andere curiositeiten in deze wijk zijn de pijpen met een zogenaamde draaisteel. Een gewone tabakspijp wordt rond de steel met mesjes ingesneden waardoor aantrekkelijke torderingen ontstaan die met raderingslijnen worden afgezet. In enkele gevallen worden deze velden zelfs afgewisseld met ingedrukte merkstempels zoals het geval is bij een steel met het merk Bacchus op het vat. De decoratie ontstaat tegen het jaar 1700 en blijft in gebruik totdat rond 1740 de stelen van de pijpen voor dergelijke insnijdingen te dun worden. Op die wijze opgesmukte pijpen werden door de zichzelf respecterende pijpenmakers aan een gros gewone pijpen toegevoegd bij wijze van geschenk. De consument gebruikte deze bijzondere pijpen bij een speciale gelegenheid, waarvan het huwelijk het meest geëigende feest was. Het gegeven dat meerdere draaistelen gevonden zijn, plaatst dit gebruik eerder in het eenvoudige milieu dan onder de rijken.
De latere vondsten
Uit de tijd na 1700 is opmerkelijk weinig materiaal aangetroffen. Enkele vroege ovale koppen met bijvoorbeeld de merken 15 gekroond en wapen van Amsterdam zijn in meervoud gevonden. Het feit dat zij nooit gerookt werden, wijst weer eerder op breukgoed dan op gebruiksartikelen. Hier moet het gaan om afgekeurd materiaal dat aan de steel mankementen vertoonde en werd weggeworpen. Helaas betreft het slechts enkele exemplaren en is een relatie met de productiesfeer niet te leggen.
Uit de negentiende eeuw zijn overwegend gerookte pijpen gevonden, die er opnieuw op wijzen dat zo nu en dan wel pijpen werden weggegooid en in de grond raakten, maar dat er geen sprake was van het storten van breuk- of misbakselmateriaal.
De ovale koppen zijn overwegend uit de grotere fabrieken afkomstig en zij bewijzen dat in de negentiende eeuw zelfs in Gouda de rokers uit pijpen met de meer algemene merken rookten. Opmerkelijk in deze categorie zijn twee versierde pijpen. De eerste is een pijp met de afbeelding van Mercurius en Neptunes gemaakt door Maarten Heerkens, die zijn naam op de keerzijde van de ketel in reliëf achterliet. In de negentiende eeuw werden deze pijpen als geschenkartikel bij een gros pijpen gegeven, zoals de draaistelen anderhalve eeuw eerder. In de detailhandel werden dergelijke versierde pijpen aan iedere klant voor een hogere prijs verkocht. Een andere opmerkelijke pijp behoort tot de categorie spreukpijpen en vermeldt als opschrift “ONS GENOEGEN”. Vooral deze pijp werd in de burgerlijke kringen gerookt; verder waren zij ook als sociëteitspijp populair.
Eén uitzondering op het gevonden gebruiksgoed maakt de vondst van pijpenkoppen van de Goudse pijpenmaker Pieter Sibbes of zijn weduwe. Van dit bedrijf is een reeks ongerookte pijpenkoppen gevonden, die echter geen sporen van productiefouten vertonen. Zij vertellen ons dus weinig nieuws over het betreffende bedrijf. Sterker nog, het gaat vermoedelijk om breukmateriaal zodat het zelfs zou kunnen zijn dat Sibbes op die plaats geen werkplaats maar een pakhuis had en er wat gesneuvelde pijpen in de grond terecht zijn gekomen.
Conclusie
Met de opgraving aan het Bolwerk is de lang gekoesterde droom een bijzondere stort van een pijpenmaker als nieuw ijkpunt in de Goudse pijpennijverheid te vinden helaas niet in vervulling gegaan. De Goudse pijpennijverheid bekleedde tijdens de Republiek en ook gedurende de eerste decennia van het Koninkrijk der Nederlanden internationaal een toonaangevende positie. Het terrein van het Bolwerk zou een schat aan gegevens kunnen prijsgeven over die nijverheid, archeologische gegevens die een bijzondere aansluiting op de archivalia zouden kunnen opleveren. Juist omdat het Bolwerkterrein gelegen is in het verlengde van de Raam, de gracht waaraan gedurende eeuwen veel pijpenmakerijen hebben gestaan, waren de verwachtingen hooggespannen. Vanaf de Raam moeten bijna dagelijks karrenvrachten aan misbaksels en breukmateriaal langs het Bolwerk zijn weggevoerd. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat bij bouwwerkzaamheden, of het nu verbouwingen of nieuwbouw betreft, ophogingslagen en storten zijn weggemoffeld, die nu tevoorschijn konden komen. Helaas, dat is dus niet het geval.
Toch zijn de vondsten van het Bolwerk niet onbelangrijk. Voor het eerst in de geschiedenis van de Goudse archeologie kan er gekeken worden naar het rookgedrag van de bewoners in een begrensde wijk en dat levert een ander beeld op dan verwacht. Het is zeker niet zo dat rokers in Gouda zich automatisch bedienden van de mooiste producten, omdat zij de ultieme smaak kenden en omdat zij die producten binnen hun eigen stadsgrenzen produceerden. Eerder blijkt het tegendeel het geval te zijn. In deze wat acentrisch gelegen wijk rookte men het gewoonste en zelfs ondermaatse materiaal. Sterker nog, men koos dikwijls voor met glazuur verontreinigde pijpen of exemplaren met kromme stelen of lichte verkleuringen. Het exclusieve product bleef er onberoerd, dat bleef voor verscheping gereserveerd.
De keuze van de rokers hier bracht voor ons toch enkele nieuwe conclusies. Zo blijkt uit het grote aantal grove pijpen met het roosmerk in reliëf en de doorgaans wat latere gladde pijpen zonder merk of versiering dat deze alom werden benut. Hiervan kon tevens worden vastgesteld dat deze in Gouda tot ongeveer 1670 een belangrijk productiesegment uitmaakt. Dat gegeven stelt de Goudse nijverheid in een ander daglicht. Naast de productie van hoogwaardig goed moet een bijna even grote aanmaak van grove pijpen hebben bestaan. Het inventariseren van de merken op de betere kwaliteiten pijpen en het vinden van nieuwe exemplaren draagt bij aan de completering van onze kennis. Tenslotte is het registreren van atypische pijpen, hoe schaars deze ook voorkomen, een verfijning van het beeld dat wij van de rokers en hun keuze voor de pijp hebben.
