De pijpen van Samuel McLardy uit Manchester
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2010
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Beschrijving:
Behandeling van de fabriekscatalogus van 1912 en een latere editie in combinatie met enkele bewaard gebleven tabakspijpen van klei en bruyère.
In mijn boek Century of Change[1] geef ik een overzicht van fabrieksassortimenten van Europese pijpenfabrieken over een periode van meer dan een eeuw. Daarin besteed ik ook aandacht aan enkele Engelse fabrieken van kleipijpen door hun modellenbestand af te beelden en nader toe te lichten. In die gemelde publicatie poneerde ik de stelling dat de Engelse werkplaatsen in de loop van de negentiende eeuw een assortiment opbouwden met een eigen smaakelement, primair gericht op gebruik in eigen land. Met die typische Engelse modellen realiseerden zij echter wel een belangrijke export naar vrijwel alle delen van het Britse Rijk en spoedig ook daarbuiten.
In dit artikel wil ik het assortiment van Samuel McLardy als een van de grotere maar minder bekende Engelse pijpenfabrieken ontrafelen en nader duiden. Dat doe ik aan de hand van de meest gezaghebbende catalogus van deze fabriek, die stamt uit circa 1912 en waarvan zich al sinds jaar en dag een origineel exemplaar in het Pijpenkabinet in Amsterdam bevindt. Dankzij deze catalogus geeft dit artikel een ijkpunt van de pijpenproductie van een Engelse pijpenfabriek op dat moment, kort voor de Eerste Wereldoorlog. Hoe belangrijk de catalogus is om de productie nader te leren kennen, blijkt wel uit de aansluiting met bewaard gebleven pijpen van dezelfde fabriek. In de inleiding die vooraf gaat aan de behandeling van het assortiment wordt het handjevol overgeleverde pijpen van McLardy besproken. Zij zijn illustratief voor het zeer beperkte deel dat van de miljoenenproductie van een pijpenfabriek bewaard bleef.
De firma McLardy
Het bedrijf van McLardy dankt zijn bestaan aan de ondernemende geest van één persoon, namelijk Samuel McLardy, geboren in 1842 te Glasgow. Hij was zoon van een tabakswinkelier die als nevenactiviteit pijpen produceerde. In het vaderlijke bedrijf moet hij het pijpenmakersvak geleerd hebben. Kort na zijn twintigste levensjaar besluit hij zich in Manchester te vestigen om daar zijn eigen bedrijf te starten. Over de geschiedenis van deze fabriek is opmerkelijk weinig bekend. Blijkens een vermelding op de catalogus wordt het bedrijf in het jaar 1865 gesticht en vervolgens moet er sprake zijn van een gestage groei. Binnen enkele decennia vindt er een massale pijpenproductie plaats. Zo weten we dat rond 1895 het bestand aan persvormen de 500 exemplaren gepasseerd was. Met die status bekleedt de fabriek een positie vergelijkbaar met de firma P. Goedewaagen & Zoon uit Gouda in dezelfde periode. Een effectief gebruik van het vormenbezit komt neer op een jaarproductie minstens vijf miljoen pijpen en daarmee is het predicaat fabriek gerechtvaardigd.
In de loop van de tijd vinden we Samuel McLardy op verschillende locaties. Vóór 1880 is dat in Miller street nummer 16 in Manchester en het is daar waar de werkplaats doorgroeit tot de omvang van een fabrieksbedrijf. In 1890 verhuist de fabriek naar Shudehill nummer 67 waar zij tot na 1910 werkzaam blijven. Op het nieuwe adres bezetten zij een imposant fabrieksgebouw dat op de kaft van de hier besproken catalogus staat afgebeeld (afb. 1). Dergelijke fabrieksillustraties moeten we wel met een korreltje zout nemen, want zij worden vaak schromelijk overdreven. Het gebouw heeft drie dubbele traveen en naast een hoge pui die plaats biedt aan toonzalen en een kantoor zijn er vier etages voor productie en opslag. Na de Eerste Wereldoorlog vinden we het hoofdkantoor van McLardy in Swan Buildings op nummer 20 van de Swan street maar daarnaast hebben zij nog verschillende werkplaatsen op andere adressen en dat gold zeker voor de pijpenmakerij. Terzijde moet worden opgemerkt dat deze wisselingen van adres geen volksverhuizing betekenden, want Miller street en Swan street liggen in elkaars verlengde terwijl Shudehill daar haaks op staat.
De succesvolle groei is aanleiding het bedrijf met professionele vertegenwoordiging uit te breiden, aanvankelijk voor de verkoop van eigen producten. Al spoedig verbreedt deze handelsfunctie zich met de doorverkoop van allerlei aanverwante goederen. Die artikelen zijn primair bestemd voor tabaksspeciaalzaken waartoe bijvoorbeeld luxe pijpen van andere materialen behoren, al dan niet in opdracht gemaakt. Met die activiteit vergroot de firma zijn marktaanbod, een fenomeen dat we rond het jaar 1900 ook bij andere fabrieken van kleipijpen zien, zoals bijvoorbeeld Gambier. Gaandeweg worden de nevenactiviteiten van McLardy verder uitgebreid en de firma wordt tevens toeleverancier voor galanteriewinkels en andere gespecialiseerde zaken. Tussen 1910 en 1925 schuift de kleipijp steeds verder naar de achtergrond om uiteindelijk binnen het bedrijf nog maar een marginale activiteit te zijn. Illustratief daarvoor is een latere fabriekscatalogus van kleipijpen met een sterk afgeslankt modellenbestand, die nog nader ter sprake komt.
De kleipijpen van McLardy
In de antiekhandel zijn de afgelopen decennia verschillende pijpen van Samuel McLardy teruggevonden. Het gaat om de kenmerkende Engelse kleipijpen uit de laat negentiende eeuw en het begin van de twintigste. De modellen variëren maar bewegen zich binnen het gamma van de Engelse kleipijp. Het gaat om korte modellen aangeduid met cutty: een typisch Engelse kleipijp met een gemiddelde formaat kop van uiteenlopend model en met een korte rechte of nauwelijks gebogen steel. Meest kenmerkend is de zogenaamde snijfilt, de ketelopening die met een mes glad is afgesneden en niet verder is afgerond zoals op het continent gebruikelijk was. Het steeleind heeft een knoop maar is soms ook zonder markering afgesneden.
