De geschiedenis van het Pijpenkabinet, van particuliere collectie tot nationaal museum

Auteur:
Benedict Goes

Originele titel:
De geschiedenis van het Pijpenkabinet, van particuliere collectie tot nationaal museum.

Jaar van uitgave:
2010

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Veertig jaar geschiedenis van het Pijpenkabinet, van eenvoudige particuliere verzameling naar een nationale onderzoeksinstelling

Inleiding

Het Pijpenkabinet bestaat als collectie ruim veertig jaar; niet echt lang voor een museum, maar ruim voldoende om een eigen geschiedenis te hebben. Terugkijkend in de historie onderscheiden we drie duidelijke fasen die de groei van de activiteiten markeren. In deze presentatie komt de geschiedenis van het museum in al zijn facetten naar voren en wordt in het tijdsbeeld geplaatst.

01-2016-gevel-prinsengracht-amsterdam-pipe-museum
Prinsengracht 488.
01-voorjaar-op-straat-2019
Souterrain en beletage van het museum.

De eerste fase is de startfase waarin de basis van de collectie wordt gelegd en waarin het onderzoek naar de historie van de pijp start. In de tweede ofwel Leidse fase wordt de collectie uitgebreid en vestigt het Pijpenkabinet zijn renommee als een museum met landelijke bekendheid. De stroom publicaties en de expertise zorgen voor de reputatie als welgeïnformeerde vraagbaak. Terug in Amsterdam wordt in de derde of Amsterdamse fase het museum verheven naar een nationale instelling met een internationale collectie. Vooral de informatieve website zorgt voor mondiale bekendheid. De vierde fase ofwel de digitale fase is in 2010 begonnen. Die wordt gemarkeerd door de openbaarmaking van de gedigitaliseerde collectie samen met de kennisbestanden. Daarmee krijgt het museum een positie die nauwelijks meer plaatsgebonden is. Die laatste episode is ook de spannende fase van de toekomst waarin nieuwe plannen gestalte kunnen krijgen.

Van Pijpenkamer via Pijpenkabinet naar pipemuseum.nl geeft een overzicht van de professionalisering: van een persoonlijke liefhebberij tot een internationaal georiënteerd museum. Het laat zien hoe uit een supergespecialiseerde hobby een maatschappelijk resultaat geboren wordt met een mondiale reikwijdte. Dit verhaal toont tevens de geweldige professionalisering die er in de afgelopen veertig jaar in Nederland Museumland heeft plaatsgevonden. In hoeverre het Pijpenkabinet uiteindelijk het predicaat Global Pipe Museum zal mogen dragen leert de toekomst.


De startfase - 1969-1982

Algemeen

Zoals bij zo veel museumcollecties is ook het Pijpenkabinet ontstaan uit het initiatief van één persoon. In de jaren 1960 en 1970 stond de archeologie ruim in de belangstelling. Het is ongetwijfeld toeval dat de aandacht van de Amsterdamse amateurarcheoloog Don Duco getrokken werd door de kleipijp. Dankzij diens focus, doortastendheid en uithoudingsvermogen is zijn inzet uitgegroeid tot een veelzijdig museum dat het Pijpenkabinet veertig jaar later is.

02-keizersgracht-685- 689
Drie afbraakpanden als voorbode voor rijke pijpvondsten.
02-apm-2019-dagboek-02-huwelijksakte-merk-hr-met-merk
Pijpenmerk dat met een archiefvermelding in verband wordt gebracht.

Bij graafwerkzaamheden aan de Keizersgracht tussen de Utrechtsestraat en de Reguliersgracht werd in de nazomer van 1969 een grote beerput aangetroffen, gevuld met kroegafval uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Die archeologische vondst was aanleiding tot het verzamelen van kleipijpen. Het bouwrijp maken van de Bijlmermeer was een andere stimulans voor de verzameling, aangezien massaal grondverzet veel bodemvondsten aan de oppervlakte bracht. De nieuwsgierigheid naar de herkomst en ouderdom van de gevonden pijpen leidde Duco naar de archieven. De combinatie van verzamelen (het bijeenbrengen van voorbeelden van de materiële cultuur) en onderzoek (het ontdekken en blootleggen van de historische achtergrond van productie, handel en gebruik) is door de jaren heen een kenmerk van het Pijpenkabinet gebleven.

Het archeologische materiaal werd al gauw met historische pijpen uitgebreid om een betere vergelijking te krijgen. Om inzicht in de productietechniek te krijgen, werd ook een verzameling pijpenmakersgereedschap aangelegd. Bij die uitbreidingen gingen onderzoek en verzamelen steeds hand in hand. Zo werd een encyclopedische collectie aangelegd die sterk op inventarisatie van het materiaal was gericht.

Expositie in Pijpenkamer

Achterin Galerie Icon aan het Frederiksplein in Amsterdam opende in juni 1975 een permanente expositie van deze particuliere verzameling kleipijpen. Initiatiefnemer was Don Duco, verzamelaar en onderzoeker in hart en nieren. Galeriehouder Niels Augustin bood hem de gelegenheid om de expositie open te stellen. In een vertrek van vier bij zes meter waren de wanden voorzien van zes hangvitrines die een overzicht toonden van de kleipijp. Per thema gerangschikt en geëxposeerd op groen jute gaven zo'n vierhonderd uiteenlopende pijpen een beeld van de vormenrijkdom en decoratiegeschiedenis van de kleipijp uit West-Europa.

03-musea-pijpenkamer-1978-15
Presentatie in de Pijpenkamer Icon in Amsterdam.
03-musea-pijpenkamer-1978-12
De werkbank van de pijpenmaker met toebehoren.