Wel beschouwd is deze onverwachte uitkomst van de vondsten van het Bolwerk misschien niet zo verwonderlijk, wanneer we de volgende vergelijking maken. Wie de kwaliteit van het Delfts aardewerk vanuit het Rijksmuseum kent en dit vervolgens vergelijkt met de vondsten van hetzelfde aardewerk uit de Delftse binnenstad, zal verbaasd zijn en misschien ook wel teleurgesteld. Waar het Delfts aardewerk in ons nationale kunstmuseum op de faience afdeling de eerste viool speelt met fijn beschilderde plaquettes en uitbundige tulpenvazen, getuigen de scherven uit de Delftse bodem overwegend van massagoed in grote series waarbij de gebruiksfunctie boven de pronkwaarde gaat.
De vondsten aan het Bolwerk in Gouda leveren dus hetzelfde onverwachte maar verklaarbare beeld op. De Goudse kleipijp staat mondiaal bekend om zijn de hoogwaardige kwaliteit gekenmerkt door een prachtig vormgegeven pijpenkop, een elegante overgang naar de steel gevormd door een perfect afgewogen hiel of spoor die continueert in een ragfijne rechte steel dunner dan wat mogelijk lijkt. Welnu, de vondsten aan het Bolwerk stemmen daar absoluut niet mee overeen. Hier domineert eenvoudig materiaal dat qua aard eerder uit kleine productiecentra zou stammen dan uit het toonaangevende Gouda. In deze wijk blijft de hoogste prestatie een uitzondering want de Gouwenaar rookt zelf de afdankertjes uit zijn beroemde nijverheid.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2009.
Afbeeldingen
- Tabakspijp met dubbelconische ketel (basismodel 1), hiel en rechte steel. Ketel en steel geglaasd. Hielmerk stippelroos. Gouda, Daniel Joosten, 1640-1645.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel geglaasd, zwaartepunt lelies met ruiten. Hielmerk DI met twee sterren. Gouda, Daniel Joosten, 1640-1645.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Hielmerk GI. Gouda, 1635-1645.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel geglaasd. Steel zwaartepunt lelies in ruiten afgewisseld met raderingen. Hielmerk PC met twee sterren. Gouda, 1650-1665.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel geglaasd. Steel zwaartepunt lelies in ruiten afgewisseld met raderingen. Hielmerk hoorn met ster. Gouda, 1655-1663.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel geglaasd. Hielmerk IFR. Gouda, 1655-1670
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Halfgeglaasd. Hielmerk IDW. Gouda, 1660-1675.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Hielmerk HWR. Gouda, 1660-1675.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Hielmerk IAS. Gouda, 1665-1685.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Hielmerk CID. Gouda, 1670-1685.
- Steel van een grote tabakspijp met ingesneden ringen aangezet met rondgaande raderingen. Gouda, 1650-1675.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Ketelovergang naar steel aanbaksel met geelgetinte glazuur, de ketelwand verkleurd. Gouda, 1660-1680.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Ketel grotendeels bedekt met geelgetinte glazuur waarop enkele aanbaksels, het rode bakpuntje bewijst dat de pijpenpot van roodbakkende klei was. Gouda, 1650-1670.
- Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Ongeglaasd. Misbaksel, de ketel bedekt met een geelgroen getinte glazuur waaraan stukken van de omringende pijpen zijn vastgebakken. Gouda, 1655-1675.
- Kleirolletjes met de hand gevormd en gebruikt als baksteun bij het bakken van de pijpen. Gouda, 1650-1675.
Vondsten per spoor
Put 5 spoor 6
Tot de schaarse pijpvondsten in dit complex behoren drie ovale ketels (basismodel 3) op de hiel gemerkt met het wapen van Haarlem, de molen en de 36 gekroond. Verder is een pijpensteel gevonden met gestempelde versiering van schuins geplaatste raderingen afgewisseld met de afdruk van het merkstempel Bacchus op het vat. Het gaat om een door de tremster opgesmukte pijp die bekend staat onder de naam draaisteel en als cadeau bij een gros pijpen werd gegeven. Door de consument werden dergelijke pijpen doorgaans bij een speciale gelegenheid gebruikt. De vondsten vertonen geen eenheid en hebben zeker geen relatie met productie ter plaatse.
Datering 1740-1870
Put 5 spoor 9
Gerookte grootkoppen met een gedrongen, licht overbelast Gouds ketelmodel zoals dat gebruikelijk is na het eerste kwart van de negentiende eeuw (2 ex.). Het merk GB gekroond verwijst naar de maker Willem Wagenaar, werkzaam tot 1879. Wagenaar is een eerzame Goudse middenstander met een traditioneel bedrijf. In zijn assortiment volgde hij de grote fabrikanten na, bij uitzondering maakte hij soms een gelegenheidspijp of een curieus voorwerp maar standaard richtte hij zich op middel- en grootkoppen.
Datering 1840-1880
Put 5 spoor 10
Ovale koppen (basismodel 3) van het volwassen ovale ketelmodel, op de hiel voorzien van de merken BVM en 46 gekroond. Beide merken behoren in die tijd tot de meer gezaghebbende merktekens en zijn ook bij grote aantallen geëxporteerd. Het gaat om afval van rokers, niet van bedrijven.
Datering 1740-1780
Put 5 spoor 12
Vier pijpenkoppen met het kenmerkende overbelaste ketelmodel voorzien van de gestempelde hielmerken TD gekroond, GML, 52 gekroond en 89 gekroond. Het gaat om de traditionele Gouwenaars (basismodel 3) met een lange rechte steel, pijpen gebruikt door van de burgerlijke Biedermeier roker. De variatie aan merken toont dat het materiaal door de tijd heen is aangeschaft bij uiteenlopende Goudse makers. Alle merken zijn gezet in de grotere bedrijven, het merk 89 gekroond komt van het kleinste bedrijf, dat van Jan van Gent of diens opvolger Willem Wagenaar.
Datering 1830-1880
Put 5 spoor 17
Tot de pijpvondsten behoren alleen enkele pijpenstelen.
Datering 1750-1870
Put 5 spoor 21
Pijpenkoppen met ovaal model (basismodel 3) voorzien van de merken wapen van Leiden, TD gekroond, 16 gekroond en 82 gekroond. In die periode stonden deze pijpenmerken goed bekend al behoren zij niet tot de beste soort.
Datering 1840-1880
Put 5 spoor 22
Tweemaal een pijpenkop met ovaal model (basismodel 3), op de hiel de merken MB gekroond en 87 gekroond.
Datering 1840-1865
Put 5 spoor 27a
Tabakspijp met dubbelconische ketel (basismodel 1) voorzien van het hielmerk II gekroond gemaakt door Jan Jonasz. de Vriend. Opvallend is het fraaie afgewogen model en de goede afwerking die wijst op de fijne tot porceleijne kwaliteit aansluitend bij het bedrijf van De Vriend waar betere waar voor de verkoop naar elders werd gemaakt. De vondsten betreffen gebruiksgoed, geen productieafval.
