Een reclame ontwerp voor Jan de Gidts

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
1983

Uitgever:
Pijpenkabinet

Tijdschrift:
Pijpelijntjes

Beschrijving:
Bespreking van een getekende reclame-uiting van de pijpenmaker Jan de Gidts uit Gouda, inclusief pijpmodellen en pijpmerken.

In de kollektie van de Stedelijke Musea te Gouda bevindt zich een ontwerptekening die een nader bekijken waard is. Het is een schets vervaardigd in opdracht van de Goudse pijpmaker Jan de Gidts (afb. 1). Het ontwerp is gemaakt voor een advertentie, affiche of uithangteken. Tekst en afbeeldingen hebben betrekking op de waar van de fabrikant: lange en korte tabakspijpen en sigarenhouders, samen met de fabrieksmerken van het betreffende bedrijf. Het uitgebreide opschrift, maarliefst zes regels, doet vermoeden dat het ontwerp eerder voor drukwerk dan voor een uithangteken bestemd was. We lezen achtereenvolgens de naam van de fabrikant en een verwijzing naar zijn merken. Verder worden twee regels aan de soorten pijpen gewijd, de kleuren en de modellen. Tot slot staat het adres vermeld.

01-pijpelijntjes-reclame-de-gidts
Afb. 1. 

Pijpmaker De Gidts begon zijn carrière als goud- en zilversmid. Door zijn huwelijk met Maria Schriek kwam hij in pijpmakerskringen terecht. Zijn vrouw was namelijk een dochter van de bekende pijpmaker Martinus Schriek. Haar broer Arie was eveneens pijpenfabrikeur en broer Cornelis staat als pottenbakker te boek; haar zuster huwde de pijpmaker Matthijs Boot. In dit milieu moest Jan de Gidts wel tot het pijpmakersvak overgehaald worden. In februari 1845 legde hij zijn proef als meester­pijpmaker af. Aangezien De Gidts niet de zoon van een pijpmaker was, moest hij de hoge inkoopsom van ƒ 36,- aan het gewezen maar nog functionerende pijpmakersgilde betalen. Hij kiest dan het lettermerk GML. In 1847 huurde hij van zijn zwager Arie Schriek het merk de gekroonde 27, dat hij als tweede merk aanneemt. Kort daarop stierf zijn zwager, maar diens weduwe zette het bedrijf voort. De verhuur van het merk de gekroonde 27 werd gecontinueerd. Later zullen de gekroonde 39 en de gekroonde 52 bij zijn merkenbestand gevoegd worden.

02-pijpelijntjes-reclame-de-gidts
Afb. 2.

In 1848 werkten in de pijpmakerij van Jan de Gidts 10 volwassenen en 3 kinderen. Zijn vrouw stierf al in 1853 en liet hem 6 minderjarige kinderen na. Hun gezamenlijke boedel wordt geschat op bijna ƒ 4.000,-, inclusief 8 huizen. De Gidts hertrouwde in 1860 met Nela Anthonia van IJzendoorn, eveneens dochter van een pijpmaker. Het bedrijf was aanvankelijk gevestigd in de Keizerstraat, maar in 1863 kocht De Gidts het pand Westhaven wijk B nr. 157, dat we ook op de onderhavige ontwerptekening vermeld vinden. Hij moest hiervoor de kapitale som van ƒ 2.400,- betalen, waartoe hij een lening afsloot van ƒ 1.800 ,-. In het pand aan de Westhaven was de pijpenwinkel gevestigd; het gezin bewoonde de bovenverdiepingen. Achter het huis stond een gebouw, waarin de pijpmakerij gehuisvest was. In het bedrijf van De Gidts zien we weinig groei. Het werknemersaantal bleef door de jaren vrij constant. In 1876 is de maximale omvang bereikt en heeft hij 18 volwassenen en 2 kinderen in dienst. Spoedig loopt dit terug en in 1880 zijn dat nog slechts 12 volwassenen en 2 kinderen.

