Onjuiste toeschrijvingen in de pijpelogie

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
1983

Uitgever:
Pijpenkabinet

Tijdschrift:
Pijpelijntjes

Beschrijving:
Over enkele kleipijpen met portretten waaraan verzamelaars foute determinaties gaven.

Het valt te betreuren dat gedegen onderzoek naar de betekenis van de voorstellingen op kleipijpen tot nu toe nauwelijks heeft plaatsgevonden. Een interessant stuk kunstgeschiedenis in pijpelogisch perspectief blijft hierdoor aan ons onbekend. Bovendien leidt het klakkeloos overnemen van onjuiste benamingen en verkeerde toeschrijvingen van pijpen dikwijls nodeloos tot felle discussies, waarbij het gelijk zich vaak door gebrek aan goed bronnenmateriaal moeilijk laat vaststellen. De Jonaspijp uit de eerste helft van de zeventiende eeuw is hiervan een kenmerkend voorbeeld geworden. Daarnaast zijn er nog discussies gaande over vorsten en wapenafbeeldingen op achttiende en vroeg negentiende eeuwse pijpen. Ook de figurale produkten krijgen soms een onjuiste benaming mee, waaruit blijkt dat de beschouwer niet in staat is de pijp als handelsprodukt in de tijd te plaatsen.

01-02.386  klei-gw-vandijckkop-1
Afb. 1a. APM 2.386
01-02.386  klei-gw-vandijckkop-4
Afb. 1b. APM 2.386
02-05.611  klei-gw-rubenskop-1
Afb. 2a. APM 5.611
02-05.611  klei-gw-rubenskop-4
Afb. 2b. APM 5.611

Als voorbeelden uit de latere periode noem ik twee manchetkoppen, waarvan de vormen rond 1880 door de firma Goedewaagen werden overgenomen van een Belgische of Noord-Franse pijpenfabriek. Zij stellen de schilders Van Dijck en Rubens voor (vormnummer 202 en 200). Met behulp van beeldhouwwerken en grafisch werk uit de negentiende eeuw kon ik hierover zekerheid verkrijgen. Beide koppen worden door de Nederlandse verzamelaars echter aangeduid met respectievelijk Banning-Cocq, hoofdpersoon van Rembrandt's Nachtwacht en Garibaldi, een belangrijke figuur uit de Italiaanse eenheidsbeweging. Hoewel nog niet bewezen, blijft er natuurlijk een mogelijkheid dat de firma P. Goedewaagen & Zoon deze produkten onder een andere benaming op de markt bracht om met hetzelfde model een nieuw afzetgebied te werven. Zo genoot in de tijd dat de bovengemelde vormen werden overgenomen de Nachtwacht hernieuwde populariteit. Dit schilderij was als topstuk van de Nederlandse schilderkunst nabij de eregalerij van het pas geopende Rijksmuseum te Amsterdam geplaatst. Een pijpekop gelijkend op het portret van de hoofdpersoon van dit befaamde schilderij was een belangrijk verkoopartikel en uiteraard meer actueel en aansluitend bij het Nederlandse chauvinisme dan het portret van een in België geboren schilder, die naar Engeland uitweek. Met de pijpekop van Rubens verging het naar men zegt op dezelfde wijze. Deze werd volgens (dubieuze ?) overlevering als uitbeelding van de populaire Garibaldi verkocht naar Italië. Om de waarheid achter de voorgestelde persoon te weten, moeten we dus zowel de wederdoping van het produkt door de fabriek als de nieuwe benaming door de verzamelaar gegeven scheiden.

03-07.396a  klei-gw-generaal-1
Afb. 3a. APM 7.396a
03-07.396a  klei-gw-generaal-3
Afb. 3b. APM 7.396a
03-07.396a  klei-gw-generaal-5
Afb. 3c. APM 7.396a

Een voorbeeld van een produkt met drie benamingen is een eenvoudig gezichtpijpje uit de serie karakter-shagpijpen van Goedewaagen (modelnummer 344). De ketel stelt het hoofd van een man met tweekante steek voor. Dit fantasiegezicht kreeg aan het begin van deze eeuw het koninklijk predicaat prins Hendrik voor te stellen. Ter gelegenheid van de verloving van Wilhelmina beleefde dit model hierdoor een hernieuwde vraag. In latere tijd gaven de verzamelaars, die wisten dat het produkt ouder moest zijn, het de naam Nelsonpijp. Beide benamingen hebben dus geen ware relatie met de uitgebeelde karakterfiguur. Een punt van discussie blijft of we de pijp aanduiden met de naam van de voorgestelde persoon of met de naam van degene voor wie men de pijp later verkocht. Persoonlijk kies ik uiteraard voor het eerste.

Een presentatiepijp van de firma J. Gambier viel eveneens een verkeerde toeschrijving ten deel. Het betreft de pijp die steeds weer aangeduid wordt met Juno, de romeinse godin en echtgenote van Jupiter 1). Bij deze benaming gebeurde hetzelfde als bij de Jonaspijp. Zij werd eens gegeven door een onkundige verzamelaar-liefhebber, die over onvoldoende kunsthistorische kennis beschikte. Hij meende de voorgestelde persoon te herkennen, zonder dat hieraan een bewijs te verbinden was. Auteurs uit latere jaren volgden deze toeschrijving en spoedig werd de onwaarheid als waarheid ervaren. Bij de Junopijp lijkt de verwarring al even star als bij de Jonaspijp en ook hier beging men een onwaarschijnlijke fout. Hier werd niet een ontdekkingsreiziger met een profeet verward, maar een mannelijke met een vrouwelijke godin. De uitgebeelde figuur is namelijk een man!