Datering 1670-1685.
Put 5 spoor 27b
Pijpen met een dubbelconische ketel (basismodel 1) op de hiel voorzien van de merken HN monogram, GI met sterren en TIP. Het monogram HN van de maker Hendrick Willemsz. Nesvelt wordt als handelsmerk op een hoogwaardig, sterk serieel vervaardigd product vaker gevonden. Het gaat om pijpen die met grote snelheid zijn gemaakt in een werkplaats waar de productieomvang boven de kwaliteit van afwerking prevaleerde. De pijpenkop met het merk GI (afb. 3) is door een kleine maker geproduceerd en was nog niet bekend. Het model balanceert tussen de gedrongen en de slanke ketelvorm. In feite is het een gewoon tot armoedig product omdat de vereiste afwerkhandeling van het glazen ontbreekt. Maker Thiel Jansz. Proost, eigenaar van het merk TIP staat bekend om zijn grote productie waarbij vooral zijn verkoop naar Zeeland en Vlaanderen van belang is geweest. Voor de Zeeuwse markt leverde hij een speciaal grootformaat ketel. Tenslotte is er nog een pijpenkop met gedrongen dubbelconische ketel gevonden, voorzien van een gekroonde roos. Deze is niet nader te duiden.
Daarnaast zijn grove pijpen geborgen met een vormeloos model, die niet nader aan makers zijn toe te schrijven maar wel uit Goudse werkplaatsen stammen.
Datering 1650-1675
Put 5 spoor 27c
De pijpvondsten bestaan louter uit grove modellen, zonder merkteken of versiering. Naar maker zijn zij niet te determineren.
Datering 1690-1710
Put 5 spoor 28
Een fraaie pijpenkop draagt als merk roos gekroond en stamt uit circa 1635. De algemene wijze waarop dit roosmerk is uitgevoerd toont aan dat het alleenrecht op dit merk na 1635 verwaterde en niet meer van belang was. Het roosmerk verloor als merkteken zijn handelswaarde en kon weer vrij door verschillende makers worden gezet. Uit de latere periode zijn overwegend grove pijpen gevonden. De groep laat zien hoe eenvoudig het rookgerei kan zijn en hoe verwonderlijk dat is in een stad waar tegelijkertijd de prachtigste kwaliteiten werden geproduceerd.
Datering 1630-1670
Put 5 spoor 29
Materiaal van de bewoners ter plekke die uit eenvoudige pijpen hebben gerookt. De kwaliteitskeuze past goed bij deze eenvoudige, wat kleurloze buurt. Uitzonderlijk voor Gouda is de vondst van een ongemerkte pijp, op de steel voorzien van een gestempelde zwaartepuntdecoratie van lelies in ruiten. Voor de Goudse nijverheid, waar de kwaliteitscategorieën zorgvuldig waren ingedeeld, is dit een merkwaardig product dat buiten de vastgestelde vormen valt. Het lijkt er op en dat blijkt ook wel uit ander materiaal dat men ter plekke overwegend afgekeurde pijpen gebruikte. In dat geval kan het ook gaan om producten waaraan een afwerkhandeling was vergeten, zoals bovenvermelde pijp.
Datering 1640-1670
Put 5 spoor 32
Stelen van grove pijpen zonder versiering. Tot de uitzonderingen behoort de vage afdruk van een zwaartepunt met lelies in ruiten afgewisseld met raderingen rond de steel. Overigens moet de pijp waarop dit stempel is toegepast van een zeer magere kwaliteit zijn geweest.
Datering 1640-1670
Put 5 spoor 34
Gemengde vondsten te verdelen in 39 grove koppen en 12 fijne kwaliteiten. In deze groep vinden we gerookte en ongerookte pijpen door elkaar. Hoewel er één versinterde kop is aangetroffen is er toch geen sprake van een misbakselvondst. Daarnaast vertonen enkele exemplaren groene, gele en bruingetinte loodglazuur, sporen die eerder duiden op tweede keus (afb. 12). Dergelijk verontreinigd materiaal werd uit de productie gevist om de gemiddelde kwaliteit op een beter niveau te houden.
Het grove goed is eenvoudig tot armoedig, 11 exemplaren zijn voorzien van een gestileerde stippelroos waarvan twee met streepvormige kelkbladeren.
Op de gemerkte pijpen zijn verschillende merken aangetroffen: gekroonde bril, posthoorn met ster (afb. 5), achtpuntige ster, HC met sterren, HWR (afb. 8), HDK monogram, BS met sterren, ADV, IIVC en IVIE. De verschillende merken vertonen geen eenheid en er laat zich geen relatie tussen de makers vaststellen.
Datering 1660-1680
Put 5 spoor 41
De pijpvondsten bestaan uit ovale koppen, op de hiel voorzien van het merk MG gekroond. Maker is Joost of Thomas Sparnaay.
Datering 1840-1880
Put 5 spoor 43
Prachtig, zogenaamd Zeeuws model met hielmerk roos met kelkbladen, dat sterk lijkt op de verdienste van William Pritsaert uit Gorinchem. Mogelijk is dit product in verband te brengen met de bekende Goudse maker Steven Hendricksz., die vanuit Gouda de export naar Zeeland initieerde. Hij deed dat in navolging van de gemelde Gorkummer en het is dus niet verwonderlijk dat hij ook de stijl van diens pijpen imiteerde. Wel gaat het om een gerookte pijp. Dankzij het modieuze uiterlijk is deze pijpenkop scherp te dateren.
Datering 1630-1635
Put 5 spoor 44
Slechts drie minieme steelfragmenten. Gezien het knopmondstuk en de bocht in een van de pijpenstelen gaat het om het steeleind van een mosterdlepel uit de jaren 1870, doch zeker niet later dan 1890. Dergelijke pijpen hadden een s-vormig gebogen steel en waren tamelijk kwetsbaar, zowel tijdens de productie als voor de consument. Wanneer de modelijn van de pijp na 1880 verstrakt krijgen deze pijpen een te burgerlijke uitstraling en verdwijnen van de markt.
Datering 1870-1890
Put 5 spoor 51
Forse groep met 52 onversierde pijpen van uiteenlopend model. Verder 32 exemplaren met als zijmerk een gestileerde stippelroos. Opvallend is dat niet of nauwelijks materiaal uit dezelfde persvorm is gevonden. Het betreft regulier gebruiksgoed al is het meeste materiaal niet echt intensief gerookt.