Daarnaast werd in enkele legvitrines de geschiedenis van het roken getoond met tabaksartikelen en andere curiosa rondom dit gebruik. Eén wand was gereserveerd voor de techniek van het pijpenmaken. Hier stond een werkbank met pijpmakersschroef compleet met de bijbehorende gereedschappen, inclusief droogplanken en pijpenpotten en wat meer bij de productie werd gebruikt. Prenten en foto's achter glas gaven toelichting op het fabricageproces.

De Pijpenkamer achterin Galerie Icon was vijf dagen per week gratis te bezoeken. Naast de expositie werden er demonstraties pijpenmaken gehouden en konden bezoekers er terecht voor determinaties van pijpen en tabakscuriosa. De tentoonstelling leverde een belangrijke bijdrage aan de interesse voor het onderwerp. Voor die tijd gold de Pijpenkamer als een toonaangevende collectie met een brede variatie, zowel in kringen van privéverzamelaars als in vergelijking met de musea. De opening van de Pijpenkamer vond overigens plaats kort na het vertrek van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum aan de Amstel in Amsterdam. Daarmee was de Pijpenkamer uniek in West-Nederland.

Verzamelen en onderzoek in de eerste fase

Over het onderwerp kleipijpen was in de jaren 1970 weinig bekend. Het laatste Nederlandse boek over de historie van de pijp dateerde van 1942, daarna verschenen alleen enkele algemene werken over de tabak. Overigens vormde ons land daarin geen uitzondering, de tabakspijp was nooit onderwerp van serieuze studie geweest. De eerste fase van het museum kenmerkt zich daarom door inventarisatie van materiaal en kennis. Naast het verwerven van objecten werd een bibliotheek aangelegd en werd alle denkbare documentatie over het onderwerp bijeen gebracht.

04-kaft-pijpelijntjes-koppen-
Kwartaalblad Pijpelijntjes.
04-pijpelijntjes-gambier-manchetpijpen
Artikel over Gambierpijpen.
04-pijpelijntjes-turkse-pijpen
De Turkse tsjiboek besproken.

Een belangrijke stimulans voor het onderzoek vormde de eigen collectie die in feite de inventarisatie van de Nederlandse pijp was, naar merken, modellen en decoraties. De pijpenmerken lijken de sleutel tot het achterhalen van de maker, maar in de archieven is nooit opgeschreven wat een pijpenmaker precies maakt; alleen zijn beroep wordt vermeld. De puzzel om merken en makers met gefundeerde bewijzen te combineren is in deze periode begonnen en zou pas decennia later eindigen. Tientallen gravers, jong en oud, droegen bij aan deze inventarisatie door hun vondsten in de Pijpenkamer te tonen. In de loop van de jaren werd de ontwikkelingsgeschiedenis van de kleipijp helder.

In 1975 bij de opening van de Pijpenkamer vond ook de start van het kwartaalblad Pijpelijntjes plaats, de eerste gespecialiseerde periodiek over kleipijpen ter wereld. Van mededelingenblad groeide dit al snel uit naar een tijdschrift met meer serieuze studies over de kleipijp. Tien jaargangen verschenen met een breed scala aan artikelen. De index met duizenden trefwoorden is illustratief voor de diepgang van dat tijdschrift, zeker gezien de periode van verschijnen.

De Leidse fase 1982-1995

Algemeen

Met het professionaliseren van de activiteiten en het groeien van de collectie werd ook de wens naar een zelfstandige vestigingsplek en een eigen gezicht een logische stap. Die werd gezocht in de kleinere maar museaal veel actievere stad Leiden. Besprekingen met de gemeente hadden tot gevolg dat het poortgebouw van Hof Meermansburg voor het pijpenmuseum gehuurd kon worden. In 1982 beleefde een select gezelschap in de representatieve regentenkamer achter de monumentale gevel de opening van het Pijpenkabinet. Gevestigd aan een van de hoofdgrachten van de stad verwierf dit nieuwe museum zich binnen enkele jaren een gerespecteerde positie in Leiden Museumstad en bekendheid in Nederland Museumland.

05-musea-pijpenkabinet-1985-1
De gevel van Jacob Roman.
05-musea-pijpenkabinet-1983-1
Naambord Pijpenkabinet vanaf 1982.

De basis van het museum werd toen gevormd door de Goudse pijp geplaatst in de nationale geschiedenis van het pijproken. Niet verwonderlijk dat de opening werd verricht door Georg Brongers, conservator van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum in Groningen. Brongers reikte het eerste exemplaar van een nieuwe publicatie uit aan de burgemeester van Gouda. Die publicatie Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940 betekende een belangrijke stap in de nationale bekendheid van het museum en haar activiteiten. Voor verzamelaars en liefhebbers vormde deze publicatie twee decennia lang de sleutel tot het determineren van hun bodemvondstpijpen.

De Leidse periode kenmerkt zich in alles door de toenemende professionalisering. In de eerste plaats doordat Don Duco zijn studie kunstgeschiedenis met als specialisatie kunstnijverheid aan de universiteit van Leiden voltooide. Tweede factor van belang was de entree van Benedict Goes die als kunsthistoricus in spé de kans greep om praktische museumervaring op te doen in publiciteit en publieksbegeleiding.

Het aantal publieksgerichte activiteiten was dan ook enorm, ondersteund door vele persberichten en radiopraatjes. Hoewel de openstelling beperkt was tot de zondagmiddag werd een bezoekcijfer gehaald van zo'n 2.000 personen per jaar. Daarnaast was er een tentoonstellingsprogramma bij andere instellingen tot ver buiten Leiden. De vaste expositie in het museum zou in de loop van een decennium nog sterk verbeteren door een actief aankoopbeleid in heel West-Europa.