De vroegste ketelvorm van de cutty heeft nog het achttiende eeuwse pijpmodel met een nauwe, wat hoge ketel (afb. 2). Dit model ligt dicht bij de zogenaamde churchwarden die eveneens slank en hoog is met de kenmerkende snijfilt en spoor, al is de steel van de churchwarden beduidend langer. Vanaf 1860 wordt dit model ingekort en als cutty geleverd. Deze pijpensoort is bestemd voor de vluchtige roker die een dan ouderwetse ongesausde tabaksmelange rookt maar die de churchwarden te lang van steel en dus onpraktisch vindt.
Een ander populair model maar meer eigentijds wordt dikwijls aangeduid met meerschaum (afb. 3). Het gaat om een billiardmodel met licht gebolde ketel, zonder hiel en voorzien van een korte rechte steel. De naam is ontleend aan vergelijkbare pijpen gemaakt van meerschuim die vanwege de prijs buiten het bereik van de kleiroker bleven. Soms refereert de afwerking met een gebrande lak aan het luxere meerschuim. Bij deze eenvoudige, goedkope pijp zien we dat de persvorm niet altijd in optimale toestand verkeerde. Het afgebeelde exemplaar heeft bijvoorbeeld een ovale ketelopening veroorzaakt door het te dikwijls aanscherpen van de vormnaden.
Een derde Engelse model is de zwaardere Irish (afb. 4) met een dikwandige ketel en plompe cilindrische hiel. Het is verwonderlijk dat een dergelijk pijpmodel populair heeft kunnen worden, want de zware uitvoering maakt het tussen de tanden roken niet prettig. Dankzij de stevig gesausde Ierse tabaksmelange die bij een hoge temperatuur moet smeulen en aan de dikke ketelwand zijn temperatuur kan afstaan, is dit in het hele Britse rijk toch een geliefd product geworden. Naast de warmteopname zorgt de porositeit van de wand ervoor dat het vrijkomende tabaksvocht goed werd geabsorbeerd. De Dublin is op dit model een veelvoorkomende variant en is wat strakker van vormgeving terwijl de hiel ontbreekt. Heel verwarrend worden beide modelnamen soms door elkaar gebruikt.
Gladde, meer modische pijpmodellen worden vanaf 1860 ook in Engeland met een zekere regelmaat gelanceerd al is het vormengamma minder uitgesproken en bovendien kleiner dan bijvoorbeeld bij de Franse bedrijven. Representatief voor een modern ontwerp is de large miner, in het Nederlands autopijp geheten (afb. 5), die kort na 1900 op de markt komt. Bij dit model is al sprake van een vinding in de zogenaamde internationale stijl: zij wordt in meerdere centra min of meer gelijktijdig gelanceerd waardoor het onduidelijk is waar dit ontwerp bedacht is. Getuige de Engelse naamgeving stamt het ontwerp overigens zeker niet uit Engeland. De autopijp is met zijn relatieve dikwandigheid stevig en zwaar en is vooral geschikt voor het roken van een compacte mixture.
Naast de onversierde modellen in oneindige variaties produceerde McLardy reliëfpijpen, doorgaans met eenvoudige versiering. Twee bewaard gebleven voorbeelden worden hier besproken. De zogenaamde thorn pipe heeft op de ketel en de steelaanzet een reliëf van puntige uitsteeksels, afgeleid van de dorens van een plant (afb. 6). Het is een functioneel motief dat vanwege de uitsteeksels een betere grip op de pijp geeft. Deze versiering is op het Europese vasteland nauwelijks populair geworden, maar is in Engeland in tientallen uitvoeringen gemaakt. Kenmerkende toevoeging bij het hier afgebeelde model is de geribde bal die door een voetbalschoen tegen de ketel wordt gehouden, eveneens een geliefd versieringsmotief in Engeland.
Tenslotte is een uitbundiger versierde pijp aan de sport gewijd en laat op de ketel links drie voetballers zien en rechts drie rugby spelers, gescheiden door een kam op beide ketelnaden (afb. 7). Aan de onderzijde is weer het motief met de voetbalschoen en de geribde voetbal aangebracht. De steel toont aan weerszijden overlangs een intaglio met "RD. NO. 241693", dat verwijst naar de registratie van dit ontwerp in 1894. De pijp is afgewerkt met gele lak refererend aan meerschuim, terwijl het steeleind van rode verf is voorzien, een reminiscentie aan de Engelse lakpunt. Overigens gaat het hier niet om een standaardformaat kleipijp maar om een extra grote uitvoering, bekend onder de naam giant of cadger, ook een typische Engelse vinding. Deze pijp heeft tenslotte nog een ander kenmerk: bij de ketelopening is met een inktstempel de tekst "A PRESENT FROM SKEGNESS" aangebracht wat duidt op de verkoop als souvenir.
De hier afgebeelde zes pijpen zijn een magere oogst van ruim dertig jaar speuren in de antiekhandel. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de ongemerkte pijpen van McLardy niet determinabel zijn, waardoor zij in deze bespreking buiten beeld blijven. Toch zijn de zes modellen representatief voor de Engelse gesteelde pijp uit de tijd rond het jaar 1900. Wij zullen zien dat zij aansluiten bij het assortiment uit de te bespreken catalogus van McLardy. De fabriekscatalogus van 1912, die in dit artikel centraal staat, laat de hier beschreven pijpmodellen zien in combinatie met veel andere ontwerpen binnen een vast uitgangspunt van vormgeven, eigen aan de Engelse pijpenfabrieken.
Catalogus en indeling
De modellencatalogus van McLardy is een fraai boekje van een formaat dat in die periode door veel meer fabrieken als handelscatalogus werd gebruikt. Het gaat om een volwassen catalogus op kleine schaal (24 x 15,5 cm), niet zozeer bedoeld om bij de vertegenwoordiging weg te geven maar vooral geschikt om over de post aan klanten toe te zenden. Ook het papier bevestigt deze wijze van gebruik: het is gewalst en flinterdun al is het wel van een mooie kwaliteit. Gezien het handzame formaat is het nodig de producten verkleind af te beelden, doch blijkbaar vormde dat voor de klant in spé geen belemmering. In de groen getinte omslag zijn 32 pagina's samengebonden die in een vast ritme lijntekeningen van de producten laten zien. De pijpen zijn onderscheidenlijk gemaakt door een modelnummer dat voor de klant als referentie diende bij bestelling.
