Kwesties rond merken van handelshuizen

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
1982

Uitgever:
Pijpenkabinet

Tijdschrift:
Pijpelijntjes

Beschrijving:
Tussen 1870 en 1880 ontstaan in Gouda geschillen over het gebruik van exportmerken die de pijpenproducenten dwingen nieuwe regels te maken.

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd aan de traditionele Goudse pijpmerken een nieuw type toegevoegd. In die tijd ontstond het zogenaamde export-merk, een merkteken, vaak bestaande uit een opschrift, dat op bestelling van handelshuizen op de pijp geplaatst werd. Het gewezen gildebestuur, ofwel officieel de commissarissen over de pijpenhandel en de pijpenfabrieken, zagen in deze opschriften geen traditionele pijpmerken. Zij beschouwden slechts de hielmerken als zodanig en de wet op de merken van het jaar 1818 beschermde dan ook alleen dit soort fabrieksstempels. Een legger bij het ministerie van Binnenlandse Zaken vermeldde al deze traditionele merken, zowel van Goudse pijpmakers als van handwerkslieden met hetzelfde beroep in andere plaatsen. De exportmerken, die gezet werden op verzoek van de klant, genoten geen bescherming. Dikwijls was het zelfs zo, dat het handelshuis zelf bezitter van een pijpvorm met eigen merk was en deze aan een pijpmaker voor gebruik afstond, om er de afgesproken hoeveelheid pijpen uit te maken. De grosprijs van de pijpmaker in combinatie met de kwaliteit van zijn werk waren bepalend waarom een handelshuis pijpen bij een bepaalde fabrikant bestelde.

Het is begrijpelijk, dat de pijpmakers in Gouda graag voor handelshuizen werkten. Deze bestelden namelijk dikwijls grote hoeveelheden, zodat hun orders een belangrijk aandeel in de bestaanszekerheid van een fabriek leverden. Vooral in tijden, waarin de afzet van de lange Goudse pijp terugliep ten gunste van de korte pijp, poogden de Goudse fabrikanten deze grote orders binnen te halen. Kwesties rond de exportmerken doen zich dan ook spoedig voor.

Een interessant geval speelt zich af in het jaar 1870. De firma Jan Prince en Cie. maakte van 1865 af pijpen op bestelling voor een handelshuis in Londen en Dublin. Het is het huis van Edward Keevil, een zeer bekende handelaar, die pijpen in grote getale over de hele wereld zendt, maar vooral de Britse eilanden en de Verenigde Staten van Noord-Amerika van pijpen voorziet. Om zijn handelshuis grotere bekendheid te geven, laat hij pijpen met zijn naam erop vervaardigen. Op de achterzijde van de pijpekop, naar de roker toegewend, lezen we het opschrift "KEEVIL PIPE", aangebracht in een liggend ovaal. De orders van Keevil op deze pijpen geplaatst waren zo immens groot, dat de firma Prince wel 25 tot 30 arbeiders in dienst had die aan deze opdrachten werkten. Door de goede kwaliteit van de pijp en door een scherpe prijs had de firma Prince de orders naar zich toe weten te trekken. Vooral de fabrikanten die om afzet verlegen zaten benijdden Prince om deze orders.

Uiteindelijk zijn het de handelaren en pijpmakers P. en W.F.C. van Essen, handelende onder de firmanaam W.F. van Essen Azn., die op 7 januari 1870 een verzoek richten aan het Goudse gemeentebestuur om het alleenrecht op het merk "KEEVIL PIPE" te verkrijgen. De normale gang van zaken bij de deponering van een fabrieksmerk was dat de fabrikant het merk aangaf bij het gemeentebestuur. Dit merk werd dan vergeleken met de merken in die stad gebezigd, hetgeen soms in overleg met de Kamer van Koophandel gebeurde. Wanneer het aangevraagde merk niet op de stedelijke kaart voorkwam en het advies van de Kamer van Koophandel gunstig was, dan zond de gemeente het verzoek naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken door, die het merk in de legger van het land opzocht. Betrof het inderdaad een nog niet eerder gebezigd merk, dan kon het op naam van de aanvrager geregistreerd worden. Toen het verzoek van de handelaren Van Essen bij het gemeentebestuur van Gouda binnenkwam, herkende men geen enkele gelijkenis met de reeds bestaande traditionele pijpmerken. Zonder inwinning van advies bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken of de Commissarissen over de pijpenhandel en de pijpenfabrieken, werd dit verzoek dan ook direct doorgezonden naar het ministerie en volgde voor het eind van de maand januari de officiële afkondiging.