Expositie in Leiden

De Regentenkamer van Hof Meermansburg, het grootste van de meer dan twintig Leidse hofjes, had een ruime vergaderzaal van acht bij negen meter. Op bijna vijf meter hoogte keek een enorme zon als centraal motief in het stucplafond op de bezoekers neer. De bijpassende witgestucte boezem van de haard rustte op een zwart marmeren schoorsteenmantel. In gesloten toestand was de toegangsdeur van deze kamer volledig opgenomen in de blank houten lambrisering en de donkerrode velours wandbespanning. Daarop hing een dozijn portretten van voormalige regenten en hun echtgenotes uit de zeventiende en achttiende eeuw. Een set van twaalf vruchtenhouten stoelen rond een tafel bekleed met Leids laken vormde het centrum van deze zaal.

06-musea-pijpenkabinet-1983-3
Regentenkamer met pijpenexpositie.
06-musea-pijpenkabinet-1988-04
Vitrine Goedewaagen pijpen.

De geschiedenis van de Nederlandse kleipijp werd getoond in een grote zadeldakvitrine waarin op een prettige kijkhoogte de fijnheid van de Goudse pijp in alle details goed zichtbaar was: het stralende wit van het materiaal, de ragfijne stelen uit de achttiende eeuw, de kunstige graveringen van de decoraties en de onverwachte rijkdom van de hielmerken. Drie manshoge staande vitrines waren gewijd aan de geschiedenis van de pijp in breder perspectief. De Goudse pijp van 1850 tot 1920 inclusief de doorroker en de negentiende eeuwse Franse figurale pijp waren de twee meest specialistische thema's. De derde vitrine toonde een overzicht van pijpen van niet Europese oorsprong: van precolumbiaans Amerikaans tot Afrikaans en Aziatisch.

Op beknopte wijze kon zo de wereldwijde verspreiding en vormvariatie van de pijp getoond worden. In de entreehal bevatte een vitrine de pijpenmakersgereedschappen die met hun bruintinten van hout en messing een prachtig, esthetisch geheel vormden. Langs de wijde eiken trap gaven de mooiste bruidegomspijpen in hun volkskunstige kastjes kleurige accenten. De vitrine bij de entree toonde ceramische pijpen verwant aan de kleipijp waaronder de handbeschilderde Duitse porseleinen pijpen. In het totaal werden ruim 800 representatieve objecten geëxposeerd.

Hoe bescheiden de vaste expositie ook was, na de significante vergroting ten opzichte van de situatie in Amsterdam presenteerde het Pijpenkabinet de toonaangevende collectie pijpen in die jaren. In het Pijpen en Aardewerkmuseum De Moriaan in Gouda was de expositie sinds de opening in 1938 niet meer veranderd en waren nauwelijks meer dan honderd pijpen te zien. In het vernieuwde Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum in Groningen werd de pijp in het licht van de rookcultuur getoond. Daar waren zo'n 300 pijpen in de expositie opgenomen.

Verzamelen en onderzoek in Leiden

Met de vestiging in Leiden en opening van het museum brak een nieuwe fase aan in de collectievorming. Nederlandse bodemvondsten werden voor de studiecollectie nog altijd verzameld, maar nu nog louter door aankoop van hele verzamelingen van gravers die na jaren hun aandacht verlegden. Uit diverse delen van het land kon een representatief overzicht worden toegevoegd, steeds streng geselecteerd op doublures, varianten en vooral ook gericht op kwaliteitsverbetering.

07-1988-koninklijke-academie-wetenschappen
Prijsuitreiking Koninklijke Academie van Wetenschappen.
07-nederlandse-kleipijpe-duco
Handboek over kleipijpen.

Toch bleef het niet bij archeologie. De doelstelling was al jaren verbreed tot pijpen van alle soorten ceramiek, ook de historische, dus de bewaard gebleven exemplaren. Contacten met gespecialiseerde antiquairs in Brussel, Parijs en Londen zorgden voor kwalitatief hoogwaardige stukken. Bijzondere objecten werden daarnaast gevonden in de antiekhandel en bij brocantes overal in Europa.

De deelcollecties Franse en Belgische pijpen, maar ook de niet-westerse pijpen, zijn in deze periode opgebouwd. Incidenteel konden veilingen bezocht worden waar omvangrijke pijpen- of tabakscollecties werden geveild, met uitzonderlijke aanwinsten voor het Pijpenkabinet tot gevolg. Juist de bekende herkomst en soms zelfs gedocumenteerde ouderdom van het object is een toegevoegde waarde voor een museumcollectie.

Tegelijkertijd kon systematisch één dag per week benut worden voor archiefonderzoek in Gouda. De Goudse archieven werden band voor band doorgelopen over de periode van 1600 tot 1940. Elke akte over een pijpenmaker is geëxcerpeerd, of het nu het gilde betrof, een notarisprotocol of doop- en begraafgegevens. Alles is in kopie in het Pijpenkabinet bijeengebracht, volledig op naam en periode geïndiceerd.

De unieke combinatie van collectievorming en historisch onderzoek vormde het uitgangspunt voor publicaties die als snel tot de basisinstrumenten van de archeoloog gingen behoren. Het handzame merkenboekje, het eerste en enige handboek en vele tientallen deelstudies en artikelen in vaktijdschriften zagen het licht. De kwaliteit van het onderzoek wordt in 1988 onderkend door de Koninklijke Academie van Wetenschappen in Amsterdam door toekenning van de Johan de la Courtprijs voor wetenschappelijk onderzoek. De uitgave van het handboek van Duco in 1987 was vanwege het vernieuwende onderzoek de aanleiding deze prijs uit te reiken.