Bij bestudering van de catalogus blijkt deze te zijn opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel toont het assortiment kleipijpen zoals dat er circa 1895 uit zag. Blijkbaar is de oude catalogus ongewijzigd herdrukt. De pagina's tonen rijen met typisch Engelse pijpmodellen die nog nader ter sprake zullen komen. De tweede afdeling is in feite het eerste supplement en toont de modellen die tussen 1895 en circa 1908 werden gelanceerd. De korte sectie die daarna volgt laat de Latest Designs zien, het recentste deel van de collectie. De opzet in drie afdelingen mag dan wat gemakzuchtig overkomen, voor ons is die indeling van groot belang omdat zij een periodisering aan de kleipijp geeft, iets dat we aan een fabriekscatalogus lang niet altijd kunnen aflezen.
Van de afgebeelde pijpmodellen is de reeds besproken cutty in die periode het meest algemeen. Van de onversierde cutty worden maarliefst honderd modellen afgebeeld, doorgaans met een ketelmodel in de kromkop soort. In welke mate zo'n grote modellenvariatie ook economisch rendabel was, blijft de vraagt maar zeker is dat het leeuwendeel van de productie uit dit soort werk bestond en daarvan getuigen ook de bewaard gebleven pijpen die hiervoor besproken zijn.
De binnenzijde van de cataloguskaft vermeldt een Notice waarin wordt toegelicht dat sommige afbeeldingen met een asterisk gemerkt zijn. Die modellen worden door de fabrikant niet op voorraad gehouden maar zijn slechts leverbaar op bestelling van minimaal tien gros per model. Met die markering kan de fabrikant de productie naar de meest actuele pijpen sturen die vaak ook het makkelijkst maakbaar zijn. Mocht een klant toch een ander model wensen, dan biedt de fabrikant die mogelijkheid met de genoemde minimumafname als drempel.
De bestelling van een speciaal model bij niet minder dan tien gros is in de pijpenmakerij overigens gebruikelijk. De arbeiders werkten op stukloon en wanneer een werknemer van persvorm wisselde, moest deze zich opnieuw inwerken waardoor er van tijdverlies sprake was. Ter compensatie kreeg hij zogenaamde instelkosten uitbetaald. De eerste tien gros werden dus beter betaald en die tijdsinvestering kwam ten laste van de afnemer.
Het analyseren van de modellen met een asterisk levert overigens geen interessant inzicht op in het verschuivende modepatroon van die tijd. Sterker nog, er zou wel eens sprake kunnen zijn van een heel ander verschijnsel. De met een ster genoteerde modellen waren minder populaire pijpen die op de nominatie stonden het actuele assortiment te verlaten. Dat moment viel vaak samen met het tijdstip waarop de persvorm door slijtage moest worden afgedankt. Door nu extra instelkosten te berekenen verhoogde de fabrikant de drempel tot bestellen en bleef de verkoop uit waardoor men de persvorm niet hoefde te vervangen.
Bij de slijtage van persvormen voor de courante, goed verkopende modellen werd overigens overgegaan tot reproductie van de mal. Voor de best lopende soorten werden de persvormen soms zelfs bij aantal tegelijk besteld. In de met een ster genoteerde tekeningen valt dus mogelijk geen specifieke, ouderwetse lijn te herkennen, doch gaat het slechts om versleten persvormen waarvan de verkoop terug liep. Over het algemeen betreft dat eenvoudige gladde modellen in de kromkopsoort. Verder zien we enkele pijpen met een reliëfversiering zoals een houtnerfmodel. Weinig modellen zijn bewijsbaar tijdgebonden en worden afgevoerd vanwege hun verlies aan actualiteit. Illustratief daarvoor is het portret van sir Garnet Wolseley, die rond 1895 een kortstondige populariteit beleefde om daarna in de vergetelheid te raken.
In totaal staan in de catalogus 60 exemplaren met een ster genoteerd, ongelijk over de pagina's verdeeld, tussen de 1 en 3 modellen per bladzijde. Een recordpagina toont acht pijpen met een ster. De met een asterisk gemerkte afbeeldingen betreffen overigens bijna twintig procent van het assortiment. Het handhaven van deze afbeeldingen in de catalogus was van belang om met een grotere omvang van het assortiment bij de afnemers meer indruk te maken.
Engelse modellen versus Schotse en Ierse
Opvallend in de catalogus van McLardy zijn de modelsoorten die plaatsnamen dragen zoals Dublin en Cork. Zij tonen een sterk Ierse invloed in de modelontwikkeling van de wat wij noemen Engelse kleipijp. Een bijzondere vormsoort is de Limerick cutty, Ierser kan het niet! Dergelijke benamingen laten zien hoe belangrijk de Ierse modellijn was. Dat ligt in eerste instantie aan de Ierse wijze van roken met de populaire plug tabak, die compact is en moeilijk brandt maar goed aansluit bij het Ierse klimaat. In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde zich daarvoor een specifiek pijpmodel, zwaarder dan de pijp die op het Europese vasteland werd gerookt. Een tweede reden voor de Ierse dominantie is de invloed van de gezaghebbende pijpengrossier Edward Keevil uit Dublin. Hij realiseerde een geweldige export van pijpen met Ierse modellen naar de Verenigde Staten.[2] In zijn beste jaren had Keevil zelfs een handelskantoor in Londen en plaatste hij zijn mega-orders bij de pijpenfabrieken aldaar. Dat zal zeker tot vormbeïnvloeding hebben geleid.
Merkwaardig is het dat de Engelse-Schotse-Ierse modellen nauwelijks enige vorminvloed van de pijpmodellen van het Europese vasteland vertonen. Dat bewijst de geïsoleerde positie van de pijpennijverheid op de Britse eilanden waarvan altijd sprake is geweest. Omdat het Engelse model dankzij de op gang gekomen internationale handel in pijpen snel populariteit wint als exportartikel zal deze stijl uit Groot-Brittannië echter wel in de Europese landen worden nagevolgd. De Franse firma Gambier vertoont bijvoorbeeld in haar catalogi de Engelse cutty in verschillende vormsoorten, zij het dat deze pijpen wel op z'n Frans zijn afgewerkt. Zelfs de Engelse benamingen worden overgenomen zoals meerschaum en plug.
