Boekbespreking: Rauchzeichen: Meissener Porzellanpfeifen zwischen Tabakdunst und Pfeifenkunst, Keramos, 2021.
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2021
Uitgever:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)
Beschrijving:
Behandeling van de monografie van Walter Morgenroth over achttiende eeuwse porseleinen pijpen met de fabriek Meissen centraal.
Als dubbel nummer van het vakblad Keramos verscheen deze maand een buitengewoon interessante monografie over de tabakspijp van porselein. Auteur is Walter Morgenroth, kenner op het gebied van de porseleinen pijp bij uitstek. Reeds in 1989 publiceerde hij onder de titel Tabakpfeifen Sammeln, Kunstwerke in Porzellan een monografie over dit onderwerp, toen al baanbrekend.[1] Het nieuwe boek is met 240 pagina’s lijviger dan het oude (afb. 1). Daarnaast is het rijk geïllustreerd met prachtige heldere full colour foto’s. De publicatie verscheen in het vakblad van het Duitse Gesellschaft der Keramikfreunde. Al sinds 1958 stimuleert deze kring wetenschappelijke studies van de keramiek met historische of artistieke grondslag. Hun twee jaarlijkse uitgaven worden gekenmerkt door uiterst Gründliche artikelen. Het nieuwe boek is daarvoor representatief. Het is ingedeeld in vijf hoofdstukken met een chronologische aanpak en richt zich op de pijpenproductie bij de Könichlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur in Meissen met nadruk op de achttiende eeuw.
Hoofdstuk I (p. 5 - 20) behandelt als inleiding de geschiedenis van het roken vanaf de ontdekking van Amerika tot aan de introductie van de porseleinen tabakspijp aan het begin van de achttiende eeuw. Dat verhaal staat feitelijk los van het thema van de publicatie maar is bijzonder vanwege de aanpak. Morgenroth nam niet de bestaande historische overzichten klakkeloos over maar bestudeerde de oorspronkelijke gedrukte bronnen, waarbij hij vooral lette op de vermeldingen van het rookgerei dat in die tijd in gebruik was. Achtereenvolgens passeren bekende en onbekende titels voorzien van kanttekeningen over wat de auteurs indertijd signaleerden en welke mening Morgenroth daarover is toegedaan (afb. 2). Overigens verschilt deze inleiding qua opzet niet veel van de uitgave van 1989, al zijn talloze observaties nauwkeuriger of beter uitgewerkt.
Hoofdstuk II (p. 21 - 32) gaat over de start van de porseleinfabriek op de Albrechtsburg in Meissen onder patronaat van Friedrich August II keurvorst van Saksen. In die eerste periode ontwikkelde uitvinder Johann Friedrich Böttger (1682-1719) de voorloper van het porselein. De uitvinding daarvan startte voor Europa in 1710 met proeven die uiteindelijk leidden tot een protoporselein, aanvankelijk nog met een roodbruine scherf algemeen bekend als Böttger-steengoed. Morgenroth bewijst dat de tabakspijp vanaf het eerste begin een artikel met een zeker belang was. Er werd zelfs in 1711 een afzonderlijke fabriek gesticht voor Böttgerpijpen naar Gouds voorbeeld (12). Dat bedrijf bleek al snel niet rendabel, aangezien de steelpijpen door de hoge temperatuur in de oven kromtrokken. Alternatief wordt de manchetpijp met een vormgeving naar de Turkse mode (10, afb. 3). Toch lezen we dat in 1719 maar liefst 7650 pijpen op voorraad staan, waarmee een aanzienlijke pijpenproductie niet te ontkennen is. Het verhaal van Böttger’s strijd het porselein te perfectioneren en de eenzame opsluiting die hij daarvoor moest ontberen leest als een spannend verhaal. De uitkomst is uiteindelijk positief, al duurde het nog even eer de porseleinscherf van gelig naar volmaakt wit transformeerde. Die laatste fase, zo rond 1724, maakte Böttger zelf niet meer mee.
Hoofdstuk III (p. 33 - 86) besteedt aandacht aan de ontwikkeling van de beschilderde porseleinen pijpenkop onder leiding van Johann Gregorius Höroldt (1696-1775). Vanaf 1723 heeft hij een eigen atelier en richt zich een leven lang op het uitbreiden van het kleurenpalet en het bedenken van schilderdecors. De stijl is aanvankelijk sterk aan die van het Oosterse porselein gerelateerd. Het laat voor de Europese smaak favoriete decors zien. In de vroegste periode onderscheidt de Könichlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur reeds vier kwaliteiten porselein, waarbij de beschildering uitgebreider wordt naarmate de kwaliteit van het stuk hoger is. De vroegste pijpenkoppen, uit de jaren 1720 en 1730, vertonen Indische of Indianische Blumen, die over de pijpenkop heen gestrooid zijn met het accent op de voorzijde (16-19). Het palet is aanvankelijk beperkt aangezien nog lang niet alle kleuren konden worden toegepast vanwege de brandtemperatuur. Als specialiteit wordt de afwerking met goudverf genoemd. Het bloemendecor wordt vervolgd met Japanische Figuren ofwel Chinoiserieën (20, 21, 26).