Pas toen de registratie een feit was, ontstond er deining onder de Goudse pijpenfabrikanten. De fabrikant C.J.C. Prince, van de firma Jan Prince & Co., is door de toekenning van dit merkopschrift aan Van Essen zeer gedupeerd. Hij wordt gedwongen de produktie van de Keevil-pijpen stop te zetten en verliest hierdoor zijn aandeel in de export van dit type pijp. De werknemers voor dit type pijpen raken vervolgens hun baan kwijt en het is zelfs zo, dat de reeds gefabriceerde pijpen met dat merk niet meer verkocht mogen worden. De voorraden Keevil-pijpen blijven in de magazijnen van het bedrijf staan. Maar de toekenning heeft nog verstrekkendere gevolgen. Het Londense handelsbuis is vanaf de toekenning verplicht pijpen met hun eigen naam bij de firma Van Essen te bestellen. Hierdoor valt de prijs en kwaliteitsconcurrentie weg, waardoor er spoedig voor meer geld een mindere kwaliteit pijp geleverd wordt. De uiteindelijke baat van de firma Van Essen is niet erg groot. Door de povere kwaliteit van de pijpen en de slechte afwerking, komen er spoedig klachten vanuit Amerika binnen. Er worden geen nieuwe Keevil-pijpen meer besteld.

Merkwaardig blijft het, dat de pijpen met het opschrift "KEEVIL PIPE", in de jaren zestig en begin zeventig van de vorige eeuw bij vele duizenden gemaakt, nog niet als bodemvondsten bekend zijn. Toch kunnen we ons wel een voorstelling van deze soort pijpen maken. De kenmerken zijn een plomp dikwandig model, doorgaans zonder hiel. Het logge, zware maaksel heeft een glad afgesneden ketelopening, meestal zonder radering. De steel is kort met een knopmondstuk.

01-00.845  ger-ketelstempel-prince-z-1
Afb. 1a. APM 845
01-00.845  ger-ketelstempel-prince-z-3
Afb. 1b. APM 845
01-00.845  ger-ketelstempel-prince-z-4
Afb. 1c. APM 845

Door een gelukkige omstandigheid is er echter wel een stempeltje voor deze pijpen bewaard gebleven (afb. 1). Het stukje gereedschap heeft het uiterlijk van een hielmerkstempeltje, met als kenmerk de afgeplatte zijde van het houten handvatje. Op deze afgeplatte zijkant kon de werknemer zijn duim plaatsen, zodat het merk steeds op dezelfde wijze gestempeld werd. Een ovaal ijzeren stempelvlak is door middel van een koperen busje aan het handvat bevestigd. In het afgebeelde gegoten stempel is de tekst spiegelbeeldig aangebracht. Het werktuigje is afkomstig uit het bedrijf van C.J.C. Prince of dat van G.C. van der Want. Beide fabrikanten hebben namelijk voor Edward Keevil gewerkt.

Het is begrijpelijk dat de commissarissen over de pijpenhandel en de pijpenfabrieken na de toekenning aan Van Essen een verscherpt toezicht houden op de afgifte van nieuwe merken. Door het gebrek aan officieel gezag, bleek dat representatief toezien voor hun echter de enige mogelijkheid was. De gemeente keurde in eerste instantie goed en het ministerie bekrachtigde. De vereeniging van pijpenhandelaren en pijpenfabrikanten was een belangenvereniging zonder enig gezag. In de aanvragen voor nieuwe merken werden zij niet gehoord.

In oktober 1875 doet zich weer een kwestie voor. Dezelfde kooplieden Van Essen dienen opnieuw een verzoek tot registratie van een merk in en wel om het opschrift "HOME RULE" te mogen zetten. Wederom vergelijkt de gemeenteambtenaar het merk met de Goudse kaart en ziet geen gelijkenis en opnieuw wordt door het ministerie toestemming verleend. Voordat de aanvraag bij de commissarissen bekend is, heeft Van Essen zijn registratie al binnen. De voorname bestuursleden van het gewezen gilde zijn geschokt door deze nieuwe toekenning. Nu zijn zelfs meer pijpenfabrikanten benadeeld, want verschillende van hun voeren reeds orders op de "HOME RULE"-pijpen uit, die voornamelijk naar Amerika verscheept worden. Hoezeer de leus "Home Rule" ook op de Ierse vrijheidsstrijden betrekking lijkt te hebben, spoedig genoot de term in de Verenigde Staten grote populariteit.