De simpelste pijp uit het assortiment van McLardy is de army, een benaming die staat voor een recht toe recht aan model pijp zonder decoratie. Qua status en prijs ligt deze nog onder de al eerder besproken meerschaum (vgl. afb. 3). De army is de goedkoopste pijp uit het assortiment en wijst op het gebruik in het leger waar zij vaak bij wijze van rantsoen samen met de tabak verstrekt werd. De workman is een tweede soort, iets luxer en bedoeld voor de eenvoudige arbeider. Soms is het mondstuk van deze pijp met glazuur of lak aangezet. Voor de meer bewerkelijke, beter ogende soorten hanteert de fabrikant gevarieerde prijzen, waarmee tevens de exclusiviteit van sommige modellen wordt benadrukt. De lokkertjes werden tegen een sterk concurrerende prijs geadverteerd maar bij verkoop werd de aandacht vooral naar de winstmakers gestuurd en dat waren doorgaans de luxe pijpen.
Een typisch Engelse product is de cadger, de pijp met de reuzenketel die al bij de bewaard gebleven pijpen ter sprake kwam (vgl. afb. 7). Het is niet alleen een curiosum maar ook een heuse rookpijp die met de bijnaam four hours smoking pipe goed is voor een genotvolle rookavond. Qua formaat past deze pijp perfect bij de oversized pint die in de Engelse pub standaard was. Van deze giants levert McLardy vier uiteenlopende modellen. De cup-tie als bijna onversierd, dezelfde met de sporters op de ketel, een pijp met het expositiegebouw van de nijverheidstentoonstelling in Manchester en tenslotte de portretkop van een neger. De zeer bekende kop van Father Christmas die in Londen algemeen was, wordt door McLardy blijkbaar niet gemaakt.
De langgesteelde pijp, de reeds gemelde churchwarden, is nooit de specialiteit van de Engelse fabrieken geweest. Wanneer die pijp geproduceerd werd, ging het altijd om pijpen met een licht gebogen steel, aanvankelijk met een lengte van 16 inch. Later sprak men al van een churchwarden wanneer de steel slechts 9 inch lengte had. De licht gebogen stelen passen goed in het Engelse modebeeld doch dit fenomeen was vooral bepaald door een technische beperking. De Engelse bedrijven kregen nooit de productie discipline die de Goudse en Franse fabrieken kenmerkte. De Engelse kleisamenstelling was minder geschikt terwijl de wijze van drogen en de manier van bakken te vrijblijvend was om volmaakt rechte pijpen te kunnen maken. Om die reden koos men noodgedwongen voor lichtgebogen modellen omdat bij een gebogen pijpmodel het kromtrekken van de steel minder in het oog sprong. Overigens, de langste producten die McLardy in zijn catalogus illustreert zijn de straws met een steellengte van maximaal 25 inches en die maat ligt ruim boven de Engelse norm en zelfs dicht bij de Goudse maatpijp. De techniek liet de productie van lange pijpen dus wel toe maar de uitdaging ertoe ontbrak.
De Franse mode
Opmerkelijk is dat in het assortiment van McLardy de verfijnde Franse figuurpijp met zijn karaktervolle decoratie nauwelijks vertegenwoordigd is. Het navolgen van Franse voorbeelden lag technisch gezien zeker wel in de mogelijkheden van de Engelse bedrijven, maar blijkbaar was hiervoor onvoldoende belangstelling. Debet daaraan is vooral de ontwerpgedachte. De grote Franse bedrijven werden geleid door een elite die in Parijs vertoefde en daar van het politieke, sociale en culturele leven op de hoogte was. Zij voelden de actualiteit die bij het publiek in de grote stad leefde en vertaalden die in hun product. De Engelse ondernemers misten de aansluiting met de maatschappelijk georiënteerde en geëngageerde roker waardoor de prikkel voor deze groep te produceren uitbleef.
Eigen figurale ontwerpen met een artistieke uitstraling zien we in de McLardy catalogus dus niet. Zelfs wanneer modellen gepatenteerd worden, is er geen sprake van een vormgevingsverdienste uit eigen koker, maar gaat het om een algemeen modeaspect dat vastlegging in de vorm van modelbescherming nauwelijks rechtvaardigde. Binnen het assortiment zien we dus overwegend eenvoudige reliëfdecoraties terwijl de figurale loot nagenoeg ontbreekt. Uitzondering vormt een enkel ontwerp dat voor de Franse makers te specifiek was om in hun assortiment te voeren omdat zij de actualiteitswaarde voor het Engelse koninkrijk niet voorvoelden. De pijp met de portretkop van Wolseley die al ter sprake kwam is daarvoor exemplarisch.
Wel zien we een duidelijke Franse inspiratie doordat algemene ontwerpen regelrecht van Franse fabrieken gekopieerd worden: een kip, een nar, een op Molé gelijkende persoon, de Tiroler man en tsaar Alexander II. Het betreft Franse figurale producten met een gematigd voorkomen die een zekere eeuwigheidswaarde bezitten. De uitbeeldingen als Molé en Alexander II werden al in de jaren 1860 geïntroduceerd en blijken een generatie later dus verworden te zijn tot algemene karakterkoppen. Weinig Engelse rokers zullen geweten hebben dat het heuse persoonsportretten waren met een maatschappelijke of politieke achtergrond.
Ook bij de manchetpijpen wordt de kenmerkende actualiteitswaarde van de Franse kleipijp in Engeland niet benut, zeker niet bij McLardy. De in Frankrijk bijzonder populaire portretkop is in de catalogus van McLardy slechts met drie voorbeelden vertegenwoordigd. Twee portretkoppen zijn algemene, anonieme uitbeeldingen namelijk een negerhoofd en een damesportret doch wat later wordt hieraan een actuele figuurpijp met het borstbeeld van koning Edward VII (model 393) toegevoegd. In alle drie de gevallen betreft het niet een manchetpijp, maar een pijpenkop voorzien van een montage met een metalen busje, in twee gevallen over een verdikt manchetvormig steeleind.