De beutelförmige ofwel zakvormige pijpenkop overheerst in die periode, altijd gemonteerd met een klepdeksel en steelhouder van zilver of verguld messing. Men spreekt in de jaren 1740 van de façonpfeife, een modieuze luxe pijp die aansluit bij het roken in huiselijke kringen. Het beschilderde landschap met veel goud is de duurste soort. Een merkteken wordt in die periode nog niet toegepast, er was nog geen sprake van enige concurrentie. In chronologische volgorde passeren in de publicatie fraaie, gezaghebbende producten die getuigen van een steeds grotere liefde van decoreren (afb. 4). Daarnaast vindt een uitbreiding van het modellenbestand plaats inzonderheid met Ulmformen (31, 47-49, 51, enz.) en de originele Leuchter Tyllen (62-66).
Hoofdstuk IV (p. 87 - 161) is het langst en behandelt de figurale porseleinen pijp onder leiding van Johann Joachim Kändler (1706-1775). Deze vakman kreeg zijn aanstelling als modelleur in 1731. In tegenstelling tot de decorateur Höroldt is Kändler vooral vormgever, misschien beter aan te duiden als beeldhouwer. Zijn originele fantasie en grote vaardigheid tot modelleren zorgde voor een nieuw hoogtepunt in de fabrieksgeschiedenis
Het hoofdthema in deze paragraaf is de portretpijp waarvan het eerste voorbeeld (67) al van vóór de aanstelling van Kändler dateert. Dit type pijp wordt gevolgd door hoofden van mannen en vrouwen, inclusief karakters als Judengesicht (70-72), Husarenkopf (75) of meer specifiek de hofnarren Frölich (84) en Schmiedl (85). Tot de tweede ontwerpverdiensten behoren figurale scheppingen met een nog vrijere vormgeving als een leeuw met rococo schild (74), zittende beren (87-88, 125) of liggende honden (89, 98, 99, 124). Gekunstelder maar buitengewoon interessant zijn een zakvormige kop met enkele dierenkoppen (76), een jachtvoorstelling (81) of een pijp met vier gezichten (93). Vanaf 1770 domineert het hoofd met tulband in talloze varianten, meest vrouwen maar ook enkele mannen. Juist door de populariteit van de Turkenkop is het mogelijk talloze varianten te vergelijken, waarbij de auteur knappe toeschrijvingen aan andere fabrieken en zelfs modelleurs weet te bewijzen.
Een wonderlijk hoogtepunt is de vulgaire uitbeelding van een naakt mannetje met geweldige halskrop die probeert te poepen (116, afb. 5). Eerder bedachte modelleringen worden in latere tijden regelmatig opnieuw geproduceerd, voorzien van een aangepaste beschildering, soms ook met een verandering in het model. Naast eigen ontwerpen corrigeerde Kändler het werk van collega ontwerpers uit de fabriek. Voor de tabakspijp is Johann Gottlieb Ehder de belangrijkste assistent. De carrières van deze en andere personen zijn te volgen in de unieke bewaard gebleven Arbeitsberichte die verslag doen van het scala aan werkzaamheden dat bij deze fabriek verricht werd.
Dit hoofdstuk geeft ook een vergelijk met producten van andere fabrieken die de kunst van het porselein maken inmiddels hebben afgekeken. Dat levert een visie in breder perspectief op. De paragraaf sluit af met een nomenclature van de in die periode gemaakte ontwerpen. Zij komen uit het zogenaamde Ältestes Formenbuch dat 140 modelnamen vermeldt. Vastgesteld kan worden dat hierbij geen pijpen voorkomen uit de eerste veertig jaar van de fabriek. Morgenroth blijkt knap in staat het merendeel van de omschrijvingen aan overgeleverde pijpenkoppen te koppelen.
