Aanwinsten tussen oost en west
Auteur:
Don Duco
Jaar van uitgave:
2007
Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet
Tijdschrift:
Nieuwsbrief Pijpenkabinet
Beschrijving:
Afbeelding en besprekig van een bamboe pijp met mannetje en een systeempijp in de vorm van een pistool.
Chinese pijp
Liefhebbers van oude pijpen die geregeld in de antiekhandel rondlopen weten dat vrijwel alle exotische rookpijpen als opiumpijp worden bestempeld. De magische uitstraling van opium, in combinatie met het verbod op gebruik ervan vergroot voor antiquairs het verkoopsucces. Toch is het aantal tabakspijpen uit Azië veel groter dan we zouden denken. Tabak is in vrijwel alle landen van Azië gerookt en heeft er dus ook zijn sporen nagelaten.
Aan het begin van dit jaar verwierf het Pijpenkabinet een opmerkelijke Chinese pijp, die met het gebruik van opium niets van doen heeft. Het gaat om een tabakspijp gemaakt van de wortel van een bamboestruik. In feite is het een type dat algemeen bekend is, zowel in Zuid-China als in Birma. Bijzonder aan deze aanwinst is echter het formaat en de gesneden decoratie. Wat opvalt is niet zozeer de lengte van de pijp van ruim zeventig centimeter, maar wel de dikte van de bamboe die uitloopt in een diameter van acht centimeter. Doorgaans worden voor pijpen jonge bamboescheuten gebruikt die niet dikker zijn dan zo’n twee centimeter, met een steel van ongeveer veertig centimeter.
Aangezien tabak in Azië bij kleine hoeveelheden wordt gebruikt, hebben pijpen doorgaans een kleine ketel. In dit geval is de ketelopening echter beduidend groter: de diameter is ruim een centimeter, terwijl de diepte drie centimeter is. Voor een moderne Europese pijp bescheiden, maar voor Aziatische begrippen een forse inhoud. Voor het gebruikelijke rookpatroon van de Chinees, die fijngesneden tabak van een zware samenstelling rookt, gaat het hier dus met recht om een zware pijp.
Pijpen gemaakt van de takken en wortelstronken van de bamboe genieten in China grote populariteit. De Chinees koestert namelijk belangstelling voor de bijzondere vormgeving uit de natuur en de bamboewortel getuigt daarvan: het ritme waarop de knopen snel op elkaar volgen en de markeringen van de bladaanzet die om en om verspringen geeft de bamboestronk een aantrekkelijk design dat op volstrekt natuurlijke wijze is ontstaan.
Het wortelgedeelte van de bamboe is hier dermate massief dat dit de mogelijkheid gaf tot het aanbrengen van een sculptuur. Aan het einde van de kop bevindt zich een forse vissenkop met geopende bek en vervaarlijke tanden. Een ineengedoken mannetje houdt zich vast aan de vissensnuit terwijl hij met z’n benen de tanden probeert af te weren.
Zoals veel van dergelijke Chinese pijpen werd het bamboehout afgewerkt met metaalbeslag, meestal van messing. Bij deze pijp is dat niet meer aanwezig, maar kleine spijkergaatjes verraden dat rond de ketelopening en op het mutsje van het mannetje zich eens metaalbeslag heeft bevonden, evenals een koperen mondstuk aan het steeleind.
De herkomst van het object is onduidelijk. Via een Haagse handelaar kwam dit voorwerp op de markt en de pijp moet enige generaties in Nederlands bezit zijn geweest. Op de zijkant werd ooit met inkt een collectienummer geschreven. Vergelijkbare stukken zijn nauwelijks voorhanden. Terwijl dergelijke pijpen van de standaardgrootte bij duizenden voorkomen, zijn grote exemplaren van buitengewone zeldzaamheid.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.502
Systeempijp
In de pijpenstad Saint-Claude kochten wij voor de collectie een opmerkelijk pijpje dat moet dateren uit de tijd rond 1920, dus een vroege bruyèrepijp. Ondersteboven gefotografeerd heeft deze pijp onmiskenbaar de vorm van een revolver. Nader beschouwd gaat het om een systeempijp, waarmee droog, koel en hygiënisch roken werd beoogd. Later zijn talloze varianten op dit thema ontwikkeld.
De kop is een zogenaamde néogène, een rond model voortkomend uit de mogelijkheden van de draaibank. De tige is gemonteerd met een zware nikkelen band. Hierin wordt met een schroefdraad de steel bevestigd, eveneens van nikkel. Wanneer die vast zit wordt deze geborgd met een geveerde klem bovenop die met een punt in de steel valt. De vormgeving van de veer vertoont overeenkomst met de trekker van een revolver.
In de steel zit iets bijzonders: het caoutchouc ofwel rubberen mondstuk is verbonden aan een dun benen roer. Deze loopt door de dikke nikkelen steel, die als het ware een isolatiekamer vormt rond het rookkanaal. De benen stift komt uit in een manchet van zacht hout dat een absorberende werking heeft op het vocht in de rook.
De ingeslagen tekst op de manchet vertoont “Breveté S.G.D.G.” (sans garantie du gouvernement). Het is inderdaad een pijp die - met de ingewikkelde constructie van al die materialen - het werk lijkt van een techneut. Dat hij daarvoor een patent heeft aangevraagd is begrijpelijk. Maar het is evenzeer te verwachten dat de uitvinding geen succes is geweest. De productie is zo ingewikkeld, de montage te tijdrovend en de borgklem uiterst onhandig voor de roker. Maar als voorbeeld van een twintigste eeuwse poging iets origineels te maken, is de pijp een welkome aanvulling voor de collectie. Bovendien is het een nieuw en onverwacht voorbeeld van de combinatie pijp-revolver waarvan het Pijpenkabinet reeds een half dozijn voorbeelden bezit.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.550
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2007.