Het aantal geglaasde pijpen is met 17 exemplaren gering en zij dragen de volgende merken: posthoorn met ster (3ex., afb. 5), DC met sterren, PC met twee sterren (afb. 4), MM met lofje, HDK (2 ex.), ADV (4 ex), IAS (2 ex., afb. 9), TIP, GI met 2 sterren en een lelie in ruit (met randje geelgetint loodglazuur langs de ketelopening, zoals zo vaak juist daar met een afbreekplekje). Hoewel van sommige merken meerdere exemplaren zijn gevonden is er toch geen sprake van productieafval. De stelen van de geglaasde pijpen zijn voorzien van zwaartepuntstempelingen, meest ruiten gevuld met een lelie afgewisseld met raderingen. De gemiddelde kwaliteit is mager, uitzonderingen maken enkele van de gemerkte pijpen. Het is een interessante groep omdat toonaangevende, modieuze, prachtig afgewerkte pijpen zijn gevonden naast tamelijk primitieve exemplaren. Bovendien laat deze partij zien dat de consumentkeuze in die tijd sterk varieerde.
Tenslotte is er nog een Jonaspijp gevonden van het late type met sterk lineaire gravering en de voor Gouda kenmerkende s-vormige oren. Onverwacht is een prachtige heldergroen geglazuurde pijpensteel. Een grillig gevormd stukje pijpaarde waarvan de functie onduidelijk is diende mogelijk als steun voor de steeleinden van de pijpen als zij in de oven gingen. Dit wijst op verontreiniging met productieafval maar één enkel fragmentje is geen bewijs voor productie ter plekke. Het kan zelfs zo zijn dat een kind een dergelijk stukje pijpaarde mee naar huis nam vanwege de intrigerende grillige vorm doch dat dit later in het huisvuil belandde.
Datering 1655-1675
Put 5 spoor 56
Deze groep stemt sterk overeen met vorige vondst, vooral doordat ook een Jonaspijpenkop voorkomt. Van de pijpenkoppen zonder merk zijn 15 exemplaren gevonden, die met gestileerde zogenaamde stippelrozen 11. Onder de pijpen met hielmerken behoren kleine ruit met lelie, PH met ster, II gekroond en CIVG. Sommige stelen tonen een zwaartepunt decoratie met gestempelde ruiten afgewisseld door raderingen. Zij passen bij de onderhavige ketels van basismodel 1 en sluiten ook qua datering aan.
Datering 1650-1670
Put 5 spoor 63
Vondstmateriaal in dezelfde stijl als de twee vorige groepen en bestaande uit merkloze pijpen, exemplaren met een gestileerde roos met stippelvormige bladeren en als hielmerk CIVG.
Datering 1660-1775
Put 5 spoor 77
Grote groep met pijpen uit dezelfde periode. De grootste groep van maarliefst 144 exemplaren is van de grove kwaliteit en is uitgevoerd zonder enige versiering, afwerking of merk. Wel is een klein aantal aan de steelzijde voorzien van een filtgroef of halve radering. De ketelstijlen lopen sterk uiteen, in een enkel geval vinden we zelfs exemplaren met een bijna bol Leids model. Het gaat om modellen van de grove kwaliteit die eenvoudig tot slordig zijn. Het is logisch dit materiaal als Gouds te bestempelen, al zou een enkel exemplaar natuurlijk tussen de tanden van een schipper naar Gouda kunnen zijn gebracht. Het gros is middel gerookt, maar we zien ook enkele exemplaren met weinig of geen rooksporen. Een enkele pijpenkop heeft geelgetint loodglazuur als verontreiniging, maar ook dergelijke producten werden doorgaans gewoon gerookt.
Als tweede groep zien we de gestileerde stippelrozen eveneens in een grote variatie. In totaal zijn hiervan 134 exemplaren geborgen die een sterk vergelijkbaar model vertonen met iets hoge dubbelconische ketel. Aan de steelzijde zijn zij geregeld voorzien van een halve radering. De stippelrozen verschillen licht, zij zijn van de gebruikelijke vluchtige opzet al dan niet aangevuld met streepjes bij wijze van kelkbladen. Zes exemplaren vertonen opzichtige vlekken van geel- of groengetint loodglazuur. Het is typisch materiaal dat je niet in eerste instantie aan Gouda zou toeschrijven, maar waarvan ook weinig andere productiecentra zijn aan te wijzen.
De laatste groep betreft 83 pijpen van de fijne kwaliteit, voorzien van een hielmerk. De gevonden figuurmerken zijn: wapen van Gouda, lelie in ruit (3 ex.), hart gekroond (3 ex.), posthoorn (3 ex.), posthoorn met ster (2 ex.) en achtpuntige ster (3 ex.).
Aan initiaalmerken met twee letters zijn de volgende tekens gevonden: BS, LS, OA met sterren (3 ex.), LB, PF met ster, HC met sterren (5 ex.), GI (2 ex.), IH met ster, IH gekroond, SH, II met stippen (3 ex.), II met tweemaal twee stippen (3 ex.), GM met ster, LS (2 ex.), SS, CT met sterren, TW met ster.
Verder zijn er nog de lettermerken met drie initialen: CIB (2 ex.), ADV (6 ex.), PAB, CDL (2 ex.), HDK, TIP, IAS en EIW.
Een typisch modeartikel voor die tijd zijn de initiaalmerken met vier letters. Hiervan zijn drie verschillende teruggevonden: CIVG (3 ex.), IVIE en KCVO (5 ex.). Van alle merkpijpen zijn 11 exemplaren indeterminabel.
Het merk SH van Steven Hendricksz. is het vroegste lettermerk uit deze groep. De meest recente is het initiaalmerk SS gestempeld op een vergrote Zeeuwse vorm, een genre dat veel naar Zeeland is verkocht maar op de lokale markt niet erg algemeen is..
Opmerkelijk fragment is de steel van een groen geglazuurde late Jonas van het type met s-vormige oren, waarvan ook in een ander spoor al een fragment is aangetroffen.
[NB vondstnummers 113, 116, 117, 118, 119, 120 zelfde materiaal: gestileerde rozen (6 ex.), ongemerkt (6 ex.), verder hart gekroond, zittende vos met RA, achtpuntige ster en de initialen SS. Tenslotte is er een stuk kleirol van sluitring aangetroffen.]
Datering 1645-1675
Put 5 spoor 102
Vergelijkbare groep met 9 onversierde ongemerkte pijpen en 6 exemplaren met stippelrozen. Verder is enig gemerkt goed geborgen waaronder: roosje met stippelvormige bladeren (4 ex.), lelie in ruit, ster gekroond, vos op sijn gat met de initialen RA, DI (2 ex., afb. 1), II in stippellijst en het merk ADS.
