Een Zeeuwse tabakspijp

Auteur:
D.H. Duco

Jaar van uitgave:
1998

Uitgever:
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Tijdschrift:
Nehalennia

Beschrijving:
Toelichting op een zeventiende eeuwse gemerkte kleipijp met dubbelconisch model in de Zeeuwse stijl.

De kennis rond historische voorwerpen is de afgelopen tientallen jaren door toedoen van de stadsarcheologie gigantisch verdiept. Het is nog niet zo lang geleden dat er gesproken werd van Delfts aardewerk zodra het blauw beschilderde faience betrof. Daarmee duidde men op aardewerk, waarvan verwacht werd dat het in Delft zou zijn vervaardigd. Inmiddels weten we dat blauw beschilderd aardewerk in talloze steden van de Republiek gemaakt is. Het predikaat Goudse pijpen is een ander begrip, dat lang gehanteerd is als typeaanduiding en gemakshalve als herkomstplaats voor het product.

Sedert de verschijning van "De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren",[1] is duidelijk dat de Goudse pijp in meer dan dertig Nederlandse plaatsen is vervaardigd. Die inventarisatie staat nog maar aan het begin. De komende jaren zullen in Nederland en daarbuiten nog talloze werkplaatsen van "Goudse" pijpen aan het licht komen, hetzij door een toevallige vondst bij graafwerkzaamheden, hetzij door een archivalische toevalstreffer.

01-15.028-dubbelconisch-pk-leliesteel-1
Afb. 1a. APM 15.028

Met de Zeeuwse geschiedenis van de pijp is het tot heden toe treurig gesteld. Slechts twee werkplaatsen konden uit bronnen worden genoteerd;[2] realia waren tot op heden onbekend. Door een gelukkig toeval kwam recentelijk een pijp in onze collectie terecht,[3] die als eerste Zeeuwse product mag worden aangemerkt (afb. 1).

Het gaat om een traditionele kleipijp van het zogenaamde dubbelconische type, een model dat rond 1630 werd ontwikkeld en dat tot circa 1670 in de mode bleef. Dit type kleipijp werd indertijd in twee kwaliteiten geleverd. De eenvoudige goedkope soort kenmerkt zich door simpele afwerking en hierbij is geen makersmerk of versiering aangebracht. Deze zogenaamde grove pijpen zijn zelden aan een productieplaats en nog minder vaak aan een maker toe te schrijven.

De betere kwaliteit pijp geeft meer mogelijkheden tot dateren en nauwgezet determineren. Voor de kwaliteitspijp vroeg de pijpenmaker de hoogste prijs maar leverde daarvoor ook een overeenkomstig grotere arbeidsinzet. Deze zogenaamde fijne pijpen zijn na het afwerken met een agaatsteen gepolijst en kregen door deze nabehandeling een fraai glanzend oppervlak. Bovendien draagt de fijne soort op de hiel, het uitstekende voetje onderaan de pijpenkop, een gestempeld makersmerk.

02-15.028-dubbelconisch-pk-leliesteel-2
Afb. 1b. APM 15.028
03-15.028-dubbelconisch-pk-leliesteel-3
Afb. 1c. APM 15.028
04-15.028-dubbelconisch-pk-leliesteel-4
Afb. 1d. APM 15.028

De hier besproken aanwinst behoort tot die betere, verdienstelijke kwaliteit en is om meerdere redenen interessant. Ten eerste vertoont het product alle kenmerken van toonaangevende producten uit het tijdvak rond 1650. In die tijd bepaalden de grotere bedrijven in Amsterdam en met name in Gouda de stijl van de beste soort pijp. Naast de gemelde dubbelconische vorm en het gestempelde hielmerk behoort hiertoe ook de steelversiering. Deze versiering werd op het zwaartepunt van de pijpensteel aangebracht, op die plaats waar de pijp het beste in de hand ligt. Zij bestond rond 1650 uit een aantal ruitvormige stempels, gevuld met een lelie of ander motief. Tussen deze stempels plaatste men wel een radering, een kartelrandje dat rond de steel liep. Deze kenmerken zijn op de betreffende pijp terug te vinden. Dankzij de plaatsing van de zogenaamde zwaartepuntdecoratie kunnen we nu vaststellen dat de steellengte ongeveer 25 centimeter moet zijn geweest.