Het uitblijven van figurale ontwerpen zien we overigens ook bij andere Engelse fabrieken waar massaproductie centraal stond. Uitzondering vormt concurrent Charles Crop & Sons uit Londen, waar getuige de patenten wel geregeld figurale voorstellingen werden gerealiseerd. Uiteraard kwam die inspiratie voort uit de meer mondaine klantenkring in de stad Londen, een categorie afnemers die in Manchester en op de exportmarkt ontbrak. Dat strookt overigens met het gegeven dat een bedrijf als McLardy zich vooral op verkoop bij grote partijen richtte en niet op een specifieke en vooral tijdelijke marktvraag van een kleine kring rokers.
De figurale pijp is in Engeland overigens zeker wel populair geweest. Zij werd in ruime mate uit Frankrijk geïmporteerd en verspreid door Engelse vertegenwoordigers. De Engelse pijpenmakerijen waagden zich echter niet aan de imitatie van de verfijnde Franse producten omdat zij zich realiseerden dat de artisticiteit buiten hun bereik lag. Rond het jaar 1900 sloten veel vertegenwoordigers van Franse fabrieken overigens hun deuren omdat de vraag naar figuurpijpen vrij plotseling afnam. Toch betekende die economische verschuiving nauwelijks een verandering in het assortiment van de Engelse bedrijven.
In de catalogus van McLardy worden wel eenvoudige manchetpijpen afgebeeld en zelfs niet minder dan twaalf exemplaren. Eén gematigde figuratie domineert daarbij en die scoort nergens beter dan in Engeland. Het is de vogelklauw die in Engeland een geheel eigen vormgeving krijgt gekenmerkt door een sterk gestileerde, overdreven geometrische uitwerking. Aanvankelijk wordt dit decor vooral als steelpijp gebracht, maar haar grote populariteit krijgt zij als manchetpijp. Van de serie manchetkoppen uit de McLardy catalogus zijn maarliefst zes modellen van een dergelijke klauwdecoratie voorzien!
Gemonteerd goed en novelties
De Franse manchetpijp wordt rond 1890 de katalysator voor gemonteerde pijpen met een metalen verbindingsbandje, de zogenaamde insteekpijp. Tamelijk onverwacht valt McLardy in dat genre wel op met een uitgebreid assortiment dat in veel gevallen zelfs de Franse assortimenten overtreft. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat de vertegenwoordiging van het Franse product in die periode afneemt en de levering geleidelijk door de Engelse bedrijven wordt overgenomen. Een tweede reden is de grote populariteit van de bruyèrepijp in Engeland die veel vaker met een metalen bandje werd afgemonteerd. De serie begint met omgebouwde manchetpijpen maar al gauw worden hieraan nieuwe ontwerpen toegevoegd die sterker op de houtmodellen gebaseerd zijn. De gemonteerde pijp wordt in twee soorten geleverd, die met een eenvoudig cilinderbandje en de wat plompere uitvoering met een zwaarder afgerond busjes met een beduidend grotere diameter waarin een klemroer schuift. Beide afwerkingen worden in die tijd gezien als een frisse, moderne montage met een behoorlijke stabiliteit.
De moderne gemonteerde insteekpijp voorzien van een metalen busje of blikje, zien we dus in ruime mate in het catalogusboekje terug. In de eerste sectie van de catalogus, het assortiment van circa 1895, zijn naast de tien reeds gemelde manchetkoppen maarliefst 14 modellen opgenomen voorzien van zo'n cilinderbusje. Het gaat vooral om gladde onversierde pijpmodellen. Tien jaar later is deze groep met 17 nieuwe exemplaren uitgebreid om in de laatste catalogus nog eens met 14 modellen gegroeid te zijn. Deze opmerkelijke toename van een bepaalde soort onderstreept de vrij plotseling populariteit van deze gemonteerde pijpen onder de Britse rokers. Op het totale modellenassortiment maken de gemonteerde pijpen met 45 exemplaren dus maarliefst twaalf procent uit.
De luxe gemonteerde soorten worden in Engeland van een speciale afwerking voorzien. De meest algemene is de cream washed pipe waarbij het oppervlak met een ivoorkleurige verf wordt afgedekt. Bij de beste soorten wordt de pijp voor het verven zelfs met schuurpapier gladgeschuurd en tweemaal behandeld. Een andere afwerking is de meerschaum wash of meerschaum finish, waarbij gele schellak wordt opgebracht zodat het eindresultaat er uit ziet als een weldoorrookte meerschuimpijp. Beide typisch Engelse afwerkingen zorgen voor een duurdere uitstraling van de kleipijp omdat zij de pijp een prachtig glanzend uiterlijk geven als ware het meerschuim. Tijdens het gebruik voelt de pijp gladder aan in de handen, terwijl zij minder snel vuil worden maar bovendien gemakkelijk schoon te maken zijn. Helaas is de verkleuring door het roken niet zo boeiend als bij de echte meerschuimpijp het geval was. Tijdens het gebruik kleurt de pijp langzaam door maar omdat de verflaag niet transparant is, wordt de pijp nooit mooi donkerbruin zoals veel rokers toen wensten. Overigens is het bijzondere aan beide afwerkingen dat zij opmerkelijk slijtvast zijn.
Vanuit de fabriek worden de pijpen per gros verkocht om per stuk hun weg naar de consument te vinden. In bijzondere gevallen worden er novelties uitgedacht om de verkoop te stimuleren. Een mooi voorbeeld daarvan is een speciale consumentverpakking van een kartonnen doosje met meerdere pijpenkoppen verpakt samen met een enkel roer (afb. 8). Het gaat om een eenvoudige onversierde tabakspijp met een hielloze beker in het genre army voorzien van een rechte insteeksteel van pararubber. Heel Engels heeft het product een snijfilt. Het is een comfortabele rookpijp passend bij de dan opkomende gewoonte om hygiënisch te roken. Rond 1900, de periode waarin de sigaret haar opkomst vierde, is het schoon roken plotseling een item geworden. Onder invloed van de sigaret wordt de diepe doorrooksmaak verruild voor de meer oppervlakkige, lichte smaak. De luxe van deze set spreekt vooral uit de montage met een zilveren busje compleet met zilverkeuren. Het bewaard gebleven doosje bevat nog vier in vloeipapier verpakte pijpenkoppen en een complete gemonteerde pijp.
