Boekbespreking: Pipes, bestandscatalogus Tobacco and Salt Museum, Tokio, 2006.
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2007
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Beschrijving:
Bespreking van de gedrukte pijpencatalogus van het Tobacco and Salt Museum in Tokio verschenen in 2006.
Twee tot drie maal per jaar blader ik door de bestandscatalogus Japanse pijpen van het Tobacco and Salt Museum in Tokio.[1] Dit boek biedt met meer dan duizend foto’s een fantastisch overzicht van de collectie kiserus in dat museum. De verzameling is zo uitgebreid dat ik lang gedacht heb dat deze zich niet in één museum kon bevinden. Uiteindelijk is een keer door een van de conservatoren bevestigd dat dit materiaal werkelijk in de reserves van hun museum staat opgeslagen. Nu is een vervolg op de serie bestandscatalogi pijpen uitgekomen. Daarin wordt de niet-Japanse pijpencollectie behandeld. Dat boek heeft exact het A-4 formaat, telt 232 pagina’s en is rijk geïllustreerd met meer dan 800 kleurenfoto’s die tezamen ruim 1200 objecten illustreren.
Qua opzet is de nieuwe publicatie gelijk aan het gemelde kiseru boek en de andere bestandscatalogi van dit Japanse museum.[2] Het start met een zeer beknopte inleiding. Hoofdmoot is de presentatie van de collectie in foto’s, voorzien van een minimale referentie. Achteraan belicht een hoofdstuk de cultuurhistorie van het verzamelgebied (p 177-185). Deze is natuurlijk niet te lezen zonder kennis van de Japanse taal, maar enkele illustraties geven een globale indruk. Beknopt is het absoluut, de wereldgeschiedenis van de pijp in ruim zeven pagina’s. Dat geldt ook voor de literatuurlijst die met twaalf titels in Latijns schrift naast de vier zeldzame deeltjes van het Field Museum in Chicago slechts enkele algemene werken over antieke pijpen in verschillende talen bevat. Tot slot is er een tabel (p 186-231) waarop alle afgebeelde pijpen nogmaals staan opgesomd. Het enige dat hieruit is op te maken is de lengtematen en globaal bij de helft een eeuwaanduiding, sporadisch staat een exact jaartal vermeld. De fotopagina’s staan op kunstdrukpapier, het slothoofdstuk met bijlages op mat papier en dat geeft een prettige tweedeling.
De volgorde in de catalogus is gerangschikt naar materiaalgroep. Deze loopt van klei en porselein via meerschuim en hout naar kleinere eenheden die ook niet zo gedefinieerd zijn. Glas, maiskolf en kalebas zijn duidelijk, de etnografische objecten zijn wat diffuser gegroepeerd. Doordat de verzamelgebieden gescheiden gepresenteerd worden, kun je gemakkelijk vaststellen hoe deze zich tot elkaar verhouden. Klei en porselein maken een kwart van de collectie uit, nader onderverdeeld in twintig procent voor klei en circa vijf procent voor porselein. De houten pijpen omvatten 35 procent van het pijpenbezit, meerschuim tien procent. De etnografische collecties tenslotte beslaan de overige circa dertig procent.
De indrukwekkende monografie over de kiserus indachtig heeft deze bestandcatalogus een totaal andere uitstraling. Nu gaat het niet om voor ons exotische objecten waarover wij te weinig weten, maar over de rookpijp in mondiaal perspectief die bij ons goed bekend is. Kennelijk is materiaal uit Europa en de rest van de wereld voor Japanners lastig te verzamelen, waardoor juist de meer courante pijpen zijn aangeschaft. Dat blijkt al snel want er is weinig afgebeeld dat zeldzaam is. Wel zijn er in detail onverwachte vondsten. Zo komen enkele Bordollo pijpen (24/138) in geen enkele Europese verzameling voor. Ook sommige Hollandia pijpen zijn op de Nederlandse markt buitengewoon schaars (25/152-160).