Naast de overeenkomst in kwaliteit en decoratie vertoont de Zeeuwse versie ook verschillen met de gangbare kleipijp. Zo is de vorm van de ketel, de pijpenkop zelf, afwijkend. Dit dubbelconische model verschilt per stad en in centra als Amsterdam en Gouda was zij het meest verfijnd. Onze Zeeuwse pijp volgt weliswaar het modieuze model na, doch is lomper en vooral groter. De ketelinhoud - in die periode nog klein aangezien de tabak schaars en vooral zeer zwaar was - overtreft die van de tegenhangers uit de provincie Holland. Zij heeft het formaat van een dikkop, een pijp met grote ketel, die slechts uit weinig werkplaatsen bekend is.

Wat deze gemerkte pijp van de fijne kwaliteit nou zo vermeldenswaardig maakt is, dat zij illustreert dat de Zeeuwse pijpennijverheid in de zeventiende eeuw zich sterk op de Hollandse inspireerde. Daarnaast werd er echter ook een eigen stijl ontwikkeld, waarvan alleen de ketelvorm en de inhoud getuigen. Dat beide afwijken van de Hollandse standaard is niet verwonderlijk. Het pijpenmakersgereedschap werd door een Zeeuw gemaakt, die een knap staaltje vakmanschap leverde, maar er toch zijn persoonlijke invulling aan geeft. Zijn werk verraadt alleszins perfectie, maar daarnaast toch verschil in detail.

Naast productiekenmerken vertonen kleipijpen ook dikwijls sporen van gebruik, immers het branden van tabak in de ketel laat een bruinzwarte roetverkleuring achter. Bij dit product is dat niet het geval. De kleipijp lijkt voor het gebruik te zijn gesneuveld en vervolgens te zijn weggeworpen. Hoewel de vondst van productie- of handelsafval vaak gekenmerkt wordt door ongerookte pijpfragmenten, moeten we in dit geval voorzichtig zijn. Het gaat om een losse vondst en dan is deze conclusie wel erg voorbarig.

Helaas is het niet mogelijk het hielmerk, de initialen KP, aan een maker te koppelen. Er zijn slechts twee namen van Zeeuwse pijpenmakers bekend, waarvan de letters niet overeenstemmen met de betreffende pijp. Desalniettemin is dit product een bewijs voor een ontwikkelde pijpenmakerswerkplaats in een van de Zeeuwse plaatsen. We mogen hopen dat in de nabije toekomst meer over deze werkplaats of andere tevoorschijn komt. In dat geval kan de Zeeuwse pijpenmakerij een meer prominente plaats op de Nederlandse landkaart gaan innemen. Aangezien het Pijpenkabinet als nationaal pijpenmuseum zich met deze taak bezighoudt, zouden wij vondstmeldingen zowel uit de grond als uit het archief in dat verband bijzonder op prijs stellen.[4]

 

©  Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 1998.

05-15.028-dikkop-merk-kp
Afb. 1e. APM 15.028


Afbeelding

1.       Tabakspijp met dubbelconische ketel, hiel en rechte steel. Middelburg, 1650-1675.
          Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.028

 

Noten

[1]      D.H. Duco, De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren, Leiden, 1987.

[2]      D.H. Duco, The Clay Tobacco Pipe in the Seventeenth Century Netherlands, Oxford, 1981, p. 222. Middelburg, Isaack Willems, 1636, Jan Joossen van Son, 1685. Idem, p. 233. Tholen, zoon van Richard Dyer, 1638.

[3]      Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.028.

[4]      Pijpenkabinet, Prinsengracht 488, 1017 KH Amsterdam, 020-4211779.