Publieksactiviteiten

In de jaren 1980, ruim voor het elektronische tijdperk, was archeologie nog een populaire hobby voor de jeugd. Het vinden van een pijpenkop was voor jongeren vaak de eerste fysieke kennismaking met de geschiedenis. De talloze determinatiemiddagen in het museum trokken dan ook elke keer weer tientallen gezinnen naar het Pijpenkabinet. Ook de Tussen Kunst & Kitsch-achtige dagen voor rokersantiek waren populaire activiteiten die landelijk via radio en kranten werden aangekondigd. Dankzij het enorme bezit aan pijpvormen was het Pijpenkabinet als enige in Nederland in staat om met origineel gereedschap demonstraties pijpenmaken te geven. Zowel in het museum als op ambachtenmarkten wekte het maken van het gaatje in de steel van een pijp keer op keer verbazing en bewondering.

08-pr-198.-gouda-kamp-dia3415
Werkkamp voor jongeren rondom archeologie.
08-gouda-kamp-archiefonderzoek
Jongeren doen archiefonderzoek.

Voor de jeugd werden jaarlijks tijdens de schoolvakanties enkele kampen georganiseerd waarin een combinatie van archeologie en archiefwerk werd geboden. Jongeren tussen de 15 en 21 jaar konden daar kennis maken met de wijze van opgraven en de manier om archiefonderzoek te doen. De resultaten van die kampen vormden weer een stimulans voor het onderzoek naar de Goudse pijpennijverheid dat in die jaren speerpunt was.

Ondanks de beperkte expositieruimte in eigen museum werden er toch enkele specialistische tentoonstellingen gehouden. Over de Franse pijp bijvoorbeeld Koppen met een eigen gezicht. De expositie Pijpen uit den Vreemde (1985) kwam tot stand met bruiklenen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden en de dubbeltentoonstelling Pijpenmakersgereedschap samen met Gouda werd gehouden naar aanleiding van een belangrijke aankoop. Grotere presentaties werden door het Pijpenkabinet verzorgd in andere musea. Ten eerste in de Gasthuiskapelzaal van de Stedelijke Musea Gouda. De zomertentoonstelling van 1983 was de eerste en laatste keer dat pijpenstad Gouda exclusief een tentoonstelling aan de pijp heeft gewijd.

Andere exposities volgden bijvoorbeeld in het Niemeyer Tabaksmuseum in Groningen en in het Tabaksmuseum Wervik in België. Grootste project was de reizende tentoonstelling over Oranjepijpen die begon in Rijksmuseum Paleis Het Loo en nadien op tournee ging langs Hoorn, Breda, Groningen, Rotterdam en tenslotte Dillenburg in Duitsland. Talloze kleinere exposities in streekmusea, culturele centra en bibliotheken vestigden de aandacht op de pijp en het Pijpenkabinet. Als overgang ten tijde van de verhuizing naar Amsterdam konden ook de topstukken elders geëxposeerd worden. Een grote overzichtstentoonstelling in het Oostenrijks Tabakmuseum in Wenen is tot nu toe de meest prestigieuze expositie van het Pijpenkabinet geweest.

Contacten met liefhebbers en verzamelaars werden onderhouden met het onregelmatig verschijnende Vlugschrift, dat het tijdschrift Pijpelijntjes opvolgde en sterker publieksgericht was. Naast nieuwtjes en bespreking van aanwinsten gaf dit informele blad een beeld van de activiteiten vanuit het Leidse museum.

Samenwerking

Werkend vanuit Leiden heeft het Pijpenkabinet veel tijd en energie gestoken in de samenwerking met doelgroepen en collega musea. Met het Pijpen- en Aardewerkmuseum De Moriaan in Gouda bestaat de langste relatie. Al in de jaren zeventig en vroege jaren tachtig was er een overeenkomst dat vakgerichte vragen die Gouda ontving door het Pijpenkabinet werden beantwoord. Deze samenwerking mondde uit in een opdracht om de volledige pijpencollectie van Gouda te inventariseren. Twaalfhonderd inventariskaarten werden ingetypt en van vakkundige beschrijvingen en determinaties voorzien door Duco en Goes, natuurlijk naar de toenmalige stand van kennis.

09-moriaan-pijpenpresentatie
Bruiklenen in de pijpenpresentatie in Gouda.
09-musea-2005-arnhem-03
Tien jaar lopende presentatei in het Openlucht Museum in Arnhem.

Tot 1992 leverde het Pijpenkabinet langdurige bruiklenen aan Stedelijke Musea Gouda om de vaste expositie Goudse pijpen te completeren. Ook de presentatie van kleipijpen in het Rijksmuseum van Oudheden bestond uit bruiklenen van het Pijpenkabinet. Incidenteel verzorgde het Pijpenkabinet bruiklenen aan andere musea, waaronder enkele unieke bodemvondsten voor de overzichtstentoonstelling Nederland Ondersteboven. Andere exposities waren 1492 Columbus zeilde overzee in Rotterdam, Turkomanie in het Princessehof in Leeuwarden en een omvangrijke bijdrage aan de grote tabakstentoonstelling in het Tropenmuseum in Amsterdam in 1992.

Op archeologisch gebied ontstond in deze jaren de Society for Clay Pipe Research in Groot-Brittannië. Vooral in de beginjaren werd vanuit Engeland naar Nederland gekeken dat voorliep in historisch en archeologisch onderzoek, met name binnen de structuur van het Pijpenkabinet. Enkele jaren later bloeide een vergelijkbaar initiatief op in Duitsland, waar beroeps- en amateurarcheologen zich bundelden en een jaarlijkse bijeenkomst belegden inclusief de uitgave van het tijdschrift Knasterkopf. Dit initiatief kwam overigens voort uit een mede door het Pijpenkabinet georganiseerde reizende expositie die in Soltau, Uslar (1988), Hamburg en Uelzen (1989) te zien was. Ook daar was de staf van het Pijpenkabinet een geziene gast, vanwege de inbreng van kennis en ervaring. Overigens waren deze uitwisselingen evengoed leerzaam en instructief voor het Pijpenkabinet.

