Een Bali-pijp uit de Graslanden van Kameroen
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2020
Tijdschrift:
Tribale Kunst
Beschrijving:
Bespreking van een tabakspijp van een zittende figuur door de Graslanders van Kameroen met vergelijking van soortgelijke maaksels uit de regio.
De Graslanden van Kameroen staan bekend om een bloeiende rookcultuur. De tabakspijp heeft in de maatschappij van de Graslanders een groot belang gekregen, niet alleen als rookinstrument maar vooral als statusdrager. De vormgeving van de pijpen en de versieringsmotieven op de pijpenkoppen zijn hier verder ontwikkeld dan in de omringende landen. Vanwege het belang van de tabakspijp groeide het beroep van het pijpmaken uit tot bijzondere hoogte met als gevolg dat er geheel eigen technieken ontstonden en specifieke decoraties.
Mannenwerk
Het vervaardigen van aardewerk is in de meeste Afrikaanse landen een taak voor de vrouwen. In Kameroen bestaat hierop een uitzondering, want het maken van versierde pijpenkoppen wordt zo belangrijk gevonden dat de mannen dit produceren. Dat gebeurt niet door boetseren van de pijpenkoppen uit een kneedbare klei, maar door het snijden van het voorwerp uit een blok taaie klei. In feite sculptureren de pottenbakkers het product zoals de beeldhouwer dat doet bij het hakken van een steensculptuur. Deze manier van werken levert een specifieke vormgeving op met scherpe snijranden en duidelijk afgebakende vlakken. Na het drogen worden de pijpen in een eenvoudig veldoventje tussen lagen olifantsgras gebakken. Daarna volgt vaak nog een schilderbeurt met een zwarte kleurstof, die de pijpen het aantrekkelijke koolzwarte uiterlijk geven.
Als decoratie voor de Graslandpijpen zijn maskerfiguren en totembeelden het meest populair. Talloze pijpenkoppen tonen langs de voorzijde van de ketel een maskerportret met uiteenlopende uitdrukkingen of een staande of zittende figuur, doorgaans getooid met een opvallende hoofdtooi. De figuren zijn weergegeven volgens een vast concept waarbij de personen ten voeten uit vooral een stereotype houding hebben. De ogen zijn doorgaans amandelvormig en zonder pupillen, de neus is breed met expliciete vleugels, tenslotte geeft de hoofdtooi de voorgestelde extra cachet. Vaak heeft deze tooi een versieringsmotief.
Frontale figuren met hoofdtooi
De tabakspijp die hier is afgebeeld vertoont alle kenmerken van de Graslandpijpen en mag dus als een representatief voorbeeld worden gezien (afb. 1). Het gaat om een betrekkelijk groot formaat totempijp van ruim twee decimeter die een staande figuur voorstelt. De techniek is zoals gebruikelijk: de voorstelling is uit één blok klei gesneden en de stijl is typerend voor de tijd van ontstaan. Bij de pijpenkop liggen traditioneel de ketel en de steel bijna evenwijdig aan elkaar en in de vlakke bodem bevindt zich een lekgat om de nicotinesappen af te voeren. Vrijwel alle aandacht gaat naar de voorgestelde figuur uit.
Het gelaat van deze pijp is ovaalvormig waarbij op de bijna afgevlakte schijfvorm twee nagenoeg ronde ogen, een neus en een paar lippen in fors reliëf te zien zijn. Omdat het voorhoofd met een verhoogde driehoekvorm wordt aangegeven, wekken de ogen de indruk je vanuit verdiepte oogkassen aan te staren. Boven het gelaat bevindt zich een boogvormige hoofdtooi versierd met drie verticale velden waarin zigzag lijnen zijn uitgesneden. Het gelaat en de hoofdtooi vragen ieder ongeveer evenveel aandacht, terwijl de rest van de voorgestelde figuur sterk gestileerd en daardoor onopvallend is gebleven. De armen lopen langs de romp en eindigen in handen die de kin aanraken. De benen zijn bijna lineair en ongeleed terwijl met verticale streepjes twee rijen tenen langs de vlakke voet van de pijpenkop worden gesuggereerd.