Brancheverbreding van McLardy
Snelle afname van de belangstelling voor de kleipijp als rookinstrument in West-Europa kort na 1900 bracht veel traditionele pijpenfabrieken in financiële moeilijkheden. De verbreding tot handelshuis was een optie om dat probleem te ondervangen. Natuurlijk moest dat besluit wel in de aard van de ondernemer liggen om zijn aandacht van de productie naar de handel te verleggen en uiteraard paste dat beter bij een goed functionerend fabrieksbedrijf met oog voor omzet dan bij een kleine zelfstandige pijpenmakerij.
De firma Samuel McLardy heeft die verbreding tot handelshuis met succes doorgevoerd. Dat blijkt uit de vermelding op de kaft van het catalogusboekje. Aanvankelijk worden zij importeur van allerhande artikelen die in de tabaksbranche worden verkocht. Bij vertegenwoordiging van de fabriek lag het voor de hand ook gerelateerde producten te leveren, andersom konden orders voor andere producten weer leiden tot aanvullende verkoop van kleipijpen. Met de handel in aanverwante voorwerpen kon de effectiviteit van de vertegenwoordiging aanzienlijk worden verhoogd. Deze handelsactiviteiten werden ondersteund met de toen nieuwe communicatiemiddelen zoals telefoon en telegram, die beide op de kaft van de catalogus vermeld staan.
Dat de vertegenwoordiging rond 1900 zeker al importantie had bewijzen prachtige bruyèrepijpen met zilvermontage en buffelhoornen roer. De luxe van deze pijpen wordt onderstreept door de bijpassende foedraal die speciaal in opdracht van McLardy in goudpreeg afgemerkt is (afb. 9). Met dergelijke luxe artikelen verschafte de fabriek zich toegang tot de beste speciaalzaken, een werkwijze die ook voor andere firma’s niet vreemd was. De productie van dergelijke houten pijpen vond zowel in Engeland plaats als in het Franse Saint-Claude, mondiaal het centrum van de pijpenproductie. Overigens was de Engelse bruyèrenijverheid en die van Saint-Claude nauw met elkaar verweven omdat dezelfde families als investeerder optraden.
In en na de Eerste Wereldoorlog werd de handelsfunctie bij McLardy nog verder verbreed. De laatste catalogus uit de jaren 1920 vermeldt deze uitbreiding. De activiteiten van de firma zijn inmiddels onherkenbaar veranderd: zij doen dan in leerwaren en galanterieën zoals koffers, handtassen, maar ook portemonnees in krokodillenleer en kalfsleer. Deze lijn wordt al snel uitgebreid met boordendozen, schrijfdozen, schooltassen, mandjes maar ook fotolijsten, vuurschermen, ansichtenalbums en sigarettenalbums. Andere artikelen zijn klokken, schilderijen ofwel ingelijste gravures en litho's, alle soorten spiegels, speelgoed waaronder poppen en mechanisch speelgoed zoals treinen. Kortom, de grossierderij van alle denkbare industrieproducten zonder enige begrenzing. Het is vanuit dit gezichtspunt begrijpelijk dat de productie van kleipijpen steeds marginaler wordt en naar de achtergrond verschuift. Het is jammer dat we over de omvang van deze oorspronkelijke hoofdactiviteit in het geheel niet geïnformeerd zijn.
De versnelde afname in de productie van kleipijpen rond de Eerste Wereldoorlog wordt geïllustreerd door een tweede catalogus die bewaard bleef en van circa 1925 dateert (afb. 10). Deze uitgave heeft hetzelfde kleine formaat en laat een sterk afgeslankt assortiment zien dat louter uit eenvoudig maakbare pijpen bestaat. In feite is het opmerkelijk dat in de jaren 1920 nog een pijpencatalogus wordt gedrukt. Kennelijk wilde McLardy zijn naam als pijpenfabriek, ondanks de uitvoerige handelsfunctie, nog blijven onderstrepen. De trend van de tijd heeft zich echter voortgezet: de kleipijp is een verarmingsartikel geworden, waarop nog maar weinig te verdienen valt. Daar waar in 1912 nog met asterisken in de catalogus werd gewerkt om vooral een breed en diepgaand assortiment te presenteren, wordt in de twintiger jaren besloten om met een fotografisch drukwerkje de essentie van het product weer te geven. Interessant genoeg bleef samen met die catalogus ook een prijslijst behouden, die ons inzicht geeft in de prijzen van de verschillende soorten (afb. 11). Dat onderwerp kan in een latere publicatie nog eens aan bod komen.
Overigens is het bij fabrieken van kleipijpen kenmerkend dat het vormenbezit in een periode van teruglopende afzet wordt opgesleten waardoor het modellenbestand geleidelijk verder afslankt. Dat patroon van geringe investering en voortgaande teruggang kondigt een onvermijdelijke sluiting van de fabriek aan.
Positie te midden van hun concurrenten
In Engeland was Manchester als productieplaats van kleipijpen zeker van belang. Ten tijde van McLardy waren er nog twee andere gezaghebbende fabrieken gevestigd: Joseph Holland en John Pollock. Opmerkelijk genoeg bleven ook van deze twee fabrieken catalogi bewaard. Beide edities lijken verdacht veel op elkaar maar verschillen sterk met het hier behandelde boekje van McLardy. Zo zijn zij veel groter van formaat (28 x 22 cm.) en is het papier beduidend zwaarder. Het gaat eerder om het traditionele modellenboek met de afbeeldingen van pijpen op ware grootte. Het assortiment zelf wijkt echter weinig af, het is opnieuw typisch Engels. Van de catalogus van Pollock bestaat ook een editie waarbij de naam van de firma niet op de kaft wordt vermeld, zodat het modellenboek kan worden gebruikt door verkoophuizen om rechtstreeks orders van klanten op te nemen zonder dat de achterliggende toeleverancier bekend wordt.