Opvallend is het voorkomen van verschillende pijpen van dezelfde maker maar voorzien van twee verschillende hielmerken. Het meest algemeen is een eenvoudig gestempeld roosje met stippelvormige blaadjes (afb. 2) dat wordt afgewisseld door pijpen met het initiaalmerk DI. Deze producten stammen uit het atelier van Daniel Joosten en dat wordt bewezen door een kleine beschadiging in de persvorm waardoor zich een soort maantje in licht reliëf links op de ketel aftekent.
Onder de stelen bevindt zich een exemplaar met zwaartepuntruiten, die halverwege het steeleind op het breukvlak een insluitsel vertoont, waaromheen de tremster een ring van raderingen heeft aangebracht om de oneffenheid van het insluitsel te verdoezelen. Inferieur is ook een reliëfsteel van een grove pijp rondom versierd met weinig plastische bloemen en bladeren die vanuit een vierbladige gestileerde roos symmetrisch ontspringen naar beide kanten van de steel. Zwaartepuntstempels laten raderingen zien waartussen ruiten gevuld met lelies.
[Verder bij dit spoor vondstnummer 144 met gruis uit de periode 1625-1640, waarin ondermeer een fragment van een barokpijp met drukke roosjesdecoratie, twee ongemerkte koppen en nog enkele stelen.]
Datering 1650-1670 (met wat vroeger materiaal)
Put 5 spoor 105
Pijpenkop met op de spoor het zijmerk HW en een tweede ketel met een roosje op de zijkant. Mogelijk betreft het breukmateriaal uit de pijpenmakerij van Hendrick Abeloos.
Datering 1710-1730
Put 5 spoor 119
De gevonden pijpen hebben het Goudse model. Twee stuks zijn van de grove kwaliteit en dragen geen hielmerk. Opmerkelijk genoeg is één ervan echter met een steelring met raderingen versierd, hetgeen voor ongemerkte pijpen zeker niet gebruikelijk is. De derde pijp draagt het hielmerk ADV en is van zeer eenvoudige kwaliteit waardoor deze pijp in feite niet waardig genoeg is om een hielmerk te dragen. Overigens is hier wel een zwaartepuntdecoratie met ruiten met lelies afgewisseld met raderingen toegepast zoals in die tijd gangbaar was. Geheel in overeenstemming met de magere kwaliteit is ook deze decoratie dunnetjes gezet, waardoor de kwaliteit van de pijp niet navenant toenam ten opzichte van de moeite van het stempelen. De drie geborgen pijpen zijn dus tamelijk atypisch door de eenvoudige kwaliteit en de verwisseling van afwerkingen: een bandstempel op een ongemerkte pijp en een zeer mager uitgevoerde zogenaamde fijne kwaliteit. Het laat zien dat in Gouda naast gestandaardiseerde producten in de kleine bedrijven ook tussenkwaliteiten tot stand kwamen.
Datering 1660-1680
Put 5 spoor 122
Steel met zwaartepunt ringen met raderingen.
Datering 1650-1700
Put 5 spoor 128
Twee ovale pijpenkoppen, stevig tot zwaar gerookt. Het gaat om de zogenaamde grootkop versie voorzien van het hielmerk PIB uit het bedrijf van de familie Van Essen.
Datering 1850-1880 (misschien vroeger)
Put 5 spoor 130
Indeterminabel lettermerk met s. Zeer mager product, eigenlijk geen kwaliteit voor de Goudse nijverheid.
Datering 1680-1700
Put 5 spoor 148
Fragmenten van late zogenaamde middelkop pijpen met op de hiel het merk DS gekroond. Weinig belangrijk merk achtereenvolgens in gebruik bij Fop Booij en Arie Glas.
Datering 1850-1875
Put 5 spoor 163
Hielmerk hoorn van de betere tot beste kwaliteit, ook uit een betere fabriek. Het gegeven dat op de steel twee steelringen voorkomen wijst op een wat vroegere datering. De drie andere pijpen van ordinaire kwaliteit zijn wat later.
Datering 1660-1680
Put 5 spoor 180
Grove kwaliteit pijp met op de ketel een stippelroosje
Datering 1645-1670
Put 5 spoor 181
Grove pijpenkop van basismodel 2, verder een steel met ring met ”A.VERMEUL” en “IN GOUDA”. Grove naast fijne kwaliteit, datering beetje twijfelachtig.
Datering 1700-1750
Put 5 spoor 194
In deze groep werden 42 exemplaren zonder merk aangetroffen, opnieuw met een ruime variatie in persvormen, sommige met een weinig strak model, de fitradering aan de steelzijde komt slechts bij minder dan de helft van de pijpen voor.
Verder 51 exemplaren met een reliëfroos bestaande uit stippen. Opnieuw een grote variatie aan ketelvormen en graveringen van merken. Exemplaren met kelkblaadjes zijn in de minderheid. Eén kop toont overvloedig geelgetint glazuur met kleine aanbaksels (afb. 14), ook een stukje in rood dat wijst op contact met de wand van de pijpenpot van roodbakkend aardewerk (afb. 13). Dit grove materiaal kan zelden aan een werkplaats worden toegeschreven; vrij onverwacht is dat er zoveel in Gouda is gemaakt.
De derde categorie bestaat uit merkpijpen waarvan 22 exemplaren geborgen zijn. Tot de merken behoren: roosje (2 ex.), lelie, posthoorn met ster (afb. 5), OA met sterren (3 ex.), GI, BS met sterren, PG gekroond, IAG, GMK, HDK (4 ex.), IEK, ADV (4 ex.) en IDW. Opvallend is het grote aantal merken met drie letters.
Bij merkpijpen geen scheiding tussen gerookt en ongerookt in de zin van productie- of gebruiksafval. De datering is betrekkelijk laat voor het dubbelconische model, 1650 misschien tot 1670 toe. Deze groep bewijst dat er in Gouda in de jaren 1635-1655 veel grof massagoed is geproduceerd, waarover wij nog nauwelijks geïnformeerd waren.
Datering 1640-1665
Put 5 spoor 198
Zijmerken KLM van Kasper Jansz. Looman, werkt tot 1735-1750. Verder twee andere koppen met reliëf, namelijk het merk 81 gekroond en de bekende stippelroos. De KLM is breukgoed van de pijpenmakerij, de andere twee zijn pijpen gerookt op de locatie.