De porseleincollectie is kwalitatief beduidend minder. Daar treffen we slechts één achttiende eeuwse kop aan met eekhoorn (49/82). Het verdere materiaal dateert overwegend uit de tweede helft van de negentiende eeuw of zelfs nog later. De bloei van het schilderwerk op porselein uit de biedermeiertijd is slechts met één exemplaar vertegenwoordigd (48/76). Ook de deelverzameling meerschuim is wat teleurstellend. Ten eerste is deze wonderlijk gepresenteerd met allereerst gesneden, meest figuraal werk uit de laat negentiende en twintigste eeuw en met een korte steel, gevolgd door overwegend vroegere pijpen met een lange steel. De reden voor die keuze is niet duidelijk. Vooral in dit collectieonderdeel zoek je tevergeefs naar vroeg en vooral artistiek snijwerk of een spectaculair groot exemplaar. Helaas komen onverwachte vondsten in deze sectie niet voor.
De afdeling hout is met ruim 400 voorwerpen veruit de grootste groep. Deze is zo mogelijk nog wat verzaaider, omdat hierin ook enkele etnografische onderwerpen zijn meegepakt. Zo staan vier bijzondere Xhosa-pijpen tussen het Europees goed afgebeeld (77/14), terwijl er zelfs moderne Indiase hasjpijpen geïllustreerd worden (81/67). Soms is materiaal ook onbegrepen en wordt met alleen een montage een complete pijp gesuggereerd (87/101). Het hout wordt gedomineerd door twintigste eeuws bruyère uit diverse landen. Opnieuw lijkt geen selectie op maker noch op kwaliteit te zijn gemaakt. Misschien zijn het wel relatiegeschenken van Japanse of buitenlandse bezoekers die in de museumcollectie terecht zijn gekomen.
In sommige collectieonderdelen signaleren we leemtes, terwijl in andere gevallen de verzameling overcompleet is. Wat te denken van de maiskolfpijpen waarvan alle denkbare modellen in de verzameling voorkomen, zij het alleen modern waardoor het tijdsperspectief ontbreekt (p 141-142). Daarnaast treffen we onzuivere objecten aan. Een wonderlijk bouwsel is een overigens prachtige kop van een zilveren waterpijp uit Perzië die gemonteerd is op een pijpenkop van de Karen of Lisu uit Thailand die een half continent verderop leven (148/31). Met een gefantaseerde opgaande steel uit diverse onderdelen samengesteld wordt het een dwaas voorwerp. Wat is de functie van een dergelijk object in een museumverzameling anders dan deze educatief te gebruiken om te tonen hoe het niet hoort. Was het niet logisch alleen de kop in de catalogus op te nemen?
Tegen het einde wacht ons nog een aangename verrassing. Bij het Tobacco and Salt Museum zijn twee verzamelgebieden duidelijk sterk: de precolumbianen en de Amerikaanse Indianen, al zijn zij ver in het boek weggestopt (p 155-160 en 161-167). Van de eerste is een mooi overzicht aanwezig in kwalitatief hoogwaardige stukken, vooral Michoacan en Mixteeks. Onduidelijk blijft waar en wanner dit materiaal is aangeschaft. Manco zijn de vroegste buisvormige pijpen, die overigens vooral Zuid-Amerikaans zijn. Wat betreft de Noord-Amerikaanse Indianenpijpen is er een keur aan calumetten (15 stuks) en tomahawks (12 stuks). Zij worden keurig afgebeeld al staan zij qua tijd wat door elkaar. Een prachtige Haida is de hekkensluiter van het hoofdstuk. Sterk is verder de verzameling Filipijnse pijpen, begrijpelijk gezien de ligging van Japan (p 169-174).
Eén pagina beeld ik af om te illustreren dat met de presentatie van het materiaal soms toch een loopje wordt genomen. Pagina 33 is de start van de afdeling porselein, eventueel ceramiek als je het breder wilt zien. Op die eerste pagina treffen we nogal wat onverwachte zaken aan. Rechts boven staat een Staffordshire, links een moderne pijp van Adrie Moerings uit Gouda, de relatie is niet duidelijk. Daaronder is een bruingerookte doorroker te zien met ernaast een ongerookte zwarte pijp van moeraseik. Daar weer onder zien we links een graffiti-pijp, een bruyèrepijp in vermomming van lak in bonte kleuren, overigens is deze wel correct gedateerd op 1997. De eerste pijp van porselein is van de Royal Copenhagen. Rechts onder tenslotte begint het hoofdstuk met een echte porseleinen pijp van een man die uit een vat drinkt. Wat is de relatie tussen al deze pijpen? Gelukkig gaat het hoofdstuk verder in porselein over al zit daar ook Burmees souvenirgoed bij (p 34).