Een snelle vergelijking tussen de assortimenten van de twee andere fabrieken in Manchester en dat van McLardy leert dat de overeenkomst buitengewoon groot is. Dat maakt het raadsel hoe deze drie sterk gelijkende bedrijven naast elkaar konden bestaan, zeker toen de markt afslankte, alleen maar groter. Vermoedelijk gold in Manchester wat ook in een centrum als Gouda en het Westerwald gebeurde: er was van samenwerking tussen de drie bedrijven sprake. Daarbij domineerde bij McLardy de vertegenwoordiging, terwijl de andere twee bedrijven zich sterker op de productie toelegden. Welke specialisatie binnen die bedrijven bestond is niet duidelijk. Zeker is dat bij de drie bedrijven onder grote prijsdruk gewerkt werd. De toen moderne communicatielijnen hadden de vrije concurrentie opengegooid waardoor de orders vaak van centrum naar centrum reisden.
Over de rangorde van de pijpenfabrieken in andere delen van de Britse eilanden rond de Eerste Wereldoorlog zijn wij op het Europese vasteland maar zeer beperkt op de hoogte. Een vergelijking met andere fabrieken kan dus niet diepgaand zijn en blijft beperkt tot het vermelden van enkele grote namen. De firma D. McDougall & Company, gesticht in 1846 en gevestigd in Glasgow, heeft aanvankelijk een sterk vergelijkbare positie als McLardy. Rond 1900 voeren zij 373 modelnummers, zo'n dertig procent minder dan McLardy maar dat zegt weinig over de productiecapaciteit van het bedrijf. Evengoed als McLardy bestaat McDougall bij gratie van het aanbod aan goedkope arbeidskrachten. Zij blijven echter een productie- en verschepingsbedrijf en begeven zich niet in de vertegenwoordiging van nevenartikelen althans voor zover bekend is. De fabriek van R. Smitheman & Co. in Broseley is een ander, wat kleiner bedrijf. In de reeds genoemde publicatie Century of Change (2004) komt het assortiment van beide bedrijven nader ter sprake.
In Londen is Charles Crop & Sons een fabriek van vergelijkbaar belang. Het is al gemeld dat zij vanwege hun vestigingsplaats hun ontwerpen sterker op een brede klantenkring richtten. Het incorporeren van de Franse manchetpijp is daarvan het beste bewijs. Overigens was ook Crop primair een productiebedrijf voor de gewone kleipijp. Voor al deze fabrieken gold dat de periode na 1900 moeizaam was door stijgende loonkosten en afnemende belangstelling voor de kleipijp door de introductie van concurrerende rookwaar en de houten pijp. Daarnaast continueerde over heel Engeland een beperkte huisnijverheid van kleipijpen die van groter belang was dan in andere West-Europese landen maar waarvan de afzet in de regio bleef. De oorzaak daarvoor lag in de reeds gemelde aard van de Engelse pijpennijverheid.
Slotwoord
De catalogus van Samuel McLardy uit ongeveer 1912 is aanleiding tot dit artikel. Dit zeldzame boekje geeft een helder beeld van de opbouw van het assortiment van een grote Engelse pijpenfabriek tussen 1895 en 1912. Het verdiept de kennis die wij hebben aan de hand van de bewaard gebleven pijpen, een beeld dat uiterst beperkt is.
Dit stukje handelsdrukwerk geeft de mogelijkheid het assortiment nader te beschouwen en de specifieke kenmerken van de productie te duiden. Daarbij blijkt dat het assortiment van McLardy typisch Engels is met sterke Ierse invloeden in het modellengamma. Onverwacht is een uitgebreid assortiment gemonteerde pijpen die met hun frisse montage de moderne loot in het marktaanbod zijn. Getoetst aan catalogi van andere fabrieken zien we in het assortiment van McLardy nauwelijks eigen verdiensten.
De gedrukte catalogus is in eerste instantie een middel om de verkoop te stimuleren. Toch blijft in dit artikel de afzet van de pijpen buiten beeld. De actieve benadering van de tabaksbranche in Engeland bevestigt de landelijke verkoop van kleipijpen, hetgeen ook bewezen werd door het terugvinden van McLardy pijpen in de antiekhandel. Over de export van het bedrijf zijn vooralsnog geen gegevens bekend. Wel bewijzen vondsten van McLardy pijpen uit Canada, Australië en vooral van de West-Afrikaanse kust dat er van forse handel over zee sprake was. Overigens wijken deze bestemmingen voor kleipijpen niet af van de gebieden waarheen ook andere bedrijven kleipijpen exporteerden.
Dit catalogusboekje is de laatste in zijn soort. De Eerste Wereldoorlog geeft met zijn handelsbelemmeringen een geweldige cesuur in de productie van kleipijpen. Na de oorlog is de markt voor de kleipijp volledig anders. De concurrentie van de sigaret maar ook pijpen van luxere materialen als bruyère en kunststof zorgen voor een drastische omzetafname.
Zoals toegelicht poogt de firma McLardy zijn bestaan veilig te stellen door het uitbreiden van de handelsfunctie. Dat onderdeel lijkt voor McLardy aanvankelijk succesvol te zijn totdat het doek in 1929 vrij plotseling valt. De reden daarvoor is niet bekend, al stuurt het jaartal de gedachte wel naar de wereldcrisis. De twee andere pijpenfabrieken uit Manchester, Joseph Holland en John Pollock overleefden McLardy ruimschoots. Holland stopte kort na de Tweede Wereldoorlog, maar Pollock hield het tot aan het eind van de twintigste eeuw uit, zij het in steeds verder afgeslankte vorm.
In het interbellum wordt de behoefte van de roker om een gemotiveerde keuze voor zijn kleipijp te maken niet langer onderkend. Een sterk afgeslankt assortiment voldoet. De West-Europese consument ziet de kleipijp dan als te eenvoudig en geeft er niet meer de voorkeur aan. De fabrieken slanken af en sluiten of gaan failliet als ze niet tijdig op andere activiteiten overgaan.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2010.