Op enkele vroeg ovale ketels (basismodel 3) zijn de volgende hielmerken aangetroffen: man op de olifant, knol tussen twee messen, 10 gekroond (3 ex.), 15 gekroond (7 ex.), 39 gekroond (5 ex.). Het merendeel van deze pijpen is ongerookt, met uitzondering van de zijmerken en knol tussen twee messen. Toch vertonen deze pijpen geen specifieke misbakselkenmerken, eerder gaat het om breukgoed uit de pijpenmakerij. Verder is een stuk van een massieve kleirol van pijpaarde gevonden waarvan de functie onduidelijk is, maar dat wel wijst op productieafval (afb. 15) .
Datering 1740-1770, zijmerk vroeger
Put 5 spoor 214
Grove pijpenkop met gestileerde stippelroos naast twee onversierde grove, verder fijne trechtervorm met hielmerk kruispijp gekroond. Onder de stelen een zogenaamde draaisteel uit circa 1720, verder raderingen afgezoomd met chevrons en een ring met parelfilet afgewerkt. Het betreft materiaal zonder enige samenhang uit het tweede decennium van de achttiende eeuw met een uitloop naar het midden van die eeuw.
Datering 1710-1750
Put 5 spoor 216
Pijpvondsten over een grotere tijdsspanne. De vroegste dubbelconische pijpenkoppen dateren van circa 1640. Zij gaan over in de hogere modellen waaruit zich weer de trechtervorm ontwikkelt en van al dit materiaal zijn voorbeelden gevonden. Grof is hier naast fijn gerookt.
Van de grove kwaliteit zijn 21 exemplaren geborgen, die onversierd en ongemerkt zijn behoudens enkele latere pijpenkoppen die een letter direct boven de spoor dragen. Een kort pijpmodel toont direct achter de ketel een band met chevrons hetgeen wijst op een korter dan gebruikelijk pijpmodel van iets betere grove kwaliteit.
Naast dit eenvoudige materiaal waaraan weinig te beleven valt zijn pijpen van de fijne kwaliteit gevonden met een merkteken op de hiel. Het gaat om een totaal van 19 exemplaren.
Van het dubbelconische model (basismodel 1) is een vroeg exemplaar geborgen met een roos met kroon op de hiel. Van iets latere datum zijn de merken Goudse toren, AP, II in stippellijst, HS, TIP, ADS gekroond en IAK. Van het laatste merk zijn 4 stuks aangetroffen, de andere allemaal slechts één. Opnieuw lijkt het om afval van gebruikers te gaan, hetgeen ook voor het merk IAK geldt. Maker Willem Tobi was werkzaam Achter de Vismarkt aan de andere zijde van de Gouwe en richtte zich vooral op grote leveringen zodat het niet in de lijn van de verwachting lag dat dit materiaal op het Bolwerk zou worden gerookt.
Op pijpenkoppen met de trechtervorm (basismodel 2) komen de volgende merktekens voor: wapen van Amsterdam (2 ex.), drie kruizen, boot, CVD monogram (Duco nr. 685) en 70 gekroond (2 ex.).
Alleen de pijpen met de merken wapen van Amsterdam en cijfermerk 70 gekroond zijn mogelijk breukmateriaal van de pijpenmakerij, de andere exemplaren zijn gewoon gebruiksafval van de rokers ter plekke.
Gemiddeld zijn op deze plek pijpen van de betere kwaliteit gerookt, waardoor ook een groter aantal zwaartepuntmarkeringen is gevonden. De oudere pijpen dragen op de steel een ring afgezoomd met chevrons; bij de latere exemplaren gaat het om raderingen begrensd door een parelfilet. Tenslotte valt nog een draaisteel op van rond het jaar 1720. Dergelijke pijpen behoorden tot de meest luxe rookgerei en werden alleen op hoogtijdagen gerookt, bijvoorbeeld bij een bruiloft of andere festiviteit.
[Vondstnummers 284, 285, 286, 294. Vroege dubbelconische koppen met merken: dikkop met roos, goudsbloem (2 ex.), II in parellijst (kleine versie, 2 ex.), AA monogram (2 ex.), lelie in ruit. Ook dit materiaal betreft gebruikersafval en geen om stortmateriaal.]
Datering 1640-1735
Put 5 spoor 289
Vondsten uit de latere periode bestaande uit pijpen met een ovale ketel (basismodel 3) met een bolbuikige, wat overbelaste uitvoering. Onder de gevonden merken zien we het merk 12 gekroond met 9 exemplaren, die alle van hetzelfde genre zijn en uit dezelfde periode stammen. Toch betreft het materiaal uit verschillende persvormen, mogelijk over een tijdsspanne van een paar jaar gemaakt. Het gegeven dat het materiaal allemaal ongerookt is wijst op productieafval of op zijn minst op breukmateriaal uit de nijverheid. Maker Pieter Sibbes was in dit gebied woonachtig; we weten dit omdat zijn weduwe zich in 1836 verzet tegen de inrichting van een schooltje in het nabijgelegen Proveniershuis, direct achter haar woning. Haar protest was blijkbaar gericht op het handhaven van de rust in dit gebied. Hoewel we hier dus aanwijsbaar materiaal vinden van een pijpenmaker ter plekke werkzaam, is het nauwelijks mogelijk meer over het bedrijf of het product van Sibbes te zeggen. Dat Sibbes zich met de productie van de standaard Goudse maatpijp ophield, viel al te concluderen omdat van hem een traditionele merkplaat bewaard bleef, gebruikt om de verpakkingen van de lange Goudse pijpen mee te bedrukken.[3]
Verder zijn nog andere ovale ketels aangetroffen voorzien van de merken drie ruiten, PIB, 39 gekroond, 66 gekroond, 86 gekroond. Dit materiaal is zonder uitzondering door bewoners ter plekke gebruikt en vertoont sporen van normaal gebruik.
Tenslotte zijn nog twee buitenmodellen geborgen van pijpen van de grove kwaliteit met een spoor. Interessant is een fragment van een hielloos pijpmodel met als makersmerk de voet gekroond, die gerookt is en verder een zogenaamde draaisteel van een dure luxe pijp uit de periode tussen 1700 en 1720. Deze vondsten zonder samenhang rekenen we tot de vervuiling.