Hoofdstuk V (p. 162- 214) tenslotte behandelt de Meissener pijpenproductie vanaf 1790 onder invloed van de zogenaamde gezondheidspijp waarmee de pijp met een vochtzak of vochtsluis bedoeld wordt. Het gaat om een pijpenkop van de Holländische Sorte, dus gebaseerd op de Goudse kleipijp, maar met een kort steeltje (afb. 6). In dat tijdvak staat de fabriek onder leiding van Camillo graaf Marcolini-Ferretti (1739-1814) die in 1774 aantreedt, ongeveer op het moment dat Höroldt en Kändler overlijden. Marcolini blijft tot 1814 in functie maar is eerder bedrijfsvoerder dan artistiek leider. Het is de tijd van het zogenaamde Sanitätsgeschirr, porselein waarvan het glazuur geen lood meer bevat. De consument is ten opzichte van de gezondheid beduidend kritischer geworden en hecht belang aan het Bleifreie Gesundheitsporzellan. Het is voor het eerst dat het nadelige effect van lood in het porselein in de pijpenliteratuur ter sprake wordt gebracht.
In die periode ebt het aspect vormgeving bij de tabakspijpen geleidelijk weg en speelt het schilderwerk de eerste viool. Inmiddels is de fabriek uitgegroeid tot zo’n honderd schilders met een palet van 35 kleuren. De omvang van de pijpenproductie is tot het tienvoudige gestegen in vergelijk tot de achttiende eeuw, de productie ligt dan op ongeveer 1500 pijpenkoppen per jaar. De meeste schilderingen kenmerken zich door een silhouetachtige contour afstekend tegen het witte porselein fond (168). De dekselband die het metaal in de pijpenkop vervangt, is ook onderdeel van het streven naar gezondheid. Geleidelijk breekt het tijdvak aan waarin de Königliche Porzellan Manufaktur in Berlin gaat overheersen. Die fabriek produceert per jaar circa één miljoen pijpenkoppen waarvan de helft als witgoed elders beschilderd wordt. Die immense activiteit stelt de Könichlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur al snel in de schaduw.
Tot zover beknopt over de inhoud. Vergelijken we het nieuwe boek met Morgenroth 1989 dan zien we dat in dertig jaar tijd de kennis zich geweldig heeft vermeerderd. Na het eerste porseleinboek is Morgenroth energiek doorgegaan om feiten te verzamelen om de porseleinproductie verder te ontrafelen en te doorgronden. Dat heeft tot een geweldig resultaat geleid, in meerdere opzichten. Met de nieuwe informatie zijn veel gedachten vastomlijnde kennis geworden die weer geleid heeft tot nieuwe hypothesen en aanvullende conclusies. Dankzij dit nieuwe werk zijn wij in staat de geschiedenis van de porseleinen pijp te doorgronden en in de porseleinproductie van de achttiende en vroeg negentiende eeuw te plaatsen. Bovendien is zij nu gerelateerd aan de grote namen uit de geschiedenis van de beroemde Porzellan-Manufaktur van Meissen. De vier hoofdrolspelers zijn Böttger, Kändler en Höroldt en vervolgens Marcolini, die het voorkomen van het edele product van de koninklijke porseleinfabriek Meissen ieder op hun eigen wijze hebben bepaald. Daaromheen zwermen talloze verdienstelijke modelleurs en vakbekwame schilders die het product gestalte hebben geven omdat zij de serieproductie realiseerden. Onvermijdelijk proef je in het laatste hoofdstuk dat Morgenroth met de beschilderde stummel van de na-Napoleontische tijd zijn interesse wat verliest. Hoewel de geschiedenis prachtig beschreven is, zijn de passie voor kleur en vorm al wat verbleekt.
Het bleek mogelijk dit boek te schrijven dankzij het unieke gegeven dat van de Meissen fabriek nagenoeg het complete fabrieksarchief bewaard is. Dit bedrijfsarchief blijkt ongekend gedetailleerd met de datum van elk nieuw ontwerp tot de persoonlijke achtergrond van het personeel toe. Duidelijk wordt tevens dat dit leidinggevende bedrijf ook wat betreft de porseleinen pijp de stimulans heeft gegeven aan de ontwikkeling zoals die is geweest en zoals die ook duidelijk in dit boek ontvouwd wordt.