Het Tobacco and Salt Museum is in 1973 gesticht, de catalogus is dus het resultaat van ruim dertig jaar verzamelen. Dat komt neer op een gemiddelde aanwas van zo’n veertig stukken op het deelgebied niet-Japanse pijpen. Het materiaal overziend vraag je je af wat het criterium voor de aankopen is geweest. Het streven was zeker niet om representatieve voorbeelden van rookgerei samen te brengen, zoals we dat bijvoorbeeld van het Seita-museum in Parijs kennen. Eerder ging het over de verbazing van de vormvariatie, terwijl leeftijd geen enkele rol lijkt te spelen. Gevolg is dat er veel massa is aangeschaft maar met onvoldoende kwaliteit.
Het is lastig te begrijpen hoe de Japanner tegen het niet-Japanse materiaal aankijkt. Duidelijk is dat dit boek, evenals de feitelijke verzameling is samengesteld zonder werkelijke expertise. Men was niet op de hoogte hoe je een exclusieve overzichtscollectie opbouwt en welke kennis je daarvoor nodig hebt. Enkele conservatoren heb ik de afgelopen jaren ontmoet waarbij ik nooit begrepen heb welke selectiecriteria zij hanteren. Het lijkt erop dat zij de handelaren die het materiaal aanbrachten vertrouwden en hun voorzet tot aankoop volgden. Collectioneren is echter iets anders, het is de kunst het beste te zoeken en uit de massa van het aanbod een selectie te maken van objecten die representatief zijn voor een volk, streek of tijdperk. Kwaliteit en gaafheid zou een eerste uitgangspunt moeten zijn, ouderdom moet zeker aandacht hebben om enig historisch overzicht te bieden. Afgewogen vormgeving of ultieme schoonheid kunnen een aankoop uit esthetisch oogpunt rechtvaardigen. In het museum in Tokio werkt dat in ieder geval niet zo.
Gezien de staat van de objecten heeft het museum geen restaurator in dienst. Dat betekent dat de voorwerpen in hun oorspronkelijke hoedanigheid zijn gelaten. Nadeel daarvan is dat talloze stukken incompleet of slecht onderhouden zijn. Dat geldt vooral voor de uitgebreide sectie bruyèrepijpen met soms onsmakelijk verkleurde mondstukken. Aan de andere kant stralen zij wel de charme van het berookte gebruiksvoorwerp uit.
De indrukwekkende reeks catalogi van het Tobacco and Salt Museum is met deze nieuwste loot weer verder uitgebreid. Helaas is dit jongste deel niet het beste. Het toont vooral wat je als museum niet wil hebben en de lezer zoekt tevergeefs naar objecten die bekoren door schoonheid of die van grote zeldzaamheid zijn. Door de rommelige opzet en gebrek aan objectinformatie maakt dit boek een chaotische indruk en dat degradeert het tot een prentenboek. Je springt van land naar land en weer terug, maar je weet niet goed wat je eigenlijk te zien krijgt. Helaas moet ik concluderen dat dit museum andere prioriteiten stelt dan wij Europeanen. Gelukkig geldt dat niet voor de invulling van het Japanse verhaal. Dat presenteert het museum wel op uitnemende wijze mede door de uitgave van uitgebreide catalogi. Met een lage verkoopprijs van omgerekend ongeveer dertig euro krijgt de promotie van de collectie met de uitgave van dit boek wel een stimulans. Het is echter de vraag hoe dat wereldwijd zal worden ontvangen en of dat het aanzien van het museum goed zal doen.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2007.
Noten
[1] Anoniem, Kiseru; collection of traditional pipes of Japan, Tokio, zonder jaar (c. 1980), 284 pagina’s.
[2] Catalogue tabakobons, Tokio, z. jr., Kiseruzutsu, Tokio, 2005. Catalogue of prints illustrating the various aspects of tobacco and salt, Tokio, 1984, Tobacco Designs of Japan, Nihonno Tabako Dezain, Tokio, 1985, Posters of Tobacco and Cigarettes, Tokio, 1987, Tabako Ire, Tobacco pouches, Tokio, z. jr.