02-04.385a  bodem-gouda-home-rule-1
Afb. 2a. APM 4.385a
02-04.385a  bodem-gouda-home-rule-2
Afb. 2b. APM 4.385a
02-04.385a  bodem-gouda-home-rule-3
Afb. 2c. APM 4.385a

Spoorslags bezoekt commissaris Prince de minister en krijgt daar het advies een verzoekschrift te richten aan de Goudse Kamer van Koophandel en Fabrieken, teneinde de toekenning ongedaan te maken. In dit uitgebreide verzoekschrift zetten de commissarissen de achtergrond van de toekenning uitvoerig uiteen. Zij benadrukken dat het opschrift "HOME RULE" door hen niet als pijpmerk gezien wordt en halen daarbij de wet van 1818 aan, die slechts van pijpmakersmerken spreekt, wanneer het de traditionele kleine stempelmerken voor de hiel betreft. Het opschrift "HOME RULE" en het eerder goedgekeurde stempel "KEEVIL PIPE" wordt door hun een devies genoemd. Het verzoekschrift vermeldt verschillende van die deviezen, waaronder bekende voor de Nederlandse markt als "FELIX MERITIS", "ONS GENOEGEN" en "AMICITIAE", maar ook export-opschriften als "MILL PIPE", "DONALDSON", "GRANT PIPE" en "RIFLE VOLUNTEER".

Talloze ambtelijke brieven volgen dan met als uiteindelijk resultaat dat de toekenning wordt ingetrokken en een ieder weer vrij is de tekst "HOME RULE" op zijn produkten te plaatsen. Aardig is nog, dat het verzoekschrift van de commissarissen van de pijpenhandel en de pijpenfabrieken een afbeelding geeft van het merk "HOME RULE". De schets hiervan komt overeen met het merk op de pijpen die bijvoorbeeld uit het bedrijf van de firma P. van der Want Gzn. bekend zijn, waarvan hier een voorbeeld te zien is (afb. 2). Ook deze pijp heeft alle kenmerken van een produkt bestemd voor de Engels/Amerikaanse gebieden. De ketel is log en vormeloos en de wand heeft een grote dikte. De decoratie is aangebracht op een wijze zoals geen Goudse graveur dat naar eigen verkiezen zal doen; de versiering is in alle opzichten stijlloos en het toonbeeld van gebrek aan fantasie. In combinatie met het plompe pijpmodel maakt zij de pijp tot een monsterlijk produkt.

Zoals blijkt informeren de stukken uit de verschillende archieven ons uitgebreid over de officiële gang van zaken, maar de onderlinge verhoudingen en relaties tussen de pijpmakers blijven daarbij onduidelijk. Haat en nijd over en weer kwamen veelvuldig voor in pijpmakerskringen, vooral in de jaren waarin de afzet sterk terugliep. De bestuurders met hun controlerende en beperkende maatregelen stonden vaak lijnrecht tegenover de fabrikant, die slechts voor zijn eigen bedrijf opkwam. De handelwijze van de firma Van Essen in 1870, die tot de toekenning van het merk "KEEVIL PIPE" leidde, was bepaald niet collegiaal, maar wel volledig correct. Iedere slimme pijpmaker had door deponering rechten op een tekstmerk kunnen verwerven. Speciaal voor een bedrijf als dat van Van Essen, waarbij de handelsfunctie van meer belang is dan de fabricage, is het een noodzaak over merken te beschikken, die bij klanten in trek zijn. Een onsympathieke handelspolitiek, duidelijk wijzend op winstbejag is dat de firma Van Essen voor de pijpen een hogere prijs vroeg, terwijl zij bovendien mindere kwaliteit leverden. De oorzaak hiervan is, dat zij de produkten niet in hun eigen fabriek vervaardigden, maar kleine bazen op de orders lieten inschrijven. Hierdoor moest een dubbele winstmarge berekend worden, terwijl een groot bedrijf als dat van Prince alleen zijn eigen winst berekende en dus tegen een scherpere prijs kon leveren. Bij de inschrijving werkte bovendien nadelig, dat de pijpmakers die op de orders inschreven, dikwijls zozeer om werk verlegen zaten, dat zij met een minimale winstmarge genoegen namen en daarbij veel con­ cessies aan de kwaliteit moesten doen.

Aanklachten van Van Essen tegen pijpmakers, die na de toekenning zijn exportmerken bleven zetten, heb ik niet teruggevonden. De fabrikanten die gedupeerd waren, hebben kennelijk gekozen voor stopzetting van de produktie op het toegekende merk. Om nieuwe gevallen van benadeling door toekenning van een merk te voorkomen, opperden de commissarissen het idee om de aanvraag van merken op het gemeentehuis aan te plakken of dit in de stadscourant bekend te maken. Hierdoor zou de mogelijkheid geschapen worden, dat belanghebbenden kunnen protesteren tegen een gevraagde toekenning, voordat deze van hogerhand officieel bevestigd wordt. Het geringe gezag van de commissarissen was er de oorzaak van dat deze wijze raad niet opgevolgd werd.