Niet gerealiseerd werd de bundeling van de pijpen- en tabakscollecties in Nederland. Een voorstel tot samenwerking van de Leidse en de Goudse collectie werd tegengehouden door de museumdirectrice van Gouda. Enkele jaren later werd ook de samensmelting van Niemeyer met de twee pijpencollecties door Gouda geblokkeerd. De musea bleven zelfstandig opereren en vormden geen stimulans voor elkaar.

Amsterdamse fase - 1995-2010

Algemeen

In 1994 werd het besluit genomen tot vestiging in Amsterdam omdat dat de beste locatie voor een gespecialiseerd museum als het Pijpenkabinet bleek te zijn. Een geschikt pand werd gevonden aan een van de hoofdgrachten in het centrum. Na driehonderd jaar was het grachtenhuis toe aan een grondige restauratie. Het resultaat daarvan was verbluffend: het interieur straalde weer allure en geschiedenis uit. Het marmer in de gang werd hersteld, stucwerk van wanden en plafonds secuur gerestaureerd, een origineel balkenplafond teruggebracht in ossenbloedrode kleur, antieke eiken parketvloeren opnieuw gelegd.

10-musea-2009-pijpenkabinet-gang
Gang van Prinsengracht 488.
10-int-pijpenkabinet-voorkamer-pors-2
Expositie porseleinen stummels.

Zo ontstond een dubbele attractie: een opengesteld grachtenhuis met een unieke collectie, samengebracht als een waar collector's cabinet. De smaakvol bij het huis passende meubels als kabinetten, een Venetiaanse kroon, een staand horloge, versterken de sfeer van het huis. De charme van het museum is ook de persoonlijke ontvangst want iedere bezoeker wordt rondgeleid. De verzameldoelstelling was inmiddels uitgebreid naar pijpen van alle materialen, inclusief het niet specifiek Nederlandse meerschuim en hout.

Voor het functioneren van het Pijpenkabinet was het een grote vooruitgang dat het souterrain als winkel kon worden benut onder de naam Smokiana pipeshop. Met een eigen ingang en een etalageraam aan de straat kon de winkel ook separaat functioneren en zelfs ruimere openingstijden hanteren dan het museum. Door deze vorm van cultureel ondernemerschap liep het Pijpenkabinet ver voor op de meeste musea waardoor de museumwereld soms met een scheef oog en enig wantrouwen naar de winkelfunctie keek. Toch bleek dit een juiste formule, mede door de keuze om ook een verkoopassortiment van moderne rookpijpen aan te leggen. Dit bracht niet alleen een toeloop van pijprokers teweeg, maar bleek ook in toenemende mate in een behoefte te voorzien naarmate de algemene tabakswinkels stopten met de verkoop van pijpen.

Expositie in Amsterdam

Vergelijkbaar met de vaste opstelling van de collectie in de Regentenkamer in Leiden, is ook in Amsterdam de pijpenverzameling ingepast in een historisch interieur. Het expositieoppervlak is echter verveelvoudigd, terwijl het aantal vitrines meer dan verdubbeld werd. Dat was ook nodig om de sterk gegroeide collectie in volle breedte te kunnen tonen. Gekozen werd voor een thematische expositie en niet voor een educatieve omdat het pand daarvoor te klein was. Dankzij een geschikte inrichting konden tweeduizend objecten een plaats krijgen in de permanente expositie.

11-pijpenkabinet-voorkamer
Voorkamer Pijpenkabinet.
12-apm-2013-erwin-meyers-03
De zaal met rondom vitrines met pijpen.

Voor de grote zaal werd een dubbele vitrinewand ontworpen, afgewerkt in celadongroen. Achter tien forse vitrineruiten is steeds een belangrijk aspect of cultuurgebied van het pijproken te zien. Tot de onderwerpen behoren precolumbiaans Amerika, de Nederlandse rookcultuur inclusief accessoires uit de rijke achttiende eeuw, vroege meerschuimpijpen, porseleinen figuurpijpen, waterpijpen of ceremoniële pijpen uit Kameroen. Centraal in de ruimte biedt een tafel met twaalf leren stoelen plaats aan groepjes bezoekers op afspraak. Ontspannen met een kopje koffie of thee krijgen geïnteresseerden uitleg over de collectie. Ook kringen van pijprokers maken van deze faciliteit gebruik.

In de voorkamer bevat een fraai achttiende-eeuws kabinet de meest verwonderlijke curiositeiten op rookgebied: kunstig gemaakte pijpen van glas, hertshoorn, schelp, agaat en meer onverwachte materialen. In deze kamer aan de gracht zijn ook ruim honderd fraai beschilderde Duitse porseleinen pijpenkoppen te zien. Ingebouwde vitrines in de gang en op de overloop tonen de deelcollecties opiumpijpen uit China en tabakspijpen uit het Verre Oosten. De serre met zicht op de binnenplaats is gereserveerd voor de handgemaakte pijpen uit Kameroen, Ghana en Ivoorkust. In een apart vertrek in het achterhuis zijn vier vitrines gewijd aan de kleipijp, zowel de archeologische vondsten als de negentiende-eeuwse pijpen met hun vermakelijke vormgeving. In dit vertrek herleeft de Leidse sfeer van superspecialisatie.