Anders dan bij de meeste tribale objecten kunnen we van de onderhavige gesculptureerde pijp de datering vrij nauwkeurig vaststellen en deze is betrekkelijk recent. Het object stamt namelijk uit een werkplaats die volgens betrouwbare bron aan het begin van de jaren zeventig is opgeheven. Hoewel de traditie binnen de pottenbakkerijen overheersend is, vertoont de sculptuur toch altijd tijdgebonden kenmerken. Het gaat hier om een van de laatste producten in een stijl die in die tijd nog veel is toegepast, maar die terugvoert op eerdere stijluitingen. Het ambacht van het pijpenmaken was in die periode aan het vervallen. Deze pijp representeert een kenmerkende uitwerking waarin dat verval herkenbaar is: de basiselementen van de traditie zijn nog aanwezig, doch haast bij de productie heeft deze verstrakt en gedeformeerd.
Verschillende kenmerken aan deze pijp stemmen overeen met de datering van het voorwerp in de jaren zestig. Ten eerste is dat het relatief grote formaat met een hoogte van 22 centimeter. Als gebruikspijp is deze tabakspijp te groot omdat het object te zwaar is. Daarnaast is de uitwerking van het snijwerk tamelijk grof. Wel is sprake van serieel werk dat trefzeker is uitgevoerd. De recente datering wordt ook bevestigd door de onregelmatigheden in het snijwerk die op haast wijzen en die perfectie in de weg stond. Een dergelijke sculptuur zou een generatie eerder niet zo zijn gemaakt. Daar waar vroeger bij de tabakspijpen bijvoorbeeld van een strikte symmetrie sprake was, is nu een zekere ongelijkheid in vormen ontstaan, die de balans van het voorwerp verstoort. Dat is vooral te zien aan de vorm van het gelaat en de a-symmetrische details. Zo is het gelaat ten opzichte van de romp iets te veel naar links gedraaid terwijl ook de neus naar links wijkt. Verder zijn de velden in de hoofdtooi onevenredig verdeeld. Al deze details zijn te wijten aan haastig werken en het wellicht iets te forse mes waarmee de decoratie is gesneden.
Na het snijden van de basisvorm van de pijp en de uitwerking van de hoofdfiguur komt het afwerken van het oppervlak aan de beurt. Hiervoor dienden drie verschillende stempels die in reeksen zijn ingedrukt. Het eerste stempel zou heel goed de afdruk van een schelpje kunnen zijn en is op de romp gebruikt, juist daar waar het contrast met het gelaat en de armen gewenst is. Het tweede stempel is een eenvoudig hol buisje of botje, waarmee cirkelvormen op de zijkanten van de pijpenkop zijn gestempeld, die de zone markeren die niet tot de voorgestelde figuur behoort. Vervolgens is de steel of feitelijk de manchet voor de separate houten steel met een derde stempel behandeld. Dit gebeurde geheel volgens de traditie doch nu met een fijner en minder aandachtvragend motief van aaneengeschakelde fijnmazige ruiten. Vooral deze afwerking is anders dan in de generaties ervoor. Was deze steel voorheen altijd glad en strak afgewerkt voordat deze werd bestempeld, nu is het oppervlak nog wolkig en oneffen, waarna de pijpenmaker het met het ruitenmotief heeft uitgevlakt. De steeldecoratie heeft daardoor ook een minder decoratieve functie gekregen.
Tussen rookpijp en prestigeobject
Een interessant vormgevingsdetail is dat de steel aan de achterzijde van de pijpenkop niet recht is, maar een lichte curve vertoont. Dit is een vormvariatie die bij Kameroenpijpen zelden voorkomt en ook hier wordt dus in detail van de traditie afgeweken. Wel vormt deze ronding een buitengewoon fraaie lijn met de bijbehorende houten steel die dezelfde buiging vertoont.
Vanwege zijn hoekige randen en grote formaat is dit geen tabakspijp om comfortabel in de hand te houden en gemakkelijk te roken. Anderzijds is deze pijp door het formaat ook geen zogenaamde pipe du chef, een prestigeobject dat als eigendom van een man met hoge status binnen de stam werd getoond om het aanzien van de bezitter te onderstrepen. Daarvoor is vooral de steel te kort waardoor de juiste verhouding ontbreekt. Eerder gaat het om een grote souvenir bestemd voor de reiziger die het aandurft niet voor een laffe miniatuur te kiezen, maar een serieus object van formaat als herinnering meeneemt. De Afrikaan is immers voldoende commercieel ingesteld om lokale tradities ook als souvenir te verkopen.