In zijn betoog, dat gebaseerd is op uiterst gedegen archiefonderzoek, vervlecht Morgenroth op geraffineerde wijze zijn veelzijdige kennis die voor de porseleinen tabakspijp relevant is. Soms is die gebonden aan de ontwikkelingen van de techniek, zoals de eigenschappen van scherf en de mogelijkheden van het glazuur. In andere gevallen wordt duidelijk dat het product sterk beïnvloed wordt door de mode en levensstijl van de doelgroep. Daarnaast duidt de auteur de invloed van de economie, van de tabaksteelt, de tabakshandel en de accijnzen. Die verschillende verhaallijnen worden op knappe wijze tot een hoofdlijn vervlochten en zorgen voor een consistent betoog dat je door de geschiedenis zuigt. Je leert de hoofdpersonen in het ontwerpen en het uitvoeren persoonlijk kennen en maakt kennis met de gecompliceerdheid van het porselein als product om te maken. Vaak is de omstandigheid moeizaam, zeker wanneer deze wordt gefrustreerd door oorlogen, bezettingen en andere onrusten in de streek waar de fabriek stond. Het sterkste voorbeeld is de zevenjarige oorlog (1756-1763), dan ligt de fabriek geheel stil. Ook bedrijfsspionage is een stagnerende factor, in de beginperiode worden de gebouwen permanent door zo’n veertig soldaten tegen spionage bewaakt!
Kijken we naar de illustraties dan is slechts een klein deel ook in de eerste publicatie gebruikt, in die periode nog grotendeels in zwart-wit. Dat betreft zo’n dertig van de 170 afgebeelde pijpen. Vooral nieuw is de dominantie van een particuliere collectie uit München die in de laatste drie decennia is aangelegd. In die belangrijke verzameling is een vrijwel compleet overzicht van de vroege porseleinen pijp aanwezig die door Morgenroth zorgvuldig bestudeerd en liefdevol beschreven werd. De onderhavige publicatie laat uit die collectie maar liefst negentig exemplaren zien. Verder stammen 25 voorbeelden uit particulier bezit. Niet onbelangrijk is ook het deel uit museale collecties, waarbij het stadsmuseum in Regensburg en het Amsterdam Pipe Museum domineren met ieder zeven exemplaren. Uit de befaamde collectie Rothschild worden zes pijpen afgebeeld. Ook het veilingwezen fourneerde flink wat illustraties. Veel afgebeelde pijpen zijn van een uitnemende schoonheid en sommige ontwerpen overstijgen wat wij decennia lang niet hebben durven hopen dat ooit zou hebben bestaan. Het gaat om hoogtepunten op het gebied van de vormgeving, de voorstelling en de wijze van beschildering, drie speerpunten van de Könichlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur om tot de hoogste kwaliteit te komen.
Na het genoegen van het lezen zoekt iedere kritische recensent naar punten van verbetering. Die blijken minor. Zo was voor de buitenlandse lezer een landkaart met de Beierse fabrieken praktisch geweest al is het begrijpelijk dat Morgenroth zelf daaraan geen behoefte heeft. Ook het in schema brengen van de fabrieken met een tijdbalk van hun activiteit zou bijgedragen hebben om de unieke voorloop positie van Meissen in de eerste fase te illustreren. Jammer is verder dat talloze andere pijpen die in het betoog nog ter sprake komen niet afgebeeld worden. Als lezer zou je die dolgraag willen zien, maar dat lag blijkbaar niet binnen het bereik. Tenslotte ontbreekt een register voor snel naslaan van personen of zaken.
Samengevat heeft het boek hetzelfde thema als Morgenroth 1989. Inmiddels is de inventariserende fase van de jaren tachtig voorbij die ons een overzicht van de porseleinen pijp opleverde. Thans is de structuur achter de nijverheid tot in de details ontrafeld en worden de meest interessante verdiensten gepresenteerd. Dat verhaal is alleszins overtuigend en leest als een trein. Dankzij de niet aflatende energie te zoeken naar ontbrekende pijpenkoppen en deze te interpreteren aan de hand van het royaal aanwezige archiefmateriaal is na dertig jaar voortgaande studie een glashelder beeld ontstaan van de ontwikkeling van de porseleinen pijp over een tijd van ruim een eeuw. Dat de Könichlichen Sächsischen Porzellan-Manufaktur daarin de toon aangeeft is niet verwonderlijk. Morgenroth concludeert aan het slot van het boek terecht dat de porseleinen pijp zich als typisch Duits Kulturgut een plek heeft veroverd in de wereldwijde geschiedenis van het roken. Daarmee is de Meissen pijp een cultuurhistorisch document van de Genusskultur geworden. Ik zou daar aan toe willen voegen: van de Hofkultur gezien het exclusieve karakter.
© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2021
Noten
[1] Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln - Kunstwerke in Porzellan, Laterna Magica, München, 1989, 216 pagina’s. Zie ook: Don Duco, Boekbespreking: Walter Morgenroth, Tabakpfeifen Sammeln - Kunstwerke in Porzellan, München, 1989, Amsterdam, 1990.