Verzamelen in Amsterdam

In de Leidse periode was het verzamelgebied al verbreed naar internationaal maar met restrictie dat het pijpen van ceramiek betrof. Vanaf de verhuizing naar Amsterdam in 1995 vond uitbreiding van het verzamelgebied plaats: rookpijpen uit alle culturen van alle materialen vervaardigd. De inhaalslag op dit gebied was mogelijk omdat er in die periode veel particuliere verzamelingen en museumcollecties op de markt kwamen. Wanneer particulieren een verzameling aanbieden, willen zij graag van alles in één koop af. Voor het Pijpenkabinet volgt daarna het proces van selectie en keuze, soms met als resultaat dat slechts tien procent voor het museum behouden blijft. Uiteraard betreft dat dan wel het meest interessante deel.

13-pr-1988-verhuizing-gw-coll-2
Aankoop van productiemateriaal voor pijpen.
13-apm-persvormen-knoedgen-open
Belgische messing persvormen.

Op veilingen moet ter plekke snel een keuze worden gemaakt, in eerste instantie op kwaliteit en culturele waarde, vervolgens in relatie tot de prijs. Door de gedegen expertise en kennis van de markt is conservator Don Duco in staat deze factoren snel te beoordelen. Met name in de periode 2000-2005 vonden talloze veilingen plaats waardoor het Pijpenkabinet veel materiaal heeft kunnen aankopen; in meerdere gevallen pijpen die al een halve eeuw niet of nauwelijks meer verhandeld waren.

Voor het Pijpenkabinet is de herkomst of pedigree een deel van de culturele waarde van een object. Befaamde collecties raakten zo vertegenwoordigd in het museum, waaronder Dunhill, Wills & Co, Austria Tabak, Seita en talloze particuliere verzamelingen die nooit de publiciteit zochten maar in kringen van kenners wel naam maakten. De presentatie over Verzamelaars en hun passie op deze website vertelt meer over de bronnen waar de collectie van het Pijpenkabinet uit heeft geput.

Door opheffing van talloze museale collecties, zowel in Nederland (Utrecht, Kampen, Gouda) is het relatieve belang van het Pijpenkabinet alleen maar toegenomen. Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat de collectie Pijpenkabinet in kwaliteit zodanig is verbeterd dat zij op Europese schaal tot de top behoort. De combinatie van collectie en documentatie is binnen het thema pijpen en tabak volstrekt uniek.

Onderzoeksfunctie

Met de uitbreiding van het verzamelgebied volgde logischerwijs ook verbreding van het onderzoek. Het Pijpenkabinet bracht vanaf 2000 haar nieuwe expertise vooral naar buiten in artikelen op het web. Zo verschenen publicaties over Ashanti-pijpen, de iconografie van tabaksverpakkingen, systeempijpen, maïskolfpijpen en de meerschuimpijp.

14-kaft-merkenboek-2003
Kaft merkenboek door Don Duco.
14-lit-kaft-2331
Boek over negentiende eeuwse pijpen.

Een grote stap buiten het traditionele onderzoeksgebied was de uitgave van het boek Opium & opiumschuiven, een bronnenboek naar aanleiding van hernieuwde studie van deze deelcollectie van het museum. De basis voor dit collectieonderdeel werd in 1994 gelegd tijdens een sabbatical van Don Duco in Zuidoost Azië. De toevoeging aan de museumbibliotheek van vele tientallen boeken uit het verkochte bezit van Boudewijn Büch gaf een extra impuls aan de gebruikte bronnen.

Het archeologisch onderzoek kreeg een forse stimulans door het Verdrag van Malta dat onderzoek en publicatie verplicht stelde. Het aantal opgravingen steeg explosief, maar ook de behoefte aan specialistisch materiaalonderzoek. Duizenden pijpen kreeg het Pijpenkabinet voorgelegd, waarbij onze expertise niet beperkt bleef tot het determineren naar ouderdom en herkomst, maar vooral gelegen was in de gefundeerde interpretatie van gebruik en maatschappelijke positie van de pijp in de betreffende tijd en sociale laag.

Het traditionele onderzoek naar de kleipijp werd als vanouds voortgezet met als resultaat een grensverleggend boek over de Europese ontwikkeling van de kleipijp in de negentiende eeuw getiteld Century of Change. Ook het meerjarige project rond de historie van de pijpen- en aardewerkfabriek Goedewaagen vond zijn voltooiing in drie delen: de familiegeschiedenis, de pijpenbranche en de bedrijfs- en productgeschiedenis. De laatste vestigde Duco's naam in de kring van keramiekkenners.

Ten slotte was er de vernieuwde en sterk uitgebreide versie van het merkenboek met als titel Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda. Dit lijvige boekwerk is de kroon op het werk van Duco, een standaardwerk dat na ruim twintig jaar aanvullend onderzoek gerealiseerd kon worden mede door automatisering van de enorme gegevensbestanden van makers en merken die sinds 1969 verzameld en verwerkt waren.

Publieksactiviteiten

In de 21ste eeuw is de website verreweg de belangrijkste publieksservice gebleken. Opgezet vanaf 2000 groeide de website van het Pijpenkabinet in tien jaar tijd uit tot een omvangrijke informatiebron van honderden pagina's en meer dan 2000 illustraties. Geheel in lijn met het wereldwijde web is de website altijd volledig tweetalig geweest. Toch bleef de informatie vrij plat in die zin dat het een aaneenschakeling was van digitale folders, brochures, artikelen en plaatjes met een praatje. Bezoekcijfers toenemend tot ruim 50.000 per jaar bewezen de behoefte aan informatie over de cultuur van het pijproken. De elektronische Nieuwsbrief Pijpenkabinet is een ondersteuning van de website en een noodzakelijk communicatiemiddel naar de verschillende doelgroepen.