Voor de presentatiepijp koos de ontwerper van Gambier voor het copiëren van een bestaand beeld. Na uitgebreide naspeuring heb ik het voorbeeld voor deze pijp teruggevonden en wel in het Capitolijns museum in Rome 2). Het is een beeldhouwwerk uit de Griekse hoog-klassieke periode. Bij onderzoek naar de historie van dit object, bleek dat ook de geleerden dit beeld aanvankelijk beschouwden als een vrouwenportret en zij gaven het de naam Ariadne. Sedert lang is men het er over eens, dat de voorgestelde persoon Dionysus, de Griekse god van de wijn betreft. De band in zijn haar refereert daarbij aan de goddelijke eigenschappen van de persoon en een tweetal bladeren in zijn haar de verbondenheid met de wijn.

04-08.111  klei-gambier-dionysus-04
Afb. 4a. APM 8.111
04-08.111  klei-gambier-dionysus-05
Afb. 4b. APM 8.111
04-08.111  klei-gambier-dionysus-06
Afb. 4c. APM 8.111

Wie de stromingen in de Griekse beeldhouwkunst kent, weet van het streven van de Grieken naar geïdealiseerde kunst. Dat streven begint eigenlijk al direct na het ontstaan van de vrije sculptuur. In de klassieke periode vanaf ongeveer 500 voor Christus bestaat er een geïntensiveerd verlangen naar schoonheid, die in de bloeitijd kort na 450 het sterkst is. Kenmerken zijn onder meer slanke lichamen in vloeiende lijnen en een geïdealiseerd bijna vrouwelijk gelaat met een rechte neus. Door idealisering van de uitbeelding verdwijnt het eigene, het karakter van de uitgebeelde en veranderen de persoonlijke trekken van een figuur in een uniform schema van ondefinieerbare schoonheid. De sculptuur van Dionysus is als beeld kenmerkend voor de vierde eeuw en de stijl en uitwerking vertonen overeenkomst met werken uit het atelier van de zeer bekende beeldhouwer Praxiteles.

De ontwerper van Gambier wist wie de voorgestelde persoon was. Dit blijkt uit de steelversiering, die tussen de manchet en het gebeeldhouwde portret ranken met wijnbladeren en druivetrosjes toont. In gebruik als etalagestuk vertoont deze pijp een gebrek, dat aan het artistieke uiterlijk van het oorspronkelijke beeld tekort doet. De originele sculptuur is bedoeld om vanuit een laag gezichtspunt te worden bewonderd. Door verwerking tot presentatiepijp ontbreekt een sokkel of standaard, waardoor het produkt van boven af bezien, een belangrijk deel van haar indrukwekkende verschijning verliest. Het merk van de firma Gambier, dat doorgaans zo trouw gestempeld werd, vinden we soms op de rand van de buste gestempeld. Niet het bekende JG-merk is hier gebruikt, maar een naamsvermelding in schoonschrift.

Verschillende afwerkingen zijn gesignaleerd. De witte pijp is het meest algemeen, maar het produkt is ook wel voorzien van een monochrome beschildering. Zo is een bronsgroene uitvoering bekend, waarbij op subtiele wijze verschillende dieperliggende delen met een lichtere groentint geschilderd werden, dan de meer uitstekende en meer licht vangende delen. Hierdoor wordt de licht­donker werking van het reliëf op een bijzondere manier beïnvloed. Onverklaarbaar blijft de iconografische betekenis van deze pijp. Waarom koos de ontwerper juist voor dit beeld en welke betekenis hechtte hij hieraan? De relatie met de actualiteit, zoals die bij zoveel pijpmodellen bestaat ontbreekt, aangezien een kopie van een bestaand beeld werd gekozen. Het feit dat wijn en tabak zich goed laten combineren is als verklaring onvoldoende. Speculaties in verschillende richtingen zouden nog alinea's kunnen vullen, maar de beleving van deze voorstelling in het dagelijks leven van hen die ze maakten zal aan ons altijd onbekend blijven. We mogen ruimschoots tevreden zijn, wanneer wij de juiste naam aan een pijp kunnen toekennen.

 

© Don Duco, Pijpenkabinet, Leiden, 1983.

 

Afbeeldingen

  1. Portretpijp van schilder Van Dijck of korporaal Banning Cocq. Gouda, Firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1910.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 2.386
  2. Portretpijp van schilder Rubens of vrijheidsstrijder Garibaldi. Gouda, Firma P. Goedewaagen & Zoon, 1880-1910.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 5.611
  3. Hoofd van Nelson of prins Hendrik. Gouda, Firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1920.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 7.396a
  4. Etalagepijp voorstellende Juno of Dionysus. Givet, firma J. Gambier, 1870-1890.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 8.111

 

Noten

  1. Jean-Léo: Les pipes en terre françaises, Bruxelles, 1971, afbeelding. Benjamin Rapaport: A complete guide to collecting antique pipes, Exton, 1979, p. 20. Eppe Ramazzotti & Bernard Mamy: Pfeifen und Pfeifenraucher, Genève, 1982, p. 39.
  2. Salomon Reinach: Recueil de Têtes Antiques Idéales ou Idéalisées, Paris, Gazette des Beaux-Arts, 1903, pl. 205. Settimo Bocconi: Collezioni Capitoline, Roma, 1950, 49-159, tav. 14. Dioniso di Prassitele.