De pottenbakkers van Gouda 1570-1940 en hun betekenis voor de geschiedenis van de Nederlandse keramiek
Auteur:
Don Duco
Originele titel:
Boekbespreking: De pottenbakkers van Gouda 1570-1940 en hun betekenis voor de geschiedenis van de Nederlandse keramiek
Jaar van uitgave:
2012
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Tijdschrift:
Nieuwsbrief Pijpenkabinet
Beschrijving:
Boekbespreking van de publicatie van Adri van der Meulen en Paul Smeele over de Goudse pottenbakkersnijverheid en hun producten.
De meest recente publicatie van het schrijversduo Van der Meulen en Smeele is de parel in hun onderzoek naar de Nederlandse keramische bedrijven geworden. Nadat de Brabantse pottenbakkers al in de jaren 1980 hun aandacht kregen, verrichtten deze bevlogen keramiekverzamelaars onderzoek naar diverse Nederlandse productiecentra over meerdere eeuwen. Van het Friese kerfsnee-aardewerk tot een moderne pottenbakkerij zoals de Adco maakten zij een publicatie in boekvorm. Toch ligt hun passie duidelijk bij het gebruiksaardewerk en dat wordt met dit lijvige en rijk geïllustreerde boekwerk zeker bewezen.
De nieuwe publicatie is in drie periodes opgedeeld en iedere periode start vrij ongebruikelijk met een hoofdstuk waarin de pottenbakkers als persoon worden voorgesteld. In deze persoonlijke introducties maak je kennis met de hoofdrolspelers van de Goudse pottenbakkersnijverheid. Van dichtbij leer je hun handelen kennen en beleef je de bijna benauwende familiebanden. In hun onderzoek hebben de auteurs niets over het hoofd gezien, zij kunnen zelfs van een bepaalde pottenbakker vaststellen dat hij bijna blind was. Al lezend ontvouwt zich een web van kennis over de families in deze specifieke bedrijfstak, boeiend en maximaal gefacetteerd. Deze reis van lotgevallen schetst het historisch kader van de Goudse werkplaatsen. Het laat niet alleen zien wie deze lieden waren en hoe zij werkten maar onthult ook de eenvoud van de bedrijfstak, de handelsstructuur inclusief. Omdat de Goudse pottenbakker zich aanpast aan veranderende omstandigheden, vaak net voordat het te laat was, werd over bijna vier eeuwen geschiedenis geschreven. Omwille van de leesbaarheid is bepaalde specifieke kennis in staatjes samengebracht, zoals het fenomeen ovensteen en de leveringen daarvan of het patroon van huwen en hertrouwen.
De overige hoofdstukken behandelen de fabrieken en hun producten. Aanvankelijk waren de Goudse pottenbakkerijen betrekkelijk kleine werkplaatsen waar de ambachtelijke kennis van generatie op generatie werd doorgegeven, een enkel maal afgewisseld door een investeerder. De bedrijven waren in de Goudse binnenstad gesitueerd met de Raam als voornaamste gracht. De continuïteit van deze pottenbakkerijen werd in eerste instantie gegarandeerd door de inkomsten van de pijpenmakersbazen die hun potten met pijpen er lieten bakken. Daarnaast kwam een kwaliteitsartikel tot stand bestemd voor huishoudelijk gebruik. Dit pottengoed kende een grote mate van standaardisatie zowel in vorm als uitvoering en de productieomvang was al gauw bovenregionaal. Vooral naar Amsterdam vond verscheping plaats. Tot 1630 werd het Goudse product overwegend in groen loodglazuur uitgevoerd. Vervolgens leverde men aardewerk in geel en groen om in de achttiende eeuw overwegend geel goed te produceren. Enkele bedrijven specialiseerden zich in industrieaardewerk, eerst pijpenpotten later keramiek voor de suikerbakkers.
De auteurs weten een opzienbarende hoeveelheid informatie uit de archieven te destilleren en kunnen de geschiedenis van de Goudse ceramiek daardoor helder duiden en in een breed kader plaatsen. Thema's als locatiekeuze, inrichting van de werkplaats en gebruikte gereedschappen en materialen komen aan bod. Daarnaast duiden zij de rol van het pottenbakkersgilde, opgericht in1683, en schetsen hoe die corporatie een egalitaire tendens bracht met gelijke mogelijkheden voor iedereen. Ook de economie van de bedrijfstak komt ter sprake, zoals de introductie van de klacht die er voor zorgde dat bij te grote voorraden in een bepaald bedrijf de leveringen ook van daar uit werden verricht. Dit was mede mogelijk omdat het product sterk gestandaardiseerd was. Zo konden de Gouwenaars snelle levering garanderen terwijl prijsbederf achterwege bleef. In het betoog spelen ook de sociale aspecten, zoals de positie van de vrouw in deze bedrijfstak en de verhouding tussen baas en knecht, een rol.
In het eerste deel van het boek vestigt zich het beeld, in deel twee klink langzaam de verfijning door. Aangezien veel archiefonderzoek is gedaan gecombineerd met een scherpe blik naar de bestaande bronnen is de insteek steeds grensoverschrijdend. Dat wordt nog versterkt omdat het onderzoek verankerd is in de Nederlandse pottenbakkersnijverheid zoals ook uit de ondertitel van het boek blijkt. Een rekest van de pottenbakkers in Holland is bijvoorbeeld uitgangspunt de positie van Gouda met andere centra te vergelijken en de lokale bedrijven te schetsen en te duiden. Uiteraard gebeurt dit steeds in het licht van de twee andere grote centra: Friesland en de plaatsen Oosterhout en Bergen op Zoom in Brabant. Ieder aanknopingspunt wordt ad fundum uitgezocht en helder geformuleerd.