In de Amsterdamse fase liep het museumbezoek daarentegen achter op de verwachtingen. Groepsbezoek van Nederlandse doelgroepen, van rokersclubs tot huisvrouwen, was substantieel naast de gemotiveerde buitenlandse toerist. Naarmate de discussie rond het rookverbod sterker en ongenuanceerder werd, liep het museumbezoek terug. Het Pijpenkabinet heeft daarop gereageerd door de publiciteit tijdelijk niet op te zoeken.

In 2004 bleek het Nederlands Openlucht Museum in Arnhem geïnteresseerd om voor een periode van tien jaar een zaal met pijpen in te richten in het zogenaamde Spaarstation Dingenliefde. Te midden van tweehonderd bijzondere pijpen uit het Pijpenkabinet kan de bezoeker comfortabel gezeten een film bekijken waarop de conservator over de vaak opmerkelijke achtergronden van enkele topstukken vertelt. Daarmee werd een dependance aan de andere kant van het land gerealiseerd.

Het initiatief van het Pijpenkabinet om een gezamenlijke folder uit te brengen met alle musea voor pijpen en tabak in Nederland werd enthousiast ontvangen. Het was de eerste vorm van samenwerking waarbij door collegiale verwijzing het bezoek aan de Nederlandse pijpen en tabakscollecties gestimuleerd werd. Na enkele jaren volgde echter de definitieve sluiting van drie van de negen musea. Dit werd overigens een symptomatisch verschijnsel dat ook in het buitenland herkenbaar was.

Om in te spelen op het maatschappelijk gegeven dat pijprokers uit het straatbeeld verdwijnen, heeft het Pijpenkabinet twee initiatieven ontplooid. Met een cursus pijproken wordt maandelijks een groep beginnende en aspirant pijprokers ingewijd in de kneepjes van het pijproken. Deze unieke service blijkt in een behoefte te voorzien, vooral onder jongeren tot 35 jaar. Verder volgde in 2000 de oprichting van het Amsterdams Pijprokers Genootschap. Op de website www.pipeclub.nl is te lezen hoe geanimeerd de maandelijkse avonden verliepen onder deze groep gemotiveerde pijprokers.

De digitale fase - 2010 en later

Algemeen

Met de lancering van de website pipemuseum.nl wordt het bezit van het Amsterdamse museum opengebroken en de geweldige schat aan kennis in de loop van de jaren beschikbaar gesteld. Na veertig jaar van verzamelen, onderzoeken en presenteren wordt een nog groter deel van het werk zichtbaar. Vanaf de eerste fase etaleerde het museum haar kennis in publicaties, vanaf het jaar 2000 ook via een uitgebreide website www.pijpenkabinet.nl met tientallen specialistische artikelen. Nu kunnen virtuele bezoekers zelf in de depotcollecties zoeken naar objecten van hun interessegebied. Elke doelgroep kan vinden wat hij nodig heeft: archeologen onze bodemvondsten, pijprokers browsen door de collectie bruyèrepijpen, genealogen traceren hun voorouders, tentoonstellingsmakers doen onvermoede vondsten tussen de museumobjecten, filmproducenten informeren zich over het roken in een bepaalde periode.

Met de web-based databestanden opent zich voor het eerst de mogelijkheid om verschillende documentatiebestanden die het Pijpenkabinet beheert in samenhang te tonen. De combinatie van objectinformatie met archiefgegevens, literatuur en documentatie vormt een erfgoedbrede aanpak die uniek is in de museumdigitalisering. De enige belemmering in de beschikbaarstelling is het auteursrecht op openbaarmaking van talloze bronnen. Daarvoor zal in de toekomst zeker een passende oplossing gevonden worden. De webfaciliteit is gebouwd in 2009-2010 met steun van het ministerie van OCW en het VSB-fonds. Het digitaliseren en invoegen van alle aanwezige informatie is een proces dat nog jaren in beslag zal nemen.

Dankzij de mondiale collecties en internationaal georiënteerde gegevensbestanden heeft het museum nu via de moderne media een plaats verworven in een veel grotere kennisinfrastructuur. Terwijl de meeste tabaks- en pijpenmusea met sluiting worden bedreigd of daaraan al ten prooi zijn gevallen, breidt het museum in Amsterdam zich geleidelijk verder uit en gaat steeds sterker een internationale positie innemen.

Juist omdat het Pijpenkabinet tegen de stroom van de tijdgeest in haar collecties op het gebied van het roken heeft gekoesterd en verder heeft uitgebreid, is het museum nu toonaangevend in de wereld geworden. De virtuele presentaties laten dat zien. In de digitale fase zal het etaleren van de rijkdom van de mondiale rookcultuur steeds verder gaan. Als tegenbeweging in het digitale tijdperk continueert het Pijpenkabinet de mogelijkheid voor de authentieke ervaring door het originele object te aanschouwen. Een beeldscherm zegt veel, uiteindelijk zegt het voorwerp zelf alles, zeker wanneer die kennismaking via zo'n charmant grachtenhuismuseum loopt!

Verzamelen en onderzoek in de digitale fase

Niemand kan in de toekomst kijken. Of de collectie van het Pijpenkabinet kan en moet blijven groeien is niet te voorspellen. Het streven van de Stichting Pijpenkabinet is echter om de ingezette lijn consequent te blijven vervolgen. Inmiddels is de collectie in veel opzichten compleet al biedt de markt altijd uitbreidingen. Leemtes worden waar mogelijk ingevuld, met name in enkele encyclopedisch verzamelde deelgebieden. Het merendeel van het aankoopbudget zal echter worden ingezet voor bijzondere pijpen van hoge kwaliteit die zowel in het museum als op de website een prominente plaats verdienen. Op die wijze zijn zij mondiaal zichtbaar en dragen bij aan het verhaal van de rookcultuur.