Inhoud McLardy catalogus
1895 vulcanite | new designs | latest | |||
cutties | hiel, spoor | 60 | 4 | 5 + 5 | 6 + 1 |
langer | 14 | ||||
rondbodem | 43 | 8 | 5 + 10 | 4 + 8 | |
langer | 2 | ||||
reliëf decoraties | rondom | 52 | 1 | 2 + 0 | 3 + 1 |
langer | 1 | ||||
half | 31 | 1 | 5 | 1 | |
stukje |
5 | ||||
figuraal | hoofd |
13 | 1 | 2 | 0 + 1 |
figuur |
32 | 5 | 1 + 1 | 0 + 3 | |
halffiguur |
27 | 4 | 2 | ||
cadger | 4 | ||||
subtotaal | 267 | 24 | 22 + 16 | 14 + 14 | |
langer | 17 | ||||
totaal | 308 | 38 | 28 = 374 |
Afbeeldingen
- Catalogus met tekeningen van de kleipijpen met centraal op de kaft de gevel van het fabrieksgebouw met firmanaam, een paardentram op voorgrond. Bevat 32 pagina's met 374 lijntekeningen van pijpmodellen op halve ware grootte.
Manchester, Samuel McLardy, 1910-1914
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6.799 - Tabakspijp van klei met hoge slurfvormige ketel, hiel en rechte steel met knoop. Snijfilt. Onversierd. Steel links overlangs intaglio "S. McLARDY" en rechts "MANCHESTER".
Manchester, Samuel McLardy, 1900-1920
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.658
- Tabakspijp van klei met zware doetelvorm ketel, zonder hiel en rechte steel met afgeplat steeleind en knoop. Snijfilt. Steel links overlangs intaglio "S. Mc LARDY", rechts "THE MEERSCHAUM".
Manchester, Samuel McLardy, 1890-1920
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.411
- Tabakspijp van klei met zware kromkop ketel naar Iers model, hiel en rechte steel met afgeplat steeleind en knoop. Snijfilt. Onversierd. Steel links overlangs intaglio "S. McLARDY" en rechts "MANCHESTER". Geelwitte lak, steeleind gele verf.
Manchester, Samuel McLardy, 1900-1930
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.296
- Tabakspijp van klei met automodel ketel, zonder hiel en rechte steel met afgeplat steeleind en knoop. Snijfilt. Onversierd. Steel links overlangs intaglio "S. McLARDY" en rechts "MANCHESTER".
Manchester, Samuel McLardy, 1900-1935
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.553 -
Tabakspijp van klei met kromkop ketel, figurale hiel en rechte steel met glad steeleind. Snijfilt. Ketel in reliëf doornen. Ketel onderzijde in hoogreliëf geribde bal door voetbalschoen tegen de ketel gehouden, de kous gestreept. Steel weerszijden overlangs intaglio "RD. 120852". Kleurloze lak, steeleind groengetint glazuur.
Manchester, Samuel McLardy, 1889-1900
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.909 - Tabakspijp van klei met kromkop ketel, figurale hiel en rechte steel met knoop. Ketel links in reliëf op grondlijn drie voetbalspelers, rechts drie rugby spelers. Ketelnaden kam. Ketel onderzijde voetbalschoen met geribde voetbal. Steel weerszijden intaglio "RD. NO. 241693". Gele lak, steeleind rode verf. Ketelopening inktstempel in blauw met "A PRESENT FROM SKEGNESS.".
Manchester, Samuel McLardy, 1894-1920
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.391 - Tabakspijp van klei met beker ketel, zonder hiel en rechte insteeksteel. Snijfilt. Onversierd. Steel weerszijden intaglio "MAC'S CUTTY". Oorspronkelijke montage met verzilverd busje en zwart caoutchouc roer. Verpakkingsdoos met rechthoekig model met op het deksel een etiket met "MAC'S CUTTY", THE GENTLEMAN'S CLAY PIPE, MANUFACTURED FROM ENGLISH CLAY BY A PATENT PROCESS, ONE COMPLETE PIPE, VULCANITE STEM AND SILVER MOUNT, WITH 4 EXTRA BOWLS".
Manchester, Samuel McLardy, 1905-1915
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.742 - Tabakspijp van bruyère met billiard ketel, zonder hiel en oplopende insteeksteel. Steel links intaglio driehoek met "S.M.c.L.". Montage met zilveren busje met zelfde merk en zilvermerken (anker voor Birmingham, jaarletter Y voor 1898 en leeuw voor sterling). Gemonteerd met een gebogen buffelhoornen roer. Oorspronkelijk foedraal met geelbruin fluwelen interieur met merk in driehoek in ketel en in steel "STERLING SILVER".
Engeland, 1898
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 17.406 - Catalogus met pijpmodellen op halve ware grootte in bruin kaft. Kaft buitenzijde in blauw "SAMUEL McLARDY & Co LIMITED, PIPE MANUFACTURERS SWAN BUILDINGS 20 SWAN STREET MANCHESTER, WORKS LYON STREET, GARRETT STREET, OLDHAM ROAD" en bovenlangs "ESTABLISHED 1865, TELEPHONE - CITY 2771" en drukkersadres "WHITTAKER & ROBINSON, THE ALBERT PRESS, 42 ALBERT ST., MANCHESTER". Kaft binnenzijde "MODES OF PACKING FOR CLAY PIPES...". Bevat 8 pagina's met kleipijpen.
Manchester, Samuel McLardy, 1915-1925
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.061
- Prijslijst van dubbelgevouwen kwarto vel met op voorzijde in blauw "WHOLESALE LIST, CLAY PIPE PRICE LIST, SAMUEL McLARDY & CO., LTD., SWAN BUILDINGS, 20 SWAN STREET, MANCHESTER, WORKS - LYON STREET, GARRATT STREET, OLDHAM ROAD". Binnenzijde lijst met modelnummers, naam van het product en prijs in twee afwerkingen met verwijzing naar cataloguspagina. Achterpagina prijzen en aanvullende informatie. Hoort bij Pk 10.061
Manchester, Samuel McLardy, 1915-1925
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.062
Noten
[1] Don Duco, Century of Change, the European clay pipe, its final flourish and ultimate fall, 1830-1940, Amsterdam, 2004, p 89, 90, hoofdstuk 15.
[2] Don Duco, 'Kwesties rond merken van handelshuizen', Pijpelijntjes, VIII-4, 1982, p 3.