De pijp is bewaard gebleven compleet met zijn oorspronkelijke steel (afb. 2). Deze heeft als kern een doorboorde tak met daaromheen over tweederde van de lengte een houten klos. Deze klos, die bij de stelen met een metalen kern primair als isolatie dienst doen, heeft een prachtige ingesneden versiering in twee etages. De bovenste laat drie geometrisch gesneden stijlen zien, ontleend aan de deurposten van de Graslandhutten. Zij zijn voorzien van overlangse golvende lijnen. De onderste zone toont aan twee zijden gestileerde de kop van een olifant. Vooral hier is een buitengewoon artistiek resultaat verkregen. De onopvallende kop wordt geflankeerd door grote ellipsvormige oren, de slurf reikt tot op de grond en de slagtanden buigen zich over de slurf, samen een ovaal vormend. Stilering van de beeldelementen van de olifantskop geeft dus een prachtige repetitie van vormen.
Interessant aan de steel is de tweezijdigheid verkregen door het tweemaal toepassen van de olifantskop. Vanwege het oneven aantal deurstijlen op de bovenhelft is hier een aantrekkelijk effectverschil ontstaan tussen de ene en de andere zijde van de steel. Aan de ene kant staan twee zuiltjes waartussen zich een soort nis bevindt, aan de andere zijde domineert een enkele zuil waardoor de steel een sterkere ronding heeft gekregen. Deze onverwachte oplossing maakt het resultaat extra speels. Het snijwerk in het hout is trefzeker en mooi uitgevoerd, in feite in fors contrast met het grove snijwerk van de pijpenkop. De dieper liggende delen van de steel zijn met wat rode kleurstof ingevuld. Dit is minder kwistig gebeurd dan generaties eerder gebruikelijk was.
Decoraties op pijpen uit de Graslanden hebben vaak een diepere betekenis, iets dat ook hier het geval is. De uitgebeelde persoon met hoofdtooi wordt gezien als een voorouderfiguur. De houding van de voorgestelde met de handen aan de kin beeldt respect voor de koning uit. Tenslotte staan de olifantskoppen symbool voor d macht van de koning. Helaas is de symboolwaarde van de deurstijlen niet bekend.
Jarenlang zijn deze pijpen in de literatuur aangeduid met de benaming Bali-pijpen. Voor Nederlanders is dat een tamelijk verwarrend begrip. Onze associatie met die aanduiding gaat eerder naar de Indonesische archipel uit dan naar donker Afrika. De Balistreek in Kameroen wordt in de oude literatuur echter algemeen vermeld waarbij men naar de negentiende eeuwse stam de Bali-N’Jong verwijst, die toen nog op in de Graslanden van Kameroen leefde.[1] Tegenwoordig zou de aanduiding Grasland of beter nog een van de stammen die daar leven duidelijker zijn.
Stijlverandering door de tijd
Over de herkomst van dit voorwerp is meer bekend dan bij de meeste Afrikaanse pijpen. De onderhavige tabakspijp is in 1969 door Gert en Tine Lambregts gekocht in de streek Banso in Kameroen. De pijp is echter in Bamessing gemaakt en is een prachtig voorbeeld van een dan contemporain product, uitgevoerd in de heersende stijl. Lambregts heeft dit object jarenlang in zijn collectie etnografica gekoesterd, als een souvenir van hun bezoek aan Kameroen. Uiteindelijk ging zijn bescheiden verzameling pijpen in 1978 over naar het Amsterdam Pipe Museum (indertijd Pijpenkabinet). Daar is dit toen nog recente object voor de toekomst bewaard.
De eerste decennia stond deze pijp te boek als een recent voorbeeld van een totem figuur op een Graslandpijp. Inmiddels verstreek ruim veertig jaar. De vervaardiging van pijpen in de Graslanden is sindsdien onverminderd voortgegaan. Als rookpijp verdween zij, maar als souvenir- en handelsartikel werd de productie des te belangrijker. Marktgericht werken zorgde voor nieuwe vormen veelal gestuurd door een positieve verkoop. Daarbij wisselden historisme en moderne inventies elkaar af. Geleidelijk veranderde de stijl van deze zogenaamde Balipijpen en alleen wie deze tak van kunstnijverheid op de voet volgt, kan daarin verschillende fasen onderscheiden. Omdat de traditie een belangrijke rol speelt, bleef de basisvorm op oude verdiensten gebaseerd, maar zijn de interpretaties door de inzichten en capaciteiten van de pottenbakker steeds persoonlijk gekleurd. Gaandeweg ging deze werkwijze over in pure vervalsingen, louter gemaakt om de omzet aan toeristen en vooral handelaren te stimuleren.