03-06.488  ger-ketelstempel-keevil-1
Afb. 3a. APM 6.488
03-06.488  ger-ketelstempel-keevil-3
Afb. 3b. APM 6.488
03-06.488  ger-ketelstempel-keevil-4
Afb. 3c. APM 6.488

Dat er ondanks het gemis aan gezag wel voorrechten voor de bestuurders van de pijpennijverheid bestonden, bleek enkele jaren later. Op 19 april 1878 diende de eerder gemelde heer C.J.C. Prince, handelend onder de firmanaam Jan Prince & Comp., een verzoek in bij het gemeentebestuur en de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Gouda. Zijn schrijven betreft het verzoek tot het mogen plaatsen van het merk de "Z" in de cirkel. De commissarissen van het gewezen gilde doen zijn verzoekschrift vergezeld gaan van een goedkeuringsbrief. De bestuursleden, waarvan Prince er een was, verklaren bij deze aanvraag, dat alle pijpmerken thans in gebruik zijn en dat daarom een nieuw ontwerp geregistreerd kan worden. Na zorgvuldige vergelijking bepaalden de commissarissen dat dit merk geen overeenkomst vertoont met bestaande merken, noch dat het nieuw aan te vragen merk ooit vroeger in gebruik geweest is. Wat er over het uiterlijk van het nieuwe merk geschreven wordt, is inderdaad juist, maar door het teruggelopen aantal pijpmakerijen is er een aanzienlijk aantal merken vacant, waaruit Prince had kunnen kiezen. Voor het eerst sinds ruim een eeuw wordt dan een nieuw pijpmerk ingeschreven, terwijl eerder ingediende verzoeken tot het plaatsen van nieuwe merken door de commissarissen steeds van de hand gewezen werden. Nu echter een van de medebestuursleden dit verzoekt, wordt hierin toegestemd.

In de aanvraag is nog een interessante clausule opgenomen. Kort voor het verzoek van Prince werd door de rechtbank te Rotterdam een pijpenfabrikant vrijgesproken, die een merk van een andere fabrikant op zijn pijpen geplaatst had. Deze fabrikant werd vrijgesproken, daar hij dit merk niet op de hiel van de pijp gedrukt had, maar op de ketel plaatste. Hierdoor viel de aanklacht buiten de eerder gemelde wet van 1818, die slechts de traditionele merken op de hiel beschermde. Gestimuleerd door deze vrijspraak verzoekt de firma Prince tevens bescherming van het aangevraagde merk op de voorzijde van de ketel. Deze clausule was van belang daar het betreffende merk voor exportpijpen bestemd was en gezet werd op verzoek van de klanten in het buitenland. Wat van Van Essen in 1870 en 1875 niet werd geaccepteerd, werd door de firma Jan Prince & Co. drie jaar later wel gedeeltelijk gerealiseerd. Het merk de "Z" in ovaal is namelijk een exportmerk, dat op verzoek van een bepaalde klant op de voorzijde van de ketel werd gedrukt.

Wederom door een gelukkig toeval bleef ook van dit merkteken een stempeltje bewaard. Ook hier betreft het een eenzijdig afgeplat klosje, waaraan een koperen plaatje met de gravering van het merk tegen een geruwde achtergrond (afb. 3). Drie jaar later, op 22 juni 1881, wordt het merk de "Z" officieel geregistreerd en deze wettelijke deponering wordt op 15 juli 1881 in de Staatscourant afgekondigd. Vanaf het moment waarop deponeringen nationaal geregistreerd worden, vervalt de oude administratie via de gemeentekaart en 's lands merkenlegger. Fabrikanten die over een merk willen beschikken kunnen dit bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken aanvragen en bij de toekenning is de vormgeving niet meer gebonden aan het traditionele uiterlijk van het hielmerkstempel. Het belang van het exportmerk is dan al verminderd; behalve de firma Prince laat geen der pijpenfabrikanten na 1880 nog een exportmerk deponeren.

 

© Don Duco, Pijpenkabinet Leiden, 1982.

 

Afbeeldingen

  1. Merkstempel met op[schrift “HOME RULE”. Gouda, firma P. van der Want Gzn., 1865-1880.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 6.488
  2. Tabakspijp met op de ketel merk “HOME RULE”. Gouda, firma P. & W.F.C. van Essen, 1875-1890.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 4.385a
  3. Merkstempel met letter Z in liggende ovaal. Gouda, firma Jan Prince & Cie., 1875-1885.
    Leiden, collectie Pijpenkabinet Pk 845

 

Bronnen

Don Duco: Verzameling aantekeningen over de Goudse pijpennijverheid en haar historie, 1976 e.v.: 7.1.1870, 28.9.1875, 4.10.1875, 9.10.1875, 15.10.1875, 21.10.1875, 27.10.1875, 30.10.1875, 26.11.1875, 29.4.1878. 9.5.1878, 22.6.1878 en 15.7.1881.