Om uitbreiding van de collectie mogelijk te maken zal de Stichting Pijpenkabinet zich inzetten om particuliere donaties of zelfs particulier mecenaat te verwerven. Een zakelijke opstelling is in een tijd van voortgaande privatisering ook voor het museum een vereiste. Het onlangs geformuleerde ondernemersplan dat in aanvulling op de museale taken ook de bedrijfsmatige kant belicht, is een belangrijk instrument in dit streven. In dit verband is het goed te vermelden dat het Pijpenkabinet de nieuwe norm van zeventien procent eigen inkomsten al jaren verre overschrijdt. De financiering van het museum gebeurt al decennialang vrijwel volledig uit eigen middelen, zonder een cent instellingssubsidie.

Het Pijpenkabinet zal zich ook in de toekomst bezighouden met gericht onderzoek naar specifieke facetten van 's-werelds rookculturen in relatie tot de eigen collectie. Daarmee wordt het onderzoek op deelaspecten van de collectie gecontinueerd. Het publiceren van resultaten in webpresentaties of virtuele exposities biedt optimale mogelijkheden om het publiek op wereldwijd niveau te bereiken. Zo zullen webpublicaties de gedrukte boeken geleidelijk vervangen al zijn nog enkele titels in voorbereiding die nog als traditioneel boek zullen verschijnen.

Publieksfunctie

Het Pijpenkabinet blijft zich de komende jaren onderscheiden als een uniek en in zekere zin eigenzinnig museum. Als gespecialiseerd museum zonder de lusten en lasten van overheidssteun en -bemoeienis kan het Pijpenkabinet een eigen koers varen. Terwijl de deur voor iedereen openstaat blijft het museum/grachtenhuis voor de bezoeker, individueel of in groepsverband, een zekere exclusiviteit behouden. Wij zijn ervan overtuigd dat de waardering voor de confrontatie met authentieke voorwerpen terugkomt. Elektronische gadgets tijdens het museumbezoek zijn voor sommigen leuk maar staan het zelfstandig waarnemen in de weg. Ook de persoonlijke ontvangst en rondleidingen behoren tot onze unieke service. Hiervoor zal in grotere mate een beroep op vrijwilligers worden gedaan. Onderzocht zal worden of een meer gericht doelgroepenbeleid in het aantrekken van bezoekers zinvol is. De wereldomvattende collecties bieden tal van aanknopingspunten om een zinvolle dialoog over typisch-Nederlands versus culturele diversiteit te voeden.

Door het museum in Amsterdam wordt de stimulering van het museumbezoek weer ter hand genomen nu de scherpe kantjes van de anti-rook beweging er van af zijn. In dit licht zal ook de winkelfunctie versterkt worden. Geconstateerd kan worden dat de belangstelling voor het genietend roken toeneemt, vooral onder jong-volwassenen. Als private stichting is het van belang op deze tendens in te spelen. Dit alles vormt een onderdeel van het ondernemersplan en het aftasten van zinvolle mogelijkheden van een pool van vrijwilligers.

De digitale innovaties en het sterk vergrote aanbod van kennis over de collecties van het Pijpenkabinet via het web brengt een nieuwe dynamiek met de samenleving op gang. Externe belangstellenden worden in staat gesteld en zelfs uitgedaagd daarop te reageren. Het Pijpenkabinet wil graag meewerken aan de professionalisering van deze doelgroepen die tot een volledig nieuwe publiekscategorie behoren. Overigens zal onze response in eerste instantie afhankelijk zijn van de personele capaciteit, zo nodig zal het museum zoeken naar uitbreiding met vrijwilligers.

De toekomst

Het Pijpenkabinet is inmiddels het enige en daardoor nationale museum voor de pijp en vervult tevens de rol als platform voor de cultuur van het pijproken. De verschillende aspecten als geschiedenis, vormgeving, gebruik en genieten kunnen hier samenkomen of elk hun plek vinden. Het Pijpenkabinet is ervan overtuigd dat diepgaande kennis en ultieme expertise van belang blijven. Naast de fysieke collectie is dit de tweede pijler van het museum. Over de collecties kunnen wij die expertise bieden en over de rookcultuur in den brede bieden wij toegang tot een enorm kennisbestand. De uitwisseling met bestaande en nieuwe doelgroepen zal geïntensiveerd worden, maar zal de in jaren opgebouwde en vastgelegde kennis niet vervangen.

In de museumwereld is een sterke tendens zichtbaar om grote bezoekersstromen te genereren met tijdelijke tentoonstellingen, in veel gevallen zelfs ten koste van de permanente presentaties. Dit ligt niet in het bereik van het Pijpenkabinet. In plaats daarvan zal het museum zich sterker richten op de inbreng van bruiklenen in exposities elders, tijdelijk of (semi-)permanent. De langjarige presentatie in het Openluchtmuseum als vooruitgeschoven post van het Pijpenkabinet is daarvan een goed voorbeeld. Ook zelf te ontwikkelen tentoonstellingen kunnen geplaatst worden in musea waar een collectie-inhoudelijke band mee bestaat.

De geschiedschrijving van het Pijpenkabinet als collectie en open museum is nooit af. Het stopt bij het heden, terwijl de toekomst nog alle beloftes in zich heeft. Alle factoren die samen het museale functioneren bepalen zoals collectioneren, bestuderen, bewaren en tonen voor doeleinden van studie en genoegen, moeten in ieder geval voortgaan. In welke vorm en in welke mate dat valt nog te bezien. Dat is afhankelijk van zowel eigen prioriteiten als van de maatschappelijke ruimte die daarvoor geboden wordt.

 

© Benedict Goes, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2010.