Juist in de landelijke vergelijking blijkt de uitzonderingspositie van de Goudse pottenbakkersnijverheid. Zo ontspint zich een boeiend web van economische patronen dat zich over heel Nederland uitspreidt. Dat beeld wortelt in het spanningsveld tussen vraag en aanbod, modellenassortiment en gebruiksfunctie, handelsfaciliteit en -belemmeringen. Het verhaal beperkt zich overigens niet tot de nijverheid en haar producten sec, maar is zelfs verankerd in schippers en kooplieden. Een perfecte synthese dus tussen de archivalia en de andere bronnen in een heldere sprekende taal, staccato, zonder gezeur, eerlijk en open in wat nog niet bekend is met onvermijdelijk hier en daar een kritische noot naar bestaande publicaties.
Naast de oorspronkelijke lotgevallen en de historische lijn van de bedrijfstak is er nog het product zelf. De auteurs zijn als kenners van aardewerk uit alle streken als geen ander in staat dit materiaal te duiden en de archiefgegevens op een unieke en heldere wijze aan het materiaal te koppelen. Zo komen zij tot scherpe functieomschrijvingen en een bruikbare periodedatering. Ondanks het bestaan van de soortnaam Gouds aardewerk, was er over het Goudse product zelf nauwelijks iets bekend. De archeoloog onderscheidde geen Gouds product tegenover pottersgoed uit andere Hollandse steden als Leiden, Rotterdam of Amsterdam. Die leemte is met deze publicatie nauwkeurig ingevuld. Voortaan kan de archeoloog zijn vondsten exacter duiden naar gebruik, herkomst en datering.
Een belangrijke verandering in het Hollandse grofaardewerk komt in de tweede helft van de achttiende eeuw met de import van keukengoed uit Duitsland dat bekend wordt als Frankforter aardewerk. Frankforts goed is gemakkelijk hanteerbaar bak- en kookgerei met een vlakke bodem en bandoren. Voor de consument is Frankforter aardewerk positief omdat het stevig is en geen vet doorlaat. Het product is eenvoudig te maken en de Goudse pottenbakkers imiteren dit op grote schaal en dat blijkt hun redding. Met deze uitbreiding voegt Gouda aan de productielijn ook vuurgaand aardewerk voor koken en bakken toe. Deze overgang ondervangt de terugval van de pijpennijverheid die zich vanaf het eind van de achttiende eeuw manifesteerde. De vormsoorten van het Frankforts worden in Gouda zo volledig geïntegreerd dat men vanaf 1870 weer spreekt van Gouds aardewerk en de Duitse oorsprong totaal vergeten is.
Het derde deel van het boek is het fundament van de twintigste eeuwse Goudse fijnaardewerknijverheid en biedt eveneens talloze nieuwe gezichtspunten. Aan het eind van de negentiende eeuw is Gouda het grootste productiecentrum van Nederland. Met de oprichting van de Plateelbakkerij Zuid-Holland in 1898, doet het kunstaardewerk zijn intrede in de Goudse nijverheid. Het traditionele product krijgt dan de aanduiding grofaardewerk tegenover het fijnaardewerk waarvan het plateel de eerste soort is. Gouds plateel blijkt het sluitstuk van de Goudse aardewerknijverheid, niet het begin zoals door zoveel auteurs gesteld is. Ook op die materie geven Van der Meulen en Smeele nieuwe inzichten. En passant wordt zelfs de geschiedenis van Brantjes in Purmerend herschreven, terwijl ook de overgang van de pijpenfabrieken Van der Want en Goedewaagen naar volwaardige ceramische bedrijven wordt toegelicht. De kleinere kunstaardewerkfabrieken die tussen 1920 en 1940 worden opgericht zijn veelal gesticht door werknemers van de oude pottenbakkerijen en zelfs daarmee sluit de productie van het Goudse kunstaardewerk naadloos aan op de eeuwenlange Goudse keramische traditie.
Kortom, het standaardwerk De pottenbakkers van Gouda onthult de gecompliceerde structuur van een lokale nijverheid die een bovenregionale uitstraling bereikte. Door de geschiedenis van de Goudse pottenbakkerijen over meer dan drie eeuwen na te pluizen kwam een discussie op gang over het specifieke van hun producten en vormde zich een volledig nieuw beeld. De auteurs Van der Meulen en Smeele presenteren dit inzicht op basis van een diepgaand bronnenonderzoek naast uitgebreide materiaalstudies. Hun kritische, ongebonden manier van kijken leidt tot het weerleggen van veel kennis. Zoiets is alleen mogelijk als je heel goed ingevoerd bent in een vakgebied en dat is hier twijfelloos het geval. Door zijn fijnmazige behandeling is met dit boek het niveau van een dissertatie bereikt. Na het lezen van De pottenbakkers van Gouda kun je nooit meer onbevangen naar een stuk aardewerk kijken. Het boek laat zich niet in een enkele adem uitlezen, daarvoor is het te lijvig, maar wie de reis langs de bedrijven aangaat en leert zien wat daar werd gepresteerd, zal voorgoed een andere blik op deze materie hebben.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2012.