Waarschijnlijk is de handel in pijpen de voornaamste bezigheid van De Gidts geweest. Zo is hij een van de weinige fabrikanten, die via advertenties in de kranten reclame maakte voor de détailverkoop van pijpen. In de Goudsche Courant van 4 juni 1865 lezen we de volgende advertentie:

  • De ondergeteekende maakt zijnen geëerden Begunstigers bekend, dat in zijne fabriek voorhanden zijn Lange en Korte FEESTPIJPEN met toepasselijk opschrift op de overwinning van den veldslag bij Waterloo in 1815, benevens vele soorten van Figuur- en Cigarenpijpjes.
    J. de Gidts, Pijpenfabrikant op de Westhaven, wijk B n° 157.

In oktober 1868 plaatste De Gidts het volgende bericht :

  • De ondergeteekende berigt zijnen geëerden begunstigers dat hij, behalve de gewone soorten, ruim voorzien is van Fantasie-pijpen, doorrookers. photo­graphie- en sigaarpijpjes.
    J. de Gidts, Pijpenfabrikant.

Beide advertenties wijzen op het belang van zijn pijpenwinkel voor de Goudse bevolking. Hoewel de andere pijpmakerijen ook een winkel hadden, kwam klantenwerving via advertenties bijna niet voor. De tekst van de laatste advertentie komt sterk overeen met het opschrift van het hierbij afgebeelde reclameontwerp. Gezien het assortiment van de aangeboden pijpen moeten beiden uit dezelfde periode zijn, zo tussen 1865 en 1880. Een meer precieze datering is niet te geven. Het is niet bekend of dit ontwerp ooit in druk is uitgevoerd.

Na 1885 liep de produktie in het bedrijf van De Gidts terug. Toen in 1887 pijpenorders uit Rio de Janeiro kwamen, stelde De Gidts geen belang hierin. Zijn bedrijf blijft bovendien achter in de mechanisatie; stoomwerktuigen worden bij hem niet geplaatst. In 1888 werkten er nog 6 volwassenen en 2 kinderen en in 1893 was dit teruggelopen tot slechts 4 volwassenen. Een jaar later, in 1894, stierf Jan de Gidts. Zijn bedrijf werd toen opgeheven en zijn weduwe verkocht het gereedschap aan de firma Jan Prince en Cie te Gouda.

Het is niet geheel terecht dat het bedrijf van Jan de Gidts tot de fabrieken werd gerekend. In het jaarlijkse overzicht van de fabrieken krijgt hij weliswaar steeds een naamsvermelding, alhoewel zijn bedrijf gemiddeld maar 15 man personeel telde. De zelfstandig werkende pijpmakers, met een gemiddeld personeelsbestand van 9, werden in genoemde staat niet bij naam genoemd. De reden voor zijn vermelding is, dat De Gidts jarenlang voorzitter was van de "Commissie van Bestuur over de Pijpenhandel en de Pijpen­ fabrieken". Al kon zijn bedrijf qua grootte misschien niet als een fabriek worden aangemerkt, zijn aanzien als bestuurder van wat eens het gilde der pijpmakers was, bezorgde hem de naamsvermelding.

Als bestuurder wijdde hij tientallen jaren lang zijn beste krachten aan het gewezen gilde. Uit de notulen blijkt zijn voortdurende betrokkenheid bij en vooral zijn inzet voor het welzijn van de pijpennijverheid. Het is niet verwonderlijk dat Jan de Gidts bij zijn overlijden een officiële gildebegrafenis kreeg. Half oktober 1894 werd hij naar zijn laatste rustplaats gebracht. Zijn lijkkist was gedekt met het gildekleed, waarop geheel volgens de traditie de zilveren schilden van het pijpmakersgilde prijkten. Voor deze gelegenheid werden de schilden, die bij het Stedelijk Museum van Oudheden in bewaring waren gegeven, teruggevraagd. In de stoet reden de vier overgebleven commissarissen mee en ook de gildeknaap was aanwezig. Het was een plechtige stoet, geheel overeenkomstig de wens van de overledene. Het zal trouwens de laatste plechtige gildebegrafenis zijn geweest. Een tiental jaren later werd de vereniging voor pijpenfabrikanten opgeheven. Nog slechts enkele fabrieken en een tweetal pijpmakersbazen zijn dan nog in Gouda werkzaam.

 

© Don Duco, Pijpenkabinet, Leiden, 1983

 

Bronnen

Aantekeningen betreffende de Goudse pijpmakers in het Pijpenkabinet.