Die les van de afgelopen decennia voedt mijn jarenlange studie om in de uitbeeldingen van de Graslandpijpen een chronologie aan te brengen. Dat streven is niet zozeer eigen aan etnologen, maar wel aan iemand die de ontwikkeling van de tabakspijp als gebruiksvoorwerp in kaart brengt. Het veranderende tijdsbeeld in de rookpijp is bij onderzoek naar gebruiksvoorwerpen voor mij van primair belang, de artisticiteit komt op de tweede plaats.
Om aan te duiden hoe de stijl van de figuurpijpen uit Kameroen sterk kan variëren, worden enkele andere pijpen bij dit artikel afgebeeld. Zij gaan vooraf aan de hier besproken totempijp. Het eerste exemplaar (afb. 3) is het meest terughoudend. Het betreft in feite een trechtervormige pijpenkop waarin met een grote mate van subtiliteit een zittende figuur is ingesneden. Hier blijft de decoratie binnen de conische vorm van de pijpenkop. Het is een primitief voorwerp al is de decoratie heel geraffineerd en vakbekwaam toegepast. De oervorm van de Kameroenpijp zou je kunnen zeggen. Omdat ik niet uit de eerste hand heb kunnen optekenen wanneer en waar de pijp gekocht is, blijft de datering onzeker. Meest waarschijnlijk is deze pijpenkop gemaakt tussen 1910 en 1940.
Bij het tweede voorbeeld (afb. 4) breekt de voorstelling door het geëigende cilindrische pijpmodel heen, er is sprake van een verlangen tot driedimensionaal werken. Toch is het resultaat maar gedeeltelijk geslaagd, klaarblijkelijk ontbrak het aan artistiek vermogen. Hier gaat het om sterk gestileerde geometrische details waarbij de navel, de ogen met vierkante pupillen en de rechthoekige hoofdtooi het meest in het oog springen. De symboliek van de handen aan de kin is gehandhaafd. In feite suggereren bij deze pijpenkop de verschillende beeldelementen de voorstelling al is een eenheid niet verkregen, wel een exotische impressie. De datering ligt in dezelfde periode als het voorgaande object.
Bij het laatste voorbeeld is de functie pijpenkop heel geraffineerd verpakt in een driedimensionale sculptuur (afb. 5). Daarmee heeft de figuratie zijn hoogtepunt bereikt. De uitbeelding heeft een grote mate van expressie gekregen door de subtiele ronde vormen, terwijl nog steeds van een sterke stilering sprake is. Hier heeft de totempijp zijn geometrische vorm verlaten en is een vloeiend uiterlijk ontstaan dat met prachtige trefzekere lijnen is neergezet. Om het beeldhouwkunstig effect nog te vergroten is de pijp in terracotta kleur uitgevoerd en niet gezwart. Bij dit product komen de liefde van de etnograaf voor artistiek beeldwerk en de belangstelling van de geïnteresseerde in gebruiksvoorwerpen tezamen. Het verbazen om de vormgeving heeft plaatsgemaakt voor bewondering voor de synthese tussen vorm en functie.
© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2020.
Afbeeldingen
- Gezwarte Bali-pijp uit Kameroen, opvallend zijn op de hoekige vormen. Graslanden, Bamessing, 1966-1969.
Amsterdam Pipe Museum APM 6.893
- Het zachthouten roer met twee etages gesneden symbolen van olifantenkoppen en deurposten.
Amsterdam Pipe Museum APM 6.893bis
3. Sterk trechtervormige pijpenkop met subtiel gestileerd portret. Let op de handen aan de kin. Bamileke.
Amsterdam Pipe Museum APM 8.401
- Balipijp met sterke geometrische stilering, nog altijd met de handen aan de kin.
Amsterdam Pipe Museum APM 8.385
- Zittende figuur met subtiele overwegend ronde vormen, de handen op de knieën. Bamum.
Amsterdam Pipe Museum APM 19.876
Noten
[1] Alfred Dunhill, The Pipe Book, London, 1924, p 181, fig 163. Bali fetish pipe.