Datering 1830-1865 (met vervuiling 1700-1720)
Put 5 vlak 1
Groep met later materiaal bestaande uit een pijpenkop met ovale ketel aan de steelzijde in reliëf versierd met bladertakken en op een tekstlint met ingeknipte einden “ONS GENOEGEN”. Op de hiel is deze pijpenkop gemerkt met het wapen van Gelderland. Maker is Pieter Goedewaagen die dit product tot aan het begin van de twintigste eeuw in zijn assortiment hield.[4]
Een andere opmerkelijk kop is een Goudse geheel versierde met in reliëf de afbeelding van Mercurius en Neptunes als goden van de handel en de zeevaart. Deze pijpenkop is voorzien van een dubbel makersmerk: op de achterzijde van de ketel direct onder de opening is in reliëf het merk 65 gekroond aangebracht met eronder op een lint het opschrift “M. HEERKENS”, op de hiel is hetzelfde merk 65 gekroond gestempeld. Een dergelijke dubbele wijze van merken was in de eerste helft van de negentiende eeuw vaker gewoonte. Hier zien we dat het vormmerk en het hielstempel naar dezelfde maker verwijzen, hetgeen niet altijd het geval is. Soms zijn de merken verschillend en was de persvorm aan een volgende eigenaar overgedragen, zonder dat het reliëfmerk werd dichtgesoldeerd. Een andere mogelijkheid is dat de oplage van de versierde pijpen op verzoek van een maker door een ander werd gemaakt waardoor het reliëfmerk ongewijzigd bleef terwijl het hielmerk op verzoek van de opdrachtgever werd gestempeld. In die gevallen maakte de producent dus ongemerkt reclame voor zijn eigen merk wanneer hij een betaalde opdracht verrichtte.
Verder zijn er nog ovale pijpenkoppen (basismodel 3) geborgen voorzien van de volgende hielmerken: wapen van Leiden, MB gekroond (3ex.), TI gekroond, AE gekroond, TD gekroond, AVD en 26 gekroond. Het betreft zonder uitzondering gerookt materiaal en verwijst dus niet naar bedrijfsafval maar naar pijprokers.
Een populair en vooral modieus model is een zogenaamde omgezette polka, van oorsprong een buisvormige pijp die halverwege schuins is doorgesneden en waarvan de pijpenkop vervolgens een halve slag gedraaid weer op de steel is geplakt. De pijpenkop heeft een hoge wat cilindrische ketel en de steel is dus kort geweest. Bij het gevonden fragment heeft de verbindingslas losgelaten en daarom vertoont de pijpenkop een wat onverwacht rechte breuk. De omgezette polka is een joyeuze pijp voor de burgerlijke roker in de jaren 1860 tot 1880.
Een merkwaardige verontreiniging van de vondstgroep is een pijpenkop voorzien van een zijmerk met een gekroonde vis boven drie golven met toegevoegd de initialen LDIS. Het gaat om een aangevoerde pijpenkop uit de provincie Zuid-Holland. Het is een van de weinige pijpenkoppen van dit terrein die niet in Gouda zelf zijn gemaakt.
Datering 1830-1880
Put 1 vlak 2
Zes dubbelconische pijpen, twee met de bekende gestileerde stippelroos, de rest glad behoudens een exemplaar met hielmerk FI gekroond en voorzien van een zwaartepuntdecoratie. Verder leverde deze put nog een pijpensteel met bandstempel met “I. BLOM” op, een verdwaalde pijp van later datum.
Datering 1665-1680
Put 1 vlak 2bis
Zes pijpenkoppen met dubbelconisch model maar zonder merk, twee ervan dragen de bekende en populaire gestileerde stippelroos. Het gaat om lokaal materiaal dat niet nader aan een maker is toe te schrijven en dat in deze wijk tot het populaire rookgerei behoorde.
Datering 1650-1675
Put 5 spoor 345
De pijpvondsten betreffen gerookt materiaal uit een beperkte periode. Daaronder zijn 10 koppen van de grove kwaliteit terwijl 3 op de ketel voorzien zijn van de bekende roos opgebouwd uit stippen. Tenslotte zijn er 3 koppen met een hielmerk gevonden. De merken betreffen IN gekroond, VS gekroond en monogram CVD.[5] Dit laatste merk is zeldzaam en is de tweede die op deze locatie is gevonden. Twee draaistelen bevestigen dat er ook duurder materiaal gerookt is.
Datering 1705-1735
Put 5 spoor 420
De pijpenvondsten zijn opnieuw van het bekende dubbelconische model uitgevoerd in de grove kwaliteit. Verder is er slechts één pijpenkop geborgen voorzien van een gestileerde stippelroos. Onder de betere kwaliteiten met hielmerk vinden we een roos gekroond met initialen IA en het lettermerk ADS, beide producten zijn vervaardigd door respectabele Goudse makers.
Datering 1650-1685
Put 6 spoor 9 vondstnummer 235 (samen met 212, 234, 269 en 198)
De gevonden pijpen laten weer een duidelijke driedeling zien. De grootste groep omvat 35 pijpenkoppen zonder merk van de grove kwaliteit. Hieronder is één exemplaar interessant omdat het aan de ketel enkele aanbaksels heeft en duidelijk een misbaksel is (afb. 14). Verder zijn er 11 pijpenkoppen geborgen voorzien van stippelrozen, zowel met als zonder kelkbladen. Dergelijke pijpen moeten uit Goudse bedrijven stammen maar aangezien persoonlijke merken ontbreken kunnen zij nooit aan een maker worden toegeschreven.
Tenslotte zijn er nog 9 pijpen voorzien van een hielmerk. Hieronder zien we de posthoorn, OA, HI, LS, DV, IWB, TIP, IAS (afb. 9) en nog een onleesbaar merk. Opnieuw stemmen deze merken grotendeels overeen met materiaal uit andere putten. Dat wijst op eerder grondverzet in dit gebied of op het feit dat de rokers hun keuze maakten bij dezelfde tabakswinkelier of buurtwinkel.
Datering 1655-1685
Put 6 spoor 9 vondstnummer 267
Deze groep laat weer de driedeling zien zoals vaker op het Bolwerkterrein wordt aangetroffen. Het meest eenvoudig zijn de grove modellen die in dit geval een redelijk beperkte vormvariatie vertonen al stammen zij wel uit verschillende persvormen. Het gaat om ter plekke gerookt materiaal, ongeveer een derde is echter ongebruikt en zou op breukmateriaal van een pijpenmakerij kunnen duiden al is geen reden aan te nemen dat het stortmateriaal betreft.
Daarnaast is een portie van 39 dubbelconische pijpenkoppen geborgen die een stippelroos op de ketel dragen. Opnieuw is van een ruime variatie sprake en wederom wisselen gerookt en ongerookt elkaar af. De lage prijs van dergelijke pijpen maakte dat zij soms maar een enkele keer werden gerookt en dus nauwelijks gebruikssporen vertonen. In deze groep vinden we twee exemplaren met respectievelijk groen en geelgetint loodglazuur. Dergelijk materiaal behoort tot de tweede keus omdat bij leveringen naar elders dit materiaal onder de gemiddelde kwaliteit lag en dus uitgeselecteerd werd. Dit massagoed was vrijwel onverkoopbaar en het lijkt er sterk op dat die tweede keus lokaal werd gebruikt. Tot nu toe kon dit materiaal nooit aan een maker worden toegeschreven en vaak zelfs niet eens aan een productieplaats. De overdaad aan roospijpen op het Bolwerk maakt toeschrijving aan Goudse bedrijven volstrekt logisch.
De pijpen die wel een hielmerk dragen zijn overwegend van de eenvoudige kwaliteit en laten een grote variëteit zien. Geborgen figuurmerken zijn: roos gekroond, lelie in ruit, goudsbloem, wapen van Gouda (4 ex.) en het merk posthoorn.
Tot de initiaalmerken behoren: OA (8 ex.), DB, CD (2 ex.), IH gekroond (2 ex.), FI, GI (3 ex.), II in parelcirkel (3 ex.), MM, SS (2 ex.), DV, TW, HDK, TIP (4 ex.), ADS gekroond (2 ex.), CDL, IAS, ADV (3 ex.), IIVE, CIVG, KCVO (2 ex.) en 3 indeterminabele exemplaren.
Tenslotte zijn er nog enkele bijzondere pijpvondsten gedaan. Daartoe rekenen we een groengeglazuurde pijpensteel die kennelijk niet abusievelijk wat glazuur opving maar afkomstig is van een bewust geglazuurde pijp. Verder een pijpensteel met geknepen decoratie als variant op de bekende zwaartepuntstempels. Tenslotte is er de steel van een presentatiepijp voorzien van ingesnoerde ringen (afb. 11). Dat voorwerp, vroeger wel als meesterstuk omschreven, werd gemaakt als bijzonder etalagemateriaal voor een pijpenwinkel, tabakswinkel, misschien ook voor een kroeg. Helaas ontbreekt de hiel zodat dit voorwerp niet aan een maker kan worden gekoppeld.
Datering 1660-1680
Put 6 spoor 9 vondstnummer 298
Deze groep laat opnieuw een driedeling van het materiaal zien. De meeste eenvoudige soort betreft 14 ongemerkte pijpenkoppen van grove pijpen van de eenvoudigste kwaliteit. Daarnaast zijn slechts twee pijpenkoppen met gestileerde rozen opgebouwd uit stippen geborgen. De verhouding is wat onverwacht, want in andere groepen is het percentage stippelrozen beduidend hoger. Tot de betere kwaliteit behoren 9 gemerkte pijpenkoppen. De merken zijn: kroon, posthoorn met ster, lelie in ruit, GI (afb. 3), II gekroond, SS, GRL (2 ex.) en één onleesbare. Opmerkelijk is dat het merk posthoorn met ster in deze wijk vaker is gerookt, terwijl dit merk, dat later moest verdwijnen omdat het te sterk leek op het gewone merk posthoorn, in Gouda weinig wordt gevonden. Klaarblijkelijk werkte de maker in de buurt of had hij een winkelier in de wijk voor zijn producten weten te interesseren.
[Vondstnummers 269, 212, 234 niet van belang (stippelroos en enkele steeltjes).]
Datering 1655-1675
Put 7 spoor 43
Enkele vroege pijpenstelen tonen steelringen met een raderingsband op de gebruikelijke wijze afgezoomd met parelfilet. Van de trechtervormige pijpenkoppen zijn twee kwaliteiten gevonden: een pijp met zijmerk trompetter en met de 25 gekroond behoren tot de grove soort, een exemplaar met het hielmerk spaarpot tot de betere. Dit laatste exemplaar is ongerookt en zou breukgoed van een pijpenmaker kunnen zijn.
Uit de latere tijd stammen pijpenkoppen met een ovaal model voorzien van de hielmerken both, Goudse toren en 82 gekroond. Het materiaal uit dit spoor is uitgebreid gerookt. Opnieuw betreft het pijpen van bewoners die zich kenmerken door een zuinig rookgedrag.
Datering 1650-1780
Put 7 spoor 45
Sterk vergruisd maar zeer gevarieerd materiaal. Als vroege vondsten een dubbelconische ketel zonder merk, een tweede met hielmerk roos en een derde met merk hart gekroond. Uit de achttiende eeuw werd een zijmerk 18 gekroond aangetroffen. Een trechtermodel is voorzien van het hielmerk AS gekroond; ovale pijpenkoppen dragen de hielmerken slang, fruitmand en Goudse toren. De zeventiende-eeuwse bewoners gebruikten pijpen van de eenvoudige fijne soort, met andere woorden de goedkopere betere kwaliteiten. In de achttiende eeuw was de behoefte naar beter materiaal groter en werden pijpen met gerespecteerde merken aangeschaft.
De stelen sluiten aan bij de pijpenkoppen. Enkele dragen zwaartepuntdecoraties met de bekende patronen van lelies in ruiten, bij de achttiende-eeuwse pijpen behoren de banden met raderingen afgezoomd met parelfilet. Alle materiaal is van consumenten afkomstig en is fors gebruikt. Naast de hang naar beter materiaal toont de stort ook de behoefte zuinig met de pijpen om te gaan.
Datering 1650-1800
Put 7 spoor 257
Naast elkaar een grove onversierde pijp en een dito met versierde ketel met links in reliëf het wapen van Gouda, de rechter ketelhelft ontbreekt zodat we die decoratie niet kennen. Uit de latere tijd stamt pijpenkop met hielmerk 15 gekroond vervaardigd door Jan Barendsz. Sorg, werkzaam van 1723 tot 1749. Zijn weduwe zet het bedrijf nog enkele jaren voort. Aanvankelijk gebruikte Sorg het ongekroonde cijfermerk, in de loop van de jaren 1730 moet hij zijn overgegaan tot het plaatsen van een kroon boven zijn merk, hetgeen overigens gebruikelijk was bij de meeste Goudse merken. Deze verandering werd door hem nooit bij het gilde aangegeven en was daarom dus nog niet bekend. Het is een mooi voorbeeld hoe archeologische vondsten de archivalische kennis kunnen aanvullen.
Datering 1710-1740
Tekeningen
Noten
[1] Don Duco, Biografische gegevens van pijpenmakers in Gouda, Amsterdam, 1976 e.v.
[2] Don Duco, Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, Amsterdam, 2003, p 18.
[3] Duco, (Merken), 2003, p 104, nr. 148. Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.046.
[4] Don Duco, Firma P. Goedewaagen & Zoon, fabrikantencatalogus uit 1906 voorzien van historische inleiding en verklarend naamregister, Amsterdam, 2000, p 43, model 24 en 190.
[5] Duco, (Merken), 2003, p 172, nr. 685.